Categorieën
Advies

Advies 2025-09

Auteurschapskwestie waarin sociale veiligheid een rol speelt. Beslissing dat de betreffende wetenschapper een regulier auteurschap kan worden aangeboden, maar dat hij wegens omstandigheden geen senior (laatste) auteur of corresponding author mag zijn, houdt stand bij het LOWI.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht

Procesverloop

Op 9 april 2024 heeft [Verzoeker] een klacht over [Betrokkene] ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Maastricht (hierna: CWI). Op 13 juni 2024 heeft Verzoeker zijn klacht uitgebreid.

De CWI heeft op 9 december 2024 aan het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht (hierna: Bestuur) geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft dit advies opgevolgd en heeft de klacht in een voorlopig oordeel van 18 december 2024 ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het LOWI op 26 januari 2025 verzocht advies uit te brengen over het voorlopig oordeel.

Het LOWI heeft dit verzoek in behandeling genomen.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft hierop gereageerd.

Betrokkene heeft een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 16 april 2025 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht op basis van het dossier en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

 

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker was UHD – en gedurende enkele jaren profileringshoogleraar – aan de Universiteit Maastricht. Omdat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen (seksueel grensoverschrijdend gedrag), is Verzoeker daar niet langer werkzaam.

2. Betrokkene is UHD aan onder meer de Universiteit Maastricht en was een collega van Verzoeker tot aan diens ontslag.

3. Verzoekers klacht gaat over auteurschapskwesties in twee manuscripten die in de stukken ‘manuscript [1]’ en ‘manuscript [2]’ worden genoemd. Omdat Verzoeker het niet eens is met de auteurspositie van hemzelf en van Betrokkene op de manuscripten, weigert hij daaraan zijn goedkeuring te verlenen. De manuscripten zijn nog niet ter publicatie aangeboden.

Klacht

4. Verzoeker klaagt dat Betrokkene zichzelf in beide manuscripten ten onrechte senior auteur maakt en weigert om Verzoeker laatste (senior) auteur te maken. Over manuscript [2] klaagt Verzoeker verder dat de omschrijving van de auteursbijdrage van Betrokkene in eerste instantie onjuist was (funding acquisition en original draft) en nu, na aanpassing, nog altijd groter is dan de daadwerkelijke bijdrage rechtvaardigt (conceptualization). Verzoeker klaagt ook dat Betrokkene de affiliatie met de Universiteit Maastricht ten onrechte heeft weggehaald bij Verzoekers naam terwijl hij het onderzoek voor dit manuscript aan de Universiteit Maastricht heeft verricht en de affiliatie bij andere oud-medewerkers van de universiteit wel staat vermeld.

CWI-advies en voorlopig oordeel

5. De CWI overweegt dat Betrokkene heeft gehandeld in overeenstemming met het beleid van het bestuur van het onderzoeksinstituut en de decaan over hoe om te gaan met auteurschappen van Verzoeker na diens ontslag. Alleen op het vlak van het klachtonderdeel dat Betrokkene zich onterecht bepaalde rollen zou toe-eigenen is volgens de CWI sprake van een eigen gedraging of handeling van Betrokkene. De CWI overweegt dat Betrokkene na opmerkingen hierover van Verzoeker zijn rollen heeft aangepast en er dientengevolge een oplossing is gekomen. Daarom acht de CWI het niet nodig zich hierover een oordeel te vormen. Er is volgens de CWI geen strijd met normen van wetenschappelijke integriteit.

6. Het Bestuur neemt het advies van de CWI over en verklaart de klacht ongegrond.

Verzoek

7. Verzoeker is het hier niet mee eens en vindt dat de CWI zich wel een oordeel had moeten vormen over de wijze waarop Betrokkene zijn auteursbijdrage in eerste instantie had omschreven (funding acquisition en original draft). Hiertoe voert hij aan dat Betrokkene gelet op zijn leidinggevende en senior positie precies weet wat het inhoudt om aan zichzelf een zware kwalificatie toe te schrijven zoals het binnenhalen van een subsidie. Verzoeker wijst er ook op dat dit gedrag had geloond als Betrokkene hier niet door Verzoeker op was aangesproken. Verzoeker betoogt verder dat Betrokkene aantoonbaar geen expertise en trackrecord heeft op de onderwerpen van beide manuscripten en dat niet Betrokkene maar Verzoeker senior auteur behoort te zijn. Ook betoogt hij dat Betrokkene heeft gedreigd Verzoeker helemaal van de auteurslijst te halen als hij niet zou instemmen met de voorgestelde auteursvolgorde. Verzoeker stelt verder dat het latere besluit van het bestuur van het onderzoeksinstituut, dat Verzoeker slechts co-auteur mag zijn en de universiteit niet meer als affiliatie mag noemen, zonder argumenten is. Verzoeker stelt dat zijn wetenschappelijke integriteit niet in het geding is zodat de auteursvolgorde bepaald dient te worden door de daarvoor geldende richtlijnen uit het vakgebied. Verzoeker wijst ook op een verschrijving in het voorlopig oordeel.

