Categorieën
Advies

Advies 2015-11

Advies van het LOWI van 23 september 2015 ten aanzien van een verzoek van A, bij het LOWI ingediend op 20 oktober 2014 betreffende het voorlopig besluit van het … Bestuur van … van 9 september 2014, inzake een klacht van 27 maart 2014 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door B.

1. Het verzoek

Op 20 oktober 2014, heeft A (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorgenomen besluit van het Bestuur van 9 september 2014 (verder: het besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het … Bestuur van … op 27 maart 2014 (verder: klacht). Deze klacht is door het … Bestuur van de … op 28 maart 2014 ter behandeling doorgezonden aan het Bestuur, zijnde de huidige werkgever van B (verder: Belanghebbende).

De klacht

Kort samengevat houdt de klacht in, dat Verzoeker anomalieën heeft aangetroffen in publicaties die mede van de hand van Belanghebbende zijn. Het gaat om anomalieën in verschillende afbeeldingen, in zes publicaties vanaf 2005 tot en met 2012.

Verzoeker heeft zijn klacht op 25 maart 2014 gemeld aan retractionwatch.com, waar de klacht is gepubliceerd.

Na daartoe te zijn uitgenodigd door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … (verder: CWI) heeft Verzoeker zijn klacht bij brief van 10 april 2014 nader aangevuld. Het standpunt van Verzoeker luidt, samengevat, als volgt. De anomalieën ondermijnen de geloofwaardigheid van alle data in de publicaties en betreffen niet-toegestane beeldmanipulaties en onjuiste voorstellingen van data. Gelet op de aard, frequentie en ernst van de anomalieën die Verzoeker heeft aangetroffen in meerdere publicaties over meerdere jaren, moet er sprake zijn van opzettelijk handelen. De corresponding author, zijnde Belanghebbende, draagt de meeste verantwoordelijkheid voor de integriteit van publicaties.

De aanvulling van de klacht is voorzien van een bijlage, waarin verschillende afbeeldingen zijn opgenomen. Verzoeker heeft per afbeelding aangeduid welke niet-toegestane beeldmanipulatie volgens hem heeft plaatsgevonden.

Bij brief van 15 april 2014 heeft Verzoeker zijn klacht opnieuw aangevuld. In de bijlage bij die aanvulling heeft Verzoeker verschillende afbeeldingen opgenomen en per afbeelding aangeduid van welke anomalie volgens hem sprake is. Het gaat volgens Verzoeker om het dupliceren van afbeeldingen en het verzinnen van conclusies die niet worden onderbouwd door de gepresenteerde data.

Verzoeker heeft voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de klacht verschillende malen gecorrespondeerd met het Bestuur en de CWI over (procedurele aspecten van) de klachtprocedure. Zo heeft Verzoeker het als onjuist ervaren dat zijn klacht bij … is doorgezonden aan ….

Verder heeft Verzoeker het als een schending van de geheimhoudingsplicht aangemerkt dat Belanghebbende hangende de klachtprocedure contact heeft gehad met editors teneinde correcties door te voeren naar aanleiding van bevindingen van Verzoeker, terwijl Verzoeker door de CWI is gewezen op de geheimhoudingsplicht.

Ook heeft Verzoeker onder meer gecorrespondeerd over de mogelijkheid om de zaak op de stukken af te doen, over de toepasselijke klachtenregeling, over de samenstelling van de CWI, over het inschakelen van experts door de CWI alsmede de expertise van, het adviesverzoek aan en het onderzoek door deze experts, over de vraag of de CWI en Verzoeker de beschikking moesten krijgen over alle ruwe data van Belanghebbende, over de resolutie van het door Belanghebbende overgelegde Pdf-bestand, over het reageren van de CWI op de vragen en de verzoeken van Verzoeker en over de locatie en agenda van de hoorzitting.

Verzoeker heeft bij brief van 6 juni 2014 gereageerd op het verweer van Belanghebbende van 8 mei 2014. Verzoeker heeft daarbij aangevoerd dat van 28 van de 48 door hem geconstateerde anomalieën niet de ruwe data zijn verstrekt, zodat de klachtonderdelen die deze afbeeldingen betreffen gehandhaafd blijven. Naar aanleiding van de ruwe data van een tweetal afbeeldingen heeft Verzoeker laten weten dat de desbetreffende klachtonderdelen geen stand houden.

Voor het overige hebben de ruwe data Verzoeker geen aanleiding gegeven om klachtonderdelen in te trekken. Verder heeft Verzoeker gesteld dat de anomalieën, waarvan een aantal is erkend door Belanghebbende, uit ernstige beeldmanipulaties bestaan … en uit hergebruik van dezelfde afbeeldingen in verschillende publicaties, zonder te melden dat deze afbeeldingen eerder zijn gepubliceerd. Nu het gaat om 48 anomalieën in 11 publicaties over een periode van 10 jaar is sprake van een structureel en herhaald patroon. Verzoeker heeft erop aangedrongen dat zijn reactie op het verweer van Belanghebbende deel zou uitmaken van het onderzoek door de deskundigen.

De adviezen van de deskundigen aan de CWI

De CWI heeft naar aanleiding van de klacht advies gevraagd aan drie deskundigen, die anoniem wensten te blijven. De namen van de deskundigen zijn bekend bij de CWI en in de procedure bij het LOWI door het Bestuur eveneens bekend gemaakt aan het LOWI.

Het advies van deskundige 1 dateert van 3 juni 2014. Deskundige 1 heeft aangegeven dat alle door Verzoeker aangeduide bewerkingen van afbeeldingen cosmetische aanpassingen betreffen die niet relevant zijn voor de wetenschappelijke conclusies. Deskundige 1 heeft het verweer van Belanghebbende volledig geacht.

Wel heeft deskundige 1 geconcludeerd dat er ook ongewenste en onnodige cosmetische aanpassingen zijn gedaan, die – ook ten tijde van publicatie – niet binnen de goede praktijk van wetenschapsbeoefening vallen. Het betreft het kunstmatig aan elkaar zetten van gekopieerde delen van afbeeldingen van …. Ondanks het feit dat deze aanpassingen de conclusies niet hebben beïnvloed, waren ze niet gebruikelijk binnen het vakgebied van de microscopie en was er een alternatief voorhanden. De cosmetische aanpassingen zijn echter geen reden om data terug te trekken.

Het advies van deskundige 2 dateert van 12 juni 2014. Ook deskundige 2 heeft geoordeeld dat sprake is van cosmetische aanpassingen, zonder wetenschappelijke betekenis voor de data. Deskundige 2 heeft van verschillende aanpassingen aangegeven dat zij gebruikelijke praktijk zijn. Niet acceptabel is volgens deskundige 2 “any manipulation of the data containing part of an image, other than controlling brightness, contrast and levels”.

Verder heeft deskundige 2 aangegeven overtuigd te zijn door het verweer van Belanghebbende: in veel gevallen is geen bewijs van manipulatie, en voor de meerderheid van de andere gevallen geldt dat sprake is van ondergeschikte manipulatie van de achtergrond om cosmetische redenen. Waar Belanghebbende fouten heeft gemaakt, heeft hij dit toegegeven. Deskundige 2 heeft benadrukt dat in de gevallen waarin sprake was van beeldmanipulatie, dit geen invloed heeft gehad op de betrouwbaarheid van de data.

Het advies van deskundige 3 dateert van 20 juni 2014. Deskundige 3 heeft opgemerkt dat zijn advies slechts geldt voor die afbeeldingen waarvan de ruwe data zijn verstrekt. Ten aanzien van een aantal aanpassingen heeft deskundige 3 opgemerkt dat dit geen goede wetenschap is, maar dat geen van deze aanpassingen invloed heeft gehad op …. Tegenwoordig worden onnodige cosmetische aanpassingen of het samenstellen van figuren als onacceptabel aangemerkt, maar het is de vraag of dezelfde standaard algemeen gold ten tijde van de publicaties.

Deskundige 3 heeft het verweer van Belanghebbende overtuigend geacht, was van mening dat het ook voor een senior auteur lastig is om alle afbeeldingen te overzien en was het, ten aanzien van de afbeeldingen waarvan de ruwe data zijn overgelegd, eens met Belanghebbende dat de beeldmanipulaties geen invloed hebben gehad op ….

Het advies van de CWI

Op 19 augustus 2014 heeft de CWI advies uitgebracht aan het Bestuur. Kort samengevat heeft de CWI als volgt overwogen.

Hoewel een corresponding dan wel senior auteur verantwoordelijk is voor de inhoud van een artikel, is het wenselijk om bij een beschuldiging van schending van wetenschappelijke integriteit na te gaan welke (co)auteur verantwoordelijk is voor het gewraakte handelen in plaats van alleen naar de corresponding dan wel senior auteur te kijken. Het is terecht dat Belanghebbende zijn hele onderzoeksteam heeft betrokken bij zijn verweer tegen de klacht.

Verzoeker heeft zijn klacht, inclusief de naam van Belanghebbende, op internet geplaatst. De ratio van de geheimhoudingsplicht is echter dat informatie die schadelijk kan zijn voor personen alleen mag worden gepubliceerd nadat een grondige en onafhankelijke procedure is afgerond. In het geval van wetenschappelijke integriteit is daarvan pas sprake als een definitief besluit is genomen over een klacht, na een eventuele beoordeling door het LOWI. Dit moet worden onderscheiden van een scientific content discussie: het herstellen van geconstateerde en erkende fouten kan zelfs wenselijk zijn. Het benaderen van de redactie van een tijdschrift over dergelijke fouten heeft als doel om gepubliceerde uitkomsten accuraat te houden. Dit staat los van een klachtprocedure.

Belanghebbende was ervan op de hoogte dat beeldmanipulaties die conclusies beïnvloeden niet zijn toegestaan. Deze richtlijnen zijn in het verleden mondeling kenbaar gemaakt. De recent aangevoerde onwenselijke editing heeft Belanghebbende binnen zijn team besproken en Belanghebbende heeft instructies met betrekking tot het editen van afbeeldingen op schrift gesteld.

De gerapporteerde aanpassingen zijn van cosmetische aard en de gerapporteerde anomalieën hebben niet geleid tot fabricatie, falsificatie of plagiaat. Er zijn aanpassingen aangetroffen die als bad practice moeten worden gekwalificeerd, maar deze aanpassingen zijn niet gedaan met de intentie om data te manipuleren en dit is ook niet gebeurd. De experts hebben aangegeven dat de veranderingen aan de afbeeldingen geen invloed hebben gehad op de onderzoeksresultaten.

