naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker] e.a.
over het aanvankelijk oordeel van
2. het College van Bestuur van Universiteit Utrecht
Procesverloop
Op 28 februari 2021 hebben [Verzoekers] bij monde van hun advocaat een klacht ingediend over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].
Het Bestuur heeft de klacht op 22 maart 2021 ter behandeling doorgestuurd aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Utrecht (hierna: CWI).
De CWI heeft het Bestuur op 10 december 2022 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.
Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker in het aanvankelijk oordeel van 17 december 2021 ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een pro forma verzoekschrift dat op 27 januari 2022 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel. De gronden van het verzoek zijn aangevuld op 7 februari 2022.
Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen en het Bestuur en Betrokkene in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
Verzoeker heeft gereageerd op de verweerschriften van Betrokkene en van het Bestuur.
Het Bestuur heeft een laatste reactie ingediend.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 18 mei 2022 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Betrokkene is dierwetenschapper en was projectleider van een onderzoek dat in opdracht van de overheid is uitgevoerd. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een rapport dat met het oog op handhaving van een bestaande open norm in de wet- en regelgeving voor het fokken van [dieren], een combinatie van criteria voorstelt ter invulling van die open norm. Toepassing van de criteria kan (op zichzelf of in combinatie) leiden tot een fokverbod.
2. Verzoekers zijn fokkers van ras[dieren] en voelen zich benadeeld door het rapport omdat een van de criteria [criterium x] bij hun ras[dieren] vaak voorkomt terwijl dit volgens Verzoekers – ook wetenschappelijk gezien – geen (goede) indicator is voor het risico op bepaalde aandoeningen. Volgens Verzoekers is het achterliggende doel van het rapport om [rassen] te laten kruisen met andere [rassen] en worden zij daar als fokkers in feite ook toe gedwongen, maar is daar ten onrechte geen transparantie over betracht. In plaats daarvan zou met het rapport een wetenschappelijke onderbouwing zijn gefabriceerd ter rechtvaardiging van deze doelstelling. Ook menen zij dat Betrokkene zich met het onderzoek te veel heeft laten leiden door de ambtelijk-politieke wens van de opdrachtgever om tot eenvoudig te hanteren criteria te komen.
Klacht, CWI-advies en aanvankelijk oordeel
3. Verzoekers hebben met behulp van hun advocaat een uitgebreide klacht ingediend bij de CWI. Zij stellen dat Betrokkene normen 1, 4, 5, 6, 14, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 36, 38 en 39 van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 heeft geschonden.
4. Bij de beoordeling van de klacht heeft de CWI de verschillende klachtonderdelen rond vier verschillende punten gebundeld.
4.1. Het eerste punt is dat Betrokkene zich niet onafhankelijk zou hebben opgesteld bij de opzet en de uitvoering van het onderzoek en onder druk van de opdrachtgever zou hebben meegewerkt aan het profileren van [dieren] op basis van slechts één enkel uiterlijk kenmerk. Over dit punt overweegt de CWI dat in de stukken (waaronder correspondentie tussen Betrokkene en de opdrachtgever over afbakening van het onderzoek) op geen enkele manier aanleiding wordt gevonden voor de gegrondheid van deze klacht. Ook overweegt de CWI dat bij de organisatie van het project voldoende waarborgen waren ingebouwd om de onafhankelijkheid ten opzichte van de opdrachtgever te bewaken, waaronder de rol van een adviesgroep van veterinaire experts.
4.2. Het tweede punt is dat [criterium x] in het rapport ten onrechte als indicator voor bepaalde aandoeningen [y en z] zou worden gebruikt. Volgens Verzoekers is dit een aanname en geeft Betrokkene blijk van vooringenomenheid door die aanname niet te beargumenteren in het rapport. De CWI overweegt hierover dat er wetenschappelijke consensus bestaat over de relatie tussen [criterium x] en het risico op het ontwikkelen van een veelheid van aandoeningen.