Standpunt Bestuur en Betrokkene

8. Het Bestuur stelt zich op het standpunt dat het arbeidsconflict en Verzoekers klacht over schending van de wetenschappelijke integriteit sterk met elkaar verweven zijn. Het Bestuur stelt ook dat de manuscripten nog niet gepubliceerd zijn en dat er reeds daarom geen schending van de wetenschappelijke integriteit kan zijn. Het Bestuur vraagt het LOWI of Verzoeker geschrapt mag worden als co-auteur en in plaats daarvan genoemd kan worden in de acknowledgments als hij blijft weigeren om de manuscripten goed te keuren, om zo uit de ontstane impasse te geraken zoals ook aan de orde was in LOWI-advies 2023-11. Verder erkent het Bestuur de verschrijving in het voorlopig oordeel en belooft het deze aan te passen in het definitieve oordeel.

9. Betrokkene kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Verzoekers klacht is ingegeven door rancune omdat Betrokkene heeft meegewerkt aan een onderzoek naar Verzoekers seksueel grensoverschrijdende gedrag. Betrokkene wijst net als het Bestuur op de conceptstatus van de manuscripten die nog niet zijn gepubliceerd. Betrokkene licht verder toe waaruit zijn wetenschappelijke bijdrage aan de manuscripten bestaat.

Reactie Verzoeker

10. Verzoeker reageert hierop dat de reden voor zijn ontslag helemaal losstaat van zijn wetenschappelijke integriteit en dat het ongepast en pijnlijk is dat Betrokkene en nu ook het Bestuur blijven opvoeren dat de sociale veiligheid en wetenschappelijke integriteit in deze casus niet volledig van elkaar los te koppelen zijn. Dat Verzoeker geen corresponding author mag zijn, daar legt hij zich bij neer, maar hij heeft recht op laatste (senior) auteurschap. Verzoeker wil volledige erkenning van zijn wetenschappelijke werk en Betrokkene mag zich de positie als laatste (senior) auteur niet zomaar toe-eigenen. Hierom trekt Verzoeker de wetenschappelijke integriteit van Betrokkene in twijfel. Verzoeker herhaalt zijn standpunt zoals verwoord in het verzoekschrift en vult dit op punten verder aan. Zo wijst hij er bijvoorbeeld op dat niet alleen hij, maar ook een andere co-auteur Betrokkene erop heeft gewezen dat het niet correct was om ‘funding acquisition’ als zijn auteursbijdrage op te voeren. Ook wijst hij erop dat Betrokkene manuscript [2] al zonder Verzoekers naam erop naar een andere co-auteur had gestuurd waaruit blijkt dat het schrappen van Verzoekers naam geen loos dreigement was. Verzoeker vat zijn standpunt zo samen dat er na zijn ontslag alleen een probleem met de auteurslijst is als Betrokkene op een manuscript vermeld wil staan als senior auteur. Betrokkene heeft zichzelf volgens Verzoeker op eigen initiatief ten onrechte senior auteur gemaakt op de twee manuscripten en vervolgens ad hoc ondersteuning op hoger niveau gevraagd voor zijn acties.

Laatste reactie Betrokkene

11. Betrokkene weerspreekt dat hij eigenhandig een besluit over de auteurschappen heeft genomen dat in het nadeel van Verzoeker was en herhaalt dat hij zijn handelwijze heeft afgestemd met de directeur van het onderzoeksinstituut die op zijn beurt heeft afgestemd met de decaan. Onder verwijzing naar e-mailcorrespondentie stelt Betrokkene dat hij nog vóór de uitspraak van de kantonrechter aan de afdeling Juridische Zaken heeft gevraagd hoe er met de auteurschappen van Verzoeker moet worden omgegaan als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zou ontbinden en dat deze afdeling hierover vervolgens geadviseerd heeft.

Oordeel LOWI

12. Zoals het LOWI eerder heeft overwogen in advies 2024-15, -16 en -17 (zie overweging 47) leiden voorgenomen publicaties met gebreken in het auteurschap in beginsel nog niet tot schending van normen van wetenschappelijke integriteit. Het gaat immers in die gevallen om concepten en niet om publicaties. Vanwege de conceptstatus van beide manuscripten die nog niet ter publicatie zijn aangeboden, is het LOWI van oordeel dat Verzoekers klacht over auteursvolgorde en auteursbijdrage reeds hierom definitief ongegrond moet worden verklaard. Daarmee is overigens niet gezegd dat het LOWI gebreken in het auteurschap ziet, waarover later meer (zie overweging 13 en verder). Dat de manuscripten zo goed als klaar waren en op het punt stonden om te worden ingediend, maakt voor het LOWI geen relevant verschil. Dat Betrokkene een ervaren UHD’er is maakt hier voor het LOWI evenmin een relevant verschil. Wat telt is dat de artikelen nog niet zijn gepubliceerd en dat daarom van schending van de wetenschappelijke integriteit als regel geen sprake kan zijn.

