Categorieën
Advies

Advies 2023-12

Polemiek. Klacht is te snel als wetenschappelijke controverse getypeerd. Dat wetenschappers met elkaar debat voeren wil niet zeggen dat daarmee ook alles wat er in dat debat wordt geschreven een wetenschappelijke controverse betreft. Ook in een wetenschappelijk debat kan de wetenschappelijke integriteit worden geschonden.

Print Friendly, PDF & Email

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Tilburg University

Procesverloop

Op 24 oktober 2022 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de TiU (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene 1 en Betrokkene 2].

De CWI heeft het College van Bestuur van de TiU (hierna: Bestuur) op 22 december 2022 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. De overwegingen waarop dit advies berust zijn op 19 januari 2023 vastgesteld.

In het aanvankelijk oordeel van 26 januari 2023 heeft het Bestuur het advies van de CWI overgenomen en besloten de klacht van Verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 15 februari 2023 verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkenen in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.

Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van Betrokkenen en op het verweerschrift van het Bestuur.

Betrokkenen hebben een gezamenlijke laatste reactie ingediend.

Omdat het LOWI Betrokkenen per abuis uitstel van twee weken had gegeven voor het indienen van een laatste reactie – waardoor zij vier in plaats van twee weken de tijd hadden om een laatste reactie te formuleren – heeft het LOWI Verzoeker desgevraagd toegestaan om nog kort te reageren op die laatste reactie voor zover daarin volgens hem feitelijke onjuistheden zouden staan.

Per e-mail van 17 mei 2023 heeft Verzoeker drie punten uit de laatste reactie van Betrokkenen aangestipt die volgens hem onwaar zijn. De
e-mail heeft voor het LOWI geen ander licht op de zaak doen schijnen. Het LOWI zal de e-mail omwille van de transparantie meesturen met dit advies aan het Bestuur en Betrokkenen.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 24 mei 2023 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker is gepromoveerd historicus en auteur van verschillende historisch-literaire boeken. In een van zijn boeken beoogt Verzoeker het beeld van een historische figuur bij te stellen door een bepaalde gebeurtenis uit diens leven nader te onderzoeken en te duiden.

2. Betrokkenen zijn rechtshistorici. Zij hebben over dezelfde gebeurtenis in het leven van de historische figuur een artikel geschreven in een peer-reviewed Dit artikel verschijnt een kleine anderhalf jaar na de publicatiedatum van Verzoekers boek. Betrokkene 2 had enkele maanden voor het verschijnen van Verzoekers boek in een ander tijdschrift ook al een artikel gepubliceerd dat raakt aan het onderwerp.

3. Verzoeker en Betrokkenen duiden de gebeurtenis in het leven van de historische figuur verschillend.

4. Verzoeker heeft kritiek op het artikel van Betrokkenen en heeft hierover het tijdschrift benaderd. Het tijdschrift heeft zich bereid getoond die kritiek te plaatsen en stelt Verzoeker in de gelegenheid om zijn kritiek op papier te zetten. Betrokkenen hebben vervolgens ook de gelegenheid gekregen om te reageren. Ongeveer een jaar na het verschijnen van het artikel van Betrokkenen, publiceert het tijdschrift Verzoekers kritiek daarop tezamen met een reactie van Betrokkenen.

5. Verzoeker wenst op deze reactie van Betrokkenen in het tijdschrift te mogen reageren. Met name een kwestie over een testament noopt volgens Verzoeker tot een addendum. Het tijdschrift meent echter dat Verzoeker en Betrokkenen hun discussie elders moeten voortzetten.

6. Korte tijd later heeft Verzoeker bij de CWI een integriteitsklacht over Betrokkenen ingediend.

7. De drie publicaties in het tijdschrift (het artikel van Betrokkenen (1), Verzoekers kritiek (2) en de reactie van Betrokkenen daarop (3)) worden door partijen in deze zaak een polemiek genoemd. Het LOWI zal de drie publicaties in het vervolg van dit advies ook zo noemen.

Klacht

8. Verzoeker klaagt over het sluitstuk van de polemiek (deel 3). Hij stelt dat Betrokkenen daarin zijn woorden verdraaien en beweringen aan hem toeschrijven die hij niet heeft gedaan. Dit gebeurt volgens Verzoeker bovendien meermaals zonder (correcte) bronvermelding, zodat lezers niet kunnen controleren of Verzoeker de gestelde uitspraken inderdaad heeft gedaan of niet. Verzoeker betoogt dat Betrokkenen door herhaaldelijk te overdrijven een karikatuur maken van de belangrijkste bevinding van zijn onderzoek. Volgens Verzoeker schaden Betrokkenen hiermee Verzoekers werk en reputatie en het academische proces. Hij stelt dat Betrokkenen verschillende normen (16, 19, 22, 23, 34, 38 en 40) over zorgvuldigheid, eerlijkheid en bronvermelding uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 hebben geschonden. Volgens Verzoeker vertellen Betrokkenen bij herhaling onwaarheden over zijn werk hetgeen duidt op opzet.

