naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker 1] en
2. [Verzoeker 2]
over het aanvankelijk oordeel van
3. het Bestuur van Stichting Nederlandse Wetenschappelijk Onderzoek Instituten (NWO-I)
Procesverloop
Op 12 juli 2024 hebben Verzoekers een klacht ingediend bij het Meldpunt wetenschappelijke integriteit van NWO-I over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene 1] en [Betrokkene 2].
Het Bestuur van NWO-I heeft de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna: CWI) gevraagd om advies uit te brengen over deze klacht.
De CWI heeft het Bestuur op 20 december 2024 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
Het Bestuur heeft dit advies opgevolgd en heeft de klacht op 23 december 2024 niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 27 januari 2025 om advies hierover verzocht.
Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Het Bestuur en Betrokkenen 1 en 2 hebben verweerschriften ingediend.
Verzoeker heeft hierop gereageerd.
Betrokkenen 1 en 2 hebben allebei een laatste reactie ingediend.
Het Bestuur heeft geen laatste reactie ingediend.
Het LOWI heeft deze zaak besproken in zijn vergadering en heeft besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht op basis van het dossier en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Betrokkenen 1 en 2 zijn als ecoloog verbonden aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ).
2. Verzoekers zijn vakgenoten en voormalige collega’s van Betrokkenen bij het NIOZ. Verzoeker 1 is inmiddels verbonden aan een Nederlandse universiteit. Verzoeker 2 heeft een eigen onderzoeks- en adviesbureau.
3. Deze casus gaat onder meer over twee wetenschappelijke publicaties; één uit 2001 en één uit 2006. Beide publicaties gaan over hetzelfde onderwerp en hebben volgens Verzoekers (o.a. gelet op hun citatiescore) veel impact gehad.
4. Betrokkene 1 is eerste auteur van de publicatie uit 2001 en tweede auteur van de publicatie uit 2006. Betrokkene 2 is eerste auteur van de publicatie uit 2006.
5. Verzoekers hebben kritiek op beide publicaties en hebben hierover in 2023 gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Betrokkenen hebben in datzelfde medium op de bevindingen van Verzoekers gereageerd. Er is ook media-aandacht voor deze kwestie geweest.
6. Verzoekers vinden dat zowel Betrokkenen als de leiding van het NIOZ de kritiek onvoldoende serieus hebben genomen. Daarom hebben Verzoekers besloten een klacht over schending van de wetenschappelijke integriteit in te dienen.
Klacht
7. De klacht van Verzoekers is dat in de publicaties uit 2001 en 2006 essentiële data zijn weggelaten die de onderzoekers tot hun beschikking hadden en die tot andere (zelfs tegengestelde) conclusies zouden hebben geleid, zonder dat dit in de publicaties is vermeld. Zij klagen ook dat Betrokkenen in het wetenschappelijk forum en in de media hun fouten niet erkennen en de kritiek van Verzoekers ten onrechte bagatelliseren. Dit is volgens Verzoekers in strijd met het principe eerlijkheid.
CWI-advies en voorlopig oordeel
8. De CWI overweegt dat partijen de gelegenheid hebben (en hebben gehad) om een open wetenschappelijke discussie te voeren over de omvang van de dataset en het design van het onderzoek, zonder dat deze gelegenheid door beklaagden is beperkt door bijvoorbeeld bewuste manipulatie. Volgens de CWI betreft de klacht uitsluitend een professioneel verschil van opvatting in de zin van paragraaf 5.4 onder 7a van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit 2018. De CWI adviseert het Bestuur van NWO-I daarom de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
9. Het Bestuur heeft dit advies opgevolgd en de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoek
10. Verzoekers betogen dat de CWI haar conclusie gebrekkig heeft gemotiveerd en dat dit getuigt van een onzorgvuldige lezing van de klacht. Volgens Verzoekers is hun klacht niet slechts een kwestie van professioneel verschil van opvatting, maar hebben Betrokkenen in 2001/2006 onwelgevallige data weggelaten zonder dit te vermelden. Ook betogen zij dat Betrokkenen na de kritische publicatie van Verzoekers in het wetenschappelijk forum in 2023 feiten blijven ontkennen, blijven beweren dat zij in 2001/2006 alle voorhanden gegevens hebben gebruikt en blijven volhouden dat er niets fout was aan hun publicaties hoewel Verzoekers hebben aangetoond dat de conclusies in die publicaties onhoudbaar zijn.
Standpunt Bestuur en Betrokkenen
11. Het Bestuur stelt dat het CWI-advies zorgvuldig tot stand is gekomen en wijst erop dat de CWI partijen eerst in de gelegenheid heeft gesteld om zich over de ontvankelijkheid van de klacht uit te laten en dat zij daarbij heel specifiek heeft aangegeven waar haar twijfels lagen en welke omstandigheden daarvoor relevant waren. Ook heeft de CWI in correspondentie met Verzoekers duidelijk aangegeven dat zij eerst een oordeel zou vormen over de ontvankelijkheid van de klacht, aldus het Bestuur.
