Categorieën
Besluit

Besluit 2018-11

Besluit van het LOWI van 2 oktober 2018 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 30 mei 2018 en betreffende het (aanvankelijk) oordeel van het College van Bestuur van de Open Universiteit van 25 april 2018, naar aanleiding van een klacht van 4 februari 2018 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .

1. Het verzoek

Op 30 mei 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van de Open Universiteit (verder: het Bestuur) over het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur van 25 april 2018 (verder: oordeel) naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 4 februari 2018 (verder: klacht).

De klacht

De klacht is gericht tegen … (verder: Betrokkene). In de klacht heeft Verzoeker, kort samengevat, aangevoerd dat Betrokkene heeft geweigerd om bronnen te noemen voor een bepaalde uitspraak van Betrokkene en dat Betrokkene plagiaat heeft gepleegd in het boek … (verder: boek).

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI)

De CWI van de Open Universiteit heeft op 26 maart 2018 advies uitgebracht over de klacht.

De CWI heeft ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overwogen dat dit klachtonderdeel niet wordt bevestigd door de tekst van het boek en feitelijke grondslag mist.

De CWI heeft ten aanzien van het tweede klachtonderdeel overwogen dat het boek niet te zien is als een wetenschappelijke publicatie op het vakgebied van Betrokkene, dat Betrokkene heeft aangegeven dat hij bij de aanlevering van zijn teksten heeft gezorgd voor een check op de bronvermeldingen en dat in de door hem aangeleverde teksten alle bronvermeldingen correct en volledig zijn.

De CWI heeft geconcludeerd dat sprake is van slordigheden en onvolkomenheden, maar dat onvoldoende is gebleken dat deze aan Betrokkene zijn toe te rekenen.

De CWI heeft het Bestuur geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren.

Het oordeel

Het Bestuur heeft conform dit advies van de CWI zijn oordeel vastgesteld.

Het verzoek

Verzoeker is het niet eens met het oordeel van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het verzoekschrift van 4 pagina’s bestaat uit 20 randnummers. Aan het verzoek zijn verschillende bijlagen toegevoegd.

Verzoeker heeft verwoord welke bezwaren hij heeft tegen de samenstelling van de CWI, welke bezwaren hij heeft tegen het optreden van de leden van de CWI tijdens de hoorzitting en waarom hij het onjuist vindt dat een (volledig) verslag van de hoorzitting ontbreekt.

Het verzoekschrift betreft vooral de gang van zaken tijdens de hoorzitting. In het bijzonder heeft Verzoeker bezwaar tegen het optreden van de voorzitter van de CWI. Ook heeft Verzoeker aandacht gevraagd voor zijn standpunt over de vermelding van de nevenfuncties van de voorzitter. Verzoeker heeft aangevoerd dat de leden van de CWI niet voldoen aan de benoemingsvereisten en heeft verwezen naar een verzoek van hem aan het Bestuur om de benoeming van betrokkenen te beëindigen.

Verder bevatten het verzoekschrift en de nadere stukken diverse verzoeken aan het LOWI. Verzoeker heeft onder meer gevraagd om onderzoek te (laten) doen naar door hem aangedragen onderwerpen, om door hem gewenste stukken op te vragen en Verzoeker daarvan in het bezit te stellen, om door hem gewenste acties (jegens personen) te ondernemen en om opheldering te verschaffen over door hem geformuleerde punten.

2. De procedure

Op 22 juni 2018 zijn Verzoeker, het Bestuur en Betrokkene ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Prof. dr. L. Lechner heeft zich verschoond. Het Bestuur en Betrokkene zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. Betrokkene heeft laten weten niet te zullen deelnemen aan de LOWI-procedure. Het verweerschrift van het Bestuur is op 1 augustus 2018 bij het LOWI ingediend. Het LOWI heeft het verweerschrift van het Bestuur op 7 augustus 2018 aan Verzoeker gezonden. Op 4 september 2018 heeft Verzoeker op het verweer gereageerd. De reactie van Verzoeker is op dezelfde datum door het LOWI aan het Bestuur gezonden. Het Bestuur heeft op 6 september 2018 gereageerd.

Het verzoek is door het LOWI besproken in de eerstvolgende vergadering van 12 september 2018 en nadien nader besproken. Het LOWI heeft besloten dat het verzoek niet voor (verdere) behandeling in aanmerking komt. Dit besluit wordt hieronder toegelicht.