Samenvattend is het oordeel van de CWI dat geen van de door Verzoeker gerapporteerde 48 anomalieën de conclusies hebben beïnvloed. De CWI is verder van oordeel dat de correcties after rotation… bad practice opleveren, waarvoor Belanghebbende (mede)verantwoordelijk is. De CWI heeft echter geen signalen dat deze correcties zijn gemaakt met het doel om peers opzettelijk te misleiden.

Er is pas sprake van schending van wetenschappelijke integriteit wanneer de gewraakte handelingen van de wetenschapper verder gaan dan fouten en onzorgvuldigheid en de wetenschapper niet bereid is om zijn handelen na gegronde kritiek aan te passen. Daarvan is naar het oordeel van de CWI geen sprake. Belanghebbende heeft zijn handelen aangepast, mede door striktere instructies met betrekking tot editen vast te leggen.

De CWI heeft geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren.

Het besluit van het Bestuur

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en ten grondslag gelegd aan zijn besluit van 9 september 2014.

Samengevat luidt het oordeel van het Bestuur dat de door Verzoeker gerapporteerde 48 anomalieën geen invloed hebben gehad op conclusies. De correcties after rotation… leveren weliswaar bad practice op waarvoor Belanghebbende (mede)verantwoordelijk is, maar er zijn geen signalen dat deze correcties zijn gemaakt met het doel om peers opzettelijk te misleiden. Er zijn geen aanwijzingen voor opzettelijke manipulaties om onderzoeksresultaten te wijzigen.

Er is pas sprake van schending van wetenschappelijke integriteit wanneer de gewraakte handelingen van de wetenschapper verder gaan dan fouten en onzorgvuldigheid en de wetenschapper niet bereid is om zijn handelen na gegronde kritiek aan te passen. Belanghebbende heeft zijn handelen aangepast, mede door striktere instructies met betrekking tot editen vast te leggen.

Het verzoek aan het LOWI

Verzoeker acht het besluit van het Bestuur onjuist. De conclusies in de verschillende publicaties zijn volgens hem wél beïnvloed door de anomalieën, die zich hebben voorgedaan in een periode van 10 jaar. Er is geen sprake van onopzettelijk handelen of bad practice. Voor 28 van de 48 anomalieën zijn geen ruwe data overgelegd. Data die wel zijn overgelegd, zijn veelal niet voorzien van de datum waarop ze zijn verkregen. Belanghebbende heeft meerdere beeldmanipulaties toegegeven.

De klacht was gericht op niet-toegestane beeldmanipulaties en op het niet-toegestane hergebruik van afbeeldingen voor meerdere publicaties. Door de beeldmanipulaties zijn de originele ruwe data besmet. Het Bestuur heeft hieraan ten onrechte geen aandacht besteed en tracht uit alle macht de reputatie van Belanghebbende te beschermen. Het verzoek is voorzien van verschillende bijlagen.

In onderdeel 3.1 wordt het standpunt van Verzoeker nader weergegeven.

2. De procedure

Het verzoek is op 20 oktober 2014 door het LOWI ontvangen. Aan het Bestuur is op 27 oktober 2014 bericht dat een verzoek is ingediend bij het LOWI.

Het LOWI heeft ter vergadering van 11 november 2014 besloten om het verzoek in behandeling te nemen. Op 20 november 2014 is het Bestuur hiervan in kennis gesteld. Aan het Bestuur is gevraagd om uiterlijk 12 januari 2015 een verweerschrift in te dienen. Op 6 januari 2015 heeft namens het Bestuur … (verder: gemachtigde) het verweerschrift doen toekomen aan het LOWI.

Op 20 november 2014 heeft het LOWI aan Belanghebbende bericht dat een verzoek is ingediend bij het LOWI en hem de gelegenheid gegeven zich in de procedure te voegen. Aan Belanghebbende is de gelegenheid gegeven om op uiterlijk 12 januari 2015 te reageren op het verzoek. Op 6 januari 2015 heeft Belanghebbende zijn reactie doen toekomen aan het LOWI.

Het LOWI heeft ter vergadering van 4 maart besloten om een hoorzitting te houden. Op 11 maart 2015 zijn Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbende uitgenodigd om op 8 april 2015 ter hoorzitting te verschijnen.

Nadat hem desgevraagd uitstel was verleend, heeft Verzoeker op 10 maart 2015 gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur en op de reactie van Belanghebbende. Het Bestuur en Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om hierop uiterlijk 24 maart 2015 te reageren.

Op 8 april 2015 heeft de hoorzitting in twee delen plaatsgevonden. Naar analogie van artikel 7:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn partijen op uitdrukkelijk verzoek van Verzoeker buiten elkaars aanwezigheid gehoord. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door …. Belanghebbende is gehoord in aanwezigheid van het Bestuur. Daarbij waren aanwezig … en gemachtigde. Partijen hebben in de afzonderlijke hoorzittingen hun standpunt nader toegelicht en vragen van het LOWI beantwoord.

Op 30 april 2015 heeft het LOWI aan partijen het concept verslag van hun eigen hoorzitting gezonden. Belanghebbende heeft gereageerd op 6 mei 2015 en het Bestuur op 11 mei 2015. Verzoeker heeft gereageerd op 3 mei 2015, op 15 mei 2015 en op 18 mei 2015. Vervolgens heeft het LOWI de beide definitieve verslagen vastgesteld en op 10 juni 2015 aan partijen het definitieve verslag van de hoorzitting van de wederpartij gezonden. Belanghebbende heeft daarop kort gereageerd op 18 juni 2015 en Verzoeker uitgebreid op 24 juni 2015. Het Bestuur heeft op 22 juni 2015 laten weten geen aanleiding te zien om te reageren.

Op 8 juli 2015 hebben, conform artikel 7 van de Werkwijze Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit ter verkrijging van nadere informatie, informatieve gesprekken plaatsgevonden met twee personen die in de van belang zijnde periode werkzaamheden verrichtten voor de onderzoeksgroep van Belanghebbende. Namens het LOWI waren aanwezig prof. dr. J.W.M. van der Meer, prof. dr. J. Reedijk, mr. dr. E. G. van Arkel en mr. H.M.L. Frons. Van de gesprekken zijn verslagen gemaakt, die voor commentaar aan partijen zijn gezonden.

3. Standpunten van partijen

3.1 Standpunt van Verzoeker

Verzoeker heeft zijn bezwaren tegen het besluit verdeeld in vier clusters A tot en met D. Hieronder worden de bezwaren van Verzoeker samengevat weergegeven.

Cluster A

Cluster A behelst het standpunt van Verzoeker dat het Bestuur een onjuiste uitleg geeft aan wat wetenschappelijke integriteit is.

Het oordeel dat geen van de anomalieën de conclusies in de publicaties heeft beïnvloed is niet correct, omdat beeldmanipulaties wel degelijk invloed hebben op conclusies. Daarnaast kunnen sommige ruwe data de gepubliceerde conclusies niet onderbouwen.

Verder heeft het Bestuur ten onrechte geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat correcties opzettelijk zijn aangebracht met het doel peers te misleiden. Gelet op de wijze waarop Belanghebbende met de afbeeldingen is omgegaan, kan het niet anders dan dat wél bedoeld was om peers te misleiden.

Ook heeft het Bestuur ten onrechte geoordeeld dat geen sprake is van handelingen die verder gaan dan fouten en onzorgvuldigheid en dat Belanghebbende bereid is om zijn handelingen na kritiek te corrigeren. Belanghebbende is immers doorgegaan met het publiceren van ernstige anomalieën na zijn betrokkenheid in een eerdere integriteitszaak in 2013.

Tot slot is het oordeel van het Bestuur dat er geen aanwijzingen zijn van opzettelijke manipulaties om onderzoeksresultaten te wijzigen onjuist. Er zijn meerdere gevallen van niet-toegestane manipulaties. Niet-toegestane manipulaties vormen op zichzelf een schending van de wetenschappelijke integriteit. Het gaat om fabricatie van data door hand painting en hergebruik van dezelfde afbeelding in verschillende publicaties met ….

Cluster B

Cluster B behelst het standpunt van Verzoeker dat sprake is van procedurele inconsistenties en ongelijke behandeling.

De CWI heeft Belanghebbende al op 4 april 2014 gevraagd om een verweer te schrijven, terwijl de CWI pas op 15 april 2014 de volledige klacht had ontvangen.

In tegenstelling tot wat was aangekondigd, heeft de CWI niet alle stukken aan de geraadpleegde deskundigen voorgelegd. De deskundigen hebben op 3 juni 2014 rapport uitgebracht bij de CWI, terwijl Verzoeker zijn reactie op het verweer van Belanghebbende op 6 juni 2014 aan de CWI heeft doen toekomen. De deskundigen hebben van deze reactie van Verzoeker geen kennis genomen.

Verder is het de vraag hoe de CWI de juistheid van het standpunt van Belanghebbende heeft kunnen beoordelen terwijl deze de ruwe data van 28 van de 48 anomalieën niet beschikbaar heeft gesteld. De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening schrijft voor dat alle oorspronkelijke data beschikbaar moeten worden gesteld als daarom wordt gevraagd. Verzoeker vraagt zich af waarom dit desondanks niet is gebeurd.

Tot slot heeft Verzoeker bezwaar tegen de overweging van de CWI dat een schending van normen van wetenschapsbeoefening niet per definitie leidt tot het oordeel dat sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit.

Cluster C

Cluster C behelst de bezwaren van Verzoeker tegen de adviezen van de drie deskundigen.

Verzoeker is het niet eens met de conclusie van deskundige 1 dat de cosmetische correcties geen aanleiding geven om data terug te trekken. Het toepassen van niet-toegestane correcties vormt op zichzelf een schending van wetenschappelijke integriteit en noopt tot het terugnemen van data. Dat volgt ook uit de publicatierichtlijnen van de betrokken wetenschappelijke tijdschriften en uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Ten aanzien van het advies van deskundige 2 heeft Verzoeker aangevoerd dat deze deskundige te weinig tijd, namelijk 1 dag, had om de kwestie tot in detail te beoordelen. Verder heeft Verzoeker onder verwijzing naar de overweging van deskundige 2, inhoudende what is not acceptable is any manipulation of the data containing part of image gesteld dat daarvan in meerdere gevallen sprake is.