9. Verzoeker klaagt ook over een persbericht en Twitterbericht van de Vlaamse onderzoeksinstelling waaraan Betrokkenen mede zijn verbonden. Deze berichten verschijnen een klein half jaar na de publicatie van het eerste deel van de polemiek en voor de publicatie van het tweede en derde deel daarvan. Verzoeker betoogt dat het persbericht getuigt van een dubbele agenda en een verzwegen belang. Hij stelt dat in het persbericht een wetenschappelijke controverse wordt opgevoerd tussen hem en een juridisch auteur die in een recent boek kritiek heeft geleverd op Verzoekers hoofdstelling maar met wie Verzoeker verder niet in discussie is getreden, terwijl de polemiek waarin partijen op dat moment al zijn verwikkeld – maar die nog niet is gepubliceerd – wordt verzwegen. Dit komt volgens Verzoeker het sterkst tot uiting in het begeleidende Twitterbericht. In het persbericht wordt volgens Verzoeker net gedaan alsof de juridisch auteur zijn kritiek op Verzoeker heeft gebaseerd op het werk van Betrokkenen, hetgeen volgens Verzoeker alleen al vanwege de chronologie van de verschillende publicaties niet waar is. In die zin wordt er gepronkt met andermans veren, aldus Verzoeker. Het werk van Betrokkenen wordt in het pers- en Twitterbericht verder ten onrechte als een correctie op Verzoekers werk gepresenteerd, hetgeen gelet op de chronologische volgordelijkheid opnieuw niet klopt; het artikel van Betrokkenen (deel 1 van de polemiek) was reeds in concept klaar toen Verzoekers boek werd gepubliceerd en de uiteindelijk gepubliceerde versie wijkt hier volgens Verzoeker nauwelijks van af. Met het persbericht zou een onterecht voorschot op de polemiek worden genomen. Ook suggereert het persbericht dat Verzoeker een ‘complottheorie’ aan de historische figuur in kwestie zou toeschrijven en wordt Verzoekers werk daarmee verdacht gemaakt. Volgens Verzoeker zijn met het persbericht normen 53, 54 en 55 (over eerlijke communicatie) uit de gedragscode geschonden. Dit klemt te meer omdat het persbericht door verschillende Belgische media is opgepikt en dat de teneur in die mediaberichten is dat Betrokkenen hebben aangetoond dat Verzoekers werk niet deugt.

CWI-advies

10. De CWI overweegt dat het klachtonderdeel over het sluitstuk van de polemiek gaat over tegengestelde standpunten in het wetenschappelijke debat en niet zozeer over wetenschappelijke integriteit. Inhoudelijke meningsverschillen horen in een wetenschappelijk debat thuis in een daartoe geëigend forum, aldus de CWI, wat overigens ook is gebeurd. De CWI acht op grond van de universitaire klachtenregeling en de gedragscode het klachtonderdeel niet-ontvankelijk omdat het klachtonderdeel volgens haar uitsluitend een professioneel verschil van opvattingen betreft.

11. De CWI stelt verder vast dat partijen een pittige toon en stevig woordgebruik hanteren in hun discussie. Zij heeft zich afgevraagd of deze manier van discussie voeren, in het bijzonder bij meningsverschillen, een gebruikelijke manier van communiceren is in het vakgebied dan wel dat die de grenzen van een wetenschappelijk debat te buiten gaat. Hiertoe heeft de CWI een onafhankelijke deskundige geraadpleegd. Daarbij heeft de CWI aangegeven dat er voor de deskundige ruimte is om buiten deze vragen en vanuit zijn bijzondere expertise zaken naar voren te brengen die de CWI kan helpen tot een goed onderbouwd oordeel te komen ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht en dat de deskundige voor zijn advies de beschikking krijgt over de drie artikelen van de polemiek.

12. De deskundige heeft daarop geantwoord dat de wijze waarop partijen de discussie voeren geen ongebruikelijke manier van communiceren is binnen het vakgebied. De toon en het woordgebruik zijn zakelijk van aard en standpunten worden met argumenten onderbouwd, aldus de deskundige. De klacht betreft naar het oordeel van de deskundige uitsluitend een professioneel verschil van opvattingen. Hij kan zich om die reden voorstellen dat de CWI tot het oordeel komt dat de klacht niet-ontvankelijk is.

13. De CWI kan zich hierin vinden en is van oordeel dat een kritische reactie in het algemeen geen schending van de wetenschappelijke integriteit oplevert maar onderdeel uitmaakt van het wetenschappelijke debat. De CWI concludeert dat het klachtonderdeel over het sluitstuk van de polemiek niet-ontvankelijk is. 