3. Beoordeling van het verzoek

Het onderhavige verzoek met dossiernummer 2018-11 is niet het enige verzoek dat Verzoeker aan het LOWI heeft voorgelegd. In de periode mei tot en met augustus 2018 heeft Verzoeker nog vier andere verzoeken ingediend (dossiernummers 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15), alsmede een klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI (klacht over het LOWI 2018, nr. 2).

Het komt een enkele keer voor dat een en dezelfde Verzoeker meer verzoeken indient bij het LOWI, maar een aantal van vijf verzoeken met bovendien een klacht kent geen precedent, behalve Verzoeker zelf. In een eerdere periode (2013/2014) heeft Verzoeker een aantal van zeven verzoeken ingediend, alsmede een klacht over de toenmalige ambtelijk secretaris van het LOWI.

Deze veelheid aan verzoeken door Verzoeker, hun onderlinge samenhang en de inhoud ervan doet de vraag rijzen of het gebruik dat Verzoeker maakt van de bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen, in overeenstemming is met het doel waarvoor de procedure bij het LOWI in het leven is geroepen.

De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen

Het Reglement LOWI 2018 regelt de bevoegdheid om het LOWI te verzoeken om advies te geven. Die bevoegdheid komt toe aan degene die in een klachtprocedure naar aanleiding van een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit Klager of Beklaagde is geweest. Het advies van het LOWI is niet gericht aan de Verzoeker, maar aan het betrokken Bestuur en betreft het (aanvankelijk) oordeel van dit Bestuur over de vermoede schending van wetenschappelijke integriteit. De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen is gegeven met het oog op het algemene belang van een integere wetenschapsbeoefening.

Misbruik van bevoegdheid: relevante bepalingen

Bevoegdheden kunnen worden misbruikt. Dat kan leiden tot schade aan individuele belangen of aan algemene belangen. Er zijn verschillende mogelijkheden om misbruik van bevoegdheid tegen te gaan. In dit verband zijn de volgende (wettelijke) bepalingen van belang.

Artikel 3:13 BW luidt:

  1. Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
  2. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
  3. Uit de aard van een bevoegdheid kan voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.

Uit deze bepaling volgt dat een bevoegdheid niet kan worden ingeroepen wanneer ze wordt misbruikt. Het gebruik van de term “onder meer” geeft aan dat de gegeven opsomming van drie vormen van misbruik van bevoegdheid in artikel 3:13 BW niet uitputtend is. Verder is niet bepaald wat de consequenties van misbruik van bevoegdheid zijn. In diverse (rechterlijke) uitspraken over misbruik van bevoegdheid komen drie mogelijke consequenties voor: een veroordeling in de (proces)kosten, het niet-ontvankelijk verklaren van het verzoek, of het in het ongelijk stellen van de verzoeker.

Artikel 3:15 BW luidt:

De artikelen 11-14 vinden buiten het vermogensrecht toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.

Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ABRS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129) volgt dat niet alleen in het civiele recht, maar ook in het bestuursrecht ruimte is voor het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid én dat dit oordeel consequenties heeft voor de behandeling van een zaak. De aard van de klachtrechtelijke rechtsbetrekking, waarvan de verzoekprocedure bij het LOWI deel is, verzet zich niet tegen de toepassing van artikel 3:13 BW.

Artikel 8, eerste lid onder a, van het Reglement LOWI 2018 luidt:

Het LOWI is niet verplicht het Verzoek in behandeling te nemen of de behandeling van een Verzoek verder voort te zetten indien het Verzoek kennelijk ongegrond is.

Uit deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 3:13 BW, volgt dat het LOWI kan besluiten om een verzoek niet of niet verder in behandeling te nemen wanneer het van oordeel is dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Het LOWI kan reeds bij ontvangst van het verzoekschrift tot dit oordeel komen, of op een later moment in de procedure. Het besluit om een verzoek (verder) buiten behandeling te laten, doet de procedure eindigen zonder dat het LOWI een advies geeft.

Misbruik van bevoegdheid: terughoudend met kwalificatie

Onder omstandigheden kan een verzoek bij het LOWI dus worden gekwalificeerd als misbruik van bevoegdheid. Het LOWI gaat hier zeer terughoudend mee om. De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen dient het belang van een integere wetenschapsbeoefening en het bestaan van deze laagdrempelige bevoegdheid is een groot goed. Voor het beperken van de bevoegdheid moeten daarom zwaarwichtige gronden aanwezig zijn, omdat de betrokken Verzoeker in feite de toegang tot een onafhankelijke adviserende instantie wordt ontzegd. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in dit verband overwogen “dat zwaarwichtige gronden onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verleend, dat het gebruik van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.”

