naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. de decaan van de faculteit geneeskunde van de UvA
Procesverloop
Op 17 mei 2019 heeft Verzoeker bij de Ombudsman van het Amsterdam UMC melding gemaakt van een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].
Naar aanleiding hiervan heeft de decaan van de faculteit geneeskunde van de UvA (tevens voorzitter van de Raad van Bestuur van het Amsterdam UMC) een ad hoc Commissie Waarheidsvinding ingesteld om de klacht te onderzoeken.
De Commissie Waarheidsvinding heeft in februari 2020 aan de Raad van Bestuur van het Amsterdam UMC (hierna: Bestuur) gerapporteerd dat kort gezegd publicaties fouten bevatten, maar dat geen bewijs is gevonden voor falsificatie van gegevens.
De voorzitter van het Bestuur heeft op 7 oktober 2020 in zijn hoedanigheid van decaan faculteit geneeskunde UvA op basis van dit rapport geoordeeld dat de publicaties gerectificeerd dan wel teruggetrokken moeten worden, dat subsidiegevers geïnformeerd moeten worden, dat er inmiddels een melding is gedaan en afgerond bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, dat alle data op de schijf van een bepaalde afdeling moeten worden geplaatst, dat zal worden afgezien van disciplinaire maatregelen en dat een afschrift van het oordeel aan het personeelsdossier wordt toegevoegd.
Verzoeker heeft op 20 november 2020 aan de voorzitter van het Bestuur laten weten tegen deze beslissing bezwaar te willen maken.
In een brief van 22 december 2020 heeft het Bestuur Verzoeker laten weten dat bezwaar als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht niet mogelijk is, maar dat via de voorzitter van het Bestuur wel om een herbeoordeling oftewel een second opinion kan worden gevraagd bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de UvA (hierna: CWI).
Verzoeker heeft op 17 januari 2021 van deze geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
De CWI heeft Verzoeker per brief van 18 februari 2021 laten weten dat niet de CWI, maar het LOWI gelet op de AMC-VU research code (versie van 20 februari 2019) bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek om herbeoordeling. Op diezelfde datum heeft de CWI Verzoekers brief van 17 januari 2021 ter behandeling aan het LOWI doorgezonden.
De voorzitter van het LOWI heeft de decaan van de faculteit geneeskunde van de UvA per e-mail van 10 maart 2021 laten weten dat het, net als de CWI, van oordeel is dat het LOWI het verzoek om advies over de beslissing van 7 oktober 2020 in behandeling kan nemen. Omdat het Reglement LOWI 2018 alleen voorziet in advisering aan instellingsbesturen, is in diezelfde mail aan de decaan gevraagd of hij er in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Bestuur mee instemt dat het LOWI advies uitbrengt aan het Bestuur. De voorzitter van het Bestuur heeft diezelfde dag per mail laten weten dat het Bestuur instemt met het voorstel.
Het LOWI heeft vervolgens besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur en van Betrokkene.
Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een laatste reactie ingediend.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 16 juni 2021 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.
Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Casus
1. In de periode 2009-2017 heeft Betrokkene in het kader van zijn PhD een bepaald geneeskundig onderzoek verricht. Verzoeker was zijn copromotor en dagelijks begeleider. Enkele jaren later, na heranalyse van de data ten behoeve van vervolgonderzoek, is Verzoeker erop gestuit dat in het oorspronkelijke onderzoek identificatienummers van monsters waren verwisseld.
Volgens Verzoeker zijn de data zodanig selectief verwisseld dat data die de hypothese uit het onderzoek feitelijk ontkrachten, de hypothese na verwisseling juist bevestigen. Volgens Verzoeker kunnen deze verwisselingen niet op basis van toeval zijn ontstaan. Hierom, en omdat de verwisselingen zijn opgetreden toen de data onder het beheer van Betrokkene waren, vermoedt Verzoeker dat Betrokkene de identificatienummers van de monsters met opzet heeft verwisseld.
Verzoek
2. Verzoeker kan zich niet vinden in het oordeel van de decaan dat er – kort gezegd – geen sprake is van datafalsificatie. Volgens Verzoeker is het onderzoek van de ad hoc commissie te beperkt geweest en lijkt het rapport van die commissie voornamelijk te zijn gebaseerd op gesprekken in plaats van op de data.
