Categorieën
Advies

Advies 2023-02

Wetenschappelijke integriteit vergt van een wetenschapper om in geval van conflicterende principes steeds een afweging te maken welk principe voorrang moet krijgen. Het LOWI kan goed volgen dat Betrokkene ten aanzien van de specifieke bijeenkomst waaraan hij een bijdrage heeft geleverd, de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de vertrouwelijkheid voorrang heeft gegeven boven transparantie.

Print Friendly, PDF & Email

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Tilburg University

Procesverloop

Op 29 juni 2022 heeft [Verzoeker] een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van Tilburg University (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door onder meer [Betrokkene].

De CWI heeft het College van Bestuur van Tilburg University (hierna: Bestuur) op 19 juli 2022 geadviseerd de klacht kennelijk ongegrond te verklaren. De overwegingen waarop dit advies stoelt zijn vanwege de zomervakantie later, op 30 augustus 2022, vastgesteld.

Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en heeft de klacht in het aanvankelijk oordeel van 7 september 2022 kennelijk ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 12 oktober 2022 verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Mr. E.J. Daalder en prof. mr. dr. H.E. Bröring hebben zich verschoond.

Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkene in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.

Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van Betrokkene.

Het LOWI heeft besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker is een betrokken burger die belangstelling heeft voor de rol van de hoogste algemene bestuursrechter in wat bekend is komen te staan als de toeslagenaffaire. Verzoeker vermoedt dat de onderste steen in deze affaire nog niet boven is. Hij meent dat het reflectierapport uit 2021 “Lessen uit de kinderopvangtoeslagzaken” waarmee de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) reflecteert op zijn eigen rol in de toeslagenaffaire onvolledig is.

2. In het kader van deze zelfreflectie heeft de ABRvS gesprekken gevoerd met onder meer rechtbanken, zustercolleges en de wetenschap over hun reflecties op het handelen van de ABRvS in kinderopvangtoeslagenzaken en hun aanbevelingen voor de toekomst (p. 3 reflectierapport).

3. Betrokkene is een van de wetenschappers waarmee tijdens een bijeenkomst van staatsraden, griffiers en wetenschappers is gesproken.

Klacht

4. Verzoeker heeft bij de CWI geklaagd dat Betrokkene hem in strijd met de vereiste transparantie in de wetenschap niet voldoende heeft willen toelichten wat hij tijdens die bijeenkomst mondeling naar voren heeft gebracht. Verder heeft Betrokkene volgens Verzoeker onvoldoende toegezien op deugdelijke verslaglegging van deze bijeenkomst en had hij moeten reageren op de brieven die Verzoeker hem hierover heeft gestuurd.

CWI-advies en aanvankelijk oordeel

5. De CWI overweegt dat Betrokkene met zijn mondelinge bijdrage aan de interne en vertrouwelijke bijeenkomst van de ABRvS als wetenschappelijk expert heeft opgetreden. Dit valt volgens de CWI onder de ruime definitie van ‘onderzoek’ in artikel 1.1., onder 2, van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 dat alle activiteiten omvat die aan de onderzoekspraktijk verbonden zijn zoals het optreden als inhoudelijk deskundige. De gedragscode is volgens de CWI dus van toepassing hoewel van wetenschappelijk onderzoek in strikte zin (het doen van wetenschappelijk onderzoek) geen sprake is. Het gaat hier eerder om het reflecteren op een praktijkcasus door een expert op basis van diens wetenschappelijke expertise.

6. De CWI overweegt dat een wetenschapper ook als taak heeft om een maatschappelijke bijdrage te leveren. Het uitgangspunt hierbij is dat zichtbaar moet kunnen worden gemaakt hoe een wetenschapper werkt. Dat impliceert volgens de CWI niet dat er geen uitzonderingen op die regel mogelijk zijn. In dit geval is openbaarmaking niet mogelijk, omdat de bijeenkomst een vertrouwelijk karakter had, hetgeen – gegeven het belang van een open interne discussie binnen de rechtspraak – begrijpelijk en te rechtvaardigen is. De CWI is vervolgens van oordeel dat Verzoeker in zijn klacht op geen enkele wijze een onderbouwing geeft dat Betrokkene met zijn mondelinge bijdrage zijn taak als wetenschapper niet naar behoren heeft vervuld en dat er dan ook geen begin van een aanwijzing is dat in dit geval sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit.