14. Het klachtonderdeel over het persbericht is volgens de CWI ook niet-ontvankelijk, omdat het persbericht een verlengstuk is van de polemiek tussen partijen en daarmee van een wetenschappelijke controverse waarover de CWI niet bevoegd is te oordelen.

Voorlopig oordeel

15. In zijn voorlopig oordeel heeft het Bestuur het CWI-advies overgenomen en Verzoekers klacht niet-ontvankelijk verklaard. Het Bestuur overweegt in aanvulling op het CWI-advies dat het voeren van een wetenschappelijk debat via (sociale) media het polemische karakter ervan kan versterken. Volgens het Bestuur is het in het belang van de kwaliteit van het wetenschappelijk debat en het vertrouwen in het wetenschappelijk debat om een zekere prudentie te betrachten en open te staan voor verbinding.

Verzoek

16. Verzoeker betoogt dat de CWI zijn klacht niet zorgvuldig heeft behandeld. Hiertoe voert hij aan dat de deskundige is geraadpleegd over ‘toon en woordgebruik’ van de polemiek, terwijl zijn klacht daar niet over ging, en dat het oordeel over de ontvankelijkheid van zijn klacht ten onrechte aan de deskundige is uitbesteed. In het verlengde hiervan heeft Verzoeker er bezwaar tegen dat de CWI zijn oorspronkelijke klacht niet heeft meegestuurd aan de deskundige. Door de vraagstelling van de CWI zal de deskundige gedacht hebben dat Verzoekers klacht ging over de toon en het woordgebruik in de polemiek, terwijl dat dus niet zo was.

17. Over de zorgvuldigheid van de klachtbehandeling voert Verzoeker ook aan dat de CWI een ‘beladen’ brief van Betrokkenen van 16 november 2022 met onder meer beschuldigingen aan Verzoekers adres over laster en schending van de geheimhoudingsplicht meteen aan Verzoeker had moeten doorsturen en hier niet mee had moeten wachten om tezamen met de niet-ontvankelijk verklaring van de klacht toe te sturen. Verzoeker kreeg door deze gang van zaken de indruk dat de brief onderdeel was geweest van het dossier (dat de brief buiten beschouwing is gelaten is niet gecommuniceerd) zonder dat hij op de aantijgingen had kunnen reageren.

18. Verzoeker is het verder niet eens met de belangrijkste overweging van de CWI dat zijn klachten over het sluitstuk van de polemiek en het persbericht een professioneel verschil van opvatting betreffen tussen hem en Betrokkenen. Volgens Verzoeker is zijn klacht geen voortzetting van het wetenschappelijk debat dat hij met Betrokkenen in het tijdschrift heeft gevoerd, maar gaat zijn klacht over basale integriteitskwesties zoals ontbrekende bronvermelding, het verdraaien van woorden, verzinnen van data en zelfs plagiaat. De CWI heeft zijn klacht in zoverre niet geadresseerd, aldus Verzoeker. Betrokkenen hebben volgens Verzoeker op de man gespeeld in plaats van op de bal, en wijst dit op opzet. In dit verband vraagt Verzoeker het LOWI om de eerste versie van het sluitstuk van de polemiek op te vragen zoals Betrokkenen die destijds bij de tijdschriftredactie hebben ingediend. Deze versie zou ‘rabiaat’ zijn geweest.

19. De overweging van de CWI over het persbericht doet volgens Verzoeker geen recht aan het klachtonderdeel hierover dat uit meer elementen bestond dan dat het persbericht een voorschot neemt op de polemiek. De CWI lijkt bovendien te menen dat het persbericht dateert van na de publicatie van het sluitstuk van de polemiek maar dat is een misvatting, aldus Verzoeker.

Standpunt Bestuur

20. Het Bestuur stelt dat Verzoeker bij het LOWI voor het eerst betoogt dat Betrokkenen data hebben verzonnen en hebben geplagieerd; eerder in de procedure bij de CWI zou Verzoeker dit niet naar voren hebben gebracht. Het Bestuur kan de klacht niet anders zien dan als een wetenschappelijke discussie en wijst erop dat Verzoeker met zijn klacht in wezen een geannoteerde review geeft van het sluitstuk van de polemiek. Ook het persbericht ziet het Bestuur nog steeds als onderdeel van het wetenschappelijk debat, maar het Bestuur verwijst ook naar de aanvullende opmerking die het hierover heeft gemaakt in zijn aanvankelijk oordeel. Het Bestuur stelt verder dat de CWI de ontvankelijkheidsvraag zelf heeft beantwoord en dat dit niet door de deskundige is gedaan. Tot slot verduidelijkt het Bestuur de gang van zaken rondom de brief die Betrokkenen uit eigen beweging aan de CWI hadden toegestuurd en die de CWI tegelijkertijd met de toezending van het CWI-advies heeft toegezonden aan Verzoeker. Het Bestuur verduidelijkt dat de procedure zich nog in de voorfase bevond waarin de ontvankelijkheid van de klacht werd onderzocht en waarin partijen over en weer nog niet in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op elkaars stukken. De brief van Betrokkenen is daarom (net als Verzoekers reactie daarop die hij genoodzaakt zag te sturen) buiten de procedure gebleven.

