Categorieën
Advies

Advies 2021-01

LOWI onderschrijft in deze casus de niet-ontvankelijk verklaring van een klacht. Van een wetenschapper die een andere wetenschapper beschuldigt van een schending van een norm van wetenschappelijke integriteit, mag worden verwacht dat hij in staat is om duidelijk en kernachtig te formuleren welke handeling volgens hem een schending oplevert en waarom.

Print Friendly, PDF & Email

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Maastricht University

Procesverloop

Op 10 februari 2020 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht (hierna: Bestuur) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

Het Bestuur heeft deze klacht ter advisering doorgestuurd aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Maastricht (hierna: CWI).

De CWI heeft het Bestuur op 26 maart 2020 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker met het aanvankelijk oordeel van 12 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 27 mei 2020 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 1 juli 2020 besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft op beide verweerschriften gereageerd. Betrokkene heeft op het verweerschrift van het Bestuur gereageerd.

Het Bestuur en Betrokkene hebben een laatste reactie gegeven.

Op 14 oktober 2020 heeft Verzoeker het LOWI in een andere zaak, nr. 2021-02, om advies verzocht.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 28 oktober 2020 besloten dat de thans voorliggende zaak nr. 2021-01 wordt aangehouden en gevoegd met zaak nr.
2021-02.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 20 januari 2021 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht om zowel in zaak nr. 2021-01 als in zaak nr. 2021-02 tot advisering over te gaan. Dit betekent dat het LOWI in beide zaken heeft besloten geen hoorzitting te houden.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker en Betrokkene hebben los van elkaar gepubliceerd over het probleem van de toegankelijkheid van wetenschappelijke informatie op het internet. Verzoeker stelt dat Betrokkene zich als coauteur van diverse publicaties schuldig heeft gemaakt aan plagiaat en ten onrechte niet naar Verzoekers eerdere publicaties heeft verwezen.

Aanvankelijk oordeel

2. Op advies van de CWI heeft het Bestuur Verzoekers klacht niet-ontvankelijk verklaard, omdat Verzoeker zijn klacht onvoldoende zou hebben onderbouwd.

Het verzoek

3. Verzoeker stelt dat het Bestuur zijn klacht ten onrechte niet inhoudelijk heeft behandeld. Verzoeker stelt dat hij de CWI heeft geattendeerd op een artikel uit 2018 waarvan Betrokkene corresponding author is. Ook verwijst Verzoeker naar een paper dat hij met anderen heeft geschreven voor een internationale conferentie over semantic computing en naar een nog ongepubliceerd rapport van zijn hand.

Standpunt Bestuur

4. Het Bestuur wijst erop dat de CWI Verzoeker na ontvangst van zijn klacht in de gelegenheid heeft gesteld om zijn klacht aan te vullen. Daarbij is Verzoeker gevraagd om aan te geven van welke artikelen Betrokkene corresponding author is en om precies aan te geven op welke punten er volgens Verzoeker sprake is van plagiaat.

De CWI heeft Verzoekers reactie hierop bestudeerd, maar heeft naar eigen zeggen niet gevonden waar het om heeft gevraagd, dat wil zeggen ten minste één artikel waarvan Betrokkene corresponding author is en waarover Verzoeker precies aangeeft welk gedeelte hierin is geplagieerd.

Volgens het Bestuur is het niet de taak van de CWI om uit een grote hoeveelheid documenten, zonder specifieke indicaties van een klager, te destilleren waar een klacht precies over gaat. In zijn verweerschrift verduidelijkt het Bestuur dat Verzoeker 23 bijlagen bij de aanvulling van zijn klacht had gevoegd, waaronder het artikel uit 2018 waarvan Betrokkene corresponding author is, maar ontbreekt wederom een duidelijke omschrijving van het vermeende plagiaat.

Relevante bepaling

5. Artikel 4, sub d, onder 4, sub a, van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit Maastricht University luidt:
“ De commissie beoordeelt de ontvankelijkheid van de klacht onder meer aan de hand van de volgende criteria: duidelijke op schrift gestelde omschrijving van de (vermoede) schending van de wetenschappelijke integriteit door een of meer bepaalde medewerkers van de Universiteit”.

Oordeel LOWI

6. Bij de beantwoording van de vraag of een klacht voldoende duidelijk is omschreven om inhoudelijk in behandeling te kunnen worden genomen, komt de CWI een zekere beoordelingsruimte toe. Na bestudering van de oorspronkelijke klacht en de aanvullingen hierop is het LOWI van oordeel dat de CWI in dit geval binnen de grenzen van die beoordelingsruimte is gebleven. Hierbij betrekt het LOWI dat klager zelf een wetenschapper is. Van een wetenschapper die een andere wetenschapper beschuldigt van een schending van een norm van wetenschappelijke integriteit, mag worden verwacht dat hij in staat is om duidelijk en kernachtig te formuleren welke handeling volgens hem een schending oplevert en waarom. Verzoeker verwijst in de omschrijving van zijn klacht echter voornamelijk naar vele documenten waaruit volgens hem een schending van de wetenschappelijke integriteit zou moeten blijken. Ook in reactie op de expliciete vraag van de CWI om zijn klacht te verduidelijken, blijft een duidelijke en kernachtige omschrijving echter achterwege.

Voor zover Verzoeker bij het LOWI wijst op een ongepubliceerd rapport van zijn hand van 27 april 2020 waarin zijn klacht duidelijker is omschreven, constateert het LOWI dat dit rapport, anders dan in zaak nr. 2021-02, niet tijdig is ingebracht in de CWI-procedure bij Maastricht University.

Gelet op het voorgaande onderschrijft het LOWI het aanvankelijk oordeel van het Bestuur waarin de klacht, op advies van de CWI, niet-ontvankelijk wordt verklaard.

7. In het belang van Betrokkene en met het oog op eventuele toekomstige klachten van Verzoeker over dit onderwerp, overweegt het LOWI overigens als volgt. Na bestudering en onderlinge vergelijking van dossiers nrs. 2021-01 en 2021-02, concludeert het LOWI dat aan beide zaken dezelfde klacht ten grondslag ligt. Te weten Verzoekers klacht dat in publicaties over [bepaalde] principes ten onrechte niet naar hem is verwezen. Anders dan in de thans voorliggende zaak, is Verzoekers klacht in zaak nr. 2021-02 door de betreffende CWI wel inhoudelijk in behandeling genomen. Het aanvankelijk oordeel in die zaak luidt kort gezegd dat de klacht ongegrond is en dat Betrokkene niet was gehouden om in publicaties over de […] principes [in kwestie] naar Verzoekers eerdere publicaties te verwijzen. In zijn advies in zaak nr. 2021-02 (dat ook vandaag wordt uitgebracht) onderschrijft het LOWI dit aanvankelijk oordeel. Dit betekent voor zaak nr. 2021-01 dat Betrokkene evenmin was gehouden om in publicaties over de […] principes [in kwestie] naar Verzoekers eerdere publicaties te verwijzen.

Conclusie

8. Het verzoek is ongegrond.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek ongegrond;

II. adviseert het Bestuur om het aanvankelijk oordeel ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel.

Aldus vastgesteld op 10 februari 2021 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

 

 

Print Friendly, PDF & Email