naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. het College van Bestuur van de Universiteit Twente
Procesverloop
Op 2 maart 2021 hebben verschillende belangenorganisaties een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Twente (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door onder meer [Verzoeker].
De CWI heeft het College van Bestuur van de Universiteit Twente (hierna: Bestuur) onder meer geadviseerd de klacht gegrond te verklaren en de niet-naleving van normen uit de gedragscode te kwalificeren als lichte tekortkoming ten aanzien van norm 17 en bedenkelijk gedrag ten aanzien van norm 53, dit laatste mede in het licht van norm 38.
In zijn aanvankelijk oordeel van 7 juli 2021 heeft het Bestuur dit advies overgenomen.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 13 augustus 2021 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.
Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Het Bestuur heeft geen verweerschrift ingediend. Betrokkenen hebben wel een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van Betrokkene.
Er zijn geen laatste reacties ingediend.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 17 november 2021 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Verzoeker is als sociaal wetenschapper verbonden aan de Universiteit Twente. Betrokkenen behartigen de belangen van een bepaalde bedrijfstak binnen de agrarische sector en hebben geklaagd over een persbericht dat op de website van de universiteit is verschenen. Tussen partijen is niet in geschil dat het persbericht onder de verantwoordelijkheid van Verzoeker valt. Bij het LOWI staat slechts het handelen van Verzoeker nog ter discussie en niet langer het handelen van andere betrokken personen.
Relevante bepalingen uit de gedragscode
2. In deze zaak spelen de volgende normen uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 (hierna: de gedragscode) een rol.
Norm 17 (paragraaf 3.3. Uitvoering): “Hanteer wetenschappelijke methoden.”
Norm 38 (paragraaf 3.4 Verslaglegging): “Wees expliciet over onzekerheden en contra-indicaties en trek geen ongefundeerde conclusies.”
Norm 53 (paragraaf 3.6 Communicatie): ”Wees eerlijk in publieke communicatie en helder over de beperkingen van het onderzoek en van de eigen expertise. Communiceer pas over onderzoeksresultaten aan het algemene publiek als er voldoende zekerheid over de resultaten bestaat.”
Klacht
3. Betrokkenen hebben geklaagd dat het persbericht te vroeg is uitgebracht, omdat het onderzoek waarover het persbericht communiceert destijds nog niet was afgerond en gepubliceerd. Volgens Betrokkenen is de normale gang van zaken dat een onderzoek wordt uitgevoerd en na afronding en peer review wordt gepubliceerd. De publicatie kan gepaard gaan met een persbericht, maar een persbericht kan hier niet op vooruitlopen, aldus Betrokkenen. Volgens hen maakt het persbericht daarom voorbarig melding van conclusies. Volgens Betrokkenen wordt in het persbericht ook niet eerlijk en genuanceerd gecommuniceerd over het inhoudelijke onderwerp waarnaar Verzoeker vanuit sociaalwetenschappelijke invalshoek onderzoek heeft gedaan. Volgens Betrokkenen plaatst het persbericht de bedrijfstak, voor wiens belangen zij opkomen, in een kwaad daglicht. Volgens Betrokkenen is het voorgaande in strijd met norm 53 uit de gedragscode.
4. Betrokkenen hebben ook geklaagd dat de resultaten van het onderzoek zijn gebaseerd op interviews onder niet-representatieve groepen, terwijl wordt gesuggereerd dat de gevonden resultaten de Nederlandse bevolking representeren. Volgens Betrokkenen is dit in strijd met norm 17 uit de gedragscode.
CWI-advies
5. Over de vermeende voorbarigheid van de conclusies in het persbericht vraagt de CWI zich af of een onderzoeker voldoende zekerheid kan claimen als de publicatie geen peer review heeft ondergaan. Voor het aantonen van voldoende zekerheid is volgens de CWI essentieel dat in de discussie gedocumenteerd en zorgvuldig wordt beargumenteerd hoe de resultaten leiden tot de conclusie. Dit refereert volgens de CWI eveneens aan norm 38 van de gedragscode.
