naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. […] de Universiteit Utrecht
Procesverloop
Op 10 oktober 2022 heeft [Verzoeker] een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Utrecht (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].
De CWI heeft […] de UU […] op 9 november 2022 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
De [UU] heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker in het aanvankelijk oordeel van 22 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 6 december 2022 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.
Mr. E.J. Daalder heeft zich in deze zaak verschoond.
Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen en direct tot advisering over te gaan. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
Overwegingen
Inleiding
1. Verzoeker heeft bij de UU geklaagd over Betrokkene. De klacht ziet op de rol die Betrokkene heeft vervuld in een externe begeleidingscommissie bij onderzoek.
2. Verzoeker heeft een andere zaak bij het LOWI lopen over een andersoortige bijdrage (het delen van wetenschappelijke inzichten) van een andere wetenschapper aan hetzelfde onderzoek. In die zaak heeft het LOWI vandaag ook advies uitgebracht. Voor meer (achtergrond)informatie verwijst het LOWI naar dat advies, zie LOWI-advies 2023-02.
Toepasselijkheid gedragscode
3. Volgens de CWI is de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 niet van toepassing op de rol die Betrokkene heeft vervuld in de externe begeleidingscommissie. Dit onderschrijft het LOWI niet. Het LOWI is daarentegen van oordeel dat deelname van een wetenschapper aan een externe begeleidingscommissie valt onder de categorie ‘optreden als inhoudelijk deskundige’ (artikel 1.1, onder 2), zoals Verzoeker betoogt. Betrokkene heeft zowel zijn vakinhoudelijke deskundigheid aangewend als zijn ervaring en deskundigheid bij het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het gaat hier weliswaar niet om wetenschappelijk onderzoek in enge zin – het onderzoek werd immers uitgevoerd door de ABRvS – maar deelname aan een externe begeleidingscommissie valt naar het oordeel van het LOWI wel onder ‘onderzoek in den brede’ waarop de gedragscode van toepassing is.
4. Dit betekent dat de CWI de klacht naar het oordeel van het LOWI inhoudelijk had moeten beoordelen.
Transparantie en verantwoordelijkheid
5. Net als in LOWI-advies 2023-02 oordeelt het LOWI ook in deze zaak dat Betrokkene met het verkiezen van vertrouwelijkheid boven transparantie geen normen uit de gedragscode heeft geschonden. Hoewel Betrokkene in deze zaak een andere rol vervulde dan Betrokkene in zaak 2023-02, geldt naar het oordeel van het LOWI voor beiden dat zij de toegezegde vertrouwelijkheid aan de ABRvS voorrang mochten geven boven transparantie. Het LOWI verwijst voor verdere motivering naar overweging 17 van advies 2023-02.
Conclusie
6. De gedragscode is wel van toepassing op deelname van wetenschappers aan een externe begeleidingscommissie. Verzoekers klacht is echter ongegrond.
Advies
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek gegrond;
II. adviseert de klacht onder verwijzing naar dit advies kennelijk ongegrond te verklaren in plaats van niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld op 26 januari 2023 door prof. H.E. Bröring, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.