naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. het College van Bestuur van Maastricht University
Procesverloop
Op 21 februari 2020 heeft [Verzoeker] een klacht ingediend over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene 1] en [Betrokkene 2].
Het College van Bestuur van Maastricht University (hierna: het Bestuur) heeft de klacht ter beoordeling doorgestuurd naar de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna: CWI).
Onder verwijzing naar het CWI-advies van 11 maart 2020 heeft het Bestuur de klacht niet-ontvankelijk verklaard in zijn aanvankelijk oordeel van 20 maart 2020.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel, door middel van een verzoekschrift dat op 23 april 2020 door het LOWI is ontvangen.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 20 mei 2020 besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Het Bestuur, Betrokkene 1 en Betrokkene 2 hebben elk een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft op de verweerschriften gereageerd.
Het Bestuur heeft een laatste reactie gegeven.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 28 oktober 2020 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen. Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Verzoeker is bijzonder hoogleraar aan Maastricht University. Aan de faculteit waar hij als bijzonder hoogleraar is aangesteld heeft hij ook een andere aanstelling gehad. Voor wat betreft die andere aanstelling is Verzoeker in 2017 op non-actief gesteld. Daarop volgde een ontslagbesluit dat inmiddels is vervangen door een vaststellingsovereenkomst waarmee Verzoekers aanstelling is beëindigd. Verzoekers hoogleraarschap loopt binnenkort ten einde en wordt niet omgezet in een strategisch hoogleraarschap. Betrokkene 1 was tot voor kort decaan en leidinggevende van Verzoeker. In deze hoedanigheid heeft hij een besluit genomen over de mate waarin Verzoeker onderwijstaken mag verrichten. Betrokkene 2 heeft een bestuurlijke functie.
Klacht
2. In zijn klacht betoogt Verzoeker dat hij door Betrokkenen wordt tegengewerkt in de uitoefening van zijn bijzonder hoogleraarschap. Hiertoe heeft hij onder meer aangevoerd dat zijn wetenschappelijk werk in beslag is genomen.
CWI-advies en aanvankelijk oordeel
3. Het Bestuur heeft de klacht onder verwijzing naar het CWI-advies niet-ontvankelijk verklaard.
4. In het CWI-advies wordt overwogen dat aan de klacht een langlopend arbeidsconflict ten grondslag ligt en dat de CWI kan afzien van behandeling van de klacht zodra duidelijk is dat de klacht slechts is terug te voeren op een arbeidsconflict. Daarnaast overweegt de CWI dat de klacht voorzien moet zijn van voldoende onderbouwing waarom Verzoeker meent dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden. De klacht is weliswaar onderbouwd, ook met een groot aantal bijlagen, maar deze onderbouwing heeft voornamelijk betrekking op het arbeidsconflict en sluit niet of in te geringe mate aan bij de normen voor goede onderzoekspraktijken zoals opgesomd in hoofdstuk 3 van de gedragscode, aldus de CWI.
Verzoek
5. Verzoeker weerspreekt dat zijn klacht slechts is terug te voeren op een arbeidsconflict. Volgens Verzoeker gaat zijn klacht over het bijzonder hoogleraarschap en gaat het arbeidsconflict over iets anders, namelijk zijn voormalige andere aanstelling aan de universiteit. Volgens Verzoeker had de CWI moeten ingaan op zijn aanbod om de klacht toe te lichten en van aanvullende informatie te voorzien. Verzoeker herhaalt met welke handelingen Betrokkenen hem hebben belemmerd om zijn bijzonder hoogleraarschap uit te oefenen. Volgens Verzoeker zijn hiermee de principes 2.5, 2.8 en 3.1.van de ALLEA European Code of Conduct for Research Integrity, 2011 (herzien 2017) geschonden. In zijn reactie op het verweer van het Bestuur vult Verzoeker aan dat hij er inmiddels achter is gekomen dat zijn wetenschappelijk werk niet alleen in beslag is genomen maar ook is vernietigd.
