Categorieën
Advies

Advies 2025-05

Geen plagiaat in handleiding.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het oordeel van

2. het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht

Procesverloop

Op 18 september 2024 heeft [Verzoeker] een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna: CWI) van de Universiteit Maastricht over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

De CWI heeft het Bestuur op 22 november 2024 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

In het voorlopig oordeel van 2 december 2024 heeft het Bestuur dit advies opgevolgd en de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 20 december 2024 verzocht advies uit te brengen over het oordeel van het Bestuur.

Het LOWI heeft besloten dit verzoek in behandeling te nemen.

Dr. P. Vuijk heeft zich verschoond in deze zaak.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft op beide stukken gereageerd.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een laatste reactie gegeven.

Het LOWI heeft deze zaak in zijn vergadering van 28 februari 2025 besproken.

Het LOWI acht zich voldoende geïnformeerd om tot advisering over te gaan en zal de zaak op de stukken behandelen. Partijen zijn van deze beslissing om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker is medisch specialist en heeft ruim 40 jaar geleden samen met een andere medisch specialist een model ontwikkeld voor het aanleren en toetsen van bepaalde klinische vaardigheden.

2. Verzoeker en zijn coauteur zijn vervolgens gepromoveerd op dit onderwerp.

3. Een vakgroep binnen de Universiteit Maastricht maakt voor onderwijsdoeleinden gebruik van aangepaste versies van dit model.

4. In 2000 wordt onder verantwoordelijkheid van de Universiteit Maastricht een handleiding voor het gebruik van het (aangepaste) model gepubliceerd. Hierin wordt onder meer verwezen naar het proefschrift van Verzoeker en zijn coauteur. 5. In 2020 verschijnt een 2.0-versie van de handleiding van de Universiteit Maastricht uit 2000. Hierin wordt verwezen naar de handleiding waarvan de 2.0-versie een revisie is. Er wordt niet verwezen naar het proefschrift van Verzoeker en zijn coauteur.

6. De 2.0-versie is een publicatie van [een bepaalde stichting]. Blijkens de colofon is de revisie tot stand gekomen onder leiding van een medewerker van de stichting, in samenspraak met een expertgroep. Betrokkene staat als lid van de expertgroep vermeld.

7. Verzoeker acht de 2.0-versie van de handleiding, en diens voorgangers, niet geschikt voor het onderwijs terwijl een tool uit zijn originele model […] daar wel geschikt voor is en beschikbaar is.

Klacht

8. Verzoeker klaagt dat Betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan plagiaat, omdat in de 2.0-versie niet wordt vermeld dat Verzoeker de maker is van het originele model terwijl wel op grote schaal uit zijn werk wordt geput. Verder klaagt Verzoeker dat norm 53 uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 is geschonden (wees eerlijk in publieke communicatie en helder over de beperkingen van het onderzoek), omdat een onvolledig en tendentieus overzicht wordt gegeven van wetenschappelijk onderzoek naar de bruikbaarheid van het model en omdat wordt verzwegen dat Verzoekers tool veel geschikter is voor onderwijs dan de 2.0-versie.
CWI-advies en voorlopig oordeel

9. De CWI adviseert het Bestuur om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Hiertoe overweegt de CWI dat de auteurs van de 2.0-versie redelijkerwijze niet kan worden verweten dat zij de oorspronkelijke initiatiefnemers van het model niet hebben vernoemd, aangezien zij hun versie hebben gebaseerd op de handleiding uit 2000 waarin Verzoeker niet werd genoemd. Mocht er al een schending van de wetenschappelijke integriteit hebben plaatsgevonden doordat Verzoeker onvoldoende is erkend, aldus de CWI, dan heeft dit plaatsgevonden in 2000 dan wel eerder. Dit acht de CWI onder verwijzing naar artikel 4.5, sub f, onder iv, van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Maastricht (hierna: Klachtenregeling) te lang geleden om de klacht in behandeling te nemen.

10. Het Bestuur neemt dit advies over en verklaart de klacht in het voorlopig oordeel niet-ontvankelijk.

Standpunt Verzoeker

11. Verzoeker betoogt dat het onjuist is om recent plagiaat niet te onderzoeken omdat het gebaseerd zou zijn op voorafgaand plagiaat. Hij wijst er verder op dat, anders dan de CWI heeft overwogen, wel naar hem is verwezen in de publicatie uit 2000. Ook betoogt hij dat er in de 2.0-versie op grotere schaal gebruik is gemaakt van zijn model dan het geval was in de publicatie uit 2000, waarmee sprake is van ‘nieuw plagiaat’. Hij wijst verder op zijn auteursrecht en stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven voor bewerking van zijn model. Ook wijst hij erop dat in 2000 nog geen gedragscode voor wetenschappelijk onderzoek was vastgesteld en dat hij daarom tegen de publicatie uit die periode geen klacht kon indienen.