Bij een verzoek bij het LOWI zijn niet alleen de belangen van de Verzoeker relevant. Ook moet worden meegewogen dat een integriteitsprocedure een stigmatiserend karakter heeft en zeer belastend kan zijn voor de betrokken wetenschapper. Gebruik van het klachtrecht dat niet te goeder trouw is, moet derhalve worden tegengegaan. Dat is niet alleen omwille van de individuele betrokken wetenschapper. Het is óók van groot belang dat de wetenschappelijke gemeenschap en de maatschappij vertrouwen kunnen hebben in integriteitsprocedures. Dat vertrouwen wordt geschaad als het LOWI zich laat lenen voor verzoekprocedures die manipulatief of malicieus zijn.

Misbruik van bevoegdheid: gedragspatroon Verzoeker

Zoals hierboven al is vermeld, heeft Verzoeker in een eerdere periode zeven verzoeken ingediend bij het LOWI, alsmede een klacht over de toenmalige ambtelijk secretaris van het LOWI. Thans heeft Verzoeker vijf verzoeken ingediend bij het LOWI (dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15), alsmede een klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI (klacht over het LOWI 2018, nr. 2). Een dergelijke veelheid aan verzoeken en klachten door één persoon komt alleen voor bij Verzoeker.

Verzoeker toont een gedragspatroon met een sneeuwbaleffect: Verzoeker dient een klacht in over persoon of instantie X, waarna de behandeling van die klacht door persoon of instantie Y regelmatig leidt tot een nieuwe klacht van Verzoeker, maar dan over persoon of instantie Y, enzovoorts. De verschillende verzoeken bij het LOWI en de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI vloeien voort uit dit patroon.

Het LOWI is een organisatie van vrijwilligers en wordt ondersteund door een kleine staf. De (personele) capaciteit van het LOWI blijft achter bij de capaciteit van een bestuursorgaan of van een reguliere bezwaar-, beroeps- of klachtinstantie. Voor het behandelen van Verzoekers extensieve verzoeken en zijn daaropvolgende diverse tussentijdse berichten is een menskracht nodig die bij het LOWI niet beschikbaar is. Verzoeker legt met zijn veelheid aan verzoeken een zodanig groot beslag op de beperkte capaciteit van het LOWI dat de zorgvuldige behandeling van de verzoeken van anderen in gevaar komt. De proceshouding van Verzoeker verergert dit. Wanneer procedurele instructies worden gegeven om een en ander zo veel mogelijk in goede banen te leiden, houdt Verzoeker zich daar niet aan en leidt het geven van deze instructies tot het indienen van een klacht door Verzoeker.

Het voorgaande betekent dat sprake is van onevenredigheid tussen het belang dat zou kunnen worden gediend met de behandeling van Verzoekers verzoeken en de structurele grote belasting die dit oplevert voor de betrokken LOWI-leden (zie ook ABRS 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2478). In samenhang met hetgeen hieronder verder wordt overwogen, leidt dit tot de conclusie van misbruik van bevoegdheid door Verzoeker.

Misbruik van bevoegdheid: doel van de verzoeken

Uit de stukken in de verschillende verzoeken is gebleken dat Verzoeker in binnen- en buitenland diverse personen en instanties benadert teneinde iets van hen gedaan te krijgen. Regelmatig heeft dit betrekking op een bepaalde wetenschappelijke publicatie (verder: publicatie) die volgens Verzoeker frauduleus is en die volgens hem zou moeten worden teruggetrokken. Verzoeker probeert dit op verschillende manieren te bewerkstelligen. Uit de stukken komt het beeld naar voren dat het indienen van klachten over diverse wetenschappers één van die manieren is. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat geen van de wetenschappers die door Verzoeker zijn betrokken in de zaken met de dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15 (co)auteur is van de publicatie of betrokken was bij de totstandkoming van de publicatie. In de verzoeken met dossiernummers 2018-13 en 2018-14 heeft Verzoeker zijn bezwaren tegen de publicatie uitgebreid verwoord en gemeld dat deze bezwaren integraal onderdeel vormen van zijn verzoeken. Ook in andere verzoeken (bijvoorbeeld het verzoek met dossiernummer 2018-12) stelt Verzoeker de publicatie aan de orde. Verder heeft Verzoeker een aantal keren laten weten dat een ‘minnelijke schikking’ mogelijk is, maar pas wanneer de publicatie is teruggetrokken en geheel is voldaan aan de voorstellen die Verzoeker hierover heeft voorgelegd. Verzoeker gebruikt de bevoegdheid om een verzoek in te dienen om zijn bezwaren tegen de publicatie onder de aandacht te brengen en deze publicatie in te laten trekken. Dat is een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.