Ook deskundige 3, die binnen 1 dag reageerde, had volgens Verzoeker te weinig tijd om de kwestie tot in detail te beoordelen. Diens overweging, dat zijn conclusie alleen betrekking heeft op de afbeeldingen waarvan de originele data ter beschikking zijn gesteld, onderstreept dat niet alle originele data beschikbaar waren hetgeen op zichzelf al vragen doet rijzen. Het advies van deskundige 3 is onvolledig.

Cluster D

Cluster D behelst het standpunt van Verzoeker ten aanzien van de geheimhoudingsplicht.

Het Bestuur heeft Verzoeker er ten onrechte van beschuldigd dat hij zijn klacht op internet heeft geplaatst. Verzoeker heeft enkele anomalieën op internet gezet, maar dat was voordat hij de klacht indiende. Dat betekent dat niet kan worden geconstateerd dat hij de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Verzoeker heeft de editor gevraagd om de informatie van internet te verwijderen en diens reactie dat dit alleen zou gebeuren wanneer de instelling daarom zou vragen doorgegeven aan het Bestuur.

Hoe kan het plaatsen van anomalieën op internet voorafgaand aan het indienen van een klacht worden opgevat als een schending van de geheimhoudingsplicht, terwijl het laten corrigeren van anomalieën door Belanghebbende hangende de procedure niet wordt beschouwd als schending van de geheimhoudingsplicht?

3.2 Standpunt van het Bestuur

Cluster A

Het Bestuur heeft ten eerste aangevoerd dat het besluit is gebaseerd op het per anomalie gemotiveerde verweer van Belanghebbende en de adviezen van de drie geraadpleegde deskundigen die bevestigd hebben dat het verweer van Belanghebbende overtuigend is.

Beeldmanipulatie is, zoals ook de deskundigen hebben bevestigd, niet per definitie van invloed op conclusies en verschillende vormen van beeldmanipulatie zijn common practice bij het publiceren van wetenschappelijk onderzoek. De drie deskundigen hebben (ten aanzien van de afbeeldingen waarvan de ruwe data beschikbaar zijn gesteld) expliciet bevestigd dat de beeldmanipulaties geen invloed hebben gehad op de conclusies. De stelling dat sommige ruwe data de conclusies niet onderbouwen is door Belanghebbende, zoals ook de deskundigen hebben bevestigd, overtuigend weerlegd bij de CWI.

Verder heeft Belanghebbende, zoals ook de deskundigen hebben bevestigd, overtuigend weerlegd dat sprake is van misleiding van peers. Het Bestuur kon de motivering van Belanghebbende ter zake overnemen en Verzoeker heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd op grond waarvan anders zou moeten worden geoordeeld.

De stelling dat Belanghebbende is doorgegaan met het publiceren van ernstige anomalieën na zijn betrokkenheid in een eerdere integriteitskwestie is ongegrond. Deze eerdere kwestie (die heeft geleid tot het oordeel dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit had geschonden en waarbij Belanghebbende werd vrijgepleit) betrof een ander onderzoek, andere afbeeldingen en andere publicaties. De klacht in die kwestie was van een heel andere aard en betrof manipulatie van resultaten van wetenschappelijk onderzoek, gericht op het beïnvloeden van conclusies.

Verder ging het ook om andersoortige beeldmanipulaties. Bovendien betreft het huidige verzoek handelen van vóór de datum van de klacht in de eerdere integriteitskwestie dan wel van vóór de datum van het LOWI-advies in die zaak. Belanghebbende heeft na gefundeerde kritiek op bepaalde beeldmanipulaties deze gecorrigeerd. Hij is dus wel degelijk bereid om zijn handelen aan te passen. Verzoeker heeft niet onderbouwd waarom het gewraakte handelen in de eerdere integriteitskwestie Belanghebbende had moeten weerhouden van de andersoortige beeldmanipulaties die in casu aan de orde zijn.

Tot slot heeft het Bestuur tot het oordeel mogen komen dat er geen aanwijzingen zijn voor opzettelijke manipulaties om onderzoeksresultaten te wijzigen. De gestelde manipulaties hebben, zoals uit het verweer van Belanghebbende en de verklaringen van de drie deskundigen blijkt, geen invloed op die resultaten. De vraag of opzettelijk is gehandeld is reeds daarom niet van belang. Verzoeker heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat het verweer van Belanghebbende of de verklaringen van de deskundigen onjuist zijn.

Cluster B

Verzoeker heeft niet aangegeven waarom het voorafgaand aan de ontvangst van de volledige klacht vragen om een verweer zou maken dat het besluit onjuist is, of welk belang hiermee zou zijn geschaad. Belanghebbende heeft verweer gevoerd ten aanzien van de volledige klacht en dit verweer is in de beoordeling door de CWI meegenomen.

Verzoeker heeft ten onrechte gesteld dat de CWI heeft beloofd om Verzoekers reactie op het verweer van Belanghebbende aan de deskundigen beschikbaar te stellen. Wel is gezegd dat alle informatie zou worden meegewogen. Deskundige 1 heeft inderdaad op 3 juni 2014 aan de CWI geantwoord, maar uit de opinies van deskundige 2 en 3 blijkt niet dat zij de reactie van Verzoeker niet hebben ontvangen alvorens te antwoorden.

Verder konden de vragen van de CWI aan de deskundigen (“whether the adaptations as reported by the complainant and confirmed by the defendant were common practice amongst colleagues at that moment and whether they considered the reply of the defendant as conclusive/convincing”) correct en volledig worden beantwoord zonder kennis te nemen van de reactie van Verzoeker op het verweer, zodat geen te respecteren belang is geschonden.

Anders dan Verzoeker meent, was het beschikbaar stellen van alle oorspronkelijke data niet nodig voor de beoordeling. In zijn verweer heeft Belanghebbende waar nodig de oorspronkelijke ruwe data ter beschikking gesteld en waar niet nodig, niet. Dit is door hem per beeldmanipulatie gemotiveerd in zijn verweer, waarvan de drie deskundigen hebben bevestigd dat het overtuigend was.

Deskundige 1 heeft bevestigd dat alle data beschikbaar waren om zijn oordeel te kunnen geven en deskundige 2 heeft verklaard dat het verweer is gegeven voor elke afzonderlijke afbeelding. Zij hebben geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van het ontbreken van oorspronkelijke data. Het voorbehoud in de verklaring van deskundige 3, dat zijn opinie alleen betrekking heeft op afbeeldingen waarvan de originele data beschikbaar zijn gesteld, doet daaraan niet af. Verzoeker heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd op grond waarvan het verweer van Belanghebbende met betrekking tot de afbeeldingen waarvan geen oorspronkelijke data ter beschikking zijn gesteld, moet worden verworpen.

Anders dan Verzoeker meent, schrijft de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening niet voor dat bij een klacht alle oorspronkelijke data beschikbaar moeten worden gesteld, maar dat gepresenteerde informatie controleerbaar moet zijn. Het ter beschikking stellen van de ruwe data is alleen vereist indien dit nodig is voor de beoordeling van de klacht.

Het ter beschikking stellen van de ruwe data was in een aantal gevallen niet nodig omdat de klacht een wetenschappelijke interpretatie betrof. In andere gevallen was het niet nodig omdat de klacht manipulaties betrof die niet aanwezig waren in de aan de uitgever toegezonden afbeeldingen, maar het effect zijn van het reproductieproces van de uitgever en dit reeds blijkt uit de vergelijking van het aan de uitgever aangeboden beeldmateriaal en het gepubliceerde beeldmateriaal. Twee deskundigen hebben het verweer van Belanghebbende bevestigd, de derde deskundige heeft erop gewezen dat het reproductieproces van de uitgever kan leiden tot ingrepen op afbeeldingen die ten onrechte kunnen worden aangemerkt als beeldmanipulaties.

De overweging van de CWI dat een schending van normen van wetenschapsbeoefening niet per definitie leidt tot het oordeel dat sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit, is terecht. Op grond van (inter)nationale normen voor wetenschapsbeoefening kan een onderscheid worden gemaakt tussen handelingen die bad practices opleveren en handelingen die schendingen van de wetenschappelijke integriteit opleveren. Dit is een algemeen aanvaard onderscheid, dat overigens ook is bevestigd door de drie deskundigen.

Cluster C

Met zijn bezwaren tegen het advies van deskundige 1 miskent Verzoeker dat een handeling die de normen van goede wetenschapsbeoefening schendt, niet per definitie een schending van de wetenschappelijke integriteit oplevert. Deskundige 1 heeft op goede grond kunnen overwegen dat de cosmetische correcties niet noopten tot het terugnemen van data.

Hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd ten aanzien van het advies van deskundige 2 is ook ongegrond. Er is niet gebleken dat deze deskundige te weinig tijd heeft gekregen of genomen om de zaak te bekijken en daardoor onjuist of onvolledig heeft verklaard. Verder heeft Verzoeker miskend dat onacceptabel handelen niet per definitie betekent dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

De drie deskundigen hebben bevestigd dat in sommige gevallen sprake is van onacceptabele wetenschapsbeoefening, maar hebben tevens verklaard dat in die gevallen geen sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Tot slot is hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd ten aanzien van het advies van deskundige 3 eveneens ongegrond. Er is niet gebleken dat de deskundige 3 te weinig tijd heeft gekregen of genomen om de zaak te bekijken en daardoor onjuist of onvolledig heeft verklaard. Voor een reactie op het niet-beschikbaar stellen van alle originele data, heeft het Bestuur verwezen naar zijn reactie op de bezwaren onder cluster B.

Cluster D

Over het plaatsen van een aantal anomalieën op internet door Verzoeker heeft het Bestuur opgemerkt dat een dergelijke openbare beschuldiging van een andere wetenschapper diens goede naam en reputatie schaadt. Dit is in strijd met hetgeen naar ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt als de klachten ongegrond zijn.

De normen voor goede wetenschapsbeoefening strekken zich mede uit tot de relaties tussen wetenschapsbeoefenaren onderling en vergen dat een klacht betreffende schending van wetenschappelijke integriteit vertrouwelijk wordt gehouden. Het openbaar maken van een dergelijke klacht voordat er een definitief oordeel over is gegeven, is in strijd met de in acht te nemen zorgvuldigheid. Om onnodige schade te voorkomen, dient de vertrouwelijkheid ook voorafgaand aan een klachtprocedure in acht te worden genomen.