Standpunt Betrokkene

12. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij zijn bijdrage aan de totstandkoming van de 2.0-versie niet in de rol van auteur heeft geleverd, maar vanuit zijn rol als ervaringsdeskundige in het onderwijs. Betrokkene is weliswaar gepromoveerd (in een andere medische discipline), maar heeft sinds zijn aanstelling bij de vakgroep geen onderzoeksaanstelling meer en heeft sindsdien ook niet meer gepubliceerd. Hij is niet betrokken geweest bij de verwerking van de input of het schrijfproces van de 2.0-versie. Betrokkene heeft slechts zijn ervaringen met de handleiding uit 2000 gedeeld in een focusgroep-setting. Als Verzoeker er al op staat om de analogie met een wetenschappelijke studie door te drijven, dan is hij deelnemer geweest en geen onderzoeker, aldus Betrokkene. Ook wijst Betrokkene erop dat de 2.0-versie waarover wordt geklaagd een product is van de stichting, niet van de universiteit, en dat het ook op diens website is gepubliceerd en niet in een wetenschappelijk tijdschrift. Dat hij als lid van de expertgroep is genoemd is bij wijze van dank en niet bij wijze van auteurschap, aldus Betrokkene.

Standpunt Bestuur

13. Het Bestuur onderschrijft zowel het CWI-advies als het standpunt van Betrokkene. Het Bestuur stelt dat de klacht gelet op dit laatste ook op grond van artikel 4.5, sub f, onder ii, van de Klachtenregeling niet-ontvankelijk kan worden verklaard (het veronderstelde plagiaat is niet gepleegd door een medewerker van de universiteit). Dat er in 2000 nog geen gedragscode voor wetenschappelijk onderzoek was, vindt het Bestuur geen overtuigend argument, omdat Verzoeker sedert vele jaren een klacht had kunnen indienen maar dat niet heeft gedaan.

Oordeel LOWI

14. In de handleiding uit 2000 wordt naar het proefschrift van Verzoeker en zijn coauteur verwezen; van plagiaat is in die handleiding in zoverre dan ook geen sprake. Het LOWI volgt de CWI daarom niet in de redenering dat het vermeende plagiaat – als daar al sprake van is – reeds in 2000 zou hebben plaatsgevonden.

15. Het LOWI onderschrijft wel het standpunt van het Bestuur en Betrokkene dat de klacht om andere redenen niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Deze redenen zijn dat de 2.0-versie een product is van de [eerdergenoemde stichting], niet van de universiteit, en dat Betrokkene geen coauteur is van de 2.0-versie. Het LOWI acht hetgeen Betrokkene hierover naar voren heeft gebracht gelet op het colofon en het voorwoord van de 2.0-versie voldoende overtuigend op dit punt. Gelet hierop moet de klacht naar het oordeel van het LOWI op grond van artikel 4.5, sub f, onder ii, van de Klachtenregeling niet-ontvankelijk worden verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling van de klachtonderdelen komt het LOWI daarom in beginsel niet toe.

16. Om te voorkomen dat er een zweem van verdenking blijft hangen waar Betrokkene last van zou kunnen hebben, wil het LOWI ten overvloede echter nog wel kort ingaan op de zwaarste beschuldiging van Verzoeker: de beschuldiging van plagiaat. Het LOWI ziet voor deze beschuldiging geen enkele grond. Dat in de 2.0-versie niet opnieuw naar het proefschrift van Verzoeker is verwezen maar is volstaan met een verwijzing naar de handleiding uit 2000, is geen plagiaat. Ook niet als er in de 2.0-versie grotere delen uit het originele model van Verzoeker en zijn coauteur zijn gebruikt dan in 2000. De 2.0-versie verwijst naar de handleiding uit 2000 en in die handleiding wordt onder meer naar het proefschrift van Verzoeker en zijn coauteur verwezen. Dat is voldoende. Normen van wetenschappelijke integriteit vereisen als regel niet dat er in opvolgende versies van publicaties steeds opnieuw naar een primaire bron moet worden verwezen.

17. Het verzoek is gegrond voor zover aan de niet-ontvankelijkverklaring artikel 4.5, sub f, onder iv, van de Klachtenregeling ten grondslag is gelegd. De onderliggende klacht moet om andere redenen niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek is voor het overige ongegrond.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek gegrond voor zover aan de niet-ontvankelijkverklaring artikel 4.5, sub f, onder iv, van de Klachtenregeling ten grondslag is gelegd;
II. verklaart het verzoek voor het overige ongegrond;
III. adviseert het Bestuur om de klacht onder verwijzing naar dit advies en op grond van artikel 4.5, sub f, onder ii van de Klachtenregeling definitief niet-ontvankelijk te verklaren.

Aldus vastgesteld op 9 april 2025 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.