Categorieën
Besluit

Besluit 2018-17

Besluit van het LOWI van 18 oktober 2018 ten aanzien van het verzoek van 15 augustus 2018 van …, ingediend bij het LOWI op 17 augustus 2018, betreffende het (aanvankelijk) oordeel van het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht van 3 juli 2018, naar aanleiding van een klacht van 24 november 2017 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .

1. Het verzoek

Op 15 augustus 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht (verder: het Bestuur) over het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur van 3 juli 2018 (verder: oordeel) naar aanleiding van de klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 24 november 2017 (verder: klacht).

Naar aanleiding van de klacht heeft de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Maastricht op 25 juni 2018 advies uitgebracht aan het Bestuur. Dit advies is door het Bestuur overgenomen. Het Bestuur heeft de klacht deels ontvankelijk en niet gegrond verklaard.

2. Beoordeling van het verzoek

Ontvankelijkheid van het verzoek

Op 21 maart 2018 is het Reglement LOWI 2018 in werking getreden. Dit Reglement is van toepassing op een verzoek dat is ingediend op of na die datum. Het verzoek van 15 augustus 2018 van Verzoeker is ingediend op 17 augustus 2018.

Voordat het LOWI een verzoek inhoudelijk kan behandelen, moet eerst worden beoordeeld of is voldaan aan de indieningsvereisten van artikel 7 van het Reglement LOWI 2018.

De termijn voor het indienen van een verzoek bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag van de dagtekening van het oordeel van het Bestuur (artikel 7, derde lid van het Reglement LOWI 2018). De dagtekening van het oordeel van het Bestuur is 3 juli 2018.

Een verzoek is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn door het LOWI is ontvangen (artikel 7, vierde lid van het Reglement LOWI 2018).

Het verzoek had op 13 augustus 2018 ontvangen moeten zijn. Het verzoek is echter ontvangen op 17 augustus 2018.

Een verzoek dat na afloop van de termijn is ingediend wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Verzoeker in verzuim is geweest (artikel 7, vierde lid van het Reglement LOWI 2018).

Verzoek om toelichting termijnoverschrijding

Het LOWI hanteert hetzelfde uitgangspunt als in reguliere bestuursrechtelijke procedures: een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Verzoeker in verzuim is geweest. In dat geval wordt de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht. Omwille van de rechtszekerheid wordt de beoordeling of de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht, zoveel mogelijk conform vaste (bestuurs)rechtspraak gedaan. Ten behoeve van de beoordeling van de (on)verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, is Verzoeker in de gelegenheid gesteld om de reden voor de te late indiening toe te lichten.

Per e-mail van 30 augustus 2018 heeft het LOWI Verzoeker op de hoogte gesteld van de geconstateerde termijnoverschrijding en gewezen op artikel 7 vierde lid van het Reglement LOWI 2018. Het LOWI heeft Verzoeker de gelegenheid geboden om schriftelijk toe te lichten of en waarom volgens hem de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht. Het LOWI heeft Verzoeker verzocht om deze toelichting uiterlijk 5 september 2018 aan het LOWI te verstrekken.

Op 4 september 2018 heeft Verzoeker per e-mail gereageerd. Volgens Verzoeker kan de termijnoverschrijding om de volgende redenen verschoonbaar worden geacht:

  • Verzoeker was zich niet bewust van het verzuim. Hij meende dat zijn brief voor 16 augustus 2018 door het LOWI diende te worden ontvangen.
  • Het is een lichte overschrijding. Verzoeker heeft zelfs geprobeerd om de documenten persoonlijk te bezorgen. Op 15 augustus 2018 is hij vanuit … naar Amsterdam gereden om het verzoek persoonlijk in de brievenbus te doen, maar er bleek geen brievenbus aanwezig. Dit was na kantooruren c.q. in de avonduren.
  • De reactietijd lag midden in de vakantieperiode waardoor het voor Verzoeker moeilijk was om in samenwerking met zijn vertrouwenspersoon een brief op te stellen die de hele geschiedenis en complexe materie op een begrijpelijke manier, volledig en correct weergeeft.
  • De klacht loopt al meer dan één jaar. Het zou als onrechtvaardig voelen als enkele dagen vertraging zou leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring, ondanks alle inzet van Verzoeker om overschrijding van de termijn zijnerzijds te voorkomen. Te meer daar de Universiteit van Maastricht de afspraken qua oplevertermijn van de beslissing door het College van Bestuur niet is nagekomen en deze ongeveer drie maanden heeft overschreden.
  • De wetenschappelijke integriteit is van groot belang.

Beoordeling gronden voor verschoonbare termijnoverschrijding

Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan alleen achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Verzoeker in verzuim is geweest.

Verzoeker heeft niet uitgelegd waarom hij dacht dat zijn verzoekschrift voor 16 augustus 2018 bij het LOWI ingediend moest zijn. Naar het oordeel van het LOWI is de informatie die in het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur wordt gegeven over de termijn voor het indienen van een verzoek bij het LOWI duidelijk en juist. Verzoeker geeft aan dat hij op 15 augustus 2018 heeft getracht om het verzoek persoonlijk af te geven bij het LOWI, maar dat niet is gelukt omdat er geen brievenbus aanwezig was.

Op die datum was er echter al sprake van een termijnoverschrijding. Dat de termijn voor het indienen van een verzoek in de vakantieperiode eindigde en het daardoor moeilijk was om met zijn vertrouwenspersoon een verzoek op te stellen, levert geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Verzoeker diende zelf adequate maatregelen te treffen om zijn eigen belangen te behartigen.

Zo had Verzoeker voor het einde van de termijn bij het LOWI een verzoekschrift op nader aan te voeren gronden kunnen indienen. Nu is nagelaten om toereikende maatregelen te treffen voor het tijdig indienen van een verzoek, moet dit voor rekening van Verzoeker blijven.

De lange duur van de klachtprocedure bij de Universiteit van Maastricht is weliswaar een niet aan Verzoeker toe te rekenen omstandigheid, maar levert geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Niet valt in te zien hoe de duur van de klachtprocedure een tijdige indiening van een verzoek bij het LOWI heeft kunnen verhinderen.

Ook het beroep van Verzoeker op het belang van de procedure en zijn inzet om gedurende de klachtprocedure het integriteitsvraagstuk, het maatschappelijk belang om de niet-integere werking van het systeem en het belang van kinderen van gescheiden ouders aan te kaarten, leveren evenmin een verschoonbare grond op. Het gaat hier eerder om uitingen van verontwaardiging en ontevredenheid van Verzoeker dan om een mogelijke verklaring voor de geconstateerde termijnoverschrijding.

Naar het oordeel van het LOWI zijn er geen gronden waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat Verzoeker niet in verzuim is geweest.

3. Besluit van het LOWI

Het verzoek is buiten de daartoe gestelde termijn ingediend en moet niet-ontvankelijk worden verklaard.

Op grond van artikel 7, eerste lid van het Reglement LOWI 2018 neemt het LOWI het verzoek niet in behandeling. Dat betekent dat geen advies over het oordeel zal worden uitgebracht aan het Bestuur.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. F.J.L. Roepnarain, Adjunct-Secretaris