Los hiervan geldt dat onvolkomenheden, voor zover deze vaststaan, in het belang van de wetenschap zo snel mogelijk kenbaar moeten worden gemaakt. Belanghebbende heeft terecht de door hem erkende onvolkomenheden gecorrigeerd en ter publicatie aangeboden. Dat is zelfs zijn plicht in het kader van een goede wetenschapsbeoefening.

3.3 Standpunt van Belanghebbende

Belanghebbende heeft naar aanleiding van de klacht op 8 mei 2014 een verweer doen toekomen aan de CWI. Daarbij heeft Belanghebbende een power point presentatie (in PDF) met een per klachtonderdeel gemotiveerde weerlegging ingediend, alsmede originele aan de tijdschriften ingestuurde afbeeldingen en ruwe data.

Het verweer van Belanghebbende houdt, kort samengevat, het volgende in. Alle afbeeldingen die in de klacht zijn genoemd, illustreren de relevante aspecten van de onderliggende ruwe data. De conclusies zijn niet in strijd met deze data. Geen van de bewerkingen van de afbeeldingen heeft geresulteerd in of was bedoeld om andere conclusies te kunnen trekken dan de ruwe data konden rechtvaardigen.

Vier van de gestelde copy and paste operations ….. hebben zich niet voorgedaan en in een vijfde geval is een witte lijn … weggelaten. Manipulaties van … afbeeldingen, voor zover aanwezig, zijn cosmetische veranderingen aan de randen of in gebieden buiten …. De gepubliceerde afbeeldingen representeren in alle gevallen waarheidsgetrouw de ruwe data waarop de conclusies zijn gebaseerd.

Het samenvoegen van afbeeldingen van … was bedoeld om ruimte te besparen en is alleen toegepast bij … . Ook deze afbeeldingen geven de ruwe data accuraat weer. Dit is een geaccepteerde praktijk. De paar afbeeldingen die tweemaal zijn gebruikt zijn … . Tot slot zijn de data waarvan de interpretatie ter discussie stond correct geïnterpreteerd en beschreven.

Ten aanzien van de rotation … heeft Belanghebbende aangegeven dat dit in sommige gevallen heeft geleid tot cosmetische aanpassingen die geen good practice zijn. Belanghebbende heeft de verantwoordelijkheid hiervoor genomen.

Naar aanleiding van het verzoek aan het LOWI en in aanvulling op het verweer van het Bestuur van 6 januari 2015 heeft Belanghebbende eveneens op 6 januari 2015 het volgende laten weten.

Waar het voor behandeling van de klacht relevant was, heeft Belanghebbende de ruwe data ter beschikking gesteld. Dat was echter niet nodig in de gevallen waarin klachtonderdelen de interpretatie van data betroffen en in de gevallen waarin vermeende manipulaties niet aanwezig waren in de afbeeldingen zoals toegezonden aan tijdschriften. Als het LOWI wil beschikken over meer ruwe data, zal Belanghebbende zijn best doen om die te overleggen.

Ten aanzien van cluster A heeft Belanghebbende opgemerkt dat Verzoeker zijn standpunt dat manipulaties van afbeeldingen de conclusies beïnvloeden niet heeft onderbouwd. Verder heeft Verzoeker nadat hij een … extreem had contrast-enhanced daaruit onjuiste conclusies getrokken. Verzoeker heeft herhaald dat cosmetische aanpassingen gelijk staan aan het opzettelijk misleiden van peers, maar al eerder heeft Belanghebbende aangeduid dat dit onjuist is. Aan de CWI zijn óf de ruwe data óf de afbeeldingen zoals deze aan tijdschriften zijn aangeboden overgelegd.

Het is duidelijk dat conclusies niet zijn beïnvloed door enige cosmetische aanpassing en dat een aantal vermeende anomalieën niet voorkomt op de afbeeldingen die aan de tijdschriften zijn gestuurd. Verder is een aantal afbeeldingen tweemaal gebruikt, omdat dezelfde data zijn gebruikt voor twee papers waar verschillende features van dezelfde afbeelding zijn bediscussieerd. Nadat Belanghebbende hierop was geattendeerd is het tijdschrift gewaarschuwd, waarbij de editors akkoord zijn gegaan met de voorgestelde correcties. De betrokkenheid van Belanghebbende bij een eerdere integriteitskwestie betrof de zaak waarbij is geoordeeld dat Verzoeker verantwoordelijk was voor een schending van wetenschappelijke integriteit.

De paper waarnaar Verzoeker verwijst, bevat geen ernstige anomalieën en is ruim vóór de klacht van Verzoeker ingediend. Na ontvangst van de klacht heeft een grondige controle van afbeeldingen plaatsgevonden. Verzoeker tracht cosmetische aanpassingen als fraude aan te merken, terwijl tijdschriften het verschil tussen niet-toegestane aanpassingen en opzettelijke misrepresentation of results goed kennen.

Ten aanzien van cluster D heeft Belanghebbende opgemerkt dat Verzoeker geen onderscheid maakt tussen wetenschappelijke kwesties en integriteitskwesties. Voor integriteitskwesties geldt dat zij gedurende de procedure onder de geheimhoudingsplicht vallen, waaraan Belanghebbende zich heeft gehouden. Voor wetenschappelijke kwesties geldt dat zij onmiddellijk moeten worden opgehelderd, omdat dat de wetenschappelijke gemeenschap dient.

Aan zijn reactie van 6 januari 2015 heeft Belanghebbende zijn nadere verweer bij de CWI van 16 juni 2014 gehecht.

3.4 Wederzijdse schriftelijke reacties

Hieronder zijn de schriftelijke reacties van betrokkenen op elkaars processtukken samengevat weergegeven.

Reactie Verzoeker op het verweerschrift van het Bestuur

Op 10 maart 2015 heeft Verzoeker gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur van 6 januari 2015. De reactie betreft zes onderwerpen: het niet beschikbaar stellen van alle ruwe data, door tijdschriften niet-toegestane beeldmanipulaties, de eerdere integriteitsklacht betreffende Verzoeker zelf, de geheimhoudingsplicht en het corrigeren van publicaties door Belanghebbende, het doorzenden van de klacht aan … en het niet overleggen van alle reacties van Verzoeker aan de drie experts.

Verzoeker heeft ten eerste benadrukt dat conform de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening alle ruwe data beschikbaar moeten worden gesteld wanneer daarom wordt gevraagd. Verzoeker heeft dit meerdere malen, vergeefs, gedaan. Het is niet aan Belanghebbende om te bepalen of ruwe data wel of niet nodig zijn voor de beoordeling van een klacht.

Ook een van de deskundigen heeft opgemerkt dat zijn oordeel alleen geldt voor zover ruwe data beschikbaar waren. Het niet ter beschikking stellen van alle ruwe data doet vragen rijzen, en kan op zichzelf al de conclusie rechtvaardigen dat Belanghebbende de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

Verder betrof de klacht van Verzoeker beeldmanipulaties die door verschillende tijdschriften zoals … uitdrukkelijk niet worden toegestaan. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn stelling publicatierichtlijnen overgelegd. Het gaat om niet-toegestane ernstige manipulaties en om niet-toegestaan hergebruik van afbeeldingen. Een en ander kan niet anders worden opgevat dan als bedoeld om peers te misleiden. Er is geen tijdschrift dat de manipulaties die Belanghebbende als cosmetisch aanduidt, toestaat.

Niet-toegestane beeldmanipulaties moeten op zichzelf al als een schending van de wetenschappelijke integriteit worden beschouwd, nu ze bewust zijn gedaan. Door de besmetting van de originele ruwe data, zijn de beeldmanipulaties geen accurate weergave van onbewerkte ruwe data. Om die reden zouden de publicaties moeten worden teruggetrokken. Zelfs als er geen probleem is met conclusies, is het goede gewoonte om een publicatie terug te trekken in geval van ongepaste bewerkingen van afbeeldingen.

Ten derde zijn de namens het Bestuur gemaakt opmerkingen over de eerdere integriteitsklacht betreffende Verzoeker ongepast en onjuist. In de artikelen van Belanghebbende zijn veel meer anomalieën aangetroffen dan destijds zijn aangetroffen in de zaak tegen Verzoeker. Een kleiner aantal anomalieën door Verzoeker heeft geleid tot het (onterechte) oordeel dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit had geschonden. Het LOWI dient nu ten aanzien van Belanghebbende dezelfde maatstaf te hanteren. Tegelijkertijd dient het LOWI zijn eerdere advies betreffende Verzoeker te herzien.

Ten vierde had niet moeten worden geoordeeld dat Belanghebbende hangende de klachtprocedure vrij was om contact op te nemen met editors. Door dit te doen en door informatie te delen die hij had verkregen in de klachtprocedure heeft Belanghebbende de geheimhoudingsplicht geschonden. Verzoeker heeft dit meerdere malen vergeefs onder de aandacht gebracht bij de CWI.

Ten onrechte is geconcludeerd dat een klachtprocedure en een mogelijke scientific content discussion los van elkaar kunnen bestaan. Het is niet mogelijk om wetenschappelijke integriteit te onderscheiden van wetenschappelijke publicatie wanneer anomalieën in een publicatie de grondslag vormen voor een beoordeling van de wetenschappelijke integriteit.

Als anderen dan de auteurs van een artikel problemen aantreffen in dat artikel en die problemen onderdeel zijn van een integriteitsklacht, dan zouden correcties door de auteurs niet moeten worden toegestaan totdat een definitief oordeel over de klacht is geveld. Het is schadelijk voor het vertrouwen in de wetenschap wanneer dit toch gebeurt. Verzoeker heeft twee correcties door Belanghebbende in … (oktober 2014) overgelegd en becommentarieerd.

Verzoeker heeft zijn klacht bewust ingediend bij het … Bestuur van … aangezien dit bestuur in de eerdere integriteitsklacht betreffende Verzoeker had verklaard verantwoordelijk te zijn voor het onderzoek gedaan bij …. Dat betekent dat het … Bestuur van … ook de integriteitsklacht betreffende Belanghebbende in behandeling had moeten nemen en daarbij op dezelfde wijze had moeten oordelen als eerder over Verzoeker is gedaan.