Standpunt Betrokkenen

21. Betrokkenen stellen dat Verzoeker zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Volgens hen blijkt dat uit de passage in het verzoekschrift waarin Verzoeker het LOWI vraagt om de eerste versie van het sluitstuk van de polemiek op te vragen. Verzoeker heeft kennelijk van een redactielid gehoord dat die versie ‘rabiaat’ zou zijn, aldus Betrokkenen, wat volgens hen impliceert dat Verzoeker over (de inhoud van) zijn integriteitsklacht heeft gepraat. Betrokkenen menen dat het LOWI om deze reden de procedure zou moeten stoppen en geen advies aan het Bestuur zou moeten uitbrengen. Nu uit Verzoekers reactie blijkt dat Verzoeker na de vaststelling van het aanvankelijk oordeel een gesprek heeft gehad met een redactielid, is volgens Betrokkenen ongeloofwaardig dat Verzoeker in dat gesprek zijn geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden maar dat het eenzijdige communicatie betrof van de kant van het redactielid.

22. Betrokkenen onderschrijven verder het CWI-advies dat hier sprake is van wetenschappelijk debat en dat er geen normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden. Volgens Betrokkenen is Verzoeker de discussie met hen gestart door kort na verschijning van hun artikel (deel 1 van de polemiek) een opmerking onder een bepaalde blog te plaatsen en weet hij van geen ophouden. Ter onderbouwing hiervan wijzen zij op een e-mail waarin Verzoeker aangeeft dat de discussie wat hem betreft mooi is geweest, maar dat hij daar een dag later per e-mail op terugkomt met de boodschap dat hij toch een addendum in het tijdschrift verlangt. Volgens Betrokkenen gaat de klacht over inhoudelijke discussiepunten, maar presenteert Verzoeker deze als kwesties van wetenschappelijke integriteit. Betrokkenen zien hierin een escalatie van de beschuldigingen aan hun adres en zelfs laster. In het verlengde hiervan stellen Betrokkenen dat Verzoeker zijn klacht ongeoorloofd probeert uit te breiden bij het LOWI. Hiertoe wijzen zij – net als het Bestuur – op de passages in het verzoekschrift waarin het gaat over het verzinnen van data en over plagiaat.

23. Wat betreft het persbericht en Twitterbericht stellen Betrokkenen dat deze behoren tot normale wetenschapscommunicatie. Volgens hen bevat het persbericht geen informatie uit hun draft voor het sluitstuk van de polemiek maar wordt uitsluitend gebruik gemaakt van op dat moment al gepubliceerde artikelen en boeken. Zij wijzen erop dat Verzoekers reactie onder de blog, waarmee hij de discussie met Betrokkenen is gestart, vele malen ‘erger’ was dan het persbericht omdat Verzoeker daarin zonder argumenten delen uit het gezamenlijke artikel van Betrokkenen (deel 1 van de polemiek) een rommel en voslagen onzin noemt. Ook stellen Betrokkenen dat Verzoeker de discussie hiermee al in het openbaar was gestart en in die zin is het persbericht ook al geen ‘voorschot’ op de polemiek.

24. Betrokkenen merken op dat het hen steekt dat zij Verzoeker niet kunnen aanspreken omdat hij niet aan een instelling voor wetenschappelijk onderzoek is verbonden, maar dat Verzoeker hen wel kan zwartmaken door een wetenschappelijke integriteitsklacht tegen hen in te dienen. Volgens hen is de klacht van Verzoeker niet ingegeven door bekommernis over wetenschappelijke integriteit, maar bedoeld om hun sluitstuk van de polemiek, dat volgens hen terecht kritisch is op Verzoekers werk, in diskrediet te brengen.

25. Betrokkenen gaan inhoudelijk en uitvoerig in op alle klachtonderdelen van Verzoeker (bijlage 5 bij hun verweerschrift). In grote lijnen komt die reactie erop neer dat voor elke lezer van het sluitstuk van de polemiek zonder meer duidelijk is dat het artikel een antwoord is op zowel het boek van Verzoeker als op zijn kritiek (deel 2) op het artikel van Betrokkenen (deel 1 van de polemiek). Bovendien werd deel 2 van de polemiek onmiddellijk voorafgaand aan deel 3 van de polemiek in het tijdschrift afgedrukt, aldus Betrokkenen. Zij stellen dat het in deze context niet onzorgvuldig is om het standpunt van Verzoeker waarop zij reageren samen te vatten zonder voetnoten naar pagina’s van het bekritiseerde werk.

