Categorieën
Advies

Advies 2023-11

Wetenschapper die blijft vasthouden aan zijn wens om senior-auteur te zijn en een regulier co-auteurschap niet aanvaardt. Co-auteurs mochten knoop doorhakken en hebben juist gehandeld door de wetenschapper in de acknowledgments te noemen. De auteursbijdragen reflecteren verder voldoende de bijdragen van de verschillende auteurs.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. de Raad van Bestuur van het Erasmus MC

Procesverloop

Op 2 juni 2022 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van het Erasmus MC (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkenen 1 en 2].

De CWI heeft de Raad van Bestuur van het Erasmus MC (hierna: Bestuur) op 7 december 2022 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker in het aanvankelijk oordeel van 20 december 2022 ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 8 januari 2023 verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Mr. E.J. Daalder heeft zich in deze zaak verschoond.

Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkenen in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.

Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van de RvB.

Het Bestuur heeft een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 19 april 2023 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker is sinds juli 2012 gepensioneerd bijzonder hoogleraar met een [bepaald] specialisme. Uit hoofde van zijn aanstelling bij het Erasmus MC was Verzoeker nauw betrokken bij verschillende wetenschappelijke onderzoeksprojecten. Met het oog op zijn pensionering werd afgesproken dat Verzoeker op basis van een gastvrijheidsverklaring nog enige tijd bij een aantal lopende projecten betrokken kon blijven. Deze gastvrijheidsverklaring is in mei 2014 van rechtswege geëindigd.

2. In de periode van de gastvrijheidsverklaring en daarna waren er conflicten tussen Verzoeker en het Bestuur over de wijze waarop Verzoeker zich – in de woorden van het Bestuur – is blijven gedragen en presenteren als medewerker van het Erasmus MC. Dit conflict heeft ertoe geleid dat Verzoeker de titel emeritus hoogleraar is ontnomen en dat hem in oktober 2014 een toegangsverbod is opgelegd waardoor hij kort gezegd zonder voorafgaande toestemming van het Bestuur het terrein en de gebouwen van het Erasmus MC niet mocht betreden. Na beklag over het toegangsverbod bij de ombudsman en een vonnis van de civiele rechter is het toegangsverbod aangepast.

3. Na beëindiging van de gastvrijheidsverklaring in mei 2014 is een onderzoeksproject waarbij Verzoeker nauw betrokken was, ondergebracht bij het onderzoekscentrum waarvan Betrokkene 2 voorzitter is. Voor de begeleiding van het project werd een projectteam samengesteld. Betrokkenen 1 en 2 maakten daar onderdeel van uit. Daarbij hoorde ook de begeleiding van het promotieonderzoek van een promovendus die eerst door Verzoeker werd begeleid. Afgesproken werd dat Betrokkene 1, die hoofd van het laboratorium van het onderzoekscentrum is, de dagelijkse begeleiding zou overnemen.

4. Uit het onderzoeksproject zijn recentelijk (2022) twee artikelen voortgekomen die in ruwe conceptvorm in 2017 al onderdeel uitmaakten van het proefschrift van de hierboven genoemde promovendus.

5. Over één van deze publicaties heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de CWI.

6. De inmiddels gepromoveerde promovendus is eerste auteur van het artikel. Betrokkene 1 is corresponding author en Betrokkene 2 heeft een regulier co-auteurschap. Verzoeker wordt niet als co-auteur vermeld. Wel wordt hij in de acknowledgments genoemd met de vermelding dat Verzoeker betrokken was bij het ontwerp van de studie.

Klacht

7. Verzoekers klacht luidt kort gezegd dat in de auteursbijdragen ten onrechte staat dat Betrokkene 1 het creatieve idee voor het onderzoek heeft bedacht en de experimenten heeft ontworpen. Verder klaagt hij dat hem ten onrechte geen senior-auteurschap is aangeboden. Verzoeker meent daar wel recht op te hebben omdat hij het creatieve idee voor het onderzoek heeft bedacht, een langdurige rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de gebruikte methodiek, grotendeels de begeleiding van de promovendus heeft verricht en een langlopende financiering voor het onderzoeksproject heeft verkregen. Ook betwist Verzoeker verschillende auteurschappen bij het artikel.

