naar aanleiding van het verzoek van:
1. …
over het aanvankelijk oordeel van
2. het College van Bestuur van Maastricht University
Procesverloop
Op 4 februari 2020 heeft … (hierna: Verzoeker) een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van Maastricht University (hierna: CWI) over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door
… (hierna: Betrokkene).
De CWI heeft het College van Bestuur van Maastricht University (hierna: het Bestuur) op 7 februari 2020 geadviseerd de klacht ontvankelijk te verklaren, voor zover de klacht gaat over de informatie die Betrokkene in een subsidieaanvraag heeft verstrekt over een patent, en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker bij aanvankelijk oordeel van 11 maart 2020 gedeeltelijk ontvankelijk en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 30 april 2020 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 20 mei 2020 besloten het verzoek niet in behandeling te nemen.
Overwegingen
Inleiding
1. Verzoeker is als promovendus verbonden aan … van de Universiteit Maastricht. Betrokkene was tot voor kort Verzoekers promotor. Volgens Verzoeker heeft Betrokkene in strijd met normen van wetenschappelijke integriteit gehandeld. Daarom heeft hij verschillende klachten over Betrokkene ingediend bij de CWI.
Ontvankelijkheid
2. Het LOWI neemt een verzoek alleen in behandeling wanneer het voldoet aan de ontvankelijkheidseisen uit artikel 7, tweede tot en met achtste lid van het Reglement LOWI 2018. Het LOWI beoordeelt ambtshalve of aan de ontvankelijkheidseisen is voldaan. Eén van deze ontvankelijkheidseisen is dat een verzoek tijdig bij het LOWI is ingediend.
3. Artikel 7 van het Reglement LOWI 2018 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(…);
3. De termijn voor het indienen van een verzoek bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag van de dagtekening van het Oordeel.
4. Het Verzoek is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn door het LOWI is ontvangen. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan alleen achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Verzoeker in verzuim is geweest.”
4. De dagtekening van het aanvankelijk oordeel is 11 maart 2020. Gelet hierop en op artikel 7, derde en vierde lid, van het Reglement LOWI 2018 is het verzoek tijdig ingediend indien het uiterlijk op 21 april 2020 door het LOWI is ontvangen.
4.1. Het verzoekschrift is echter pas op 30 april 2020 op het kantoor van het LOWI ontvangen. Het LOWI kon de Track & Trace geschiedenis van het verzoekschrift met behulp van de gegevens op de envelop niet inzien. Daarom heeft het LOWI Verzoeker per e-mail van 6 mei 2020 gevraagd om aan de hand van zijn eigen Track & Trace gegevens inzichtelijk te maken of het verzoekschrift wellicht eerder dan 30 april 2020 in de Postbus van het LOWI was ontvangen.
4.2. Verzoeker heeft hierop geantwoord dat hij het verzoekschrift op 21 april 2020 per aangetekende brief heeft verstuurd aan het LOWI. Verzoeker heeft daarbij zijn verzendbewijs en zijn bonnetje overgeleverd. Uit het bonnetje blijkt inderdaad dat Verzoeker een aangetekende brief op 21 april 2020 om 15:52 uur bij een postkantoor heeft afgerekend. Het Verzoek is echter niet tijdig ingediend als het op 21 april 2020 door Verzoeker is verstuurd, maar als het op deze datum door het LOWI is ontvangen. Hoewel met behulp van de Track & Trace gegevens nog steeds niet kan worden achterhaald op welke datum het verzoekschrift exact in de postbus van het LOWI is ontvangen, is het niet aannemelijk dat het verzoekschrift tijdig door het LOWI is ontvangen. Een aangetekende brief die ’s middags om 15:52 uur wordt verzonden kan immers niet op dezelfde dag worden afgeleverd bij de ontvanger. Een aangetekende brief kan op zijn vroegst de volgende werkdag bij de ontvanger worden bezorgd. Gelet op het voorgaande komt het LOWI tot de conclusie dat het verzoekschrift wellicht eerder dan 30 april 2020 in de postbus van het LOWI is ontvangen, maar in ieder geval niet uiterlijk 21 april 2020. Het verzoek is daarom niet tijdig ingediend.
5. Nu vaststaat dat het verzoek niet tijdig is ingediend, ziet het LOWI zich gesteld voor de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht. Zoals het LOWI eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in advies 2019, nr. 22 (www.lowi.nl), wordt de beoordeling of de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht vanuit een oogpunt van rechtszekerheid zoveel mogelijk conform vaste (bestuurs)rechtspraak gedaan.
5.1. Het LOWI heeft Verzoeker in dezelfde e-mail van 6 mei 2020 gevraagd om toe te lichten waarom de termijnoverschrijding volgens hem verschoonbaar kan worden geacht.
5.2. In zijn reactie heeft Verzoeker toegelicht dat hij PostNL om opheldering heeft gevraagd en dat het enige logische antwoord is de chaos met het Corona-virus. Dit is weliswaar een mogelijke verklaring waarom met behulp van de Track & Trace gegevens niet kan worden ingezien op welke datum het verzoekschrift exact in de postbus van het LOWI is ontvangen, maar dit verklaart niet waarom Verzoeker het verzoekschrift zo laat per post heeft verstuurd dat het niet tijdig kon worden ontvangen. Dat het verzoekschrift pas na afloop van de termijn door het LOWI is ontvangen, komt immers omdat Verzoeker het verzoekschrift pas op 21 april 2020 per aangetekende brief heeft verstuurd en niet door de grote drukte bij PostNL vanwege het Corona-virus. De reden die Verzoeker heeft aangevoerd levert dan ook geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding op.
6. De conclusie is dat het verzoek te laat is ingediend en dat deze termijnoverschrijding ook niet verschoonbaar is.
Conclusie
7. Het verzoek is niet-ontvankelijk. Het LOWI zal daarom geen advies uitbrengen aan het Bestuur.
BESLUIT
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek van … niet-ontvankelijk;
II. besluit het verzoek buiten behandeling te laten;
III. brengt geen advies uit aan het College van Bestuur van Maastricht University.
Aldus vastgesteld op 26 mei 2020 door prof. mr. Fernhout, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Zweistra, ambtelijk secretaris.