Volgens de CWI ontbreekt een heldere en weloverwogen discussie in het persbericht, maar ook in de congrespresentatie en onderzoeksresultaten waarnaar Verzoeker in de CWI-procedure heeft verwezen. De noodzaak van een gedocumenteerde heldere discussie wordt volgens de CWI in dit geval versterkt doordat in het onderzoek gebruik is gemaakt van niet identieke vragenlijstenen er sprake is van een verschil in studiepopulatie. Maar belangrijker is volgens de CWI nog dat de belangrijkste claim van het persbericht onvoldoende gefundeerd is, omdat niet duidelijk wordt gemaakt dat het onderzoek zich richt op de perceptie van een bepaald risico en niet op de aanwezigheid van het daadwerkelijke risico zelf.
Ook overweegt de CWI dat het persbericht onvoldoende helder communiceert over de expertise van Verzoeker. Het persbericht bevat meerdere statements uit wetenschappelijke literatuur over een onderwerp dat buiten de expertise van Verzoeker valt. Volgens de CWI worden deze statements niet duidelijk onderscheiden van de resultaten van het verrichte sociaalwetenschappelijk onderzoek. De CWI meent dat hierdoor onterecht de indruk wordt gewekt dat het inhoudelijke onderwerp in kwestie binnen de expertise van Verzoeker valt.
6. Over het tweede klachtonderdeel overweegt de CWI dat de gebruikte methode voldoet aan de methodologische maatstaf van norm 17, maar dat in het persbericht ten onrechte wordt gesuggereerd dat sprake is van een representatieve steekproef onder de Nederlandse bevolking, terwijl dit niet het geval was. Volgens de CWI is bekend dat de onderzoekers een uitgesproken standpunt innemen over een bepaald onderwerp en vergroot dit het risico op een selectiebias.
Verzoeker heeft bij de CWI naar voren gebracht dat in het persbericht niet staat dat het om een representatieve steekproef gaat en dat het in zijn vakgebied meestal geaccepteerd is om resultaten te generaliseren als er geen reden is om aan te nemen dat de onderzochte processen bij personen buiten de onderzochte groep anders zouden werken. De CWI twijfelt over de juistheid van dit standpunt van Verzoeker en overweegt dat het persbericht in ieder geval niet transparant is over deze aanname.
7. De CWI concludeert dat Verzoeker normen 17 en 53 niet heeft nageleefd, maar dat geen sprake is van opzet. Daarom kwalificeert het handelen van Verzoeker volgens de CWI niet als schending van de wetenschappelijke integriteit en is de klacht in zoverre ongegrond.
Met betrekking tot norm 53 is volgens de CWI sprake van bedenkelijk gedrag. Hierbij weegt volgens de CWI mee dat de met onvoldoende zekerheid getrokken conclusies een emotionele impact hebben op personen in de bedrijfstak waarop het onderzoek zich richt en dat mogelijk ook sprake is van een negatief effect op het vertrouwen in de wetenschap.
Met betrekking tot norm 17 is volgens de CWI sprake van een lichte tekortkoming. Hier weegt de CWI mee dat sprake is van een populairwetenschappelijke uiting. Gelet op het bedenkelijke gedrag en de lichte tekortkoming is de klacht volgens de CWI in zoverre gegrond.
Aanvankelijk oordeel
8. Het Bestuur heeft het CWI-advies overgenomen en besluit de klacht ongegrond te verklaren in de zin dat Verzoeker niet kan worden verweten wetenschappelijk niet-integer te hebben gehandeld. Ook besluit het Bestuur de klacht gegrond te verklaren voor zover het de niet-naleving van normen 17 en 53 betreft. Het Bestuur kwalificeert de niet-naleving van norm 17 in navolging van de CWI als lichte tekortkoming en de niet naleving van norm 53, mede in het licht van norm 38, als bedenkelijk gedrag.