CWI-advies en aanvankelijk oordeel

8. De CWI overweegt dat Betrokkenen terecht hebben beredeneerd dat Verzoeker geen senior-auteurschap toekomt. De CWI acht het aannemelijk dat Verzoeker het creatieve idee voor het onderzoek heeft bedacht, maar omdat Verzoeker na zijn emeritaat niet langer groepsleider was – en het groepsleiderschap in de richtlijnen van de Erasmus MC Research Code meestal is verbonden met senior-auteurschap – hadden Betrokkenen volgens de CWI goede reden om Verzoeker geen senior-auteurschap aan te bieden. De CWI overweegt verder dat het zorgdragen voor financiële aspecten geen recht geeft op (senior)auteurschap. Verder is na Verzoekers emeritaat veel nieuw onderzoek verricht op basis van nieuw verkregen subsidies en wijkt het gepubliceerde onderzoek zodanig af van het oorspronkelijke ontwerp van de studie dat Verzoekers bijdrage dermate gering was geworden dat het geen senior-auteurschap rechtvaardigde. Betrokkenen hebben geprobeerd recht te doen aan Verzoeker vanwege zijn rol in het opzetten van de onderzoekslijn en hem een regulier auteurschap aangeboden, op voorwaarde dat Verzoeker een wezenlijke intellectuele bijdrage zou leveren aan het manuscript. De CWI constateert op basis van de documenten dat het zeer waarschijnlijk is dat Verzoeker geen afdoende input heeft geleverd en dat het contact met Verzoeker na diens emeritaat al heel snel moeizaam verliep. Volgens de CWI zijn de overdracht van de leiding van het project en de auteursbijdragen en auteursvolgorde afdoende besproken en vastgelegd. De CWI overweegt verder dat Betrokkenen in hun recht stonden de knoop door te hakken. Er moest niet alleen rekening worden gehouden met de belangen van Verzoeker, maar ook met die van anderen. Betrokkenen konden ermee volstaan om Verzoeker in de acknowledgments te noemen zoals ze hebben gedaan. De CWI acht geen normen over auteurschap uit de gedragscode geschonden.

9. Conform het CWI-advies heeft het Bestuur voorlopig geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Bij dit voorlopige oordeel heeft het Bestuur ook Verzoekers reactie op het CWI-advies meegewogen dat Verzoeker aan het Bestuur had toegestuurd.

Verzoek

10. Verzoeker stelt dat hij sluitend bewijs heeft geleverd dat Betrokkenen 1 en 2 wetenschappelijk wangedrag hebben vertoond en kan zich niet vinden in de voorlopige ongegrondverklaring van zijn klacht. Ter onderbouwing heeft hij zijn reactie op het CWI-advies bijgevoegd, die hij eerder ook al aan het Bestuur had toegestuurd. Daarin staat onder meer dat de CWI eraan voorbij is gegaan dat Betrokkene 1 gelet op de acknowledgments beweert dat hij het creatieve idee voor het onderzoek heeft bedacht. Volgens Verzoeker is die claim onjuist.

11. Verzoeker betwist verder dat Betrokkenen door de jaren heen er alles aan hebben gedaan om hem blijvend te betrekken bij het onderzoek. Integendeel, aldus Verzoeker, Betrokkenen hebben de promovendus in september 2015 verboden om contact met hem te hebben. Tot dit contactverbod heeft Verzoeker feitelijk leiding gegeven aan het project en doorgaans maandelijks, soms wekelijks, overleg gevoerd met de promovendus in bijzijn van een andere co-auteur. Deze langdurige begeleiding volstaat volgens Verzoeker voor senior-auteurschap. In de overleggen met de promovendus is ook gesproken over de proeven die dateren van na de datum van Verzoekers pensionering, zodat Verzoeker ook daaraan een bijdrage heeft geleverd. Verzoekers langdurige rol in de ontwikkeling van de gebruikte methodologie, die de CWI ten onrechte heeft genegeerd, geeft volgens Verzoeker eveneens recht op senior-auteurschap.

12. Verzoeker stelt verder dat hij nooit heeft aangegeven dat hij de onterechte auteursbijdragen van vijf co-auteurs bij de publicatie niet kon onderbouwen en is de overweging van deze strekking in het CWI-advies een verzinsel. Ook verschillende andere feiten en omstandigheden, betreffende onder meer mede-aanvragerschap of projectleiderschap van een Betrokkene, overname van een onderzoeksproject en verkrijging van een grant, zijn volgens Verzoeker in het CWI-advies onjuist weergegeven, hetgeen in zijn nadeel is en in het voordeel van Betrokkenen.