Om dit te kunnen vermijden, is de klacht echter doorgezonden aan …, de huidige werkgever van Belanghebbende. Dat een klacht moet worden behandeld door de werkgever van de betrokken wetenschapper is niet in overeenstemming met de eerdere verklaring van … over de reden waarom de klacht over Verzoeker door het bestuur van juist deze universiteit moest worden behandeld.

Ten zesde heeft Verzoeker er nogmaals op gewezen dat zijn reactie op het verweer van Belanghebbende van 8 mei 2014 ten onrechte niet aan de deskundigen is doorgezonden. Nu de deskundigen niet over alle informatie beschikten, konden zij niet tot een goed oordeel komen.

Verder is het, gelet op de extreem korte tijd die aan de deskundigen werd gegund om de uitgebreide klacht te beoordelen, de vraag of hun oordeel is gebaseerd op een grondige analyse. Nu verder de namen van de deskundigen niet bekend zijn, is hun objectiviteit niet gegarandeerd en lijkt het erop dat twee van de deskundigen banden hebben met Belanghebbende. Verzoeker had het oordeel van de deskundigen over alle documenten (de klacht, het verweer en de reactie van Verzoeker daarop) moeten ontvangen, zodat hij daarop had kunnen reageren. Het LOWI wordt verzocht om onafhankelijke deskundigen in te schakelen.

Reactie van het Bestuur

Op de reactie van Verzoeker van 10 maart 2015 heeft het Bestuur op 23 maart 2015 als volgt gereageerd.

De door Verzoeker gestelde algemene verplichting om op elk verzoek ruwe data te verstrekken, bestaat niet. Waar kennisname van de ruwe data niet noodzakelijk is, zou een dergelijke algemene verplichting immers tot een onnodige en onwenselijke belasting leiden. In het verweerschrift is door het Bestuur aangegeven waarom in casu niet nodig is om alle ruwe data te verstrekken. Overigens is Belanghebbende daartoe wel degelijk bereid.

Verzoeker miskent dat het niet in overeenstemming handelen met publicatierichtlijnen van wetenschappelijke tijdschriften op zichzelf niet impliceert dat er in strijd met de wetenschappelijke integriteit is gehandeld. De constatering dat een enkele beeldmanipulatie kan worden aangemerkt als bad practice betekent evenmin een schending van de wetenschappelijke integriteit. Dit is ook door de deskundigen onderschreven. Verzoeker meent ten onrechte dat met opzet is gehandeld, met het oog op misleiding van peers.

Als vaststaand moet echter worden aangenomen dat geen van de anomalieën de conclusies van de publicaties hebben beïnvloed. Ook dit is bevestigd door de drie deskundigen, net als het standpunt van Belanghebbende dat het om cosmetische aanpassingen gaat. Bewust of opzettelijk handelen zou aan de orde kunnen zijn als er een herhaling was van handelen na een duidelijke waarschuwing of als Belanghebbende bekend was met het onacceptabele karakter ten tijde van de publicatie.

De deskundigen hebben onderling afwijkende meningen over de vraag of de beeldmanipulaties ten tijde van de publicaties ook als bad practice golden. Niet is gebleken dat er een duidelijke waarschuwing is geweest voorafgaande aan de publicaties. De klacht is ingediend op 27 maart 2014 en de laatste publicatie dateert van november 2013. Verder was Belanghebbende ten tijde van de publicaties niet bekend met de beeldmanipulaties, golden er mondelinge instructies in de onderzoeksgroep en heeft Belanghebbende de geconstateerde onacceptabele manipulaties besproken in de groep en daarover schriftelijke instructies gegeven.

Tot slot is relevant dat Belanghebbende voor de onacceptabele beeldmanipulaties correcties heeft laten publiceren.

Verzoeker miskent dat de gewraakte handelingen in de twee integriteitskwesties niet met elkaar te vergelijken zijn. Dit verschil in feiten kan uiteraard leiden tot een verschil in oordelen. De oproep van Verzoeker aan het LOWI is overbodig, het LOWI zal de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid hanteren.

Ten aanzien van de geheimhoudingsplicht en de correcties door Belanghebbende heeft het Bestuur naar het verweerschrift verwezen.

Het bezwaar van Verzoeker dat zijn klacht door het … Bestuur van … in behandeling had moeten worden genomen, zou buiten beschouwing moeten worden gelaten omdat het in een te laat stadium van de procedure is aangevoerd. Inhoudelijk is het bezwaar verder ongegrond.

Het is, mede naar aanleiding van LOWI advies 2011-4, vast gebruik dat de universiteit waar de beklaagde wetenschapper werkzaam is ten tijde van het indienen van de klacht, de klacht in behandeling neemt. Dat is in casu …. Verzoeker was ten tijde van het indienen van de klacht uit 2013 tegen hem niet meer werkzaam aan een Nederlandse universiteit. In een dergelijk geval moet de klacht worden behandeld door de Nederlandse universiteit waar de betreffende wetenschapper werkzaam was ten tijde van de gewraakte publicaties. Omdat Belanghebbende medeauteur was van de gewraakte publicaties en ten tijde van deze publicaties, net als Verzoeker, werkzaam was bij … was … ten aanzien van de klacht uit 2013 de meest betrokken Nederlandse universiteit. Aan de CWI is destijds een lid afkomstig van … toegevoegd.

Ten aanzien van de opmerkingen over de deskundigen heeft het Bestuur tenslotte naar voren gebracht dat de omstandigheid dat zij in de optiek van Verzoeker in het voordeel van Belanghebbende hebben geoordeeld, geen aanwijzing is voor partijdigheid. Voor het achterhouden van de namen van de deskundigen zijn, juist om de onpartijdigheid te waarborgen, goede gronden.

Reactie van Belanghebbende

Tot slot heeft Belanghebbende, naar aanleiding van het schrijven van Verzoeker van 10 maart 2015, op 23 maart 2015 nog als volgt gereageerd.

Ten aanzien van cluster A heeft Belanghebbende opgemerkt dat aan de CWI behalve ruwe data ook kopieën van ter publicatie aangeboden figuren zijn aangeleverd die tezamen een uitgebreide documentatie van de beklaagde figuren vormen. Aan de CWI is nadrukkelijk meermalen aangeboden om, indien dit nodig werd geacht, extra ruwe data aan te leveren. De opmerking van deskundige 3 is een zorgvuldige formulering van de reikwijdte van diens oordeel en wordt door Verzoeker uit verband getrokken.

Ten aanzien van cluster B heeft Belanghebbende opgemerkt dat de door Verzoeker aangetroffen manipulaties bestaan uit cosmetische aanpassingen …, aanpassingen bij het samenvoegen van …deel-beelden en het wegpoetsen van niet relevante signalen buiten … . Dit én de omstandigheid dat de aanpassingen nergens de conclusies hebben beïnvloed, maakt duidelijk dat geen sprake was van kwade trouw. Enkele van deze aanpassingen waren geen goede wetenschappelijke praktijk en Belanghebbende heeft, na kennisneming van de klacht, de regels voor het samenstellen van figuren uitgebreid onder de aandacht gebracht.

Ten aanzien van cluster C heeft Belanghebbende opgemerkt dat elke vergelijking met de eerdere integriteitskwestie betreffende Verzoeker mank gaat, omdat in die kwestie figuurmanipulaties aan de orde waren die de juistheid van de data wél hebben beïnvloed.

Ten aanzien van cluster D heeft Belanghebbende opgemerkt dat de … correcties volgens de regels zijn uitgevoerd, waarbij alle ruwe data zijn overgelegd. Een onafhankelijke supervisor heeft deze data gecontroleerd en alle auteurs zijn geconsulteerd en geïnformeerd. Verzoeker heeft geen valide argumenten aangevoerd om het onderscheid tussen integriteits-aspecten van een klacht en daaruit voortvloeiende wetenschappelijke correcties te weerleggen.

3.5 De hoorzittingen bij het LOWI

Op verzoek van Verzoeker zijn partijen, alle op 8 april 2015, gehoord buiten elkaars aanwezigheid. Ter hoorzitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht en vragen van het LOWI beantwoord. Van beide hoorzittingen is een verslag gemaakt dat voor commentaar aan de wederpartij is gezonden.

Reactie van Verzoeker

Naar aanleiding van het hem toegezonden verslag van de hoorzitting van het Bestuur met Belanghebbende heeft Verzoeker het LOWI op 24 juni 2015 een 13 pagina’s tellende reactie doen toekomen. Deze reactie wordt hieronder kort samengevat weergegeven.

Ten aanzien van de ruwe data heeft Verzoeker zijn standpunt herhaald dat Belanghebbende gehouden is om alle ruwe data aan te leveren en dat het LOWI erop zou moeten aandringen dat dit ook gebeurt.

Ten aanzien van het cutting en pasting… heeft Verzoeker zijn standpunt herhaald dat dit in strijd is met de door Verzoeker aangehaalde publicatierichtlijnen.

Ten aanzien van de figure duplication heeft Verzoeker zijn standpunt herhaald dat dit moet worden opgevat als manipulatie, te meer daar het herhaald gebruik van de figuur niet transparant is gemaakt.

Ten aanzien van de cosmetische aanpassingen heeft Verzoeker zijn standpunt herhaald dat de publicatierichtlijnen dit niet toestaan en dat deze aanpassingen de ruwe data veranderen. Verzoeker heeft gewezen op zijn reactie op het verweerschrift van het Bestuur en zijn standpunt herhaald dat in de aanhangige procedure ernstiger schendingen aan de orde zijn dan in de procedure waarin is geoordeeld dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Verzoeker heeft hieraan toegevoegd dat Belanghebbende erop uit is om Verzoeker te vernietigen en dat Belanghebbende de ongeoorloofde praktijken in … probeert te verhullen.

Verder heeft Verzoeker commentaar geleverd op de antwoorden van Belanghebbende op de vragen van het LOWI en het verweer van het Bestuur. Daarbij heeft Verzoeker zijn eerdere stellingen herhaald en gesteld dat Belanghebbende en het Bestuur liegen dan wel dat antwoorden niet kloppen of niet acceptabel zijn.

Reactie van het Bestuur

Het Bestuur heeft laten weten geen aanleiding te zien om te reageren.

Reactie van Belanghebbende

Belanghebbende heeft in zijn reactie van 18 juni 2015 op het verslag van de hoorzitting met Verzoeker laten weten dat de valse beschuldigingen over de aard van de werkbesprekingen en het gesuggereerde aandeel van Belanghebbende in manipulaties onjuist en ongegrond zijn. Belanghebbende heeft gemeld erop te vertrouwen dat het geplande informatief gesprek deze conclusie zal bevestigen en desgewenst bereid te zijn om namen van (ex)medewerkers van de onderzoeksgroep te verstrekken opdat zij kunnen worden gehoord over de gang van zaken in de onderzoeksgroep.