7. Voor zover Verzoeker betoogt dat Betrokkene had moeten bewerkstelligen dat van de bijeenkomst een schriftelijk verslag werd opgemaakt, leidt dit ook niet tot de conclusie dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden. Daarbij overweegt de CWI dat dit de interne werkwijze van de ABRvS betreft en dat het niet in de macht van Betrokkene ligt of en in hoeverre een dergelijk verslag wordt opgesteld en/of openbaar wordt gemaakt.

8. De CWI volgt het standpunt van Betrokkene dat een gesprek zoals gevoerd in het kader van de reflectie in vertrouwelijkheid moet kunnen plaatsvinden zodat iedereen, ook de rechter, vrijuit kan spreken. Gelet hierop is Betrokkene volgens de CWI niet gehouden om Verzoekers vragen over de bijeenkomst te beantwoorden.

9. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en Verzoekers klacht tegen Betrokkene kennelijk ongegrond verklaard omdat de klacht niet kan leiden tot de conclusie dat Betrokkene de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

Verzoek

10. Verzoeker betoogt dat met dit voorlopige besluit de door hem aangedragen feiten en aanwijzingen worden genegeerd en geloochend. Volgens Verzoeker had Betrokkene gelet op zijn expertise en eerdere publicaties kritisch(er) moeten zijn over de rol van de ABRvS in de toeslagenaffaire. Ook trekt hij de onafhankelijkheid van Betrokkene ten opzichte van de ABRvS in twijfel en hekelt hij het vertrouwelijke karakter van de bijeenkomst waaraan Betrokkene heeft deelgenomen omdat dit op gespannen voet staat met wetenschappelijke integriteit. Volgens Verzoeker had Betrokkene zijn onafhankelijkheid moeten borgen door van tevoren heldere afspraken te maken en binnen die afspraken zoveel mogelijk ruimte te pakken om transparant te kunnen zijn naar buiten toe. Verzoeker stelt dat Betrokkene een oprechte vraag van hem als burger heeft genegeerd en dat dit geen blijk geeft van respect en verantwoordelijkheid en dat dit het gevoel oproept dat er iets niet pluis is. Verzoeker gaat tot slot in op een wetenschappelijk artikel van Betrokkene over de toeslagenaffaire en stelt dat Betrokkene ook daarin niet onafhankelijk is geweest.

Verweer Bestuur

11. Het Bestuur herhaalt verschillende overwegingen uit het CWI-advies dat het ook na het lezen van het verzoekschrift nog volledig onderschrijft. Het Bestuur vult hierop aan dat het delen van wetenschappelijke inzichten (zoals Betrokkene in dit geval heeft gedaan) meerdere uitingsvormen kent en niet per definitie vergt dat een wetenschapper achteraf ten volle inzicht of verantwoording aflegt over hetgeen hij of zij precies in bijvoorbeeld een gesprek met derden, een lezing of een paneldiscussie heeft gedeeld. Dat zou volgens het Bestuur ondoenlijk zijn. In dit geval is openbaarmaking van hetgeen is besproken ook niet mogelijk gelet op het begrijpelijke en te rechtvaardigen vertrouwelijke karakter van de bijeenkomst waaraan Betrokkene heeft deelgenomen en waarin hij wetenschappelijke inzichten heeft gedeeld.

12. Het Bestuur stelt ook dat de opmerkingen van Verzoeker over het wetenschappelijk artikel van Betrokkene een ongeoorloofde uitbreiding van de oorspronkelijke klacht betreft.