Los van de gerichtheid op de publicatie, bevatten de verzoekschriften en nadere stukken verschillende vragen en voorstellen aan het LOWI die de kaders van de verzoekprocedure te buiten gaan. Zo probeert Verzoeker om via het LOWI de beschikking te krijgen over informatie of stukken die hem eerder door anderen zijn geweigerd, vraagt Verzoeker het LOWI om onderzoek te doen naar onderwerpen die geen (rechtstreeks) verband houden met het onderwerp van de klacht en waartoe het LOWI niet bevoegd is, stelt Verzoeker het LOWI voor om door hem gewenste acties te ondernemen ten aanzien van door hem aangewezen personen, et cetera. Ook op deze manier gebruikt Verzoeker de bevoegdheid om een verzoek in te dienen voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.

Daarnaast dient het indienen van verzoeken kennelijk nog een ander oogmerk. Wanneer Verzoeker niet of naar zijn smaak onvoldoende wordt tegemoet gekomen of wanneer hij meent dat hij onheus wordt bejegend, reageert hij regelmatig met het starten van een klachtprocedure tegen de betrokken persoon.

Andere reacties van Verzoeker komen ook voor, bijvoorbeeld het voortdurend blijven contacteren van de persoon in kwestie, het dreigen met het openbaar maken van een zogenaamde zwarte lijst met daarop de gegevens van de persoon in kwestie of het erop aandringen dat de persoon in kwestie wordt ontheven uit zijn functie. Ook heeft Verzoeker geprobeerd gebruik te maken van andersoortige (interne) klachtprocedures, die niet voor hem openstaan.

Deze verschillende reacties hebben met elkaar gemeen dat de ander ermee kan worden geschaad. Verzoeker gaat hierin zo ver, dat hem te verstaan wordt gegeven dat rechtsmiddelen tegen hem (moeten) worden ingezet. Het LOWI kan niet anders dan concluderen dat Verzoeker de bevoegdheid om een verzoek in te dienen gebruikt als pressiemiddel. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.

Verzoek met dossiernummer 2018-11

Voor het verzoek met dossiernummer 2018-11, dat verband houdt met het verzoek met dossiernummer 2018-12, wordt ter illustratie nog op het volgende gewezen.

Verzoeker heeft uiteengezet waarom hij vindt dat hij onheus is bejegend tijdens de hoorzitting en welke gevolgen dat zou moeten hebben. Daarbij is sprake van een bijzondere gerichtheid op de personen die Verzoeker verantwoordelijk acht voor het verloop van de hoorzitting. Verzoeker heeft onder meer gesteld dat de leden van de CWI niet voldoen aan de vereisten voor benoeming en dat hun benoeming moet worden beëindigd. In dat verband is tevens relevant dat uit de stukken valt op te maken dat Verzoeker meer klachten heeft ingediend of wil gaan indienen over de leden van de CWI.

Uit de stukken en de samenhang met het verzoek met dossiernummer 2018-12 blijkt dat de focus ligt op de voorzitter van de CWI. De hoorzitting bij de Open Universiteit op 26 maart 2018 is uiteindelijk geëindigd voor Verzoeker nadat de voorzitter ordemaatregelen had genomen.

Vervolgens heeft Verzoeker op 29 maart 2018 bij een andere universiteit een klacht ingediend over deze voorzitter. De klacht betrof diens vermelding van nevenfuncties en is uitgemond in het verzoek met dossiernummer 2018-12. Dat het optreden van de voorzitter tijdens de hoorzitting aanleiding was voor het indienen van een klacht over hem en dat dit gewoonte is bij Verzoeker, staat met zoveel woorden vermeld in het verzoekschrift in zaak 2018-12. Na een verwijzing naar het verloop van de hoorzitting volgt: “Bij dergelijke gedragingen van academici met een belangrijke voorbeeldfunctie (… is tevens …) ga ik meteen daarna op het internet nazoeken of er aanwijzingen zijn dat betrokkenen vaker vergelijkbare gedragingen hebben vertoond.”

In het verzoek met dossiernummer 2018-12 heeft Verzoeker aangevoerd dat de in klacht 2018-12 verweten gedraging niet verenigbaar is met de functie van CWI-voorzitter. Verzoeker heeft gemeld dat hij daarom de Open Universiteit op de hoogte heeft gebracht van de behandeling van zijn klacht 2018-12. Dit is in strijd met de geheimhoudingsplicht.

