Categorieën
Besluit

Besluit 2021-19

Op grond van het Reglement LOWI 2018 kunnen alleen Klagers, Beklaagden, of personen die ten onrechte niet als zodanig zijn aangemerkt, een ontvankelijk verzoek om advisering bij het LOWI indienen (vgl. 2020-12). Het LOWI acht het juist dat verzoekers niet als Klagers zijn aangemerkt en ziet geen andere mogelijkheid dan het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [verzoeker 1]

en

2. [verzoeker 2]

over het aanvankelijk oordeel van

3. het College van Bestuur van de TU Delft

Procesverloop

Op 17 maart 2020 hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (hierna: verzoekers) zich tot de wetenschappelijk directeur van een onderzoeksinstituut gericht, met een vermoeden van een schending van de wetenschappelijke integriteit.

De wetenschappelijk directeur heeft zich hierna samen met een decaan van de TU Delft gewend tot de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de TU Delft (hierna: CWI).

De CWI heeft verzoekers op 28 april 2020 gevraagd om als Klager op te treden in de CWI-procedure.

Verzoeker 2 heeft in reactie hierop laten weten dat hij dit om hem moverende redenen niet zal doen.

Hierop heeft het College van Bestuur van de TU Delft (hierna: het Bestuur) de CWI ambtshalve verzocht om de vermeende schending van de wetenschappelijke integriteit te onderzoeken die verzoekers onder de aandacht hebben gebracht.

De CWI informeert verzoekers op 13 mei 2020 dat zij worden aangemerkt als parties involved en stelt hen verschillende vragen.

Op 14 en 18 mei 2020 hebben verzoekers hierop gereageerd met diverse procedurele vragen hunnerzijds, waaronder de vraag of de identiteit van de te raadplegen deskundigen met hen zal worden gedeeld. Ook vragen zij of zij het goed begrijpen dat zij op de hoogte worden gesteld van de uitkomst van de procedure en of zij de mogelijkheid hebben om zich te zijner tijd voor advies tot het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) te wenden.

Op 25 mei 2020 beantwoordt de CWI de procedurele vragen van verzoekers en bevestigt zij dat verzoekers het goed hebben begrepen en dat de identiteit van de deskundigen met hen zal worden gedeeld.

Op 1 juni 2020 beantwoorden verzoekers de vragen van de CWI.

Op 10 oktober 2020 bericht de CWI aan verzoekers dat zij in de zomer druk is geweest met het onderzoek en dat zij de te volgen procedure in deze zaak heeft heroverwogen. Verzoekers worden als gevolg hiervan niet langer beschouwd als interested person or party als bedoeld in de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit TU Delft 2020 (hierna: klachtenregeling).

In reactie op verzoekers vragen over dit bericht heeft de CWI op 23 oktober 2020 verduidelijkt dat het haar bij nader inzien gepaster leek om verzoekers geen speciale positie te laten innemen in de klachtenprocedure, omdat zij geen Klager of Beklaagde zijn als bedoeld in de klachtenregeling.

De CWI heeft het onderzoek naar de vermeende schending van de wetenschappelijke integriteit vervolgens voortgezet zonder betrokkenheid van verzoekers. De dossierstukken uit de procedure, waaronder het deskundigenadvies, het CWI-advies en het aanvankelijk oordeel zijn derhalve niet met verzoekers gedeeld.

Verzoekers hebben op een gegeven moment via een derde vernomen dat het Bestuur een aanvankelijk oordeel heeft gegeven naar aanleiding van het CWI-advies. Hierop hebben zij het LOWI middels een verzoekschrift dat op 30 juli 2021 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen.

Het LOWI heeft op 23 augustus 2021 besloten het verzoek voorlopig in behandeling te nemen en de schriftelijke ronde in gang te zetten, omdat het zich op dat moment onvoldoende geïnformeerd achtte om te kunnen beslissen over de ontvankelijkheid van het verzoek. Hierbij heeft het LOWI zich het recht voorbehouden om aan het einde van de schriftelijke ronde alsnog te kunnen concluderen dat het verzoek niet-ontvankelijk is.

Het LOWI heeft het Bestuur in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen en heeft ook schriftelijke vragen gesteld aan het Bestuur.

Verzoekers hebben gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur.