Standpunt Bestuur
6. Het Bestuur blijft kort gezegd bij zijn aanvankelijk oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is. Hiertoe stelt het Bestuur onder meer dat de facilitering van Verzoekers bijzonder hoogleraarschap onderdeel is van het arbeidsconflict en dat Verzoeker zijn stellingen hierover ook al heeft voorgelegd of heeft kunnen voorleggen aan de civiele rechter. Ook wijst het Bestuur erop dat veel van de handelingen waarover Verzoeker klaagt een direct gevolg zijn van het besluit om Verzoeker op non-actief te stellen tegen welk besluit hij destijds niet is opgekomen. Onder verwijzing naar LOWI-advies 2019-06 stelt het Bestuur dat de toegang tot onderzoeksdata een civielrechtelijke kwestie betreft die buiten de kaders van de klachtprocedure valt. Ook wijst het Bestuur erop dat het eertijds aan Verzoeker geschetste perspectief op een strategisch hoogleraarschap geen onvoorwaardelijke toezegging betrof.
Toetsingskader LOWI
7. Het LOWI adviseert het Bestuur van een bij het LOWI aangesloten instelling over een door het Bestuur vastgesteld (aanvankelijk) oordeel over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI adviseert niet uit eigener beweging, maar slechts naar aanleiding van een daartoe strekkend ontvankelijk verzoek.
8. Indien het LOWI een ontvankelijk verzoek in behandeling heeft genomen, toetst het aan de hand van het verzoek, de overgelegde stukken en de eventuele hoorzitting of het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur voldoet aan de daaraan vanuit het oogpunt van zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen en of het aanvankelijk oordeel in overeenstemming is met de normen voor wetenschappelijke integriteit. Hierbij betrekt het LOWI de klachtenregeling van de desbetreffende instelling. De normen van wetenschappelijke integriteit zijn neergelegd in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit die op 1 oktober 2018 in werking is getreden. Dan wel, indien de onderzoeksactiviteiten waarop het verzoek ziet zijn gestart vóór 1 oktober 2018, in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, laatstelijk herzien in 2014.
9. Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Dat betekent dat het LOWI zich onthoudt van oordelen over arbeidsgeschillen of kwesties die rechtstreeks daaruit voortvloeien.
Relevante bepalingen
10. Bepaling 5.4, lid 7, onder b, van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit luidt:
“De commissie of functionaris kan van behandeling of verdere behandeling afzien zodra duidelijk is dat de klacht of het verzoek slechts is terug te voeren op een arbeidsconflict.”
Artikel 4, lid d, sub 4, aanhef en onder a, van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Maastricht luidt:
“De commissie beoordeelt de ontvankelijkheid van de klacht onder meer aan de hand van de volgende criteria: duidelijke op schrift gestelde omschrijving van de (vermoede) schending van wetenschappelijke integriteit door een of meer bepaalde medewerkers van de Universiteit.”
Oordeel LOWI
11. Na bestudering van het dossier volgt het LOWI het Bestuur in zijn standpunt dat Verzoekers klacht slechts is terug te voeren op het arbeidsconflict tussen Verzoeker en het Bestuur. Zo gaat Verzoekers stelling dat zijn wetenschappelijk werk is vernietigd over computerapparatuur die de universiteit hem in het kader van zijn andere aanstelling (niet zijnde het bijzonder hoogleraarschap) ter beschikking had gesteld. Verzoeker moest deze apparatuur inleveren vanwege zijn op non-actief stelling.
Verder moet een arbeidsconflict als bedoeld in bepaling 5.4, lid 7, onder b, van de gedragscode naar het oordeel van het LOWI breder worden uitgelegd dan Verzoeker doet. In dit geval betreft het arbeidsconflict niet uitsluitend de civielrechtelijke procedure over het ontslagbesluit en de daaruit voortvloeiende vaststellingsovereenkomst. Het arbeidsconflict ziet ook op de typering van Verzoekers hoogleraarschap als praktijkhoogleraarschap, dat niet wordt omgezet in een strategisch hoogleraarschap, en op het besluit van Betrokkene 1 over Verzoekers onderwijstaken.
Verzoeker levert geen duidelijke onderbouwing dat het hier niet alleen gaat om het arbeidsconflict maar ook om een integriteitsschending waarbij Betrokkenen normen uit de Nederlandse gedragscode hebben geschonden.
Conclusie
12. De CWI heeft de klacht terecht niet verder inhoudelijk beoordeeld, omdat de klacht slechts is terug te voeren op een arbeidsconflict.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek van [Verzoeker] ongegrond;
II. adviseert het Bestuur het aanvankelijk oordeel ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel.
Aldus vastgesteld op 12 november 2020 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.