Standpunt Bestuur

13. Uit het verweerschrift van het Bestuur blijkt dat het zich nog steeds achter het CWI-advies schaart. Omdat Verzoeker na zijn emeritaat niet meer direct betrokken is geweest bij het onderzoek dat heeft geleid tot de publicatie, heeft hij het onderzoek niet gedragen, hetgeen volgens het Bestuur gelet op de Research Code een randvoorwaarde is voor senior-auteurschap. De begeleiding van de promovendus is overgenomen door Betrokkene 1, er zijn verschillende nieuwe subsidies verkregen en na de promotie van de promovendus zijn er twee nieuwe promovendi aangesteld die additionele experimenten hebben ontworpen en uitgevoerd. Alle proeven die in de publicatie worden genoemd zijn ontworpen, uitgevoerd, geïnterpreteerd en gerapporteerd na het emeritaat van Verzoeker, aldus het Bestuur. Het manuscript van de publicatie is ook na het verschijnen van het proefschrift in 2017, waarbij Verzoeker wel als co-auteur is genoemd, nog aanzienlijk aangepast.

Standpunt Betrokkenen 1 en 2

14. Betrokkenen 1 en 2 hebben hun verweerschrift zoals destijds ingediend bij de CWI, opnieuw ingediend bij het LOWI. Hierin staat onder meer dat de klacht in het projectteam is besproken en dat het team van mening is dat de klacht onterecht is. Volgens Betrokkenen is er door de jaren alles aan gedaan om Verzoeker blijvend te betrekken bij het onderzoek, maar zijn ze daar sinds 2014 niet in geslaagd hetgeen zij betreuren.

Reactie verzoeker

15. Verzoeker stelt in reactie op de ingediende stukken kort gezegd dat het Bestuur de details van zijn verzoek niet (goed) heeft bestudeerd.

Laatste reactie

16. Dat het Bestuur het verzoek niet goed zou hebben bestudeerd, weerspreekt het Bestuur in zijn laatste reactie. Volgens het Bestuur heeft Verzoekers documentatie niet tot een andere conclusie geleid dan die in het voorlopig oordeel. Volgens het Bestuur is het gelet op het toegangsverbod van oktober 2014 aantoonbaar onjuist dat Verzoeker de promovendus tot september 2015 zou hebben begeleid en maandelijks of soms wekelijks overleggen zou hebben gevoerd. Het Bestuur herhaalt dat Verzoeker na zijn pensionering niet meer direct betrokken was bij het onderzoek dat tot de publicatie uit 2022 heeft geleid en dat hij daarom niet voldeed aan de vereisten voor senior-auteurschap. De opmerking bij de auteursbijdragen dat Betrokkene 1 het creatieve idee voor het onderzoeksproject heeft gegenereerd en de experimenten heeft ontworpen is volgens het Bestuur alleszins terecht, omdat Betrokkene 1 nauw was betrokken bij het verkrijgen van de nieuwe subsidies en bij het vervolg van het onderzoek.

Oordeel LOWI

Senior-auteurschap?

17. Het LOWI onderschrijft het oordeel van de CWI dat Verzoeker geen senior-auteurschap toekomt. Hieronder wordt toegelicht waarom.

17.1 In 2.7 van de Research Code Erasmus MC versie 1.0, waar Verzoeker ook op wijst, staat: “De laatste auteur heeft veelal het creatieve idee voor het onderzoek gegenereerd en heeft het onderzoek gedragen. De laatste auteur is in het algemeen de groepsleider.”