Verweer Betrokkene

13. Betrokkene licht in zijn verweerschrift de achtergrond en context toe van zijn bijdrage aan het interne reflectieproces van de ABRvS. Hij verduidelijkt waarom hij – net als de andere wetenschappers die aan het gesprek hebben deelgenomen – zonder meer vertrouwelijkheid heeft toegezegd. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat Verzoeker voor openbaarmaking van gespreksverslagen niet bij hem maar bij de ABRvS moet zijn. Verder weerspreekt hij dat hij van tevoren afspraken had moeten maken over transparantie met de werkgroep van de ABRvS die hem uitnodigde voor de bijeenkomst. Volgens Betrokkene valt zijn bijdrage niet onder de reikwijdte van de gedragscode, omdat hij geen onderzoek heeft gedaan maar heeft deelgenomen aan een informele brainstormsessie die vooral ging over de vraag welke rol [het vakgebied binnen de] wetenschap heeft gespeeld in de toeslagenaffaire en welke rol zij zou kunnen spelen om dit soort affaires in de toekomst te voorkomen.

14. Betrokkene weerspreekt verder dat zijn onafhankelijkheid in het geding zou zijn geweest bij het wetenschappelijk artikel waarover Verzoeker bij het LOWI ook heeft geklaagd of dat hij zich heeft laten leiden door buitenwetenschappelijke belangen. Betrokkene vindt het zeer kwalijk dat Verzoeker deze beschuldiging uit zonder ook maar een begin van bewijs te leveren. Betrokkene verduidelijkt verder dat hij naar aanleiding van Verzoekers kritiek op dit artikel hem telefonisch te woord heeft gestaan. Los daarvan stelt Betrokkene dat hij niet gehouden is om met Verzoeker (of een andere burger) inhoudelijke discussies te voeren over zijn publicatie, maar is dit wel wat Verzoeker van hem verlangt. Betrokkene verduidelijkt dat Verzoeker hem bij herhaling e-mails heeft gestuurd en steeds schriftelijk antwoord eist. Betrokkene vond en vindt dat nog steeds een onheuse bejegening en heeft Verzoeker toen laten weten dat hij zich niet gehouden voelt om schriftelijk te reageren maar dat hij hem wel een keer telefonisch te woord zou kunnen staan, hetgeen uiteindelijk ook gebeurd is.

Reactie op verweerschriften 

15. In zijn reactie op de verweerschriften stelt Verzoeker dat hij andermaal niet serieus wordt genomen en dat zijn kritische vragen worden genegeerd. Volgens hem staat echter op het spel of wetenschappers en rechters wel een eerlijk en oprecht verhaal vertellen over de rol van de hoogste bestuursrechter in de toeslagenaffaire. Verzoeker wijst erop dat het telefoongesprek tussen hem en Betrokkene pas na tussenkomst van de vertrouwenspersoon tot stand is gekomen. Verzoeker stelt verder dat hij in zijn oorspronkelijke klacht van 29 juni 2022 al kritiek had geuit op het wetenschappelijke artikel. En dat het Bestuur heeft geweigerd zijn aanvullende klacht over dit artikel te laten onderzoeken. Hiertoe wijst Verzoeker op een brief van het Bestuur van 7 september 2022 waarin staat dat Verzoekers eerdere brieven van 26 juli, 15 augustus en 2 september 2022 geen aanleiding vormen voor nader onderzoek. Volgens Verzoeker is dit onzorgvuldig.

Oordeel LOWI

Toepasselijkheid gedragscode op mondelinge bijdrage

16. Het LOWI stelt voorop dat de mondelinge bijdrage die Betrokkene als wetenschapper heeft geleverd aan het interne reflectieproces van de ABRvS valt onder de reikwijdte van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018. Het betreft hier weliswaar geen wetenschappelijk onderzoek in enge zin – daar doelt Betrokkene op in zijn verweerschrift – maar zoals de CWI terecht heeft overwogen is de gedragscode van toepassing op wetenschappelijk onderzoek in den brede waartoe ook het optreden als inhoudelijk deskundige behoort. De CWI heeft de bijdrage van Betrokkene terecht onder deze categorie geschaard en de gedragscode van toepassing verklaard. In het kader van ‘Open Science’ zijn verschillende vormen van wetenschapsbeoefening mogelijk. Wel acht het LOWI het van belang om bij de toetsing aan de gedragscode rekening te houden met de aard van dit type ‘bredere’ onderzoeksactiviteit. Niet alle normen die aan wetenschappelijk onderzoek in enge zin worden gesteld zijn onverkort van toepassing op ‘bredere’ onderzoeksactiviteiten.