Het Bestuur heeft een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering besloten dat het zich na deze schriftelijke ronde voldoende geïnformeerd acht om over de ontvankelijkheid van het verzoekschrift te beslissen.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoekers zijn verbonden geweest aan een onderzoeksinstituut van de TU Delft en hebben veel expertise opgebouwd in het onderzoeksgebied waarop dat instituut zich richt.

2. In 2018 is in een wetenschappelijk tijdschrift een bepaalde publicatie in dit onderzoeksgebied verschenen. Verzoekers hebben geprobeerd dit onderzoek te repliceren met behulp van de gegevens uit de wetenschappelijke publicatie en met aanvullende ruwe data die verzoeker 2 bij de eerste auteur van de publicatie heeft opgevraagd.

3. Na bestudering van de ruwe data en verdere pogingen tot replicatie is bij verzoekers het vermoeden gerezen dat in de publicatie sprake is van datamanipulatie. Verzoekers hebben zich met dit vermoeden tot de auteurs van de publicatie gericht.

4. De auteurs hebben hierop gereageerd, bij monde van de corresponding author. Volgens verzoekers is de door hen vermoede datamanipulatie een ernstige kwestie maar hebben de auteurs de ernst hiervan onvoldoende onderkend. Dit blijkt volgens verzoekers ook uit de redenen voor terugtrekking van het artikel. In de toelichting op deze terugtrekking erkennen de auteurs volgens verzoekers de gesignaleerde problemen nog altijd onvoldoende.

5. Verzoekers hebben zich daarom met hun vermoedens tot de wetenschappelijk directeur van het onderzoeksinstituut gewend. Voor de verdere beschrijving van de procedure die daarop is gevolgd, verwijst het LOWI naar het procesverloop in dit besluit.

Verzoek

6. Verzoekers kunnen zich niet vinden in de gewijzigde status die de CWI hun heeft toegekend na aanvang van de CWI-procedure waardoor zij, anders dan eerst was toegezegd, geen toegang hebben gekregen tot het deskundigenadvies, CWI-advies en aanvankelijk oordeel.

Verzoekers wijzen erop dat zij geen (juridische) bijstand hebben, dat het hun ontbreekt aan tijd en middelen en dat zij niet wilden optreden als ‘aanklager’ vanwege de voormalige arbeidsrelatie met een van de auteurs. Volgens verzoekers konden zij zich vinden in de status van parties involved die de CWI hun had toegekend en op basis waarvan zij hebben besloten gehoor te geven aan het verzoek van de CWI om meer informatie te delen en om vragen te beantwoorden.

Verzoekers wijzen er ook op dat de ombudsman van de TU Delft het intrekken van hun status als parties involved heeft afgekeurd, maar dat het Bestuur desalniettemin heeft vastgehouden aan de beslissing van de CWI om dit zo te doen en verzoekers niet langer bij de procedure te betrekken. Verzoekers wijzen erop dat zij, als coauteurs van andere publicaties in dit onderzoeksgebied, risico op reputatieschade hebben gelopen door met hun bevindingen naar de universiteit te stappen.

Volgens verzoekers hebben zij dit risico willen nemen, mits daar een bepaalde informatiepositie tegenover stond waarbij zij op de hoogte zouden worden gehouden van het CWI-onderzoek. Verzoekers wijzen erop dat het LOWI Reglement 2018 wellicht geen mogelijkheid biedt voor andere personen dan de Klager of Beklaagde om het LOWI om advies te vragen, maar dat zij als parties involved dichter in de buurt bij de categorie ‘Klager’ komen dan bij welke andere categorie dan ook.

Volgens verzoekers is het in ieders voordeel als zij de stukken mogen inzien en mogen controleren op eventuele feitelijke of technische fouten. Volgens verzoekers staat het LOWI voor de principiële vraag of verzoekers, als aangevers van een kwestie die uiteindelijk niet de rol van Klager op zich willen nemen, toch recht hebben op een vorm van reputatiebescherming door op de hoogte te worden gehouden van de procedure voordat het oordeel van het bestuur over de kwestie definitief wordt.

7. Verzoekers keren zich ook tegen het aanvankelijk oordeel en hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd, hoewel verzoekers deze stukken niet hebben kunnen inzien. Verzoekers hebben geen kennis van de inhoud van het voorlopig oordeel. Verzoekers stellen dat het onderzoek zich ten onrechte heeft beperkt tot de publicatie waarin verzoekers in eerste instantie hebben aangegeven datamanipulatie te vermoeden.