Oordeel LOWI

Erkenning van expertise

26. Betrokkenen hebben Verzoekers expertise op een bepaald gebied betwist en menen dat Verzoeker hun expertise ter zake weigert te erkennen. Verzoeker weerspreekt dit. Het LOWI laat deze stellingen over en weer voor wat ze zijn, omdat deze discussie voor de beoordeling van de voorliggende casus niet nodig is.

Schending geheimhoudingsplicht?

27. Betrokkenen stellen dat Verzoeker de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Verzoeker ontkent dit. In hetgeen Betrokkenen hebben aangevoerd over het contact tussen Verzoeker en een redactielid van het tijdschrift waarin de polemiek is gepubliceerd, ziet het LOWI onvoldoende feitelijke grondslag voor de vaststelling dat Verzoeker zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Dat Verzoeker na de datum van het voorlopig oordeel heeft gesproken met een redactielid en dat het in dat gesprek is gegaan over de stevigheid (‘rabiaat’ in de woorden van Verzoeker) van het sluitstuk van de polemiek, betekent niet dat Verzoeker dit redactielid heeft verteld over zijn klacht bij de CWI of de inhoud daarvan. Daar komt bij dat de klacht volgens Betrokkenen ziet op de wetenschappelijke discussie die partijen met elkaar voerden in de polemiek. Het gesprek met het redactielid kan in deze visie dus heel wel zijn gegaan over die polemiek zonder dat Verzoeker daarbij duidelijk heeft gemaakt dat hij hierover in het kader van de wetenschappelijke integriteit tevens heeft geklaagd bij de CWI. Nu Verzoeker ontkent zijn geheimhoudingsplicht te hebben geschonden en het LOWI uit hetgeen Betrokkenen hebben aangevoerd niet kan vaststellen dat Verzoeker dat wel heeft gedaan, gaat het LOWI ervan uit dat Verzoeker zijn geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden. Het LOWI ziet gelet hierop geen aanleiding om de behandeling van het verzoek te staken.

Uitbreiding klacht?

28. Zowel het Bestuur als Betrokkenen menen dat Verzoeker zijn oorspronkelijke klacht heeft uitgebreid met zijn verzoek bij het LOWI. Hiertoe wijzen zij erop dat Verzoeker bij het LOWI voor het eerst spreekt van verzinnen van data en plagiaat. Het LOWI heeft de oorspronkelijke klacht erop nageslagen en stelt vast dat Verzoeker in deze fase bij het LOWI geen nieuwe klachtonderdelen aandraagt. In de oorspronkelijke klacht betoogt Verzoeker al dat norm 19 is geschonden (verzin geen data of onderzoeksresultaten en rapporteer daar niet over alsof ze echt zijn). In het verzoek wordt hier meer nadruk opgelegd, maar dit is geen ongeoorloofde uitbreiding van de klacht. In de oorspronkelijke klacht heeft Verzoeker ook al betoogd dat norm 40 is geschonden (doe bij het overnemen van ideeën, procedures, resultaten en tekst recht aan het betrokken wetenschappelijk werk en verwijs zorgvuldig naar de bron). Met de term plagiaat geeft Verzoeker wellicht een verstrekkender duiding aan norm 40, maar ook dit is geen ongeoorloofde uitbreiding van de klacht.

Zorgvuldigheid klachtbehandeling

29. CWI’s hebben een zekere vrijheid om zelf te bepalen wat zij aan informatie nodig achten om over een klacht te kunnen oordelen. De CWI heeft het in dit geval nodig gevonden om, voor haar oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is wegens een wetenschappelijke controverse, bij een rechtshistoricus te verifiëren dat de polemiek qua toon en woordgebruik binnen de grenzen is gebleven van wat in een wetenschappelijk debat gebruikelijk is. Het LOWI is van oordeel dat de CWI ervoor heeft kunnen kiezen om een deskundige deze vraag voor te leggen. De CWI had daarbij zorgvuldiger kunnen handelen door Verzoekers klacht aan de deskundige ter beschikking te stellen. Daarmee zou ook de potentiële meerwaarde van een eigen inbreng van de deskundige, buiten de vraagstelling van de CWI om, beter zijn benut. Maar dat de klacht niet is meegestuurd acht het LOWI onvoldoende om te concluderen dat de procedure onzorgvuldig is geweest. Het LOWI is verder van oordeel dat de CWI, weliswaar na de inbreng van de deskundige te hebben meegewogen, zelfstandig tot de conclusie is gekomen dat de klacht niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. In de opmerking van de deskundige dat hij zich kan voorstellen dat de CWI de klacht niet-ontvankelijk verklaart, leest het LOWI niet dat de CWI een oordeel over de ontvankelijkheid bij de deskundige heeft neergelegd om hier vervolgens zelf niet meer over te hoeven beslissen.