De CWI heeft een onafhankelijke deskundige geraadpleegd die dit bevestigt en die hierover letterlijk heeft verklaard: “Over dit onderwerp zijn er evenwel in de wetenschappelijke literatuur weinig tot geen tegenstrijdigheden te vinden.” Ook heeft die deskundige gewezen op enkele na de datum van het rapport verschenen publicaties waarin de wetenschappelijke consensus nog eens wordt bevestigd. Volgens de CWI is het in geval van wetenschappelijke consensus geen vereiste om in een publicatie opnieuw individuele referenties op te nemen naar alle voorafgaande wetenschappelijke literatuur waarin dit is vastgesteld.
4.3. Het derde punt is dat Betrokkene wetenschappelijke publicaties die de relatie tussen [criterium x] en [aandoening y en z] betwisten, selectief, onjuist of helemaal niet zou hebben weergegeven. Volgens Verzoekers is dit cherry picking. Verzoekers uiten in dit verband (statistische) kritiek op de manier waarop verschillende wetenschappelijke publicaties zijn geïnterpreteerd in het rapport, maar deze kritiek heeft de CWI niet overtuigd.
De CWI wijst er verder op dat in het rapport wel degelijk wordt genoemd dat naast het uiterlijke kenmerk ook andere (ras-specifieke) factoren een risicofactor kunnen zijn voor het krijgen van bepaalde aandoeningen. Over literatuur die ten onrechte zou zijn weggelaten, overweegt de CWI dat de selectie van wetenschappelijke literatuur voldoende is verantwoord en betrekt hierbij dat volgens de deskundige geen evident relevante literatuur ontbreekt. Wel constateert de CWI met de deskundige – en Betrokkene erkent dit ook – dat sommige verwijzingen in het rapport duidelijker hadden gekund.
Volgens de CWI is de discussie in feite terug te voeren tot een verschil van opvatting over de vraagstelling in het rapport en over de interpretatie van verschillende wetenschappelijke publicaties. Dit hoort volgens de CWI, waarbij zij refereert aan eerdere LOWI-adviezen, niet thuis in een discussie over schending van de wetenschappelijke integriteit. Dat Verzoekers om hun moverende redenen over deze onderwerpen een andere opvatting hebben, maakt naar het oordeel van de CWI niet dat Betrokkene bij de selectie en de weergave van de literatuur heeft gehandeld in strijd met normen van wetenschappelijke integriteit.
4.4. Het vierde punt is dat Betrokkene ten onrechte geen incidentie-onderzoek zou hebben gedaan. Hierover overweegt de CWI dat Betrokkene overtuigend heeft beargumenteerd dat dit voor de vraagstelling in het rapport niet relevant is.
5. Het Bestuur heeft het CWI-advies opgevolgd en de klacht ongegrond verklaard.
Verzoek
Bezwaren over de klachtbehandeling door de CWI
6. Verzoekers betogen dat het onderzoek van de CWI naar de klacht onzorgvuldig was. De manier waarop de klacht is samengevat en beoordeeld laat volgens hen zien dat de CWI zich kritiekloos achter Betrokkene heeft geschaard. Verzoekers vinden het onderzoek onvolledig of in ieder geval niet grondig genoeg. Volgens Verzoekers wordt in het CWI-advies ten onrechte niet concreet ingegaan op de volgende klachtonderdelen:
- Betrokkene zou in het rapport een extreem voorbeeld uit de publicatie van [een wetenschapper] hebben uitgelicht omdat dit goed uitkwam en heeft daarmee aan cherry picking gedaan;
- Betrokkene zou [een bewering uit die publicatie] hebben verdraaid;
- Betrokkene zou een publicatie van [een andere wetenschapper] expres genegeerd hebben omdat die publicatie het verband tussen een [criterium x] en [aandoening y] nuanceert;
- Betrokkene zou een citaat uit de publicatie van [weer een andere wetenschapper] hebben gefabriceerd en [diens werk] hebben aangepast voor gebruik in de handhavingscriteria.
7. In het verlengde hiervan hebben Verzoekers ook enkele procedurele bezwaren geuit tegen het CWI-onderzoek. Zij betogen dat de procedure te lang heeft geduurd en dat de CWI ten onrechte alleen eigen vragen aan de deskundige heeft voorgelegd zonder Verzoekers klacht en het verweer van Betrokkene mee te sturen.