4. Informatieve gesprekken

Op 8 juli 2015 hebben twee informatieve gesprekken plaatsgevonden tussen een afvaardiging van het LOWI en twee personen die in de van belang zijnde periode in … werkzaamheden hebben verricht voor Belanghebbende (verder: beeldverwerkers). Onderwerp van de gesprekken was het proces omtrent het bewerken van figuren, alvorens die toe te zenden aan wetenschappelijke tijdschriften.

De aanleiding voor de informatieve gesprekken was de stelling van Verzoeker dat Belanghebbende in zijn onderzoeksgroep de nadruk legde op het verkrijgen van catchy pictures. Uit de twee informatieve gesprekken is onder meer het volgende gebleken.

Samenvatting informatieve gesprekken

Het bewerken van afbeeldingen kwam veel voor. De wetenschappelijk medewerkers waren in beginsel ook zelf in staat om afbeeldingen te bewerken, maar lieten dit doorgaans doen door de daarin gespecialiseerde beeldverwerkers. Het bewerken gebeurde om afbeeldingen mooier of duidelijker te maken, of om afbeeldingen in de beschikbare ruimte in te kunnen passen. Het was niet de taak van de beeldbewerkers om te beoordelen waar de grenzen van de wetenschappelijke betamelijkheid lagen, dat was de verantwoordelijkheid van de wetenschappers. Waaruit de bewerkingen precies bestonden, hing af van de wensen van de individuele wetenschapper. De originele afbeeldingen werden door de wetenschappelijk medewerkers zelf bewaard, evenals de bewerkte afbeeldingen. Er was geen centraal beheerd archief.

Bewerkingen van afbeeldingen konden bijvoorbeeld bestaan uit het verhogen of het verlagen van het contrast, waarbij het slechts plaatselijk verhogen van contrast niet gebeurde. Afbeeldingen konden worden voorzien van belettering, pijlen of aanduidingen. Ook konden figuren worden verkleind of afbeeldingen gereorganiseerd. Dat had vooral te maken met de beschikbare ruimte in een publicatie.

Ook het wegsnijden van niet-relevante achtergrond werd daardoor ingegeven. Het wegwerken van oneffenheden in de achtergrond gebeurde vooral om de afbeelding netter te maken. Wat eveneens voorkwam was een hoekje wegwerken, een verloren puntje toevoegen of een uitstulping verwijderen. De bewerkingen betroffen niet de gebieden in de afbeelding waarop de aandacht werd gevestigd.

Tot slot kwam ook het zogenaamde stitchen voor. Wanneer (grote) afbeeldingen op een zo hoog mogelijke resolutie moesten worden gefotografeerd, gebeurde dit in meerdere opnames die vervolgens aan elkaar werden gezet. In zo’n geval werd het object in elkaar overlappende segmenten gefotografeerd en deze segmenten werden dan aan elkaar gezet, overigens zonder randjes bij te werken.

Wanneer er aarzelingen waren bij voorgestelde bewerkingen, dan werd dit met de wetenschappelijk medewerker besproken en in het algemeen werd daar gevolg aan gegeven. Bij twijfels gebeurde het ook dat de wetenschapper naar Belanghebbende werd gestuurd om een bewerking voor te leggen. De beeldbewerkers waren werkzaam voor meerdere onderzoeksgroepen. De bewerkingen voor de onderzoeksgroep van Belanghebbende waren niet anders dan de bewerkingen voor andere onderzoeksgroepen.

Tijdens de informatieve gesprekken is aan de twee beeldverwerkers ieder afzonderlijk een sheet getoond die door Verzoeker is gebruikt als voorbeeld van ernstige beeldmanipulatie door Belanghebbende (“Slide 2 Data Fabrication”). De sheet bevat drie afbeeldingen. De eerste afbeelding is de oorspronkelijke afbeelding, de tweede is dezelfde afbeelding, maar dan gedraaid en de derde afbeelding is de afbeelding die is gepubliceerd. Op de eerste afbeelding is aan de linkerzijkant van het gefotografeerde object een uitstulping te zien, die echter op de derde afbeelding niet meer zichtbaar is.

Daarnaast lijkt op de derde afbeelding aan de rechteronderkant van de figuur een stukje te zijn aangezet. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat uit deze reeks afbeeldingen blijkt dat de figuur zelf is bewerkt en dus ook niet kan dienen ter onderbouwing van de conclusies.

Beide beeldverwerkers hebben (onafhankelijk van elkaar) aangegeven zich moeilijk te kunnen voorstellen dat de eerste afbeelding en de derde dezelfde afbeelding zijn. Zij hebben gewezen op het verschil in kwaliteit en verschil in structuur van de cellen tussen de eerste en de tweede afbeelding enerzijds en de derde afbeelding anderzijds. De beeldverwerkers hebben aangegeven te menen dat de afbeeldingen niet dezelfde laag van het gefotografeerde object betreffen, de derde afbeelding zou heel wel een laag hoger of lager kunnen zijn dan de eerste twee afbeeldingen. Dat kan ook het ontbreken van de uitstulping op de derde afbeelding verklaren: het is goed mogelijk dat deze uitstulping op de ene laag wel en op de andere laag niet te zien was.

Van de twee informatieve gesprekken is een verslag gemaakt dat aan partijen is gezonden en waarop zij hebben kunnen reageren.

Reactie van Verzoeker

Na daartoe desgevraagd uitstel te hebben gekregen heeft Verzoeker op 18 augustus 2015 gereageerd op het verslag van de informatieve gesprekken. Kort samengevat heeft Verzoeker gesteld dat de verklaringen van de beeldverwerkers de klacht van Verzoeker bevestigen. Er is sprake van systematische en opzettelijke manipulatie van afbeeldingen met als enige doel om catchy pictures te verkrijgen, waarbij de medewerkers en beeldverwerkers door Belanghebbende nooit zijn ingelicht over de geldende regels ter zake. Hiermee heeft Belanghebbende de wetenschappelijke integriteit geschonden en de relevante regels van tijdschriften en de betrokken universiteiten opzettelijk genegeerd.

De reactie van de beeldverwerkers op de getoonde sheet maakt duidelijk dat de gepubliceerde afbeelding niet dezelfde is als de originele afbeelding. De gepubliceerde afbeelding is gecreëerd door de originele afbeelding te manipuleren …. Verzoeker ontkent in zijn reactie ook niet dat de twee afbeeldingen geheel los van elkaar staan.

Ook maken de gesprekken met de beeldverwerkers duidelijk dat alle manipulaties zijn verricht bij de …, zodat het niet logisch is dat de klacht is afgehandeld door het … Bestuur van … . Het … Bestuur van … is verantwoordelijk.

De hoogleraar is verantwoordelijk voor de praktijken in zijn onderzoeksgroep. De gesprekken met de beeldverwerkers maken duidelijk wat er gebeurt wanneer deze opzettelijk nalaat om de regels toe te passen. Zeer ernstige manipulaties vinden dan telkens opnieuw plaats in een periode van meerdere jaren. Ook in de eerdere integriteitszaak betreffende Verzoeker was het Belanghebbende die verantwoordelijk was, en niet een teamlid dat fouten maakte in enkele illustraties.

Omdat Belanghebbende, die weet had van de regels, heeft nagelaten om een protocol vast te stellen ten behoeve van zijn medewerkers had Verzoeker, die geen weet had van de regels, destijds niet mogen worden veroordeeld als de enige verantwoordelijke. Verzoeker heeft indertijd slechts enkele kleine fouten gemaakt, terwijl de cultuur was om catchy pictures te maken en er geen regels waren, terwijl bij dit proces meerdere deelnemers waren betrokken. Belanghebbende heeft in de integriteitszaak betreffende Verzoeker actief deelgenomen aan diens veroordeling in plaats van hem te verdedigen. Daarom moet het eerdere oordeel dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden worden herzien.

Reactie van het Bestuur

Het Bestuur heeft op 18 augustus 2015 laten weten dat de verslagen van de informatieve gesprekken geen aanleiding geven om tot een andere conclusie te komen dan de conclusie die is neergelegd in het besluit van 9 september 2014.

Reactie van Belanghebbende

Belanghebbende heeft in zijn reactie van 21 juli 2015 aangegeven geen van de uitspraken van de beeldverwerkers te betwisten en hun positieve visie op zijn integriteit te waarderen. Belanghebbende heeft erop gewezen dat de uitspraken volledig overeenkomen met de karakterisering van de bewerkingen van de figuren als cosmetische bewerkingen.

Zoals Belanghebbende eerder had aangegeven, heeft hij klaarblijkelijk in het verleden niet expliciet genoeg aangegeven aan de medewerkers waar de grenzen van beeldbewerking liggen, waardoor in enkele gevallen bewerkingen hebben plaatsgevonden die als bad practice gekwalificeerd moeten worden, waarvoor hij zich schaamt. Belanghebbende heeft herhaald dat deze bewerkingen niets te maken hebben met gebrek aan wetenschappelijke integriteit omdat de motivatie ervoor esthetisch is geweest, het oogmerk was niet om te misleiden.

Tot slot heeft Belanghebbende opgemerkt dat hij ten tijde van het indienen van de huidige klacht reeds werkzaam was in …, zodat de beeldverwerkers uit … niet zijn benaderd over de vanaf mei 2014 doorgevoerde expliciete regels voor beeldbewerking.

Naar aanleiding van de toelichting van de beeldverwerkers op de sheet die hen tijdens de informatieve gesprekken is getoond, heeft het LOWI aan Belanghebbende gevraagd of de eerste en tweede afbeelding op de sheet de bronnen van de gepubliceerde derde afbeelding waren.

Verder heeft het LOWI aan Belanghebbende gevraagd of de derde afbeelding op de sheet een andere laag van het gefotografeerde object betreft dan wel of de ontbrekende uitstulping op de derde afbeelding is weggehaald.