Het bovenstaande is een uitvloeisel en illustratie van het eerdergenoemde gedragspatroon met een sneeuwbaleffect. Daarnaast wordt de verzoekprocedure gebruikt om de positie van de leden van de CWI ter discussie te stellen. Hiervoor is deze procedure niet bedoeld.

Verder heeft Verzoeker het LOWI verschillende vragen gesteld en voorstellen gedaan die de kaders van de verzoekprocedure te buiten gaan. Hierna volgt, kort samengevat, een aantal van de voorstellen van Verzoeker.

  • Het LOWI vraagt het Bestuur om de leden van de CWI in zaak 2018-11 op te dragen een rapport van de Nationale ombudsman te lezen en Verzoeker hun visie daarover te doen toekomen.
  • Het LOWI verstrekt Verzoeker een afschrift van het mandaat van de secretaris van de CWI in zaak 2018-11.
  • Het LOWI geeft Verzoeker opheldering over diverse door hem aangedragen punten.
  • Het LOWI vraagt het Bestuur om Verzoeker in het bezit te stellen van diverse door Verzoeker gevraagde stukken.
  • Het LOWI vraagt het Bestuur om Verzoeker in het bezit te stellen van een transcriptie van een bandopname.
  • Het LOWI geeft het Bestuur aanwijzingen over de inhoud van zijn verweerschriften.
  • Het LOWI vermeldt in zijn jaarverslag dat CWI-leden antwoord moeten geven op vragen van partijen over belangenverstrengeling.
  • Het LOWI vermeldt in zijn jaarverslag dat CWI-leden voorbereid moeten zijn op vragen van partijen over partijdigheid.
  • Het LOWI vermeldt in zijn jaarverslag dat emeriti hoogleraren met een universitaire homepage een volledig overzicht van nevenwerkzaamheden moeten geven.
  • Het LOWI vermeldt in zijn jaarverslag dat de voorzitter en leden van de CWI in zaak 2018-11 zich dusdanig hebben misdragen tijdens een hoorzitting dat het LOWI van oordeel is dat zij nooit meer in aanmerking mogen komen voor het lidmaatschap van een CWI. Het LOWI doet dit onder vermelding van naam en toenaam van de voorzitter en leden van de CWI.
  • Het LOWI vraagt het Bestuur om Verzoeker inzage te geven in alle correspondentie tussen de voorzitter en de leden van de CWI en anderen, betreffende een recent verzoek van Verzoeker waarvan de details bekend zijn bij het Bestuur.
  • Het LOWI vraagt het Bestuur of er al een gesprek is geweest met de leden van de CWI naar aanleiding van de aankondiging van Verzoeker, gedaan eerder in 2018, om een klacht in te dienen tegen de leden van de CWI.
  • Het LOWI zoekt uit of het vermoeden van Verzoeker klopt dat de voorzitter van de CWI lid is geweest van een studentenvereniging.
  • Het LOWI vraagt het Bestuur om een overzicht van alle geldstromen tussen Betrokkene en de Open Universiteit over de afgelopen 5 jaar.

Ook deze voorstellen laten zien dat de bevoegdheid om een verzoek in te dienen wordt gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.

Conclusie

Uit artikel 3:13 BW en uit de daarop gebaseerde rechtspraak volgt dat er verschillende vormen van misbruik van bevoegdheid mogelijk zijn. De verzoeken met dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15, alsmede de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI moeten, in onderlinge samenhang en ook op zichzelf bezien, worden gekwalificeerd als misbruik van bevoegdheid.

De veelheid aan verzoeken leidt tot onevenredigheid tussen het belang dat zou kunnen worden gediend met de behandeling ervan en de grote structurele belasting die dit oplevert voor de betrokken LOWI-leden. Verder is gebleken dat de verzoeken zijn ingediend met een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend.

Gelet op het bovenstaande wordt het onderhavige verzoek met het dossiernummer 2018-11 niet (verder) in behandeling genomen. Hetzelfde geldt overigens voor de verzoeken met de dossiernummers 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15, alsmede voor de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI. Verzoeker en de bij die andere verzoeken betrokken Besturen worden hierover separaat bericht.

4. Besluit van het LOWI

Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt niet (verder) in behandeling genomen.

Het LOWI zal eventuele toekomstige verzoeken en klachten van Verzoeker beoordelen met inachtneming van artikel 3:13 BW.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris