Categorieën
Besluit

Besluit 2020-05

Het verzoek is gericht tegen de procesbeslissing om de klachtenprocedure te verlengen. Die beslissing is geen aanvankelijk oordeel waarover advies kan worden gevraagd bij het LOWI.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. …

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Maastricht University

Procesverloop

Op 5 juli 2019 heeft … (hierna: Verzoeker) een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van Maastricht University (hierna: CWI) over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door …
(hierna: Betrokkene 1).

Op 2 september 2019 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de CWI over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door …
(hierna: Betrokkene 2).

De CWI heeft deze klachten behandeld. Zij heeft op 17 januari 2020 een advies uitgebracht aan het College van Bestuur van Maastricht University (hierna: Bestuur). Naar aanleiding van een nadere reactie van Betrokkene 1 heeft de CWI besloten nader onderzoek te doen. Vervolgens heeft de CWI op 7 februari 2020 inzake de klacht over Betrokkene 1 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren. Wel heeft de CWI het handelen van Betrokkene 1 op sommige punten aangemerkt als lichte tekortkoming en bedenkelijk gedrag zoals bedoeld in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 (hierna: de gedragscode). Inzake de klacht over Betrokkene 2 heeft de CWI op 3 februari 2020 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft de adviezen van de CWI overgenomen en heeft de klachten van Verzoeker bij aanvankelijke oordelen van 17 februari 2020 ongegrond verklaard.

Namens Verzoeker heeft …, advocaat te …, het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 4 maart 2020 door het LOWI is ontvangen, verzocht om advies uit te brengen.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 18 maart 2020 besloten het verzoek niet in behandeling te nemen.

Overwegingen

Het verzoek

1. Verzoeker vraagt het LOWI om advies over een aanvankelijk oordeel van het Bestuur. Verzoeker geeft aan niet over dat aanvankelijk oordeel te beschikken. Maar volgens Verzoeker valt uit een e-mail van de secretaris van de CWI van 22 januari 2020 op te maken dat het Bestuur heeft geoordeeld dat de klachtenprocedure verlengd moest worden. Verzoeker is het met deze beslissing tot verlenging van de procedure niet eens.

Verduidelijking van het verzoek

2. Uit de tekst van het verzoek, in samenhang gelezen met de daarbij overgelegde bijlagen, heeft het LOWI in eerste instantie opgemaakt dat het verzoek is gericht tegen het niet tijdig geven van een aanvankelijk oordeel door het Bestuur in een lopende klachtprocedure waarin Betrokkenen 1 en 2 Beklaagden zijn.

3. Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkenen op 5 maart 2020 daarom conform artikel 6, lid 3, van het Reglement LOWI 2018 ter kennisgeving bericht dat een verzoek bij het LOWI is ingediend. In deze kennisgeving heeft het LOWI opgemerkt dat het verzoek is gericht tegen het niet tijdig nemen van een aanvankelijk oordeel.

4. In reactie op deze kennisgeving heeft het Bestuur het LOWI geïnformeerd dat het reeds twee aanvankelijke oordelen heeft gegeven in separate klachtprocedures waarbij Verzoeker klager was en Betrokkene 1 respectievelijk Betrokkene 2 beklaagden waren. Het Bestuur heeft deze twee aanvankelijke oordelen van 17 februari 2020 desgevraagd aan het LOWI toegestuurd.

5. Het LOWI heeft deze aanvankelijke oordelen per e-mail van 12 maart 2020 vervolgens aan Verzoeker toegezonden en heeft Verzoeker gevraagd om te verduidelijken tegen welk van deze twee aanvankelijke oordelen het verzoek is gericht.

6. Bij e-mails van 15 en 17 maart 2020 heeft de gemachtigde van Verzoeker geantwoord dat het verzoek is gericht tegen de beslissing van het Bestuur van 22 januari 2020 om de klachtprocedure te verlengen.

Bevoegdheid LOWI

7. Verzoeker richt zich tegen de beslissing van het Bestuur zoals die zou blijken uit een e-mail van de secretaris van de CWI van 22 januari 2020.

