Categorieën
Geen categorie

Advies 2021-18

Gedragscode is van toepassing op een legal opinion. Het karakter daarvan kan meebrengen dat niet alle normen in redelijkheid van toepassing kunnen worden geacht. In dit geval is geen sprake van een normschending. De inhoud van de legal opinion dient Verzoeker in de gerechtelijke procedure te bestrijden, niet bij CWI of LOWI.

Print Friendly, PDF & Email

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van de Universiteit Leiden

Procesverloop

Op 12 februari 2021 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Leiden (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

De CWI heeft het College van Bestuur van de Universiteit Leiden (hierna: Bestuur) op 11 maart 2021 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen in het aanvankelijk oordeel van 19 april 2021.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 31 mei 2021 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Mr. E.J. Daalder heeft zich in deze zaak verschoond.

Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkene in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.

Verzoeker heeft op beide verweerschriften gereageerd. Betrokkene heeft gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur.

Betrokkene heeft een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 8 september 2021 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker is advocaat en staat een cliënt bij in een gerechtelijke procedure. De advocaat van de tegenpartij heeft in het kader van die procedure twee vragen voorgelegd aan Betrokkene. Betrokkene is als hoogleraar gespecialiseerd in het rechtsgebied waarop de gerechtelijke procedure betrekking heeft. Betrokkene heeft de hem voorgelegde vragen beantwoord in een juridisch advies (hierna: legal opinion). De legal opinion is opgesteld op briefpapier van de universiteit en ondertekend door Betrokkene met zijn naam en functie als hoogleraar in het betreffende rechtsgebied.

Het briefpapier bevat het logo en de naam van de universiteit. Daarnaast wordt in het briefhoofd de faculteit Rechtsgeleerdheid en het rechtsgebied in kwestie vermeld. Betrokkene heeft de legal opinion verstuurd aan de advocaat van de tegenpartij die het vervolgens als productie heeft ingebracht in de gerechtelijke procedure tegen Verzoekers cliënt en in andere hiermee verwante rechterlijke procedures.

Klacht

2. Verzoeker heeft bij de CWI geklaagd dat Betrokkene verschillende normen van wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Volgens Verzoeker heeft Betrokkene in zijn legal opinion niet duidelijk gemaakt op welke dossierstukken hij zich baseert en daarmee geen adequate verantwoording gegeven van bronnenmateriaal. Verder klaagt Verzoeker dat Betrokkene de aan hem voorgelegde vragen inconsequent en inadequaat heeft beantwoord, hetgeen in het voordeel is van de advocaat van de tegenpartij die ook de opdrachtgever van de legal opinion is.

CWI-advies

3. De CWI heeft het Bestuur primair geadviseerd om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren, omdat geen sprake is van een product van wetenschapsbeoefening. Het LOWI heeft de zeer uitgebreide passages hierover in het CWI-advies bestudeerd, maar zal die passages omwille van de leesbaarheid van het LOWI-advies en gelet op de bespreking ervan in de punten 9-14 van dit advies op deze plek niet weergeven.

4. De CWI heeft subsidiair geadviseerd om het klachtonderdeel over de verantwoording van bronnenmateriaal kennelijk ongegrond te verklaren en de klacht verder niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de CWI is niet gebleken dat het bronnenmateriaal onvoldoende adequaat zou zijn verantwoord en voldoet de legal opinion naar vorm en inhoud aan de eisen die aan juridische adviezen worden gesteld. De klachtonderdelen over inconsequentie en gebrek aan adequaatheid gaan volgens de CWI niet over wetenschappelijke integriteit maar over de kwaliteit van de legal opinion. Volgens de CWI gaat het hierbij om een wetenschappelijke controverse, te weten een verschil van inzicht over de interpretatie van wetsartikelen en jurisprudentie, dat in de daartoe geëigende fora moet worden beslecht in plaats van bij de CWI.