30. Over de brief van 16 november 2022 die Betrokkene 1 uit eigen beweging aan de CWI had toegestuurd, is door het Bestuur overtuigend verklaard dat deze buiten het CWI-dossier is gelaten. Naar het oordeel van het LOWI heeft de CWI simpelweg transparant willen zijn over de ontvangst van deze brief en is deze daarom met toezending van het advies van 22 december 2022 om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren alsnog meegestuurd aan Verzoeker. Het LOWI is het met Verzoeker eens dat daarbij duidelijker had kunnen worden aangegeven dat de brief geen onderdeel uitmaakte van het dossier, temeer omdat de overwegingen van het CWI-advies op die datum nog niet waren vastgesteld (zie procesverloop). Dat de brief buiten het dossier is gelaten acht het LOWI zorgvuldig. Hoewel duidelijker had kunnen worden aangegeven dat de brief geen onderdeel uitmaakte van het dossier, ziet het LOWI in deze gang van zaken geen aanleiding voor het oordeel dat de procedure in zijn geheel bezien onzorgvuldig is geweest.

Sluitstuk polemiek

31. Het LOWI begrijpt dat de CWI in Verzoekers klacht over het sluitstuk van de polemiek een grote verwevenheid ziet met het professionele verschil van opvatting dat Verzoeker en Betrokkenen in die polemiek met elkaar bediscussiëren. Het LOWI is echter van oordeel dat in het licht van Verzoekers klacht preciezer bekeken had moeten worden of de verschillende punten die Verzoeker in dat klachtonderdeel naar voren brengt inderdaad slechts een professioneel verschil van opvatting betreffen zoals de CWI aanneemt of dat Verzoeker wellicht toch ook integriteitskwesties aan de orde heeft gesteld. Wetenschappelijke controverses horen inderdaad niet thuis bij een CWI of bij het LOWI, zoals de CWI terecht heeft overwogen, maar dat wetenschappers met elkaar een wetenschappelijk debat voeren – in een polemiek of anderszins – wil niet zeggen dat daarmee ook alles wat er in dat debat wordt geschreven een wetenschappelijke controverse betreft c.q. een professioneel verschil van opvatting is. Anders geformuleerd: ook in een wetenschappelijk debat is het mogelijk dat de wetenschappelijke integriteit wordt geschonden.

32. Het LOWI heeft daarom de punten die Verzoeker aan de orde stelt over het sluitstuk van de polemiek in meer detail bekeken. Hierbij zijn de reacties van Betrokkenen en Verzoeker gedurende de LOWI-procedure mede betrokken.

33. Het LOWI heeft eerst gekeken naar de zes passages in het sluitstuk van de polemiek waarmee volgens Verzoeker – zonder correcte bronvermelding – beweringen aan hem zouden zijn toegeschreven die hij niet heeft gedaan.

34. Het LOWI volgt Verzoeker niet in zijn stelling over de bronvermelding. Het LOWI is met Betrokkenen van mening dat hierbij de aard van de publicatie en context in ogenschouw moet worden genomen. Partijen waren met elkaar in discussie in een polemiek. In deze context was voor de lezer duidelijk dat Betrokkenen kritiek leverden op Verzoekers boek en op deel 2 van de polemiek dat bovendien zoals Betrokkenen terecht opmerken direct voor het sluitstuk van de polemiek werd afgedrukt in het tijdschrift. Dat Betrokkenen niet met bronvermelding duidelijk hebben gemaakt uit welke pagina’s ze Verzoekers standpunt hebben afgeleid is voor de lezer wellicht wat zoekwerk, maar in de geschetste context niet problematisch. Dat bronvermelding bij de passages in kwestie ontbreekt acht het LOWI daarom gegeven deze specifieke omstandigheden niet in strijd met de gedragscode.

35. Rest nog de vraag of Betrokkenen Verzoekers woorden zodanig hebben verdraaid dat hiermee normen uit de gedragscode zijn geschonden. Naar het oordeel van het LOWI is dit niet het geval, althans niet zodanig dat sprake is van strijd met normen uit de gedragscode. Zoals het LOWI eerder heeft overwogen in LOWI-advies nr. 2021-16 gaat het in de klachtprocedure niet om de vraag of een wetenschapper zo goed mogelijk heeft gehandeld, maar om een ondergrens. Wetenschappers kunnen altijd eerlijker, zorgvuldiger, transparanter, onafhankelijker en verantwoordelijker handelen, maar dat is niet waar het bij een vermeende schending van de wetenschappelijke integriteit om gaat. In deze zaak geldt dat ook zo voor de weergave van Verzoekers standpunten. Betrokkenen hadden dit preciezer en zorgvuldiger kunnen doen, maar hierbij zijn geen normen uit de gedragscode geschonden. Betrokkenen vatten Verzoekers standpunt en onderliggende aannames meermaals samen in hun eigen woorden en hebben dat stellig gedaan, maar dit is naar het oordeel van het LOWI niet zodanig ongenuanceerd gebeurd dat daarmee normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden. Het LOWI betrekt hierbij de aard en het karakter van een polemiek: een twistgesprek.