Transparantie en verantwoordelijkheid

17. Transparantie en verantwoordelijkheid zijn twee van de vijf principes uit de gedragscode waaraan moet worden voldaan. De gedragscode heeft echter ook oog voor situaties waarin principes met elkaar conflicteren (p.14). Het LOWI is van oordeel dat daar in dit geval sprake van is. Betrokkene kan niet de transparantie geven die Verzoeker vraagt omdat hij – net als de andere wetenschappers die deelnamen aan het gesprek – volledige vertrouwelijkheid heeft beloofd en in die zin een verantwoordelijkheid heeft richting de ABRvS. In dit geval betreft het het belang van de ABRvS om een interne reflectie te kunnen organiseren, uitmondend in een openbaar rapport. Wetenschappelijke integriteit vergt van een wetenschapper om in geval van conflicterende principes steeds een afweging te maken welk principe voorrang moet krijgen. Het LOWI kan goed volgen dat Betrokkene ten aanzien van de specifieke bijeenkomst waaraan Betrokkene een bijdrage heeft geleverd, de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de vertrouwelijkheid voorrang heeft gegeven boven transparantie. Hierbij neemt het LOWI in aanmerking dat de vertrouwelijkheid een legitiem belang diende van de ABRvS en dat de wijze waarop Betrokkene hiermee rekening heeft gehouden, redelijk is in het licht van het openbare reflectierapport dat de ABRvS hierover heeft gepubliceerd en de uitgebreide openbare reflecties die naar aanleiding hiervan hebben plaatsgevonden. Het LOWI deelt voorts niet de indruk van Verzoeker dat Betrokkene zich achter de toegezegde vertrouwelijkheid verschuilt. Overigens is de CWI-overweging dat Verzoeker niet heeft onderbouwd wat er mis is met de mondelinge bijdrage van Betrokkene aan de interne reflectie minder gelukkig. Immers, de gesprekken waren vertrouwelijk zodat de inhoud daarvan niet bekend was voor Verzoeker (en niet voor de CWI). Dit doet er echter niet aan af dat Betrokkene naar het oordeel van het LOWI geen normen van wetenschappelijke integriteit heeft geschonden door vertrouwelijkheid in dit geval voorrang te geven boven transparantie.

Negeren brieven/mails van Verzoeker

18. Dat verschillende andere wetenschappers die Verzoeker heeft aangeschreven welwillender reageren op zijn mails met vragen dan Betrokkene heeft gedaan, bevindt zich naar het oordeel van het LOWI niet in de sfeer van wetenschappelijke integriteit. Verzoeker vindt het wellicht onbeleefd van Betrokkene om een burger die daar meermaals om vraagt niet schriftelijk te beantwoorden. Echter, een wetenschappelijk integriteitsprobleem is dit naar het oordeel van het LOWI niet. Het LOWI neemt hier ook nog in aanmerking dat Betrokkene, weliswaar in een iets ander kader, Verzoeker uiteindelijk telefonisch te woord heeft gestaan.

Onafhankelijkheid en schriftelijke verslaglegging

19. Voor zover Verzoeker de onafhankelijkheid van Betrokkene in twijfel trekt en stelt dat Betrokkene zijn onafhankelijkheid beter had moeten borgen, overweegt het LOWI als volgt. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift een nadere toelichting gegeven over zijn positie tot de ABRvS. Na het lezen van deze toelichting ziet het LOWI in Verzoekers betoog geen aanleiding om te oordelen dat Betrokkene vanuit normen of principes van onafhankelijkheid niet zonder het maken van nadere afspraken had mogen ingaan op de uitnodiging om als wetenschapper inbreng te hebben bij het interne reflectieproces van de ABRvS. Hierbij betrekt het LOWI ook dat het niet de verantwoordelijkheid was van Betrokkene om afspraken te maken over verslaglegging; hij vervulde immers slechts de rol van inhoudelijk adviseur en was verder niet betrokken bij of verantwoordelijk voor het interne onderzoek. Dat Betrokkene zelf zou moeten controleren in hoeverre en op welke manier zijn inbreng is verwerkt in het onderzoek waaraan hij heeft meegewerkt, en dat hij ook daarom een schriftelijk verslag van de bijeenkomst had moeten verlangen, onderschrijft het LOWI niet.