13. Om de ontstane impasse te doorbreken en ervoor te zorgen dat de manuscripten ter publicatie kunnen worden aangeboden, ziet het LOWI aanleiding het volgende op te merken.

14. Voorop staat, en tussen partijen is dat ook niet in geschil, dat substantiële wetenschappelijke bijdragen erkend moeten worden volgens de daartoe in het vakgebied geldende regels. Dit is echter geen absoluut recht dat wetenschappers toekomt. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, zoals in dit geval, die het rechtvaardigen dat wordt afgeweken van de regels uit het vakgebied over auteurschap. In dit geval heeft de universiteit besloten dat Verzoeker geen corresponding author of laatste (senior) auteur mag zijn op publicaties van de Universiteit Maastricht en dat Verzoeker de universiteit ook niet als affiliatie mag opvoeren, maar dat hem wel co-auteurschap mag worden aangeboden. De beslissing is hierop gebaseerd dat Verzoeker niet in een positie mag worden geplaatst waarin anderen, met name slachtoffers van zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag, met hem hoeven te communiceren. Een ander argument voor deze beslissing is dat Verzoeker vanwege zijn ontslag niet langer geacht kan worden de eindverantwoordelijkheid voor het onderzoek te dragen. Het LOWI acht deze beslissing in het licht van de omstandigheden begrijpelijk en redelijk. Nu in het betreffende vakgebied de laatste (senior) auteur de onderzoeker is die eindverantwoordelijkheid voor het project draagt, is dit overigens niet in afwijking maar in overeenstemming met de regels uit het vakgebied. Het LOWI meent dat er in dit geval met de beslissing om Verzoeker wél co-auteurschap aan te bieden voldoende recht wordt gedaan aan zijn substantiële wetenschappelijke bijdrage. Het LOWI is verder van oordeel dat als Verzoeker weigert om zijn goedkeuring aan de auteursvolgorde en daarmee aan het manuscript te geven, het de overige auteurs onder leiding van Betrokkene dan vrijstaat om Verzoeker niet langer als co-auteur op te voeren maar te volstaan met hem te noemen in de acknowledgments (vergelijk LOWI-advies 2023-11, overweging 18). In toekomstige situaties kan op dezelfde manier worden gehandeld.

15. Dat Betrokkene in plaats van Verzoeker de eindverantwoordelijkheid voor beide projecten wel kan dragen acht het LOWI aannemelijk gezien zijn positie als UHD aan het onderzoeksinstituut en zijn substantiële wetenschappelijke bijdrage aan de manuscripten zoals verwoord in zijn verweerschrift. Voordat het manuscript [2] ter publicatie wordt aangeboden zou Betrokkene nog eens kritisch kunnen bekijken en met de andere co-auteurs kunnen afstemmen of de omschrijving van zijn auteursbijdrage als ‘conceptualization’ zijn substantiële wetenschappelijke bijdrage dekt of dat een andere omschrijving wellicht passender is.

16. Het steekt Verzoeker dat het Bestuur en Betrokkene stellen dat sociale veiligheid en wetenschappelijke integriteit in deze zaak niet helemaal van elkaar zijn los te koppelen. Het LOWI onderschrijft echter het standpunt van het Bestuur en Betrokkene. De beslissing hoe om te gaan met auteurschappen van Verzoeker, is immers terug te voeren op het seksueel grensoverschrijdende gedrag van Verzoeker en het ontslag dat daarop volgde en de behoefte de sociale veiligheid van de slachtoffers te beschermen. Verzoeker zal moeten accepteren dat zijn grensoverschrijdende gedrag zoals dat blijkt uit de uitspraak van de kantonrechter ook gevolgen heeft voor zijn wetenschappelijke samenwerkingen en in dit geval auteurschappen.

Conclusie

17. Het verzoek en de onderliggende klacht zijn ongegrond.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.  verklaart het verzoek ongegrond;

II. adviseert het Bestuur om:

a. de klacht definitief ongegrond te verklaren en het voorlopig oordeel ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel, met dien verstande dat
‘co-auteur’ moet worden vervangen door ‘corresponding author’ zoals het bestuur zelf ook al aangaf in het verweerschrift;
b. op basis van dit advies vast te stellen dat Verzoeker niet langer als co-auteur op de beide manuscripten hoeft te worden geplaatst indien hij blijft weigeren zijn goedkeuring te geven en dat in dat geval kan worden volstaan met een vermelding van Verzoeker in de acknowledgments;
c. Betrokkene in overweging mee te geven om, voordat het manuscript [2] ter publicatie wordt aangeboden, nog eens kritisch te bekijken en met de co-auteurs af te stemmen of de omschrijving van zijn auteursbijdrage zijn substantiële wetenschappelijke bijdrage dekt of dat een andere omschrijving wellicht passender is.

Aldus vastgesteld op 11 juni 2025 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.