Verzoekers vinden dat ook andere publicaties hierop onderzocht moeten worden. Om een eventueel patroon van datamanipulatie te herkennen, is het volgens hen belangrijk dat publicaties in onderlinge samenhang worden bekeken en is het niet verstandig om andere publicaties eventueel later nog separaat te onderzoeken. Omdat verzoekers hierover een ander standpunt hebben dan de CWI in haar communicatie met verzoekers heeft geuit, vrezen verzoekers dat niet al hun aangeleverde informatie bij de deskundigen terecht is gekomen.

Ook voeren verzoekers aan dat zij niet door de CWI zijn gehoord en dat zij vermoeden dat de CWI ten behoeve van het onderzoek geen data heeft gesekwestreerd of extra data heeft opgevraagd bij een externe partij. Tot slot voeren verzoekers aan dat de auteurs hebben geweigerd om hun (overige) data te delen en publiekelijk te maken. Verzoekers vrezen dat deze omstandigheid niet wordt meegewogen in het CWI-advies en aanvankelijk oordeel, terwijl dit vanuit een oogpunt van wetenschappelijke integriteit wel heel belangrijk is.

Verweer

8. Het Bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat de Klachtenregeling wetenschappelijke integriteit TU Delft twee categorieën partijen kent in een klachtenprocedure. De eerste categorie betreft ‘belanghebbenden’. In de Engelse vertaling van de klachtenregeling wordt deze interested parties genoemd. Tot deze categorie behoren de oorspronkelijke Klager en Beklaagde, inclusief eventuele coauteurs van een publicatie, aldus het Bestuur. De tweede categorie betreft ‘betrokkenen’ (in het Engels: other parties involved). De eerste categorie (belanghebbenden) heeft volgens het Bestuur recht op informatie tijdens de klachtenprocedure. De tweede categorie (betrokkenen) niet.

Volgens het Bestuur hebben verzoekers van meet af aan tot de tweede categorie behoord en moeten zij de geanonimiseerde publicatie van het definitief oordeel afwachten, maar is hierover in de communicatie verwarring en onduidelijkheid ontstaan. De terminologie ‘belanghebbenden’ en ‘betrokkenen’ wordt in de klachtenregeling ook niet consequent gehanteerd, wat volgens het Bestuur onderdeel is geweest van de ontstane verwarring. Het Bestuur heeft aangegeven dat de klachtenregeling op dit punt wordt geëvalueerd en aangepast.

Het Bestuur stelt zich onder verwijzing naar LOWI-besluit 2020-12 (www.lowi.nl) verder op het standpunt dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verzoekers geen Klager zijn geweest in de CWI-procedure en alleen een Klager of Beklaagde een ontvankelijk verzoek bij het LOWI kan indienen. Volgens het Bestuur hebben verzoekers er bewust voor gekozen om geen Klager te zijn. Desgevraagd heeft het Bestuur het LOWI laten weten dat de inhoudelijke behandeling van de klacht niet anders zou zijn geweest indien verzoekers wel bij de klachtbehandeling betrokken waren geweest. Hiertoe wijst het Bestuur onder meer op de expertise van de geraadpleegde deskundigen.

Reactie op het verweer

9. Verzoekers kunnen zich niet vinden in de uitleg die het Bestuur in zijn verweerschrift geeft aan de klachtenregeling. Volgens verzoekers is deze uitleg die achteraf wordt gegeven ongeloofwaardig, omdat uit de correspondentie tussen de CWI en verzoekers blijkt dat de CWI verzoekers wel degelijk als belanghebbenden (interested parties) beschouwde. Onder verwijzing naar verschillende bepalingen uit de klachtenregeling en uit de gedragscode betogen verzoekers dat zij nog altijd als belanghebbenden kwalificeren.

Verzoekers stellen ook dat het Bestuur niet uitlegt waarom verzoekers niet opnieuw in de gelegenheid zijn gesteld om als Klagers op te treden, nadat de CWI hun positie in de procedure had gewijzigd. Verzoekers stellen verder dat zij ook volgens de nieuwe uitleg die het Bestuur aan de categorie ‘belanghebbenden’ geeft, tot deze categorie behoren. Hiertoe wijzen zij erop dat verzoeker 1 informatie bij de CWI over de corresponding author heeft ingediend die als klacht kan worden opgevat en dat verzoeker 2 coauteur is van verschillende publicaties die volgens verzoekers moeten worden onderzocht op datamanipulatie.