Belanghebbende heeft geantwoord dat de weergave van … de eerste afbeelding inderdaad de enige match is met de gepubliceerde afbeelding die op een cd van … is gevonden en die aan de CWI is overgedragen. Er is uitgebreid gezocht op dezelfde en andere cd’s naar lagere vergrotingen die eventueel kunnen zijn gebruikt voor de gepubliceerde afbeelding, maar er is geen andere gevonden. Het overgrote deel van de uitstulping is simpelweg uitgesneden aan de rand van het beeld. Het is mogelijk dat de rest van rode kleur destijds is geretoucheerd bij de bewerking van deze figuur. De uitstulpingen betreffen … van … die af en toe aankleven en niet tot het eigenlijke specimen behoren. Het is volgens Belanghebbende evident dat het resterende stukje rood geen enkele relevantie heeft voor de getoonde … en de daaruit getrokken conclusies, die het met de pijl aangeduide gebied betreffen.

5. Overwegingen van het LOWI

5.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).

Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum van wetenschappelijke tijdschriften, bij voorkeur in het tijdschrift waarin het bekritiseerde artikel is verschenen. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

5.2 Ten aanzien van de deskundigen

Het LOWI stelt vast dat het Bestuur ten behoeve van de behandeling van de klacht aan drie deskundigen heeft gevraagd om een deskundigenadvies uit te brengen. Verzoeker heeft de juistheid van de deskundigenadviezen betwist, maar daarbij geen contra expertise overgelegd. Het LOWI zal thans toetsen of de deskundigenadviezen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en naar inhoud inzichtelijk en concludent zijn.

De totstandkoming van de deskundigenadviezen

Ten aanzien van de totstandkoming van de adviezen heeft Verzoeker gesteld dat de deskundigen te weinig tijd tot hun beschikking hadden om tot een zorgvuldig advies te kunnen komen. Het LOWI volgt Verzoeker hierin niet. Er is niet gebleken dat het Bestuur een te krappe tijdlimiet heeft gesteld en geen van de deskundigen heeft zich beklaagd over de adviestermijn dan wel het Bestuur om extra tijd gevraagd. De enkele omstandigheid dat Verzoeker betwijfelt dat de deskundigen genoeg tijd hadden om tot een grondige analyse te komen is onvoldoende voor het oordeel dat de deskundigenadviezen niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand zijn gekomen.

Verder heeft Verzoeker ten aanzien van de totstandkoming van de adviezen aangevoerd dat zijn reactie op het verweer van Belanghebbende aan de deskundigen had moeten worden voorgelegd.

Ook hierin volgt het LOWI Verzoeker niet, waarbij in het midden kan blijven of deze reactie van Verzoeker al dan niet aan (elk van) de deskundigen is overgelegd. Het Bestuur heeft immers aan de deskundigen gevraagd of de beeldbewerkingen door Belanghebbende al dan niet common practice waren en of het verweer van Belanghebbende overtuigend was.

Voor een correcte en volledige beantwoording van deze twee vragen was het niet nodig om te beschikken over de reactie van Verzoeker op het verweer. Dát en waarom Verzoeker het niet eens was met het verweer van Belanghebbenden was voor de deskundigenadviezen dan ook niet van belang.

Het LOWI stelt vast dat de deskundigenadviezen naar de wijze van totstandkoming zorgvuldig zijn.

De inhoud van de deskundigenadviezen

In dit kader is allereerst van belang dat Verzoeker naar voren heeft gebracht dat aangezien de namen van de deskundigen niet bekend zijn, hun objectiviteit niet is gegarandeerd. Verzoeker meent dat deskundigen 1 en 2 banden hebben met Belanghebbende.

Hoewel de redenering van Verzoeker dat bij anonimiteit van deskundigen hun objectiviteit niet is gegarandeerd op zichzelf niet steekhoudend is, heeft het LOWI, nu de onpartijdigheid van de deskundigen ter discussie is gesteld het op zich genomen om na te gaan of sprake kan zijn geweest van gebrek aan objectiviteit, voortvloeiend uit eventuele banden tussen de deskundigen en Belanghebbende.

Het LOWI heeft aan het Bestuur gevraagd om de namen van de drie deskundigen bekend te maken en het LOWI heeft gecontroleerd of sprake is van banden tussen de deskundigen en Belanghebbende. Van dergelijke banden of van andere vooringenomenheid in het voordeel van Belanghebbende is niet gebleken. Het bezwaar ten aanzien van de veronderstelde partijdigheid van de deskundigen kan dan ook niet slagen.

Ten aanzien van de inhoud van de deskundigenadviezen overweegt het LOWI verder als volgt. De enkele omstandigheid dat de drie deskundigen het verweer van Belanghebbende overtuigend hebben geacht en dat Verzoeker het hiermee oneens is, is onvoldoende voor het oordeel dat de adviezen inhoudelijk onjuist zijn. Verzoeker heeft, naast hetgeen hierboven is besproken, geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die doen twijfelen aan de juistheid of volledigheid van deze deskundigenadviezen. Evenmin heeft Verzoeker een contra expertise overgelegd.

Het LOWI stelt vast dat de adviezen inzichtelijk en concludent zijn en het besluit van het Bestuur kunnen dragen.

Samenvattend

Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de drie deskundigenadviezen naar wijze van totstandkoming niet zorgvuldig zijn of naar inhoud niet inzichtelijk en concludent. Verzoeker heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de adviezen. Dat betekent dat het Bestuur terecht de adviezen van deskundigen aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. Ook het LOWI zal in het navolgende uitgaan van de juistheid van de drie deskundigenadviezen.

5.3 Ten aanzien van de aard van de bewerkingen van de afbeeldingen

Zoals ook uit de informatieve gesprekken met de beeldverwerkers is gebleken, kwam het in de periode van belang vaak voor dat afbeeldingen werden bewerkt alvorens ze werden gepubliceerd. Figuren konden worden bewerkt door de medewerkers van de onderzoeksgroep waaronder Belanghebbende zelf, maar in de praktijk gebeurde dat vooral door de daarin gespecialiseerde beeldverwerkers.

De constatering dát afbeeldingen zijn bewerkt, is daarom niet heel verrassend te noemen. Waar het in deze zaak vooral om gaat is wat de aard van deze bewerkingen was. Belanghebbende heeft gesteld dat het om cosmetische aanpassingen ging. Verzoeker heeft daarentegen gesteld dat het ging om (veel) meer dan cosmetische aanpassingen, waarbij bovendien de bewerkingen van de afbeeldingen de wetenschappelijke conclusies en de ruwe data zouden hebben besmet. Het LOWI overweegt als volgt.

Cosmetische bewerkingen of anderszins?

Belanghebbende heeft in zijn verweer per afbeelding uiteengezet welke bewerkingen zijn uitgevoerd. Samengevat heeft een aantal van de door Verzoeker gestelde bewerkingen niet plaatsgevonden en waren andere bewerkingen cosmetische veranderingen aan de randen of in gebieden buiten de wetenschappelijk relevante onderdelen van de figuren zelf.

Het betoog van Belanghebbende dat het om cosmetische aanpassingen ging, is door de drie geraadpleegde deskundigen getoetst en overtuigend bevonden. De deskundigen hebben geconstateerd dat de bewerkingen van de afbeeldingen cosmetisch waren en ook van ondergeschikt belang.

Het LOWI merkt op dat die conclusie van de deskundigen aansluit bij hetgeen in de informatieve gesprekken met de beeldverwerkers naar voren is gekomen. Verder hebben de deskundigen geoordeeld dat de bewerkingen niet relevant waren voor de wetenschappelijke conclusies. Zoals hierboven al is overwogen, is er geen reden om het oordeel van de deskundigen niet te volgen.

Het LOWI komt dan ook tot de conclusie dat het ging om cosmetische bewerkingen van wetenschappelijk niet-relevante onderdelen van de afbeeldingen.

Discutabele bewerkingen

Van een aantal bewerkingen kan, hoewel ze cosmetisch van aard zijn, niet zonder meer worden gezegd dat ze voldoen aan de ook destijds geldende standaard. De deskundigen verschillen hierover ook onderling (enigszins) van mening. Het gaat hierbij om aanpassingen bij het samenvoegen van afbeeldingen … ten behoeve van het besparen van ruimte en om het draaien van …. Gelet op hetgeen hieronder onder 5.4 wordt overwogen, kan van deze ongewenste cosmetische aanpassingen echter niet worden gezegd dat zij een schending van de wetenschappelijke integriteit opleveren.

Van de bewerking blijkend uit sheet 2 kan niet met zekerheid worden gezegd of het hier om een cosmetische ingreep gaat (te weten het verwijderen en retoucheren van een wetenschappelijk niet relevante uitstulping) of dat het een weergave is van een coupe op een iets hoger of lager niveau. In het eerste geval gaat het dan wel om een vrij ingrijpende en in feite niet toelaatbare cosmetische ingreep. Van schending van wetenschappelijke integriteit is om de eerder genoemde reden niettemin geen sprake.

Van het tweemaal gebruiken van dezelfde afbeeldingen omdat dezelfde data zijn gebruikt voor twee publicaties waarin verschillende aspecten van die afbeeldingen zijn besproken, kan naar het oordeel van het LOWI niet worden gezegd dat dit onethisch is of als een schending van de wetenschappelijke integriteit moet worden gezien.

5.4 Ten aanzien van de gevolgen van de bewerkingen van de afbeeldingen

De constatering dat de bewerkingen cosmetisch van aard zijn, betekent niet zonder meer dat de bewerkingen geen schending van de wetenschappelijke integriteit zouden kunnen opleveren. Daarvoor is van belang welke gevolgen de bewerkingen hebben gehad.

Misleiding van peers?

Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewerkingen zijn gedaan met het oogmerk om peers te misleiden. Het LOWI volgt hem daarin niet.

Hierbij is van belang dat de bewerkingen cosmetisch van aard zijn en vooral de achtergrond van de afbeeldingen betreffen, dus niet wetenschappelijk relevante informatie. Verder is van belang dat verschillende vormen van (cosmetische) beeldbewerking gebruikelijk waren en zijn bij het publiceren van wetenschappelijk onderzoek op dit gebied.

De aanpassingen aan de figuren geven geen aanleiding of suggestie tot verandering van de conclusies van de artikelen. De enkele omstandigheid dat de bewerkingen gedurende een langere periode in meerdere publicaties voorkomen, is dan ook onvoldoende om het oogmerk van misleiding aan te nemen. Verzoeker heeft niet verder onderbouwd waaruit de opzet op misleiding zou moeten blijken.