Aanvankelijk oordeel

5. Het Bestuur heeft het CWI-advies opgevolgd en de klacht niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoek

6. Verzoeker is het niet eens met de primaire niet-ontvankelijkverklaring van zijn klacht op de grond dat geen sprake zou zijn van een product van wetenschapsbeoefening. Hiertoe weerspreekt hij de uitgebreide CWI-passages op enkele onderdelen en wijst hij op het gebruik van het briefpapier van de universiteit en op het gebruik van de hoogleraarstitel. Volgens Verzoeker is de legal opinion niet zozeer een ‘advies van onderzoekers’ (1.1.3 gedragscode), maar is sprake van het optreden als inhoudelijk deskundige (1.1.2 gedragscode).

Verzoeker herhaalt zijn klacht dat Betrokkene heeft verzuimd op wetenschappelijk verantwoorde wijze te verantwoorden welke bronnen hij heeft geraadpleegd. Volgens Verzoeker gaat zijn klacht niet zozeer over de inhoud van de legal opinion, maar om tekortkomingen in de werkwijze en totstandkoming. Meer in zijn algemeenheid stelt Verzoeker dat de terughoudende toets van de CWI voorbij gaat aan het belang dat wetenschappers die als zodanig naar buiten treden dat op wetenschappelijk verantwoorde wijze doen.

Verweer Bestuur

7. Het Bestuur refereert kort gezegd aan het CWI-advies en het aanvankelijk oordeel en verduidelijkt dat een legal opinion volgens hem niet onder artikel 1.1.2, maar wel onder 1.1.3 van de gedragscode valt omdat een legal opinion geen direct gevolg is van wetenschappelijk onderzoek.

Standpunt Betrokkene

8. Betrokkene onderschrijft het aanvankelijk oordeel van het Bestuur en brengt in aanvulling hierop het volgende naar voren.

8.1. Volgens Betrokkene gaat het Verzoeker wel degelijk om de inhoud van de legal opinion waarmee hij het oneens is, en niet om de methode en wijze van totstandkoming daarvan zoals Verzoeker zelf stelt. Het geven van een legal opinion is volgens Betrokkene een gebruikelijke praktijk die door veel juridisch onderzoekers wordt gehanteerd. Betrokkene wijst op het nut hiervan voor de rechtspraktijk en stelt dat het van toepassing verklaren van principes en normen uit de gedragscode een ongewenst afschrikwekkend effect heeft. Betrokkene wijst in het verlengde hiervan erop dat universiteiten wetenschappers juist aanmoedigen om hun kennis met het publiek te delen.

8.2. Over de verantwoording van bronnenmateriaal stelt Betrokkene als volgt. Met de zinsnede dat zijn advies is gebaseerd op de belangrijkste stukken van het dossier heeft Betrokkene willen aangeven dat hij niet alle bijlagen en correspondentie uit het dossier heeft gelezen, maar alleen die stukken die ter zake deden voor de beantwoording van de hem voorgelegde vragen. Ook wijst Betrokkene erop dat hij in de legal opinion verwijst naar stukken waarop hij zich baseert, te weten dossierstukken, literatuur en jurisprudentie.

8.3. Betrokkene weerspreekt dat hij de twee voorgelegde vragen inconsequent heeft beantwoord. Hij voert aan dat hij in de legal opinion zelf heeft uitgelegd waarom hij de ene rechter wel volgt in zijn rechterlijk oordeel en de andere niet. Ook weerspreekt hij de vragen inadequaat te hebben beantwoord. Volgens Betrokkene heeft hij de legal opinion goed en gedegen gemotiveerd en niet alleen argumenten genoemd in het voordeel van de advocaat van de tegenpartij.

Toepasbaarheid gedragscode

9. Tussen partijen is in geschil in hoeverre de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 (hierna: gedragscode) van toepassing is op de legal opinion. De gedragscode luidt op dit punt, voor zover relevant, als volgt:

“1.1. Op welke activiteiten is deze code van toepassing?

1. Deze code gaat over wetenschappelijk onderzoek in den brede, zoals dat wordt uitgevoerd aan de instellingen die deze code onderschrijven. Dit omvat zowel publiek als privaat gefinancierd en zowel fundamenteel als toegepast en praktijkgericht onderzoek.