Verzoek
9. Verzoeker betoogt dat de CWI norm 53 te verstrekkend interpreteert. Volgens Verzoeker schrijft norm 53 alleen voor dat er voldoende zekerheid moet bestaan over de onderzoeksresultaten voorafgaand aan de communicatie hierover. Volgens hem schrijft de code niet voor dat peer review of discussie moet plaatsvinden voorafgaand aan communicatie over onderzoeksresultaten, maar gaat de CWI in haar advies ten onrechte wel zo ver.
Verzoeker stelt dat de onderzoeksresultaten volledig waren geanalyseerd, de conclusies waren getrokken en het onderzoek ook al was gepubliceerd in de vorm van een congrespresentatie ten tijde van de publicatie van het persbericht. Volgens Verzoeker is dit voldoende.
Meer subsidiair betoogt Verzoeker dat de discussie op een slide en gesprekken met collega’s tijdens die presentatie ook zouden moeten kwalificeren als discussie en peer review. Verder betoogt Verzoeker dat zijn vakgebied wordt genoemd in het persbericht en dat daarmee wel degelijk helder is gecommuniceerd over Verzoekers expertise.
10. Ook betoogt Verzoeker dat de CWI buiten de omvang van de klacht is getreden. Hiertoe voert hij aan dat de CWI norm 38 ten onrechte in het advies heeft betrokken, terwijl deze norm in de klacht niet wordt genoemd. Ook gaat de CWI met haar oordeel over de houdbaarheid van de conclusie in het persbericht en de communicatie over de expertise van Verzoeker verder dan de klacht die kortgezegd luidde dat het persbericht voorbarig is uitgebracht.
11. Tot slot betoogt Verzoeker dat de gegrondverklaring van de klacht met betrekking tot norm 17 niet terecht is, nu de CWI ook heeft overwogen dat Verzoeker aan de methodologische eis van norm 17 heeft voldaan.
Standpunt Betrokkenen
12. Betrokkenen weerspreken het betoog van Verzoeker dat de CWI buiten de omvang van het geschil zou zijn getreden. Volgens hen sluit het CWI-advies aan op hun klacht. Verder voeren zij aan dat de onderbouwing van de onderzoeksresultaten waarop Verzoeker heeft gewezen niet beschikbaar was voor derden ten tijde van het verschijnen van het persbericht en dat die onderbouwing pas na tussenkomst van de decaan is verstrekt.
Met betrekking tot norm 17 wijzen Betrokkenen op de passage uit het CWI-advies dat het persbericht ten onrechte suggereert dat sprake is van een representatieve steekproef onder de Nederlandse bevolking, terwijl dit niet het geval was.
Reactie Verzoeker
13. Verzoeker weerspreekt dat de onderbouwing van de onderzoeksresultaten ten tijde van het persbericht niet beschikbaar zou zijn en verduidelijkt de gang van zaken rondom de correspondentie met de decaan. Verzoeker verduidelijkt verder op welke wetenschappelijke publicaties de uitspraken zijn gebaseerd over het inhoudelijke onderwerp dat buiten zijn expertise valt. Verzoeker stelt dat deze uitspraken correct zijn. Tot slot weerspreekt hij dat het persbericht zou suggereren dat sprake was van een representatieve steekproef.
Oordeel LOWI
14. Deze zaak draait om de vraag of het persbericht voldoende eerlijk en helder communiceert over de methode/reikwijdte van het onderzoek en Verzoekers expertise. Hiermee hangt samen de vraag naar de timing van het persbericht. Het LOWI zal deze vragen hieronder inhoudelijk behandelen en zal daarbij ook Verzoekers kritiek op het CWI-advies betrekken.