Volgens Verzoeker heeft de ad hoc commissie onvoldoende gemotiveerd en onjuist geoordeeld dat geen sprake is van datafalsificatie en dat Betrokkene onvoldoende begeleiding heeft gekregen. Verzoeker wil in verband met dit laatste dat de aantekening in zijn personeelsdossier waarin deze onvoldoende begeleiding is vastgelegd wordt geschrapt. Ook staan de procedure en Verzoekers standpunt onjuist en onvolledig weergegeven in het rapport, aldus Verzoeker.
3. Verzoeker heeft daarnaast bezwaren geuit tegen wijze waarop zijn melding in het Amsterdam UMC is behandeld. Volgens Verzoeker is ten onrechte een procedure gevolgd die afwijkt van de AMC-VU Research Code (versie 20 februari 2019). Verder betoogt hij dat er ten onrechte geen externe deskundigen zijn geraadpleegd. Ook betoogt hij dat de ad hoc commissie verder onderzoek had moeten doen, dat zij zich niet heeft gehouden aan de opdracht van het Bestuur en dat hoor en wederhoor onvoldoende zijn toegepast. Verzoeker wijst er ook op dat de procedure extreem lang heeft geduurd.
AMC-VU Research Code
4. Ten tijde van Verzoekers melding gold de AMC-VU Research Code (versie 20 februari 2019). In hoofdstuk 15 van die code is geregeld dat de ombudsman van de VU en het Amsterdam UMC meldingen over mogelijke schendingen van de wetenschappelijke integriteit onderzoekt en hierover rapporteert aan de decaan die vervolgens een oordeel moet nemen. In dit hoofdstuk is ook geregeld dat een ad hoc research integrity comittee kan worden ingesteld. De decaan installeert in dat geval de ad hoc commissie. De ad hoc commissie kan de whistleblower en de beklaagde separaat horen. Het verslag van de hoorzitting wordt aan partijen voorgelegd met de mogelijkheid om feitelijke onjuistheden te corrigeren.
Het onderzoek van de ad hoc commissie resulteert in een schriftelijk rapport waarin de ad hoc commissie vaststelt of sprake is van schending van een norm van wetenschappelijke integriteit en of die schending ernstig is. De ombudsman stuurt dit rapport aan de decaan. De decaan komt vervolgens tot een oordeel.
5. In de Research Code is ook een “Procedure for appeal” opgenomen. Hierin staat:
- “ If either the whistleblower or the person accused of scientific misconduct disagrees with the dean’s verdict, he/she can inform the dean of such, in writing, and express his/her motivated complaint about the verdict.
- If the dean agrees with the complaint, he can conduct a new, independent investigation into the alleged scientific misconduct.
- If the complaint is not honored by the dean, either the whistleblower or the person accused of scientific misconduct can request an investigation by the National Body of Scientific Integrity (Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit), a committee installed by the KNAW, VSNU and NWO (…).
- The LOWI judges whether the procedure followed by the medical centre was justified and correctly executed. The LOWI procedure can be found on the LOWI website.”
Bevoegdheid LOWI
6. Gelet op de “Procedure of Appeal” uit de AMC-VU Research Code (versie 20 februari 2019) is het LOWI bevoegd om van Verzoekers bezwaren tegen het oordeel van de decaan kennis te nemen. Omdat het Reglement LOWI 2018 alleen voorziet in advisering aan instellingsbesturen, heeft het LOWI aan de decaan gevraagd of hij in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Bestuur ermee instemt dat het LOWI advies uitbrengt aan het Bestuur op basis van het Reglement LOWI 2018.
7. In zijn verweerschrift heeft het Bestuur het LOWI gevraagd om toch te oordelen dat de CWI bevoegd is het verzoek in behandeling te nemen en de zaak terug te verwijzen naar de CWI.
Volgens het Bestuur was het doel van de ad hoc commissie slechts om aan waarheidsvinding te doen. Die commissie heeft volgens het Bestuur weliswaar geconstateerd dat fouten zijn gemaakt c.q. dat data zijn verwisseld en dat er geen bewijs is van opzet of anderszins frauduleus handelen, maar heeft geen oordeel gegeven over de vraag of er normen uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 (herzien in 2012 en 2014) zijn geschonden.