Inhoudelijke bezwaren tegen het CWI-advies
8. Verzoekers zijn het inhoudelijk niet eens met het oordeel van de CWI dat incidentie-onderzoek niet relevant is. Volgens Verzoekers had dergelijk onderzoek kunnen uitwijzen dat [criterium x] niet bij alle rassen een indicator is voor gezondheidsproblemen. Verzoekers wijzen hierbij op een powerpointpresentatie […]. In het rapport wordt nu gegeneraliseerd door [criterium x] als rasoverstijgend criterium te gebruiken en dat vinden Verzoekers een methodologische fout.
9. Omdat Verzoekers de CWI met hun (statistische) kritiek niet hebben kunnen overtuigen, hebben zij voor hun verzoek aan het LOWI een emeritus hoogleraar statistiek ingeschakeld. Deze onderschrijft Verzoekers inhoudelijke (statistische) kritiek. Volgens de emeritus hoogleraar is het niet houdbaar om [criterium x] als rasoverstijgend criterium op te leggen op grond van de publicatie van [een in de opsomming onder 6 eerder genoemde wetenschapper].
10. Verzoekers zijn het niet eens met de overweging van de CWI dat er met de rol van de adviesgroep van veterinaire experts voldoende waarborgen waren ingebouwd om de onafhankelijkheid ten opzichte van de opdrachtgever te bewaken. Verzoeker stelt dat de experts allen uit Utrecht afkomstig zijn en dat er geen peer review heeft plaatsgevonden. Ook herhalen Verzoekers hun inhoudelijke kritiek die zij bij de CWI al hebben geuit op de verklaringen van de door de CWI geraadpleegde deskundige.
11. Verzoekers zijn van mening dat er minstens sprake is van bedenkelijk gedrag. Zij willen primair dat het rapport wordt ingetrokken en subsidiair dat het rapport wordt aangepast waaronder de diverse handhavingscriteria die volgens hen berusten op slechte wetenschap.
Standpunt Bestuur
12. Het Bestuur betoogt dat de statistische kritiek van de emeritus hoogleraar die Verzoekers hebben ingeschakeld een nieuw dossierstuk betreft dat daarom buiten beschouwing moet worden gelaten. Verder stelt het Bestuur dat Verzoekers de geheimhoudingsplicht hebben geschonden door eenzijdig en zonder overleg deze emeritus hoogleraar in te schakelen en vertrouwelijke stukken uit de procedure aan hem voor te leggen.
Het Bestuur ziet hierin een risico van ongewenste precedentwerking en stelt dat Verzoekers de belangen van Betrokkene hebben geschaad. Volgens het Bestuur hadden Verzoekers dit niet op eigen houtje moeten ondernemen, maar hadden zij, als aanvullend deskundigenoordeel volgens hen nodig is, het LOWI moeten vragen om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De emeritus hoogleraar kan volgens het Bestuur niet als onafhankelijke deskundige worden beschouwd, maar is een ‘partijdeskundige’. Het Bestuur merkt verder op dat de emeritus hoogleraar zich niet beperkt tot het uiten van statistische kritiek, maar hieraan ook conclusies verbindt over de wetenschappelijke integriteit van het rapport terwijl dat niet aan hem is.
13. Inhoudelijk volgt het Bestuur de CWI in haar redenering dat in feite sprake was van een inhoudelijk verschil van opvatting tussen Verzoekers en Betrokkene, waarvoor een klachtenprocedure wetenschappelijke integriteit volgens vaste lijn van het LOWI niet de geëigende weg is. Ook de door Verzoekers bij het LOWI ingebrachte statistische kritiek werpt daar volgens het Bestuur geen ander licht op, omdat de emeritus hoogleraar vanuit een statistische invalshoek een inhoudelijke weging maakt van wetenschappelijke publicaties waarop Betrokkene zich in het rapport baseert. Het Bestuur wijst erop dat inhoudelijke discussies over wetenschappelijke publicaties en over daarin gehanteerde statistiek binnen de wetenschappelijke wereld aan de orde van de dag zijn. Deze discussies kunnen volgens het Bestuur niet worden beslecht door het voeren van een klachtenprocedure over wetenschappelijke integriteit en zouden moeten worden gevoerd als wetenschappelijk debat.