Communicatie over methode/reikwijdte
15. Het LOWI is van oordeel dat in het persbericht onvoldoende helder is gecommuniceerd over de gehanteerde methode van het onderzoek. Het LOWI onderschrijft de overweging van de CWI dat het persbericht ten onrechte suggereert dat sprake is van een representatieve steekproef onder de Nederlandse bevolking, terwijl dit niet het geval was.
Het LOWI onderschrijft ook de bedenkingen die de CWI heeft geuit over de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten en dat hierover in het persbericht in ieder geval onvoldoende transparantie is betracht.
Het LOWI onderschrijft voorts de overweging van de CWI dat het persbericht duidelijker had moeten maken dat de reikwijdte van het onderzoek zich beperkte tot risicoperceptie en niet zag op het daadwerkelijke risico zelf.
Het handelen van Verzoeker valt echter niet onder norm 17, maar onder norm 53. Norm 17 (hanteer wetenschappelijke methoden) gaat over de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek en zoals de CWI terecht heeft overwogen wordt aan de methodologische eis van norm 17 voldaan. Het verrichten van onderzoek bij selectieve steekproeven is op zichzelf niet onwetenschappelijk, mits daarover duidelijkheid wordt gegeven.
Waar het in deze zaak om gaat is dat de beperkingen van de methode en de betekenis daarvan voor de conclusies van het onderzoek onvoldoende helder zijn gecommuniceerd in het persbericht. Gelet op het voorgaande is het LOWI van oordeel dat het voorlopig oordeel geen stand kan houden voor zover daarin is besloten dat norm 17 niet is nageleefd en dit kwalificeert als lichte tekortkoming. Het handelen van Verzoeker valt niettemin wel onder norm 53. Hoe dit verder moet worden gekwalificeerd komt in overweging 19 van dit advies aan de orde.
Communicatie over expertise
16. Wat betreft de communicatie over Verzoekers expertise in het persbericht, is de CWI naar het oordeel van het LOWI te kritisch. Het persbericht maakt voldoende duidelijk dat Verzoeker onderzoeker is in de sociale wetenschappen en er wordt niet de indruk gewekt dat Verzoeker daarnaast ook nog een andersoortige wetenschappelijke expertise heeft.
Het is een wetenschapper op grond van norm 53 niet verboden om informatie uit een ander vakgebied te gebruiken om zijn of haar eigen onderzoek in een bredere context te plaatsen, zoals in dit persbericht is gedaan. De uitlatingen in het persbericht zijn gebaseerd op wetenschappelijke publicaties en zijn door Verzoeker verantwoord.
Hoogstens kan worden gezegd dat in het persbericht zodanig veel ruimte wordt gereserveerd voor de context van het onderzoek, dat dit niet meer in verhouding staat tot de aandacht die wordt besteed aan de communicatie over het eigen onderzoek zelf. Verzoeker had het persbericht in zoverre evenwichtiger kunnen maken, maar het strekt naar het oordeel van het LOWI te ver om te concluderen dat Verzoeker op dit punt norm 53 van de gedragscode heeft geschonden.
Timing van het persbericht
17. Wat de timing van het persbericht betreft, overweegt het LOWI als volgt. Het gebrek aan heldere communicatie over de methode en reikwijdte van het onderzoek (zie overweging 15) is extra ongelukkig, omdat het onderzoek nog niet in enige vorm, anders dan een congrespresentatie, was gepubliceerd toen het persbericht uitkwam.
De timing van het persbericht versterkt in zoverre in negatieve zin de gebrekkige communicatie over de selectieve steekproef en de eventuele beperkingen van het onderzoek die de resultaten in het juiste daglicht konden plaatsen. Hierbij is van betekenis dat ten tijde van het persbericht ook geen onderzoeksgegevens en/of onderzoeksdata beschikbaar waren (vgl. norm 45 van de gedragscode).