2. ‘Onderzoek’ omvat alle activiteiten die aan de onderzoekspraktijk verbonden zijn: het opstellen van aanvragen, opzet en uitvoering van het onderzoek, beoordeling en peer review, het optreden als inhoudelijk deskundige, verslaglegging, verantwoording en publiciteit.

3. Op populairwetenschappelijke uitingen, onderwijsmateriaal en adviezen van onderzoekers zijn de principes en normen van deze code van toepassing voor zover dat in redelijkheid kan worden verlangd.

(…)”

10. Het LOWI stelt vast dat een legal opinion geen wetenschappelijk onderzoek in enge zin betreft, zoals een wetenschappelijk artikel met uitgebreid notenapparaat. Verzoeker heeft echter terecht aangevoerd dat de gedragscode van toepassing is op wetenschappelijk onderzoek in den brede (cursivering LOWI).

11. Voor beantwoording van de vraag of een activiteit wetenschappelijk onderzoek in den brede betreft, sluit het LOWI in beginsel aan bij haar eerdere adviezen over de voorheen geldende gedragscode waarin de term ‘wetenschapsbeoefening’ centraal stond (zie ook LOWI-advies nr. 2021-15).

Na weging van relevante factoren wordt dan uiteindelijk bepaald of sprake is van wetenschapsbeoefening en of dus de gedragscode van toepassing is. In dit kader plaatst het LOWI de uitgebreide passages in het CWI-advies over verschillende factoren die volgens de CWI erop wijzen dat geen sprake is van wetenschapsbeoefening, zoals het ontbreken van een zelfstandige en systematische dataverzameling etc.

In hetzelfde kader plaatst het LOWI Verzoekers tegenwerpingen dat de legal opinion op briefpapier van de universiteit met gebruikmaking van de hoogleraarstitel is geschreven en via de publicatie van de gerechtelijke uitspraken uiteindelijk in de openbaarheid zal komen.

12. Hoewel in dit soort gevallen in beginsel bij de lijn over ‘wetenschapsbeoefening’ wordt aangesloten, zoals toegelicht in overweging 11, is dat in deze casus volgens het LOWI niet nodig. Adviezen van onderzoekers staan immers expliciet vermeld in artikel 1.1.3 van de gedragscode. Het LOWI onderschrijft het standpunt van het Bestuur dat een legal opinion onder deze categorie valt. Een legal opinion kwalificeert reeds daarom als wetenschappelijk onderzoek in den brede. De gedragscode is derhalve van toepassing.

Dat juridisch onderzoekers hierdoor mogelijk worden afgeschrikt om legal opinions te geven, vormt geen aanleiding voor een andere conclusie. Wetenschappers in de rechtsgeleerdheid zullen er simpelweg rekening mee moeten houden dat een legal opinion onder de reikwijdte van de gedragscode kan vallen.

13. Onder verwijzing naar art. 1.1.3 van de gedragscode heeft de CWI vervolgens overwogen dat in redelijkheid niet kan worden verlangd dat de principes en normen uit de gedragscode van toepassing zijn. Het LOWI volgt de CWI hierin niet volledig. Het LOWI begrijpt artikel 1.1.3 zo dat bij toetsing aan de gedragscode rekening moet worden gehouden met het karakter van, in dit geval, een legal opinion. Het karakter van een legal opinion kan meebrengen dat niet alle normen uit de gedragscode in redelijkheid van toepassing kunnen worden geacht.

Dit betekent echter niet dat in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat géén van de normen uit de gedragscode van toepassing is en dat de klacht daarom niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Een dergelijke interpretatie zou de toepasbaarheid van de gedragscode op ‘adviezen van onderzoekers’ ondergraven, terwijl die categorie nu juist expliciet is genoemd in artikel 1.1.3. Anders gezegd, het LOWI leest het ‘voor zover’ in dit artikel niet als: indien.

14. Gelet op het voorgaande is het LOWI van oordeel dat de primaire
niet-ontvankelijkverklaring van de klacht geen stand kan houden.

