naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. het College van Bestuur van Tilburg University
Procesverloop
Op 22 april 2021 heeft [Verzoeker], een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Tilburg University (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].
De CWI heeft het College van Bestuur van de Tilburg University (hierna: Bestuur) op 21 oktober 2021 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.
Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker op 18 november 2021 ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 28 december 2021 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.
Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Prof. dr. J.G. van Erp heeft zich in deze zaak verschoond.
Het Bestuur en Betrokkene hebben beide gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur.
Betrokkene heeft een laatste reactie ingediend.
Het Bestuur heeft ook een laatste reactie ingediend.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 18 mei 2022 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Verzoeker is gelet op de ondertekening van zijn verzoekschrift verbonden aan [het Onderzoeksbureau]. Op de website staan publicaties over diverse onderwerpen waarmee het bureau zich bezighoudt. Een van die onderwerpen is de casus die nu bij het LOWI ter beoordeling voorligt.
2. Verzoeker heeft bij de CWI geklaagd over een conceptversie van een rapport uit oktober 2013 dat [het Onderzoeksbureau] naar aanleiding van een Wob-verzoek heeft ontvangen. Het rapport, dat nooit definitief is afgerond, is in opdracht van een overheidsorgaan opgesteld en heeft tot doel, zo staat in het rapport, om de samenleving en overheid bewust te maken van een bepaald probleem. Volgens Verzoeker is met dit document de wetenschappelijke integriteit geschonden.
3. Naast twee andere organisaties staat Tilburg University op de conceptversie van het rapport vermeld. Verzoeker heeft bij zijn klacht aangegeven dat niet precies valt vast te stellen wie vanuit de universiteit aan het onderzoek hebben meegewerkt, maar dat Betrokkene waarschijnlijk een van de onderzoekers was. De CWI is dit intern nagegaan en heeft geverifieerd dat vanuit de universiteit inderdaad (alleen) Betrokkene bij het onderzoek betrokken was.
4. Betrokkene is hoogleraar en had met een van de twee organisaties die naast de universiteit op de conceptversie van het rapport vermeld staan een overeenkomst voor wetenschappelijke begeleiding voor (gemiddeld) anderhalve dag in de maand. De looptijd van deze overeenkomst was van september 2012 tot november 2013. Uit het CWI-advies en uit het verweer van Betrokkene blijkt dat Betrokkene in de eerste fase van september 2012 tot en met februari 2013 een begeleidersrol voor analisten heeft vervuld en redacteur was van een eerste gevorderde conceptversie die vervolgens werd afgekeurd. Na februari 2013 was Betrokkene slechts op grote afstand betrokken bij het onderzoek. Zo werd door de analisten het aantal woorden teruggebracht van ongeveer 29.000 naar 12.000 en was de rol van Beklaagde beperkt, namelijk het becommentariëren van een tweetal conceptversies.
5. De CWI is met de beoordeling van de klacht tot de slotsom gekomen dat het rapport waarover wordt geklaagd geen wetenschapsbeoefening betreft. Volgens de CWI zijn er geen redenen om aan te nemen dat sprake is van schending van normen uit de gedragscode Wetenschapsbeoefening 2014.
6. Het Bestuur heeft het advies van de CWI opgevolgd.
7. Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft zich tot het LOWI gewend voor advies.
8. De discussie die Verzoeker en het Bestuur in de schriftelijke ronde bij het LOWI hebben gevoerd, gaat hoofdzakelijk over het standpunt van het Bestuur dat de conceptversie van het rapport geen wetenschapsbeoefening betreft. Verder heeft Verzoeker bij het LOWI nog een keer over het voetlicht gebracht waarom volgens hem de wetenschappelijke integriteit is geschonden.
Geheimhoudingsplicht
9. Betrokkene heeft eerst bij de CWI, en nu bij het LOWI, erop gewezen dat Verzoeker de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Dit had volgens Betrokkene voor de CWI reeds reden moeten zijn geweest om de klacht niet in behandeling te nemen en had vervolgens voor het LOWI ook reden moeten zijn om het verzoek niet in behandeling te nemen. Betrokkene vraagt het LOWI de behandeling van het verzoek alsnog te beëindigen of, als het LOWI daar niet toe besluit, een afwegingskader te formuleren dat duidelijkheid verschaft over wanneer er een sanctie wordt verbonden aan het schenden van de geheimhoudingsplicht.
10. De door Betrokkene gestelde schending van de geheimhoudingsplicht betreft hetgeen op de website van [het Onderzoeksbureau] over deze casus is gepubliceerd. Verzoeker had deze publicaties, die nagenoeg alle inhoudelijke kritiek bevatten die Verzoeker bij de CWI en het LOWI in het kader van de klachtprocedure naar voren heeft gebracht en waarin de naam van Betrokkene wordt genoemd, eerst als bijlagen bij zijn klacht gevoegd en nu als bijlagen bij zijn verzoek. Volgens Betrokkene heeft Verzoeker met de online publicatie van deze bijlagen zijn geheimhoudingsplicht geschonden.
Verzoeker ziet dit anders en stelt dat hij openbare journalistieke publicaties als bijlagen bij zijn klacht – en nu verzoek – heeft gevoegd. Volgens hem is dit geen schending van de geheimhoudingsplicht. Uit een brief van Verzoeker aan de CWI daags voor het verschijnen van het CWI-advies maakt het LOWI op dat, naast de publicaties die nu nog online staan en waarvan Verzoeker stelt dat dit openbare journalistieke publicaties zijn, de tekst van de oorspronkelijke klacht zoals ingediend bij de CWI ook enige tijd online heeft gestaan ongeveer tot aan het moment waarop de CWI de klacht formeel in behandeling heeft genomen.