Volgens verzoekers dient het LOWI hun verzoek wel ontvankelijk te verklaren. Hiertoe voeren zij aan dat het Reglement LOWI 2018 het indienen van een verzoek door anderen dan Klager of Beklaagde niet expliciet uitsluit en dat gelet op de categorie ‘belanghebbenden’ en de toezeggingen die de CWI heeft gedaan over een gang naar het LOWI maken dat zij ontvankelijk moeten worden geacht in hun verzoek. De vergelijking met LOWI-besluit 2020-12 gaat volgens verzoekers niet op, omdat de verzoeker in die zaak geen toezeggingen had gekregen zoals verzoekers in deze zaak wel hebben gekregen van de CWI.

Bovendien gaat de betrokkenheid van verzoekers in deze zaak verder dan het persoonlijke belang van de verzoeker in zaak 2020-12. Volgens verzoekers maakt het voor de uiteindelijke uitkomst van de CWI-procedure uit dat zij buiten de procedure zijn gehouden. Hiertoe verwijzen zij naar een memo die zij als bijlage bij hun reactie op het verweerschrift hebben gevoegd.

Laatste reactie

10. Het Bestuur blijft bij zijn standpunt dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van het Reglement van het LOWI. Het Bestuur vult aan dat de Klachtenregeling van de TU Delft met de categorieën ‘belanghebbenden’ en ‘betrokkenen’ niet kan bewerkstelligen dat het Reglement van het LOWI en de daarin vervatte ontvankelijkheidsvereisten worden opgerekt. Verzoekers hebben de Klagersrol expliciet of impliciet afgewezen en kunnen niet alsnog met een Klager worden gelijkgesteld om door het LOWI in hun verzoek te worden ontvangen.

Volgens het Bestuur is de positie van verzoekers niet wezenlijk anders dan die van de verzoeker in LOWI-besluit 2020-12. Het Bestuur blijft ook bij zijn standpunt dat verzoekers van meet af aan tot de categorie ‘betrokkenen’ hebben behoord en dat hun daarom geen informatiepositie toekomt. Het Bestuur wijst erop dat niet iedereen met een bepaald belang als ‘belanghebbende’ kwalificeert in de zin van de klachtenregeling. Volgens het Bestuur is laatstgenoemde categorie heel beperkt en behoren daartoe, naast Klager en Beklaagde, slechts coauteurs van een publicatie waarnaar onderzoek wordt gedaan. Verzoekers vallen volgens het Bestuur daarom niet onder deze categorie. Dat zij de CWI informatie hebben verschaft, maakt dat volgens het Bestuur niet anders.

Over hetgeen verzoekers over het aanvankelijk oordeel en de daaraan ten grondslag liggende documenten hebben aangevoerd, stelt het Bestuur dat dit speculatief is omdat verzoekers geen kennis hebben van de inhoud van die documenten. Het Bestuur stelt tot slot dat het LOWI alleen de reactie van verzoekers op het verweerschrift bij zijn oordeel zou moeten betrekken en niet de bijlagen die verzoekers hieraan hebben toegevoegd. Volgens het Bestuur past het in deze procedure waarin de positie van verzoekers centraal staat niet dat verzoekers uitgebreide documenten indienen over inhoudelijke aspecten.

Reglement LOWI 2018

11. In artikel 1 (definities) van het Reglement LOWI 2018 wordt onder Verzoeker verstaan: “Degene die een Verzoek indient bij het LOWI en die in de klachtprocedure bij de Instelling de (aanvankelijke) Klager of de Beklaagde is geweest.”

Onder Klager wordt verstaan: “Degene die zich met een Klacht heeft gewend tot de Commissie of het Bestuur.”

Onder Klacht wordt verstaan: “De melding van Klager bij de Commissie of bij het Bestuur over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door Beklaagde.”

Artikel 2, eerste lid, van het Reglement luidt: “Het LOWI geeft op verzoek van Verzoeker advies aan het Bestuur over het Oordeel”.