Standpunt Betrokkene
14. In aanvulling op het verweerschrift dat Betrokkene reeds indiende bij de CWI, merkt Betrokkene op dat er veterinaire wetenschappelijk consensus is dat [een uiterlijk kenmerk] tot gezondheids- en welzijnsproblemen leidt bij [dieren]. [Criterium x] wordt in de wetenschappelijke literatuur en in de praktijk gebruikt als maat om de (ernst van) [dat uiterlijke kenmerk] te bepalen. Verder verbaast Betrokkene zich erover dat de door Verzoekers geconsulteerde emeritus hoogleraar zich in zijn statistische kritiek ook uitlaat over de wetenschappelijke integriteit. Dat is volgens Betrokkene niet aan hem.
Beoordeling LOWI
Inschakelen ‘partijdeskundige’
15. In de klachtenprocedure geldt een geheimhoudingsplicht. Deze is echter niet absoluut, maar kan worden doorbroken als een ander belang daartoe noopt. In dit geval is het LOWI van oordeel dat het belang van Verzoekers bij het zo goed mogelijk formuleren van hun standpunt in de LOWI-procedure, waartoe ze de ondersteuning van de emeritus hoogleraar hebben gezocht, de geheimhoudingsplicht kan doorbreken. Hierbij neemt het LOWI in aanmerking dat Verzoekers in het CWI-advies hebben kunnen lezen dat hun eigen statistische kritiek de CWI niet had overtuigd. Het is begrijpelijk dat Verzoekers daarom meenden een deskundige op het gebied van statistiek te moeten raadplegen om hun kritiek wel overtuigend te laten zijn. Bij doorbreking van de geheimhoudingsplicht dient echter wel zorgvuldig te worden gehandeld.
Het had op de weg van Verzoekers of hun advocaat gelegen om alvorens vertrouwelijke stukken uit de procedure te delen met de door hen aangezochte emeritus hoogleraar, contact op te nemen met het Bestuur en/of het LOWI. Zoals het Bestuur terecht naar voren heeft gebracht gaat het hier immers om vertrouwelijke en niet-openbare stukken. Door dit niet te doen zijn Verzoekers niet zorgvuldig omgegaan met de op hen rustende geheimhoudingsplicht. Het LOWI ziet hierin echter geen aanleiding om het verzoek wegens schending van de geheimhoudingsplicht niet verder in behandeling te nemen. Hierbij betrekt het LOWI dat Verzoekers van de door hen aangezochte emeritus hoogleraar vertrouwelijkheid hebben gevraagd en hij deze ook heeft toegezegd. Deze toezegging is voor zover het LOWI kan overzien gestand gedaan.
16. Over het betoog van het Bestuur dat de statistische kritiek buiten het dossier moet worden gehouden omdat het een nieuw stuk betreft, overweegt het LOWI als volgt. Uitbreiding van een klacht is in deze fase van de procedure niet toegestaan (zie bijvoorbeeld overweging 4 in advies 2020-20). Maar de statistische kritiek die Verzoekers bij het LOWI hebben aangeleverd is geen nieuw bezwaar waarmee de oorspronkelijke klacht wordt uitgebreid. Het betreft een extra onderbouwing van een klachtonderdeel dat bij de CWI al was geuit. Dat is in deze fase van de procedure gewoon toegestaan.
Bezwaren over de klachtbehandeling door de CWI
17. Verzoekers hebben een zeer uitgebreide klacht ingediend. Dat de CWI deze klacht samengevat en gebundeld weergeeft – mede aan de hand van het verweer van een Betrokkene – is op zichzelf niet onzorgvuldig. Het LOWI is naar aanleiding van Verzoekers bezwaren nagegaan of de CWI in dit geval, mede gelet op de opsomming van klachtonderdelen die Verzoekers hebben gegeven (zie overweging 6), klachtonderdelen heeft gemist of onjuist heeft weergegeven, maar meent dat dit niet het geval is.