36. Daarnaast heeft het LOWI Verzoekers overige dertien punten met betrekking tot het sluitstuk van de polemiek bekeken. Het LOWI ziet in deze punten geen aanleiding voor het oordeel dat Betrokkenen normen uit de gedragscode hebben geschonden. Het LOWI zal dat in dit advies niet voor alle dertien punten uitschrijven, maar beperkt zich tot wat in zijn ogen de twee belangrijkste punten zijn, dat wil zeggen de meest ernstige verwijten. Dit zijn de kwestie van het testament waarmee Betrokkenen volgens Verzoeker data hebben verzonnen en de kwestie van de 1100 gulden waarmee Betrokkenen volgens Verzoeker plagiaat hebben gepleegd.

37. Over de testament-kwestie die voor Verzoeker zo zwaar weegt dat hij daarvoor terugkwam op zijn eerdere beslissing om het ‘hierbij te laten’ en toch nog een addendum wilde plaatsen in het tijdschrift, is het LOWI van oordeel dat dit overduidelijk een wetenschappelijke controverse is en geen kwestie van wetenschappelijke integriteit. Verzoeker stelt dat Betrokkenen data verzinnen, maar daarvan is naar het oordeel van het LOWI geen sprake. Partijen hebben een verschillende uitleg van wat er precies in een testament heeft gestaan. Betrokkenen baseren zich op een secundaire bron. Verzoeker stelt dat hij zich op de primaire bron baseert (het testament zelf) maar Betrokkenen betwisten dat dit het juiste testament is vanwege de datering van dat testament. Wat die dateringsverschillen betekenen, ook daarover lopen de meningen van partijen weer uiteen. Verzoeker vindt zijn eigen uitleg overtuigender, maar dat maakt nog niet dat Betrokkenen met hun tegengestelde redenering data verzinnen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

38. Over de kwestie van 1100 gulden stelt Verzoeker dat Betrokkenen dit bedrag hebben ontleend aan zijn werk, zonder Verzoeker daarvoor te erkennen. Verzoeker stelt dat hij in zijn werk heeft gereconstrueerd dat de verkoop van een huis 1100 gulden moet hebben opgeleverd en dat Betrokkenen het bedrag hier vandaan hebben. Betrokkenen weerspreken dat zij het bedrag hierop hebben gebaseerd en wijzen op een resolutie van de Hoge Raad uit 1665 die elders in hun sluitstuk van de polemiek wordt geciteerd. Betrokkenen stellen dat zij het bedrag hebben gebaseerd op de helft van de schuldvordering die in dat document wordt genoemd. Verzoeker reageert hierop en stelt dat de bron waarop Betrokkenen wijzen alleen in zijn boek volledig leesbaar is en is de transcriptie die hij heeft gemaakt zijn meest wezenlijke bijdrage aan het onderzoek naar de historische figuur in kwestie. Verzoeker stelt dat hij de eerste was die het belang van dit document heeft doorgrond. Betrokkenen daarentegen stellen dat zij de resolutie hebben geraadpleegd via een openbaar toegankelijke database. Het LOWI heeft dit document via de online database geraadpleegd en stelt vast dat het bedrag van 2200 gulden daarin goed leesbaar is. Het LOWI kan niet inschatten in hoeverre de portee van Verzoekers stelling correct is, dat de bron pas relevant is geworden door Verzoekers nieuwe transcriptie daarvan. Maar zelfs al zou dit correct zijn, dan nog is dit naar het oordeel van het LOWI onvoldoende voor de conclusie dat Betrokkenen Verzoeker hebben geplagieerd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Persbericht

39. Net als bij het klachtonderdeel over het sluitstuk van de polemiek is het LOWI over het persbericht van oordeel dat dit inhoudelijk beoordeeld had moeten worden.

40. Volgens Verzoeker zijn met het persbericht de volgende normen uit de gedragscode geschonden:

53.   Wees eerlijk in publieke communicatie en helder over de beperkingen van het onderzoek en van de eigen expertise. Communiceer pas over onderzoeksresultaten aan het algemene publiek als er voldoende zekerheid over de resultaten bestaat.

54. Wees bij deelname aan het publieke debat open en eerlijk over de rol waarin die deelname plaatsvindt en over de aard en status van die deelname.