17.2 Het LOWI is er van overtuigd geraakt dat Verzoeker na het aflopen van de gastvrijheidsverklaring in mei 2014 geen groepsleider meer is geweest of op andere wijze het onderzoek heeft gedragen. Zelfs al zou Verzoeker zoals hij zelf stelt de eerste auteur van het artikel tot september 2015 hebben begeleid, wat door het Bestuur is betwist, dan nog is die begeleiding, zo alleen begeleiding op zich zelf al voldoende voor een senior-auteurschap zou kunnen zijn, volgens het LOWI te lang geleden om voor de publicatie in 2022 een senior-auteurschap te rechtvaardigen. Het LOWI onderschrijft het standpunt van Betrokkenen dat emeriti geen groeps-/projectleider meer kunnen zijn. Verzoeker meent weliswaar dat dit op grond van een gastvrijheidsverklaring mogelijk is, maar in Verzoekers geval was die gastvrijheidsverklaring in mei 2014 al ten einde gekomen, zodat projectleiderschap op grond daarvan geen reële optie meer was. De CWI heeft het verder aannemelijk gevonden dat Verzoeker het creatieve idee voor het onderzoek heeft bedacht, maar acht dit op zichzelf genomen niet zwaarwegend genoeg voor een senior-auteurschap als anderen -zoals in dit geval – het onderzoek hebben gedragen en/of projectleider zijn geweest. Het LOWI is het daarmee eens. De financiering van ZonMW die aan Verzoeker is te danken en de bijdrage die hij eerder heeft geleverd aan de methodologie die in het artikel wordt gebruikt zijn evenmin, ook niet wanneer al deze zaken in onderlinge samenhang worden bekeken, zwaarwegend genoeg om een senior-auteurschap te verlangen. Hierbij heeft het LOWI ook betrokken dat het onderzoeksproject na Verzoekers vertrek op verschillende punten veranderingen heeft ondergaan (extra financiering, extra experimenten, nieuwe PhD’s) waarbij Verzoeker niet was betrokken.

Regulier co-auteurschap?

18. Betrokkenen hebben Verzoeker in de gelegenheid gesteld om als (reguliere) co-auteur aan het artikel bij te dragen. Gelet op Verzoekers bijdrage aan het onderzoeksproject voor 2015, welke bijdrage door partijen verder ook niet wordt betwist, is dat terecht. Het LOWI onderschrijft de overweging van de CWI dat Betrokkenen rekening moesten houden met de belangen van de co-auteurs en dat zij de knoop mochten doorhakken om het artikel – toen Verzoeker vast bleef houden aan een senior-auteurschap – dan maar zonder Verzoeker als co-auteur ter publicatie aan te bieden. Betrokkenen hebben juist gehandeld door Verzoeker daarbij wel in de acknowledgments te noemen, ook al is Verzoeker het daar niet mee eens.

19. Over Verzoekers betoog dat normen uit de gedragscode zijn geschonden door hem als (reguliere) co-auteur op te voeren in de hoofdstukken in het proefschrift uit 2017, zal het LOWI zich niet uitlaten. Verzoekers klacht ging immers over het artikel uit 2022 en niet over die proefschrifthoofdstukken.

De auteursbijdragen

20. In de auteursbijdragen bij het artikel uit 2022 staat dat Betrokkene 1, samen met andere co-auteurs die daar bij name worden genoemd, ‘conceived the project’ (en ‘designed the experiments’). Volgens Verzoeker is dit in de verste verte niet het geval. Hiertoe wijst hij onder meer op een abstract uit 2015 waarop de naam van Betrokkene 1 ontbreekt bij de auteurs. Verzoeker meent hiermee sluitend bewijs te hebben geleverd – en dat blijkt volgens hem ook uit de rapportage aan ZonMW – dat Betrokkene 1 niet betrokken was bij het onderzoek dat heeft geleid tot het artikel dat nu ter discussie staat. Het LOWI volgt Verzoeker hierin niet. De auteursbijdragen reflecteren in voldoende mate de verschillende bijdragen zoals de auteurs die hebben geleverd. Het LOWI neemt hierbij in aanmerking dat het onderzoek zoals dat uiteindelijk is gepubliceerd in 2022 onder leiding van Betrokkene 1 op verschillende onderdelen is veranderd ten opzichte van vóór 2015, toen Verzoeker daar nog nauw bij betrokken was. Het LOWI ziet geen aanleiding voor het oordeel dat met de omschrijving van de auteursbijdrage van Betrokkene 1 normen uit de gedragscode zijn geschonden.

Betwisting bijdragen co-auteurs

21. Voor zover Verzoeker verschillende co-auteurschappen bij de publicatie heeft betwist, heeft hij dit klachtonderdeel, zoals de CWI terecht concludeert, onvoldoende onderbouwd. Het LOWI zal hier verder dan ook niet op ingaan.

Conclusie

22. Het verzoek is ongegrond.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek ongegrond;

II. adviseert het aanvankelijk oordeel onder verwijzing naar dit advies vast te stellen als definitief oordeel.

Aldus vastgesteld op 19 juni 2023 door prof. mr. H.E. Bröring, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.