Volgens het Bestuur zou dit alsnog moeten gebeuren in twee instanties: eerst door de CWI en daarna door het LOWI. Volgens het Bestuur is de gevolgde procedure niet gebaseerd op een specifieke procedure, regeling of beoordelingskader, maar werd deze aanpak gezien als meest adequate vervolgstap op de melding van Verzoeker. Volgens het Bestuur is de AMC-VU Research Code (versie 20 februari 2019) onduidelijk omdat het ten onrechte de gang naar de CWI lijkt over te slaan en is de Research Code daarop inmiddels aangepast.
8. Het LOWI volgt het Bestuur niet in dit standpunt. Dat het Bestuur het naar aanleiding van deze zaak nodig heeft geacht om de AMC-VU Research Code aan te passen, geeft al aan dat de gevolgde procedure niet losstaat van die Research Code. Uit de stukken blijkt dat de AMC-VU Research Code (versie 20 februari 2019) is toegepast.
Anders dan het Bestuur stelt, heeft de ad hoc commissie met de conclusie dat fouten zijn gemaakt maar dat opzet of andere fraude niet is bewezen wel degelijk een oordeel gegeven over het al dan niet schenden van normen van wetenschappelijke integriteit.
Dat de Research Code niet volledig en correct is gevolgd zoals Verzoeker ook al naar voren heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel: het behoort juist tot de taak van het LOWI om te beoordelen of de Research Code is nageleefd. Het LOWI blijft dus bij het in overweging 6 reeds geformuleerde oordeel dat het bevoegd is het verzoek in behandeling te nemen.
Ontvankelijkheid verzoek
9. Betrokkene heeft betoogd dat het verzoek niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard omdat het te laat is ingediend. Het LOWI volgt Betrokkene niet in dit betoog. Het is juist dat het verzoek veel later dan binnen zes weken na 7 oktober 2020 door het LOWI is ontvangen.
Het LOWI acht deze termijnoverschrijding echter verschoonbaar. Verzoeker is immers afgegaan op de (onjuiste) rechtsmiddelenclausule die aan het oordeel van 7 oktober 2020 was toegevoegd en heeft steeds de stappen gevolgd zoals de decaan deze aan Verzoeker heeft meegedeeld. Verzoeker heeft zich daarbij ook steeds aan de door de decaan gestelde termijnen gehouden.
Verder is enige tijd verstreken met het doorzenden van het verzoek door de CWI naar het LOWI. Dat Verzoeker net als Betrokkene mondeling op de hoogte zou zijn gebracht dat een verzoek binnen zes weken moest worden ingediend, zoals Betrokkene in het verweerschrift stelt, blijkt niet uit de overige dossierstukken en acht het LOWI daarom niet overtuigend.
Dat Verzoeker vanwege zijn bekendheid met de AMC-VU Research Code op de hoogte zou moeten zijn van een verzoektermijn van zes weken, vindt het LOWI evenmin overtuigend. Verzoeker is geen jurist en mocht redelijkerwijs varen op de procedurele informatie die de decaan hem schriftelijk heeft verstrekt. Het verzoek is ontvankelijk.
Gedeeltelijke intrekking oordeel 7 oktober 2020
10. Naast het hierboven behandelde standpunt dat het LOWI zich onbevoegd zou moeten achten om het verzoek in behandeling te nemen, heeft het Bestuur het LOWI geïnformeerd dat het oordeel van de decaan van 7 oktober 2020 op 28 april 2021 gedeeltelijk is ingetrokken.
De intrekking ziet op de aantekening in het personeelsdossier van Verzoeker en op de beslissing om van disciplinaire maatregelen af te zien. Reden voor deze intrekkingen is dat de klachtenprocedure nog niet volledig is doorlopen en deze beslissingen daarom voorbarig zijn. Deze intrekking neemt niet weg dat Verzoeker nog steeds belang heeft bij een oordeel van het LOWI.
Standpunt Betrokkene
11. Betrokkene weerspreekt met kracht Verzoekers vermoeden dat sprake is van opzettelijke verwisseling van data. Betrokkene onderschrijft het oordeel van de decaan van 7 oktober 2020 dat de gepubliceerde artikelen fouten bevatten, maar dat er geen bewijs is van falsificatie van gegevens. Het heeft Betrokkene zeer geraakt dat er met een beschuldigende vinger naar hem is gewezen.
