Categorieën
Besluit

Besluit 2020-09

Afwijzing herzieningsverzoek. Verzoeker had al zijn argumenten met betrekking tot de termijnoverschrijding in zaak nr. 2020-06 naar voren kunnen en moeten brengen toen het LOWI hem tijdens de behandeling van die zaak om een toelichting hierover had gevraagd.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. …
om herziening van het besluit van het LOWI van 26 mei 2020 in zaak nr. 2020-06

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2020 heeft het LOWI het verzoek van … (hierna: Verzoeker) niet-ontvankelijk verklaard en buiten behandeling gelaten, omdat het te laat was ingediend en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

Het LOWI heeft dit besluit op 26 mei 2020 aan Verzoeker verzonden.

De gemachtigde van Verzoeker heeft het LOWI bij brief van 28 mei 2020 verzocht dit besluit te herzien.

Verzoeker heeft zich vervolgens tot een andere rechtsbijstandverlener gewend om hem in deze zaak te vertegenwoordigen. Deze nieuwe gemachtigde van Verzoeker heeft het verzoek om herziening bij brief van 12 juni 2020 aangevuld.

Overwegingen

Het herzieningsverzoek

1. Verzoeker betoogt dat het LOWI zijn verzoekschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. Met een beroep op de zogenoemde verzendtheorie in artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voert hij aan dat hij zijn verzoekschrift op tijd had ingediend.

In de aanvulling van zijn herzieningsverzoek betoogt Verzoeker dat het LOWI de verzoektermijn die eindigde op 21 april 2020 met 8 dagen had moeten verlengen, omdat hij het aanvankelijk oordeel van 11 maart 2020 ook pas een week later had ontvangen door vertraging bij PostNL. De verzoektermijn zou daarmee volgens Verzoeker op 29 april 2020 pas zijn geëindigd. Volgens Verzoeker is het aannemelijk dat zijn verzoekschrift één dag nadat het door Verzoeker is verstuurd in de postbus van het LOWI is ontvangen en dus op 22 april 2020. Gelet hierop in combinatie met de verlenging van de verzoektermijn, zou het verzoekschrift tijdig zijn ingediend. Dat het verzoekschrift in het verkeerde bezorgkanaal van PostNL terecht is gekomen waardoor niet valt te achterhalen op welke datum het verzoekschrift exact in de postbus van het LOWI is ontvangen, is een omstandigheid die volgens Verzoeker niet voor zijn rekening moet komen.

2. Voor zover het LOWI vasthoudt aan het oordeel dat het verzoekschrift wel te laat is ingediend, betoogt Verzoeker dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Hiertoe voert hij aan dat hij door zijn vorige rechtsbijstandverlener onjuist is voorgelicht over de exacte datum waarop de verzoektermijn eindigde.

Volgens Verzoeker is dit een nieuw feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb op grond waarvan een reeds genomen besluit kan worden herzien. Volgens Verzoeker zou het bovendien onredelijk zijn om zijn herzieningsverzoek af te wijzen gelet op de bijzondere omstandigheden die hij in het herzieningsverzoek naar voren heeft gebracht, alsmede gelet op het belang van een zorgvuldige beoordeling van mogelijke schendingen van de wetenschappelijke integriteit en het belang van waarheidsvinding.

Volgens Verzoeker is sprake van zwaarwegende persoonlijke belangen en van een groot maatschappelijk belang, in welk geval het LOWI een zaak zoveel mogelijk inhoudelijk zou moeten beoordelen en zo min mogelijk op formele gronden zou moeten afdoen.

Toetsingskader herzieningsverzoek

3. Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek sluit het LOWI aan bij de wijze waarop herzieningsverzoeken in gerechtelijke procedures worden beoordeeld (vgl. LOWI-besluit 2019, nr. 18 op www.lowi.nl). Dit betekent dat bij de beoordeling van een herzieningsverzoek alleen van belang is of (nieuwe) feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld.

Het bijzondere middel herziening is niet bedoeld om het geschil waarover bij besluit of advies van het LOWI is beslist, opnieuw aan het LOWI voor te leggen. Ook is het middel van herziening niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht, of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw of alsnog naar voren te brengen en zo het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

Alleen als zich feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb voordoen, kan er aanleiding zijn voor herziening van een LOWI-advies of -besluit.

4. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak kan herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

5. Het voorgaande betekent dat een herzieningsverzoek alleen voor toewijzing in aanmerking komt, als aan de criteria onder a, b en c wordt voldaan. Deze criteria zijn cumulatief.

Beoordeling herzieningsverzoek

6. Het LOWI is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die Verzoeker stelt niet voldoen aan het criterium in artikel 8:119, eerste lid, onder b, van de Awb. Alle argumenten die Verzoeker heeft aangevoerd ter onderbouwing van het standpunt dat zijn verzoek tijdig is ingediend, dan wel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht, waren vóór het LOWI-besluit nr. 2020-06 reeds bij Verzoeker bekend dan wel hadden redelijkerwijs bij hem bekend kunnen zijn.

Hierbij is ook van belang dat het LOWI bij e-mail van 6 mei 2020 in verzoek nr. 2020-06 Verzoeker om toelichting van (de verschoonbaarheid van) de termijnoverschrijding heeft gevraagd. Verzoeker had in reactie hierop alle argumenten naar voren kunnen en moeten brengen die hij pas nu, met de indiening van zijn herzieningsverzoek, naar voren brengt. Dat heeft Verzoeker toen niet gedaan.

7. Verzoeker wijst op zijn zwaarwegende persoonlijke belangen en het grote maatschappelijke belang bij wetenschappelijke integriteit, zodat het LOWI een zaak zoveel mogelijk inhoudelijk zou moeten beoordelen en zo min mogelijk op formele gronden zou moeten afdoen. Het LOWI merkt op dat aan de zijde van de andere partijen het belang bestaat dat een einde aan klachtprocedure komt en dat de termijnen voor de indiening van een verzoek worden gehandhaafd.

8. Gelet hierop komt het herzieningsverzoek niet voor toewijzing in aanmerking. Het verzoek moet worden afgewezen.

9. Dit betekent dat het LOWI verzoek nr. 2020-06 niet opnieuw gaat beoordelen aan de hand van de argumenten die Verzoeker in dit herzieningsverzoek heeft aangevoerd.

BESLUIT

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

wijst het herzieningsverzoek af.

Aldus vastgesteld op 8 juli 2020 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.Zweistra, ambtelijk secretaris.