Wetenschappelijk artikel

20. Verzoeker betoogt bij het LOWI ook dat Betrokkene in een wetenschappelijk artikel over de toeslagenaffaire onvoldoende onafhankelijkheid en distantie tot de ABRvS zou hebben betracht.

21. Volgens het Bestuur betreft dit een ongeoorloofde uitbreiding van Verzoekers oorspronkelijke klacht, maar Verzoeker bestrijdt dat. Volgens Verzoeker heeft hij in zijn oorspronkelijke klacht ook al over dit artikel geklaagd. Verder wijst hij op de aanvullende klachten die hij na het eerste CWI-advies van 19 juli 2022 heeft ingediend en die het Bestuur volgens hem in strijd met de zorgvuldigheid niet door heeft willen zetten naar de CWI voor advisering daarover.

22. Het LOWI acht het niet onzorgvuldig dat het Bestuur de aanvullende klachten van Verzoeker niet meer heeft doorgestuurd naar de CWI voor advisering. Verzoeker diende deze aanvullingen in nadat de CWI tot een advies was gekomen over Verzoekers klacht.

23. Het LOWI heeft de oorspronkelijke klacht erop nageslagen en constateert dat Verzoeker daar op twee plaatsen inderdaad opmerkingen maakt over het artikel. Dit betreft slechts een summier gedeelte van de klacht en het LOWI kan daarom begrijpen dat de CWI hier in haar advies niet op in is gegaan; de klacht ging immers hoofdzakelijk over de mondelinge bijdrage van Betrokkene aan het reflectieproces van de ABRvS. Het voert naar het oordeel van het LOWI echter te ver om nu in het verzoekschrift waarin Verzoeker uitgebreider op het artikel ingaat dan in zijn oorspronkelijke klacht een ongeoorloofde uitbreiding van die oorspronkelijke klacht te zien.

24. Verzoeker stelt kort gezegd dat de inhoud van het artikel – meer in het bijzonder het gebrek aan aandacht voor een bepaald onderwerp – hem doet vermoeden dat Betrokkene onvoldoende kritische distantie tot de ABRvS heeft weten te bewaren. Ook insinueert hij dat Betrokkene en de voorzitter van de ABRvS contact hebben gehad over het manuscript voordat dit werd gepubliceerd. Betrokkene weerspreekt dit allebei gemotiveerd in zijn verweerschrift.

25. Het LOWI stelt voorop dat Betrokkene mogelijke belangenconflicten heeft vermeld in de auteursinformatie bij het artikel zoals de gedragscode (norm 44) verlangt. Verder volgt het LOWI de weerspreking van Betrokkene dat er geen contact is geweest tussen hem en de voorzitter van de ABRvS over het manuscript dat hij in voorbereiding had. Het LOWI ziet in hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd geen reden om aan deze verklaring van Betrokkene te twijfelen. Voorts is het LOWI van oordeel dat Verzoekers bezwaren tegen het artikel neerkomen op een inhoudelijk verschil van opvatting dat niet thuishoort bij een CWI of bij het LOWI maar dat in het wetenschappelijk forum moet worden beslecht. Verzoeker stelt weliswaar dat het hem niet gaat om een wetenschappelijk debat, maar dat hij op basis van de inhoud meent dat Betrokkene zich onvoldoende onafhankelijk opstelt naar de ABRvS. Het LOWI is daar niet van overtuigd geraakt en ziet hier uitsluitend een inhoudelijk verschil van opvatting in dat niet thuishoort in een klachtenprocedure over wetenschappelijke integriteit.

Conclusie

26. Het verzoek is ongegrond.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.  verklaart het verzoek ongegrond;

II. adviseert het Bestuur de klacht, ook het klachtonderdeel over het wetenschappelijke artikel, definitief ongegrond te verklaren onder verwijzing naar dit advies.

Aldus vastgesteld op 25 januari 2023 door het LOWI met uitzondering van de leden die zich hebben verschoond (zie procesverloop), namens het LOWI prof. dr. L.L. Lechner, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

Print Friendly, PDF & Email