55. Wees open en eerlijk over mogelijke belangenconflicten.”

41. Het LOWI onderschrijft het standpunt van Betrokkenen dat in het persbericht uitsluitend gebruik wordt gemaakt van materiaal dat op dat moment reeds gepubliceerd is. Dat het persbericht niet vermeldt dat Verzoeker en Betrokkenen in een tijdschrift met elkaar in discussie zullen treden in een polemiek, vormt voor het LOWI geen aanleiding voor het oordeel dat Betrokkenen in het persbericht onvoldoende eerlijkheid hebben betracht zoals de normen 53-55 van de gedragscode voorschrijven. Dat het persbericht melding maakt van een op dat moment recent verschenen boek van een juridisch auteur – en dit wellicht als aanleiding voor het persbericht is gebruikt – is ook niet in strijd met de normen. In dat boek wordt immers kritiek geuit op het werk van Verzoeker.

42. In het persbericht staat dat de juridisch auteur zich voor zijn kritiek op Verzoekers werk voor een groot deel baseert op het onderzoek van Betrokkenen. Verzoeker heeft terecht aangevoerd dat dit niet lijkt te kunnen kloppen. Het manuscript van de juridisch auteur was blijkens zijn inleiding immers al eerder afgerond dan de datum waarop het artikel van Betrokkenen tezamen (deel 1 van de polemiek) is verschenen. Bij zijn kritiek op Verzoekers werk verwijst de juridisch auteur in zijn boek uitsluitend naar een recensie van Verzoekers boek en bijvoorbeeld niet naar het artikel van Betrokkene 1 (zonder Betrokkene 2) dat op dat moment al wel was gepubliceerd. Op basis van deze informatie rijst inderdaad de vraag of het persbericht in het licht van norm 53 wel voldoende eerlijk is met de opmerking dat de juridisch auteur zich voor zijn kritiek op Verzoekers werk voor een groot deel op het onderzoek van Betrokkenen baseert.

43. Het persbericht lijkt verder met ‘complottheorie’ te doelen op de hoofdstelling van Verzoeker die hij uitwerkt in zijn boek. De opmerking over ‘complottheorie’ is niet in strijd met norm 53 (want niet zozeer oneerlijk), maar het LOWI is wel met Verzoeker van oordeel dat de formulering onzorgvuldig is en anders gekozen had moeten worden.

44. Zoals het LOWI eerder heeft overwogen (advies 2019-22) is de tekst van een persbericht van een universiteit de verantwoordelijkheid van een wetenschapper. De tekortkomingen in het persbericht zoals beschreven in overwegingen 42 en 43 vallen daarom onder verantwoordelijkheid van Betrokkenen. Het LOWI acht de tekortkomingen geen schending van de wetenschappelijke integriteit, maar een lichte tekortkoming. Bij deze kwalificatie houdt het LOWI rekening met de aard van de publicatie (het betreft een persbericht en geen wetenschappelijke publicatie) en de rolverdeling tussen Betrokkenen en de voorlichtingsafdeling (Betrokkenen hebben aangegeven dat zij een drafttekst hebben aangeleverd voor het persbericht, maar dat die tekst werd aangepast).

Twitterbericht

45. Een twitterbericht, waar een wetenschapper niet bij betrokken is geweest, van een universiteit valt naar het oordeel van het LOWI niet onder de verantwoordelijkheid van een wetenschapper. Voor zover de opmerking van het Bestuur in het voorlopig oordeel – dat het gebruik van (sociale) media een controverse kan versterken en dat een zekere prudentie en open houding moet worden betracht – betrekking had op het Twitterbericht, zou deze opmerking beter gericht worden aan communicatie-afdelingen van universiteiten dan aan Betrokkenen.

Conclusie

46. Gelet op het voorgaande komt het LOWI tot de conclusie dat de klacht te snel met een verwijzing naar het wetenschappelijke debat tussen Verzoeker en Betrokkenen als een wetenschappelijke controverse is getypeerd. De klacht had inhoudelijk beoordeeld moeten worden. Het LOWI heeft dat op basis van de stukken alsnog zelf gedaan en komt tot het oordeel dat het klachtonderdeel over het sluitstuk van de polemiek ongegrond is. Met betrekking tot het klachtonderdeel over het persbericht is sprake van een lichte tekortkoming. Er is naar het oordeel van het LOWI geen sprake van een schending van de wetenschappelijke integriteit.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.  Verklaart het verzoek gegrond;

II. Adviseert het Bestuur:
a. het klachtonderdeel over de polemiek onder verwijzing naar dit advies ongegrond te verklaren in plaats van niet-ontvankelijk;
b. het klachtonderdeel over het persbericht onder verwijzing naar dit advies gegrond te verklaren in plaats van niet-ontvankelijk, maar daarbij ook vast te stellen dat geen sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit.

Aldus vastgesteld op 25 juli 2023 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

Print Friendly, PDF & Email