Het LOWI onderschrijft weliswaar Verzoekers standpunt dat norm 53 van de gedragscode niet zo ver gaat dat het per definitie onmogelijk is om een persbericht over onderzoeksresultaten uit te brengen voordat peer review heeft plaatsgevonden of een uitgewerkte discussie voorhanden is, maar gelet op het gebrek aan heldere communicatie in het persbericht is de CWI naar het oordeel van het LOWI terecht kritisch over de timing van het persbericht.
Is de CWI buiten de omvang van het geschil getreden?
18. De CWI schaart de vragen over de communicatie in het persbericht in navolging van Klagers onder de reikwijdte van norm 53. Dit is terecht, omdat norm 53 gaat over communicatie. Voor zover de CWI de vragen over communicatie ook heeft gekoppeld aan norm 17, heeft het LOWI al overwogen dat dit onjuist is (zie overweging 15). De CWI brengt de vragen over communicatie in het persbericht uit eigen beweging ook in verband met norm 38.
Anders dan Verzoeker betoogt, is de CWI hiermee niet buiten haar bevoegdheid of buiten de omvang van de klacht getreden. Weliswaar is de formulering van de klacht in beginsel leidend voor de omvang van het CWI-onderzoek, maar het is niet zo dat de klager bepaalt aan welke normen uit de gedragscode moet worden getoetst.
Een CWI mag, na kennisneming van een klacht, zelf bepalen aan welke normen uit de gedragscode een klacht moet worden getoetst en mag de feitelijke klacht als het ware vertalen naar de normen uit de gedragscode. Met het beoordelen van de klacht aan norm 38 heeft de CWI een dergelijke vertaalslag gemaakt. Omdat in deze zaak de gebrekkige communicatie in het persbericht wordt versterkt door de omstandigheid dat het onderzoek nog niet was gepubliceerd, kan het LOWI deze vertaalslag naar norm 38 (verslaglegging) volgen. Ook anderszins is de CWI naar het oordeel van het LOWI niet buiten de omvang van de klacht getreden.
Kwalificatie
19. Het LOWI acht het CWI-advies over de communicatie over Verzoekers expertise te kritisch. Daartegenover staat dat het LOWI het gebrek aan transparantie over de gehanteerde methode en reikwijdte van het onderzoek strenger beoordeelt dan de CWI die het handelen van Verzoeker op dit punt kwalificeert als een lichte tekortkoming (van de verkeerde norm). Mede omdat de inhoud van het persbericht niet was te verifiëren door de timing van het persbericht, is het LOWI van oordeel dat Verzoeker norm 53 van de gedragscode niet heeft nageleefd en dat dit kwalificeert als bedenkelijk gedrag.
Bij deze kwalificatie betrekt het LOWI ook, net zoals de CWI heeft gedaan, de impact die een persbericht kan hebben en dat gebrekkige communicatie en transparantie over het onderzoek in een persbericht het vertrouwen in de wetenschap kan schaden.
Conclusie en advies
20. Het aanvankelijk oordeel dat Verzoeker norm 17 niet heeft nageleefd en dat dit kwalificeert als lichte tekortkoming, dient naar het oordeel van het LOWI te worden geschrapt in het definitieve oordeel (zie overweging 15).
21. De communicatie in het persbericht over Verzoekers expertise leidt volgens het LOWI niet tot een schending van norm 53 (zie overweging 16).
22. In het persbericht is niet voldoende helder gecommuniceerd over de gehanteerde methode en reikwijdte van het onderzoek. Omdat het persbericht werd uitgebracht voordat het onderzoek was gepubliceerd, was de inhoud hiervan ook niet te controleren voor het algemene publiek. Verzoeker heeft in zoverre norm 53 niet nageleefd. Dit kwalificeert naar het oordeel van het LOWI als bedenkelijk gedrag (zie overweging 15, 17 en 19).
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek gegrond;
II. adviseert het aanvankelijk oordeel gewijzigd vast te stellen met inachtneming van overwegingen 20 t/m 22.
Aldus vastgesteld op 22 december 2021 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.