Verantwoording bronnenmateriaal

15. Het LOWI onderschrijft het subsidiaire (inhoudelijke) oordeel van de CWI dat er vanuit het oogpunt van wetenschappelijke integriteit geen probleem is met de verantwoording van bronnenmateriaal door Betrokkene. Het LOWI heeft de legal opinion hiertoe getoetst aan normen 22 (zorg dat bronnen controleerbaar zijn) en 34 (presenteer op zorgvuldige wijze bronnen, data en argumenten). In zijn voetnoten verwijst Betrokkene naar de vindplaatsen van door hem gebruikte jurisprudentie en literatuur. Dit is een gebruikelijke en aanvaarde manier van bronnenverantwoording in de rechtsgeleerdheid.

De algemene opmerking aan het begin van de legal opinion dat Betrokkene zich op de belangrijkste stukken uit het dossier heeft gebaseerd is naar het oordeel van het LOWI voldoende controleerbaar en zorgvuldig, gelet op het karakter van een legal opinion. Een legal opinion is een bijdrage aan een gerechtelijke procedure. De deelnemers aan die procedure, rechters en partijen, beschikken – uitzonderingen in verband met vertrouwelijkheid daargelaten – allemaal over dezelfde dossierstukken en kunnen derhalve nagaan welke stukken als belangrijkste moeten worden aangemerkt. Eventuele onduidelijkheden hierover kunnen binnen het kader van die gerechtelijke procedure worden opgehelderd en leveren geen integriteitskwestie op.

16. Gelet op het voorgaande is het klachtonderdeel over bronnenverantwoording naar het oordeel van het LOWI terecht ongegrond verklaard.

Inconsequente en inadequate beantwoording?

17. Wat de vermeende inconsequente en inadequate beantwoording van de vragen betreft, is het LOWI van oordeel dat ook deze klachtonderdelen ongegrond verklaard hadden moeten worden. De overweging van de CWI dat sprake is van een wetenschappelijke controverse (en daarom van niet-ontvankelijkheid) is volgens het LOWI minder gelukkig. Wat de CWI hiermee waarschijnlijk heeft bedoeld – en wat het LOWI onderschrijft – is dat de vragen die de advocaat van de wederpartij aan Betrokkene heeft voorgelegd uiteindelijk als rechtsvragen beantwoord moeten worden binnen de gerechtelijke procedure.

Verzoeker dient de juridische inhoud van de legal opinion daarom in de gerechtelijke procedure te bevechten zoals gebruikelijk is en niet binnen de klachtenprocedure voor wetenschappelijke integriteit.

Voor zover Verzoeker heeft betoogd dat het hem niet om de inhoud van de legal opinion is te doen maar om de methode en wijze van totstandkoming, overweegt het LOWI dat Betrokkene op dit punt geen normen uit de gedragscode heeft geschonden.

Dat een legal opinion op verzoek van een van de partijen wordt gegeven en dat hiervoor ook pleegt te worden betaald, is algemeen bekend voor alle deelnemers aan de rechterlijke procedure waarvoor de legal opinion is bedoeld. De legal opinion getuigt niet van een onwetenschappelijke eenzijdige benadering van de voorgelegde vragen. In de legal opinion wordt voldoende toegelicht en verantwoord hoe Betrokkene tot de beantwoording van de vragen komt. De inhoud van de legal opinion dient Verzoeker zoals gezegd in de gerechtelijke procedure te bestrijden, niet bij de CWI of het LOWI.

18. Gelet op het voorgaande dient de klacht ook voor het overige ongegrond te worden verklaard.

Conclusie

19. Het verzoek is gegrond, voor zover het de niet-ontvankelijk verklaring van de klacht betreft. Dit betekent niet dat Verzoeker uiteindelijk gelijk krijgt. Naar het oordeel van het LOWI moet de klacht immers geheel ongegrond worden verklaard. Betrokkene heeft geen normen van wetenschappelijke integriteit geschonden.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek gegrond, voor zover het de niet-ontvankelijk verklaring van de klacht betreft;

II. adviseert het Bestuur:

  • de klacht geheel ongegrond te verklaren in plaats van niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond;
  • onderhavig advies aan het definitieve oordeel ten grondslag te leggen.

Aldus vastgesteld op 4 november 2021 door prof. mr. dr. H.E. Bröring, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

 

Print Friendly, PDF & Email