Betrokkene wijst op Verzoekers eigen rol in het onderzoek als copromotor en dagelijks begeleider van Betrokkene en als Principal Investigator. Betrokkene wijst erop dat er een verstoorde werkverhouding is tussen hem en Verzoeker en dat hij daar ook in andere professionele verbanden veel hinder van ondervindt.
Volgens Betrokkene zijn er kort gezegd duidelijk fouten gemaakt (ook door hem) maar zijn deze niet opzettelijk gemaakt. Betrokkene heeft zijn kant van het verhaal zeer uitgebreid verwoord in het verweerschrift. Het LOWI heeft hier kennis van genomen. Dit geldt ook voor de inhoudelijke discussie tussen Verzoeker en Betrokkene in de schriftelijke ronde bij het LOWI.
Oordeel LOWI
12. Deze zaak kenmerkt zich door een voor alle betrokken partijen onduidelijke procedure die op de AMC-VU Research Code is gebaseerd zonder dat deze echter correct is gevolgd. Met name de omstandigheid dat de ad hoc commissie geen externe deskundigen heeft geraadpleegd maar partijen heeft verzocht dan wel heeft toegestaan om zelf, samen met andere (niet onafhankelijke en onpartijdige) wetenschappers, ‘deskundigenrapporten’ op te stellen acht het LOWI onzorgvuldig.
Daarnaast wordt uit het rapport van de ad hoc commissie niet duidelijk in hoeverre zij daadwerkelijk feitelijk onderzoek heeft (laten) verricht(en) naar de data, logbestanden etc. om vast te stellen hoe de fouten in de data tot stand zijn gekomen.
Reeds om deze twee redenen concludeert het LOWI dat Verzoekers procedurele bezwaren gegrond zijn. Het rapport van de ad hoc commissie, en het daarop gebaseerde oordeel van de decaan van 7 oktober 2020, zijn niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Op de andere procedurele bezwaren van Verzoeker zal het LOWI hier verder niet ingaan.
13. Het LOWI heeft zich gebogen over de vraag of het in staat is om de melding van Verzoeker zelf te onderzoeken met toepassing van artikel 13, lid 2, van het Reglement LOWI 2018. Hierbij heeft het LOWI betrokken dat deze kwestie voor zowel Betrokkene als Verzoeker al zeer lang speelt en dat het in hun beider belang is om zo snel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen.
Daar staat tegenover dat het LOWI heeft bezien of het voldoende middelen heeft om het benodigde feitenonderzoek zelf uit te kunnen voeren. In dit geval acht het LOWI voor een goede reconstructie van de gebeurtenissen een grondig feitenonderzoek noodzakelijk waarbij, indien mogelijk, ook logbestanden op toegang worden gecontroleerd.
Alles afwegend, komt het LOWI tot de conclusie dat het onvoldoende is uitgerust om het benodigde feitenonderzoek te verrichten. Gezien de ernst van de beschuldigingen aan het adres van Betrokkene weegt het belang van een zo grondig mogelijk feitenonderzoek zwaarder dan een snelle afwikkeling van deze zaak. Het LOWI zal daarom niet zelf een onderzoek instellen, maar het Bestuur adviseren het onderzoek te heropenen.
14. Het LOWI benadrukt dat een onduidelijke procedure met onvoldoende procedurele waarborgen, zoals de procedure tot nu toe bij het Amsterdam UMC is verlopen, moet worden vermeden.
Het LOWI geeft het Bestuur in overweging om de CWI van de UvA ambtshalve te verzoeken een onderzoek in te stellen waarbij gezien de aard van de beschuldiging – indien de CWI dat ook wenselijk vindt – de externe hulp van een forensisch deskundige kan worden ingeroepen ten behoeve van het benodigde feitenonderzoek. Indien het Bestuur op basis van een nieuw (CWI-)advies na heropening van het onderzoek tot een nieuw aanvankelijk oordeel komt, staat het zowel Verzoeker als Betrokkene vrij om zich conform het Reglement LOWI 2018 binnen zes weken tot het LOWI te richten met het verzoek om over dat nieuwe oordeel te adviseren.
Conclusie
15. Het verzoek is op procedurele redenen gegrond. Het LOWI zal het Bestuur adviseren het onderzoek te heropenen.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek gegrond;
II. adviseert het Bestuur het onderzoek te heropenen met inachtneming van overweging 13 en 14 van dit advies.
Aldus vastgesteld op 29 juli 2021 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.