7.1. Deze e-mail, voor zover relevant, luidt als volgt: “Please find attached the additional defense that [Betrokkene1] has submitted and for which the Executive Board asked the Committee to asses and evaluate this new information in an additional urgent procedure. The defense is written in Dutch. Therefore, you will also find a provisional English translation from which no rights can be derived. The committee would like to give you the opportunity to provide a written response to this additional defense within one week. The Committee will then decide whether to hold hearings in the very short term.” Het LOWI begrijpt dat het Bestuur op basis van deze informatie van de CWI heeft besloten een nader advies van de CWI af te wachten alvorens een voorlopig oordeel te geven over het op 17 januari 2020 toegezonden advies.

7.2. Daarmee richt het verzoek zich tegen de (impliciete) beslissing van het bestuur om op 22 januari 2020 nog geen voorlopig oordeel te geven en het nadere advies van de CWI af te wachten. De beslissing van het Bestuur waartegen Verzoeker opkomt, is een procesbeslissing van het Bestuur binnen de klachtprocedure die heeft geresulteerd in het aanvankelijk oordeel van 17 februari 2020 over Betrokkene 1. Anders dan Verzoeker betoogt, is deze procesbeslissing zelf echter geen aanvankelijk oordeel zoals bedoeld in het Reglement LOWI 2018 waarover advies kan worden gevraagd bij het LOWI.

7.3. De gemachtigde van Verzoeker heeft op de uitdrukkelijke vraag van het LOWI tegen welk aanvankelijk oordeel van 17 februari 2020 het verzoek is gericht, geantwoord dat het verzoek is gericht tegen deze procesbeslissing van het Bestuur. Op de vervolgvraag van het LOWI of dit betekent dat het verzoek niet is gericht tegen een van de aanvankelijke oordelen van 17 februari 2020 herhaalt de gemachtigde van Verzoeker dat het verzoek is gericht tegen de procesbeslissing van het Bestuur. Het LOWI concludeert hieruit dat het verzoek niet is gericht tegen een van de aanvankelijke oordelen van het Bestuur van
17 februari 2020. Artikel 2, lid 1, van het Reglement LOWI 2018 bepaalt dat het LOWI op verzoek van Verzoeker advies geeft aan het Bestuur over het aanvankelijk oordeel. Het thans voorliggende verzoek is niet gericht op een aanvankelijk oordeel maar, zoals hiervoor onder 7.2 overwogen, een procesbeslissing zodat het LOWI niet bevoegd is om het Bestuur te adviseren.

7.4. Na deze mailwisseling tussen de gemachtigde van Verzoeker en het LOWI, heeft de gemachtigde van Verzoeker op 26 maart 2020 twee nieuwe verzoekschriften ingediend die door het LOWI op 6 april 2020 zijn ontvangen. Met deze nieuwe verzoekschriften komt gemachtigde namens Verzoeker alsnog op tegen de twee aanvankelijke oordelen van 17 februari 2020. Deze verzoeken worden in LOWI-procedure 2020-20 en 2020-21 beoordeeld. Gemachtigde verzoekt het LOWI bij e-mail van 9 april 2020 om zaak nr. 2020-05 afzonderlijk te behandelen en niet te voegen met zaak nr. 2020-20 zoals het LOWI na ontvangst van de verzoeken 2020-20 en 2020-21 in eerste instantie had besloten. Met het onderhavige besluit komt het LOWI aan dit verzoek van gemachtigde tegemoet.

Conclusie

8. Het LOWI is niet bevoegd om het verzoek nr. 2020-05 in behandeling te nemen en het Bestuur te adviseren. Het verzoek is niet-ontvankelijk.

9. De twee nieuwe verzoekschriften van gemachtigde van Verzoeker van 26 maart 2020 zal het LOWI beoordelen in zaken nrs. 2020-20 en 2020-21.

BESLUIT

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek van … niet-ontvankelijk;

II. besluit het verzoek buiten behandeling te laten;

III. brengt geen advies uit aan het College van Bestuur van Maastricht University.

Aldus vastgesteld op 9 april 2020 door prof. mr. R. Fernhout, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.