12. Betrokkenen weerspreken dat zij data hebben weggelaten in de publicatie uit 2001. Zij lichten toe dat voor hen de locatiekeuze […] destijds maatgevend is geweest voor de keuze van datasets en niet het tijdvak […] zoals Verzoekers in hun kritische publicatie maatgevend laten zijn. Over de publicatie uit 2006 stellen Betrokkenen dat alle verzamelde data is gebruikt en met Verzoekers is gedeeld zoals ook blijkt uit het dankwoord van Verzoekers kritische publicatie uit 2023.
Reactie Verzoekers
13. Verzoekers blijven bij hun standpunt dat sprake is van ‘withhold data without justification’ en dat door de opstelling van Betrokkene 1 geen sprake is geweest van een open wetenschappelijke discussie. Over de publicatie uit 2001 reageren Verzoekers dat daarin is verzuimd te vermelden waarom de data is geëxcludeerd die blijkens de heranalyse van Verzoekers van groot belang is omdat het tot andere conclusies leidt en dat in de publicatie ook niet eens melding is gemaakt van het bestaan van deze data. De kritiek over het ten onrechte excluderen van data gaat volgens Verzoeker ook over de publicatie uit 2006 waarin, gelet op andere beschikbare data, ongefundeerde conclusies zijn getrokken.
Oordeel LOWI
14. Het LOWI maakt in zijn oordeel onderscheid tussen de kritiek van Verzoekers op de publicaties uit 2001/2006 (ov.15) en het debat dat Verzoekers en Betrokkenen in 2023 daarover met elkaar hebben gevoerd in het wetenschappelijk forum (ov.16).
15. Over de publicaties uit 2001 en 2006 overweegt het LOWI als volgt. Sinds het verschijnen van deze publicaties is een lange termijn in de orde van grootte van twintig jaar verstreken voordat Verzoekers een wetenschappelijke integriteitsklacht hebben ingediend. Mede gelet op artikel 15, lid 3, onder d, van de Klachtenregeling wetenschappelijke integriteit NWO-I (hierna: Klachtenregeling), waarin een ‘verjaringstermijn’ van in beginsel tien jaar wordt genoemd, is het LOWI van oordeel dat over deze publicaties niet meer kan worden geklaagd. De klacht, voor zover gericht tegen de publicaties uit 2001 en 2006, moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
16. Het LOWI ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat Betrokkenen de wetenschappelijke integriteit hebben geschonden in het wetenschappelijk debat dat zij in 2023 met Verzoekers hebben gevoerd. Het debat komt er in de kern op neer dat Verzoekers met een ander onderzoeksontwerp en een andere dataset tot andere conclusies komen dan Betrokkenen in 2001 en 2006. Dat Betrokkenen in hun reacties op de kritiek van Verzoekers niet volledig meegaan in die kritiek acht het LOWI geen kwestie van wetenschappelijke integriteit. De discussie tussen partijen past in het wetenschappelijk forum. Het LOWI onderschrijft het oordeel van de CWI dat de klacht (in zoverre) een professioneel verschil van opvatting betreft zoals bedoeld in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 en in artikel 16, lid 1, onder a, van de Klachtenregeling wetenschappelijke integriteit NWO-I. Dit had tot de conclusie moeten leiden dat de klacht in zoverre kennelijk ongegrond is in plaats van niet-ontvankelijk. Voor het oordeel dat sprake is van een professioneel verschil van opvatting en niet van een kwestie van wetenschappelijke integriteit is immers een inhoudelijke toets nodig (zie ook LOWI-advies 2025-03). Voor de uitkomst van de klachtenprocedure maakt dit verder geen verschil: er is terecht besloten om de klacht niet verder in behandeling te nemen.
17. Het LOWI volgt Verzoekers niet in hun betoog dat de CWI de klacht onzorgvuldig zou hebben gelezen of behandeld. De correspondentie tussen de CWI en Verzoekers en Betrokkenen laat zien dat de CWI de klacht en onderliggende publicaties grondig heeft bestudeerd en op zorgvuldige wijze tot oordeelsvorming is gekomen over het niet (verder) in behandeling nemen van de klacht. Het LOWI onderschrijft verder de kernoverweging van de CWI dat er in deze casus geen sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit maar van een professioneel verschil van opvatting.
Conclusie
18. Het LOWI is van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is, voor zover het de publicaties uit 2001 en 2006 betreft, en kennelijk ongegrond, voor zover de klacht het wetenschappelijk debat betreft tussen Verzoekers en Betrokkenen in 2023.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek ongegrond;
II. adviseert het Bestuur om onder verwijzing naar dit LOWI-advies het voorlopig oordeel gewijzigd vast te stellen waarbij de klacht
a. definitief niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover het de publicaties uit 2001 en 2006 betreft;
b. definitief kennelijk ongegrond wordt verklaard voor zover de klacht het wetenschappelijk debat tussen Verzoekers en Betrokkenen in 2023 betreft.
Aldus vastgesteld op 8 mei 2025 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.