11. Uit het CWI-advies, in samenhang gelezen met de hierboven vermelde brief, en het verweerschrift van het Bestuur, maakt het LOWI op dat de CWI het online zetten van de oorspronkelijke klacht als schending van de geheimhoudingsplicht beschouwt. Het LOWI onderschrijft dit. Dat de CWI Verzoekers klacht op dat moment nog niet formeel in behandeling had genomen zoals Verzoeker stelt, maakt naar het oordeel van het LOWI geen relevant verschil. Een vroegtijdig in de openbaarheid gebrachte beschuldiging van schending van de wetenschappelijke integriteit kan aan wetenschappers veel schade toebrengen en een zorgvuldige behandeling van de klacht in de weg staan. Met de geheimhoudingsplicht wordt beoogd dergelijke situaties te voorkomen. Verzoeker heeft met de online publicatie van de klacht deze bedoeling van de geheimhoudingsplicht doorkruist.
12. Dat de CWI hier vervolgens conform artikel 17, lid 3, van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit Tilburg University van 1 november 2019 een consequentie aan heeft willen verbinden, kan het LOWI volgen, mede gelet op het belang van Betrokkene. Welke consequentie passend is, is in beginsel aan de CWI om te bepalen. Dat de CWI ervoor heeft gekozen om het verweerschrift van Betrokkene niet aan Verzoeker toe te sturen, maar hem slechts de mogelijkheid te bieden het verweerschrift in te zien, en dat de CWI de schending van de geheimhouding mee heeft laten wegen bij de beslissing om geen hoorzitting te houden, is naar het oordeel van het LOWI niet onzorgvuldig. Het LOWI wijst erop dat de CWI er ook voor had kunnen kiezen om de klacht buiten behandeling te laten. In deze zaak was dat, gelet op het belang van Betrokkene, wellicht beter geweest.
13. Ook voor het LOWI is in het reglement bepaald (artikel 4, lid 3, Reglement LOWI 2018) dat wanneer de geheimhoudingsplicht wordt geschonden, het LOWI daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die het geraden acht. In deze zaak vraagt Betrokkene het LOWI expliciet om het verzoek buiten behandeling te laten wegens schending van de geheimhouding door Verzoeker. Gelet hierop en omdat er nog altijd publicaties over deze casus online staan die nagenoeg alle inhoudelijke kritiek bevatten die Verzoeker bij het LOWI in het kader van de verzoekprocedure naar voren heeft gebracht en waarin de naam van Betrokkene wordt genoemd, zal het LOWI aan dit verzoek gevolg geven.
Het LOWI heeft deze consequentie nog niet eerder aan een schending van de geheimhoudingsplicht verbonden en is van oordeel dat bij een schending van de geheimhoudingsplicht zoals in een geval als dit een verzoek als regel (verder) buiten behandeling moet worden gelaten. Met de opmerking dat het hier gaat om openbare journalistieke publicaties, miskent Verzoeker dat hij zelf betrokken is bij [het Onderzoeksbureau] en zeggenschap heeft over het al dan niet online publiceren van informatie op de website van [het Onderzoeksbureau].
Dat Verzoeker zeggenschap heeft over hetgeen op de website van [het Onderzoeksbureau] wordt gepubliceerd, blijkt wel uit de omstandigheid dat Verzoekers oorspronkelijke klacht bij de CWI enige tijd online heeft gestaan en inmiddels niet meer. Omwille van de vertrouwelijkheid van de procedure had Verzoeker ervoor moeten kiezen de publicaties niet online te zetten en te houden. Dat Verzoeker voorrang heeft gegeven aan de openbaarheid van zijn journalistieke onderzoeksactiviteiten is een keuze die Verzoeker mag maken, maar dit heeft wel tot gevolg dat het LOWI thans de verzoekprocedure staakt.
14. Het LOWI realiseert zich dat het eerst na het doorlopen van de schriftelijke ronde tot de beslissing komt om de behandeling van het verzoek te staken. Dat is een gevolg van het feit dat het LOWI de schending van de geheimhoudingsplicht en de gevolgen die daaraan moeten worden verbonden in de eerdere fase nog onvoldoende onder ogen heeft gezien.
Wetenschapsbeoefening
15. Met het oog op het belang van Betrokkene, overweegt het LOWI ten overvloede als volgt. Het LOWI onderschrijft het standpunt van het Bestuur dat de conceptversie van het rapport waarover Verzoeker klaagt geen wetenschapsbeoefening is. Het handelen van Betrokkene als wetenschappelijk adviseur kan op zichzelf wetenschapsbeoefening zijn. Maar in dit geval wordt geklaagd over een conceptversie van een rapport waarvan naar het oordeel van het LOWI voldoende overtuigend duidelijk is gemaakt dat de inbreng van Betrokkene bij deze versie te gering was om te concluderen dat deze versie omwille van het handelen van Betrokkene wetenschapsbeoefening is. Dat Tilburg University op deze versie staat vermeld, acht het LOWI onvoldoende. Het is niet duidelijk wie de naam van de universiteit erop heeft geplaatst en het betreft hier een conceptversie van het rapport die (nog) niet klaar was voor publicatie maar die naar aanleiding van een geslaagd Wob-verzoek van [het Onderzoeksbureau] naar buiten is gekomen.
Conclusie
16. Het verzoek wordt verder buiten behandeling gelaten wegens schending van de geheimhoudingsplicht. Het LOWI brengt geen advies uit aan het Bestuur.
BESLUIT
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. besluit het verzoek buiten behandeling te laten;
II. brengt geen advies uit aan het Bestuur.
Aldus vastgesteld op 27 juni 2022 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.