De CWI ziet in deze door Verzoekers aangedragen punten geen schending van normen uit de gedragscode en heeft dat niet per klachtonderdeel expliciet aangegeven, maar in meer algemene bewoordingen. Dit is niet onzorgvuldig. De tekst van een klacht is weliswaar in beginsel leidend voor de omvang van het CWI-onderzoek, maar het is niet zo dat de klager bepaalt aan welke normen van de gedragscode moet worden getoetst of hoe de CWI haar advies opbouwt. Of het LOWI het oordeel van de CWI inhoudelijk kan volgen, komt in overweging 19 aan de orde.
18. In Verzoekers procedurele bezwaren ziet het LOWI evenmin aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek naar de klacht onzorgvuldig is geweest. Dat het aanvankelijk oordeel te laat is gegeven is voor het LOWI geen reden het Bestuur te adviseren om het definitief oordeel inhoudelijk gewijzigd vast te stellen. Verder is het niet onzorgvuldig dat een CWI zelf vragen formuleert aan een deskundige zonder daarbij dossierstukken van de klachtenprocedure te overleggen. De CWI heeft vragen gesteld die verband houden met de klacht, partijen weten wie er als deskundige is opgetreden en zijn in de gelegenheid gesteld om op de inbreng van de deskundige te reageren. Dit is een zorgvuldige invulling van de klachtenprocedure.
Inhoudelijke bezwaren tegen het CWI-advies
19. De kern van het standpunt van de CWI en het Bestuur is dat de klachtenprocedure wetenschappelijke integriteit niet is bedoeld voor het type inhoudelijke meningsverschillen dat in deze casus aan de orde is. Verzoekers bestrijden dat ‘slechts’ sprake is van inhoudelijke meningsverschillen en stellen dat het hier wel degelijk gaat om een gebrek aan wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI volgt Verzoekers hierin niet. De kritiek van Verzoekers betreft in de kern kritiek op de gehanteerde methodologie, gekozen uitgangspunten en meer algemeen op de kwaliteit van het rapport. Dit komt bijvoorbeeld ook terug in de opmerkingen van Verzoekers dat het hanteren van [criterium x] als rasoverstijgend criterium zonder het verrichten van incidentie-onderzoek een methodologische fout is en dat de handhavingscriteria berusten op ‘slechte wetenschap’. Of methodologische fouten zijn gemaakt, of de juiste uitgangspunten zijn gekozen en of een wetenschappelijk werk is te beschouwen als ‘slechte wetenschap’ zijn punten van inhoudelijke discussie. Dergelijke discussies moeten in het wetenschappelijke debat worden gevoerd, maar horen niet thuis in een klachtenprocedure waar het gaat om wetenschappelijke integriteit.
Van een schending van normen van wetenschappelijke integriteit is het LOWI niet gebleken. Hierbij heeft het LOWI ook gekeken naar de klachtonderdelen die volgens Verzoekers niet grondig waren onderzocht door de CWI (zie de opsomming in overweging 6). Van ongeoorloofd cherry picking of ‘fabriceren van citaten’, de zware beschuldigingen aan het adres van Betrokkene, is geen sprake en ook deze klachtonderdelen betreffen het wetenschappelijke debat. In opdrachtonderzoek zoals hier aan de orde wordt het wetenschappelijke debat niet gevoerd door middel van peer review voorafgaand aan publicatie, maar kan dit achteraf na publicatie van een rapport plaatsvinden. Verzoekers betoog dat er geen peer review heeft plaatsgevonden doet daarom niet af aan het oordeel dat Verzoekers kritieken in het wetenschappelijke debat thuishoren. Verzoekers betoog dat de veterinaire experts die een rol speelden in het onderzoek, allen uit Utrecht afkomstig zijn, doet het LOWI tot slot niet twijfelen aan de overweging van de CWI dat voldoende waarborgen waren ingebouwd om de onafhankelijkheid ten opzichte van de opdrachtgever te bewaren.
Conclusie
20. Gelet op het voorgaande is het verzoek ongegrond. Er is geen aanleiding het Bestuur te adviseren het aanvankelijk oordeel inhoudelijk gewijzigd vast te stellen.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek ongegrond;
II. adviseert het Bestuur de klacht definitief ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld op 25 augustus 2022 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.