Ontvankelijkheid verzoek

12. Zoals eerder overwogen in besluit 2020-12 mag het LOWI gelet op artikel 2 van het Reglement LOWI 2018 in samenhang gelezen met de definitiebepalingen alleen adviseren over verzoeken die zijn ingediend door personen die Klager of Beklaagde waren in de klachtenprocedure bij de instelling. In dat besluit heeft het LOWI naar aanleiding van een daartoe strekkend betoog ook de mogelijkheid opengehouden voor een ontvankelijk verzoek indien iemand door de CWI ten onrechte niet als Klager of Beklaagde zou zijn erkend. Hoewel de thans voorliggende casus wat betreft feiten en omstandigheden verschilt van de casus in voornoemd besluit, zoals verzoekers terecht hebben aangevoerd, zijn de overwegingen zoals hiervoor samengevat weergegeven ook relevant voor deze zaak.

13. In deze zaak hebben verzoekers een positie ingenomen die het Reglement LOWI 2018 niet kent. Wat er verder ook zij van de discussie tussen het Bestuur en verzoekers over de precieze betekenis van de categorieën ‘belanghebbenden’ en ‘betrokkenen’, het LOWI kan er niet omheen dat het Reglement LOWI 2018 noch voor de categorie ‘belanghebbenden’ noch voor de categorie ‘betrokkenen’ uit de Klachtenregeling van de TU Delft de mogelijkheid kent om een ontvankelijk verzoek in te dienen bij het LOWI. Zoals onder overweging 12 is overwogen kunnen op grond van het Reglement immers alleen Klagers, Beklaagden, of personen die ten onrechte niet als zodanig zijn aangemerkt, een ontvankelijk verzoek om advisering bij het LOWI indienen. Vast staat dat verzoekers geen Klager of Beklaagde waren bij de CWI-procedure. Verzoekers kunnen in zo’n geval alleen een ontvankelijk verzoek tot het LOWI richten als de CWI hen als Klager had moeten aanmerken.

14. Het LOWI heeft zich daarom gebogen over de vraag of de CWI verzoekers als Klagers had moeten aanmerken in de CWI-procedure. Bij de beantwoording van deze vraag heeft het LOWI de omstandigheden van het geval betrokken. Zo heeft het LOWI meegewogen dat verzoeker 1 aan het begin impliciet en verzoeker 2 expliciet heeft aangegeven de rol van Klager niet te willen vervullen. Het LOWI heeft ook laten meewegen dat de CWI verzoekers in eerste instantie had geïnformeerd dat zij als ‘belanghebbenden’ toegang zouden krijgen tot allerlei relevante informatie en dat de CWI hier later op terug is gekomen.

Het LOWI heeft begrip voor de situatie van verzoekers waarin zij zich niet comfortabel en toegerust voelden om als Klager op te treden. Het LOWI begrijpt ook dat verzoekers op basis van de communicatie vanuit de CWI er vanuit gingen dat zij een bepaalde informatiepositie zouden hebben gedurende de CWI-procedure en dat zij zich in een later stadium eventueel tot het LOWI zouden kunnen wenden. Dat de CWI verzoekers echter niet als Klager heeft aangemerkt, ook niet na de verandering in hun informatiepositie, acht het LOWI juist. Verzoekers hadden immers bij de CWI expliciet dan wel impliciet aangegeven dat zij een dergelijke rol om hun moverende redenen niet wilden vervullen.

Indien verzoekers na de verandering in hun positie toch als Klager hadden willen optreden, had het op hun weg gelegen om de CWI alsnog te informeren dat zij toch wel als Klager wilden optreden of hadden zij alsnog een klacht bij de CWI moeten indienen om een rol als Klager af te dwingen. Uit de overgelegde correspondentie leidt het LOWI niet af dat verzoekers dit hebben gedaan.

15. Gezien de procedurele gang van zaken waarbij verzoekers in eerste instantie wel een bepaalde informatiepositie toekwam en later niet meer, is deze uitkomst begrijpelijkerwijs onbevredigend voor verzoekers. Het LOWI ziet gelet op het Reglement LOWI 2018 echter geen andere mogelijkheid dan het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Dit staat er niet aan in de weg dat verzoekers alsnog een klacht indienen. Voor zover verzoekers van mening zijn dat het onderzoek van de CWI breder had moeten zijn en zich op meer publicaties had moeten richten, zou dat aanleiding kunnen zijn voor het indienen van een klacht over die publicaties.

BESLUIT

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
II. brengt geen advies uit aan het College van Bestuur van de TU Delft.

Aldus vastgesteld op 1 december 2021 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.