Daarnaast wordt opgemerkt dat het element van heimelijkheid ontbreekt. Zoals Belanghebbende zelf heeft aangeduid en zoals ook uit de informatieve gesprekken met de beeldverwerkers is gebleken, was het binnen de onderzoeksgroep vaste praktijk om figuren te bewerken. De omstandigheid dat in beeldverwerking gespecialiseerde medewerkers in dienst waren, die bovendien dezelfde werkzaamheden verrichtten voor andere onderzoeksgroepen dan de groep van Belanghebbende, geeft aan dat sprake was van een gebruikelijke praktijk en dat in alle openheid werd gehandeld.

Nu bovendien de bewerkingen, zoals hierna zal worden uiteengezet, geen invloed hebben gehad op de conclusies van de artikelen of op de ruwe data is er geen grond om aan te nemen dat Belanghebbende de bedoeling had om peers te misleiden.

Ook anderszins is niet gebleken van de bedoeling om anderen te misleiden. Noch de opdrachten aan de beeldverwerkers, noch de aard van de bewerkingen wijst op de bedoeling om te misleiden.

Aantasting van wetenschappelijke conclusies?

Ook heeft Verzoeker zich op het standpunt gesteld dat al dan niet cosmetische beeldbewerkingen op zichzelf al de wetenschappelijke conclusies aantasten en de ruwe data besmetten.

Zoals hierboven reeds uiteengezet, is er onvoldoende grond voor het oordeel dat de cosmetische aanpassingen relevant zijn geweest voor de wetenschappelijke conclusies. Het LOWI acht redengevend dat de deskundigen eensluidend hebben geoordeeld dat de beeldbewerkingen geen invloed hebben gehad op de conclusies.

Daarnaast hebben de deskundigen de weerlegging van Belanghebbende van Verzoekers stelling dat sommige ruwe data de conclusies niet onderbouwen, bevestigd. Niet gebleken is dat de afbeeldingen geen accurate weergave zijn van de relevante aspecten van de ruwe data. Verzoeker heeft tegenover deze deskundigenadviezen slechts gesteld dat beeldmanipulaties per definitie invloed hebben op conclusies. Deze stelling is echter niet van een onderbouwing voorzien.

Ten overvloede wordt nog gewezen op de informatieve gesprekken met de beeldverwerkers, waaruit is gebleken dat beeldbewerkingen voornamelijk de achtergrond van figuren betroffen en in ieder geval niet (het deel van) de afbeelding waarvoor in de wetenschappelijke publicatie de aandacht werd gevraagd. Nu geen sprake is van door beeldbewerkingen gewijzigde onderzoeksresultaten, behoeft hetgeen Verzoeker heeft gesteld over de opzet daarop geen nadere bespreking.

Ten aanzien van de ruwe data is uit de informatieve gesprekken verder gebleken dat deze door de onderzoekers zelf werden gearchiveerd en dat de beelden en beeldbewerkingen niet door de beeldverwerkers als ruwe data werden opgeslagen. Voor een aantasting van de ruwe data door de beeldbewerkingen, zoals Verzoeker stelt, zijn geen aanwijzingen.

Schending publicatierichtlijnen en daarmee schending wetenschappelijke integriteit?

Verder heeft Verzoeker naar voren gebracht dat de wetenschappelijke tijdschriften de beeldbewerkingen door Belanghebbende uitdrukkelijk niet toestaan en dat deze beeldbewerkingen reeds daarom een schending van de wetenschappelijke integriteit opleveren. Dit standpunt kan evenmin worden gevolgd.

Het niet in overeenstemming handelen met publicatierichtlijnen van tijdschriften brengt op zichzelf niet mee dat er dus ook strijd is met de wetenschappelijke integriteit. De vraag of sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit wordt immers beantwoord aan de hand van de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Het normstellend kader wordt niet gevormd door publicatierichtlijnen van wetenschappelijke tijdschriften. Publicatierichtlijnen verschillen per tijdschrift en zijn in slechts beperkte zin gericht op wetenschappelijke integriteit. Veelal reflecteren ze de “huisregels” van een tijdschrift.

Schending normen wetenschapsbeoefening en daarmee schending wetenschappelijke integriteit?

Tot slot heeft Verzoeker zich op het standpunt gesteld dat een schending van normen van wetenschapsbeoefening per definitie leidt tot een schending van de wetenschappelijke integriteit. Dit standpunt is onjuist.

Verwezen wordt naar onderdeel 5.1 van dit advies. De vaste lijn van het LOWI is dat zelfs handelingen die (verwijtbaar) onzorgvuldig moeten worden geacht, niet zonder meer ook een schending van de wetenschappelijke integriteit zijn. Daarvoor is méér nodig, bijvoorbeeld dat herhaald (verwijtbaar) onzorgvuldig wordt gehandeld of dat het handelen een bepaalde omvang heeft of dat met kwade bedoelingen (verwijtbaar) onzorgvuldig is gehandeld.

Die situatie doet zich hier niet voor. Slechts van een enkele beeldbewerking kan worden gezegd dat deze bad practice is en bovendien heeft Belanghebbende, nadat hij hierop was gewezen, maatregelen genomen om onjuistheden te herstellen en herhaling te voorkomen.

Ook was, zoals uit de deskundigenadviezen blijkt, ten tijde van de publicatie niet onmiskenbaar duidelijk dat de bewuste beeldbewerkingen als bad practice golden. Als de beeldbewerkingen in strijd waren geweest met de onderzoeksgegevens en niet in overeenstemming met de beschrijving van het feitelijk onderzoek, dan was het een andere zaak geweest.

Overigens volgt het LOWI het Bestuur niet in zijn verweer voor zover dat enkel verwijst naar het oordeel van de deskundigen dat geen sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit. Het is immers bij uitstek de verantwoordelijkheid van het Bestuur (en later die van het LOWI), niet die van eventuele deskundigen, om te beoordelen of de wetenschappelijke integriteit is geschonden. Nu uit het besluit overigens genoegzaam is gebleken dat het Bestuur ook zijn eigen afweging heeft gemaakt, is geen sprake van een (motiverings)gebrek.

5.5 Ten aanzien van de eerdere integriteitsprocedure jegens Verzoeker

Verzoeker heeft aangevoerd dat Belanghebbende, na zijn betrokkenheid bij een eerdere integriteitszaak in 2013, is doorgegaan met het publiceren van ernstige anomalieën. Hieruit blijkt volgens Verzoeker dat Belanghebbende niet bereid is om zijn handelen na kritiek te corrigeren. Ook hierin kan Verzoeker niet worden gevolgd.

Reeds omdat het finale oordeel in deze eerdere integriteitszaak van later datum is (7 februari 2014) dan de gewraakte publicaties door Belanghebbende (2005 tot en met 2012), is er geen grond voor het oordeel dat deze eerdere integriteitszaak betreffende Verzoeker van invloed had moeten zijn op de beeldbewerkingen door Belanghebbende. Zelfs het voorlopige besluit van het destijds bevoegde Bestuur dateert van later datum (12 september 2013) dan de meest recente door Verzoeker gewraakte publicatie van Belanghebbende (2012), welke publicatie ook ouder is dan de datum van indiening van de huidige klacht door Verzoeker bij het … Bestuur van … (27 maart 2014).

Inhoudelijk is van belang dat in de eerdere integriteitszaak is geoordeeld dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit had geschonden. Van een schending van de wetenschappelijke integriteit door Belanghebbende was in die zaak geen sprake. De schending van de wetenschappelijke integriteit gepleegd door Verzoeker bestond, kort gezegd, uit het manipuleren van resultaten van wetenschappelijk onderzoek, gericht op het beïnvloeden van conclusies.

Daarvan is hier geen sprake, nu het slechts gaat om cosmetische bewerkingen, uitdrukkelijk zonder invloed op wetenschappelijke conclusies. Het handelen van Belanghebbende is van geheel andere orde dan het handelen van Verzoeker destijds. Anders dan Verzoeker kennelijk meent is voorts het aantal beeldbewerkingen niet van belang, het gaat om de aard en de gevolgen van de beeldbewerkingen.

In de eerdere integriteitszaak betreffende Verzoeker is komen vast te staan dat de beeldbewerkingen van Verzoeker de juistheid van de data wél hebben beïnvloed. Ook hierom is er geen grond voor het oordeel dat het eerdere integriteitsoordeel over Verzoeker van invloed had moeten zijn op de beeldbewerkingen door Belanghebbende.

Voor zover Verzoeker heeft beoogd om met de huidige klacht over Belanghebbende te bereiken dat het integriteitsoordeel over Verzoeker wordt herzien, wijst het LOWI erop dat een klachtprocedure daarvoor niet is bedoeld.

5.6 Ten aanzien van het corrigeren van publicaties door Belanghebbende

Verzoeker heeft ook bezwaar gemaakt tegen het corrigeren van enkele publicaties door Belanghebbende na het indienen van de klacht door Verzoeker. Verzoeker is van mening dat dit een schending van de geheimhoudingsplicht oplevert. Het LOWI volgt Verzoeker niet.

Direct corrigeren of wachten op finale integriteitsoordeel?

Naar aanleiding van de kritiek van Verzoeker op de beeldbewerkingen heeft een controle plaatsgevonden. Voor zover de kritiek van Verzoeker gefundeerd was, heeft Belanghebbende corrigerend opgetreden. Het LOWI overweegt dienaangaande als volgt. Wanneer vast komt te staan dat een publicatie onvolkomenheden bevat, dienen deze ten dienste van een goede wetenschapsbeoefening te worden gecorrigeerd. Belanghebbende heeft met Verzoeker geconstateerd dat een aantal beeldbewerkingen niet had mogen gebeuren en heeft correcties van de betreffende afbeeldingen laten publiceren.

Het LOWI acht dat in dit geval terecht. Daarbij moet overigens wel worden aangetekend dat het doorvoeren van correcties onder omstandigheden in de weg kan staan aan een adequate behandeling van een integriteitsklacht of bedoeld kan zijn om een schending van wetenschappelijke integriteit te verdoezelen.

Niet gebleken is dat hier daarvan sprake was. In een dergelijk geval hoeft met het corrigeren van fouten dan ook niet te worden gewacht op de (eind)uitkomst van een klachtprocedure. De beoordeling van het handelen van Belanghebbende is op geen enkele wijze gehinderd door diens latere correcties. Verder is ook niet gebleken dat de correcties onjuist waren. Deze zijn volgens de regels uitgevoerd en Belanghebbende heeft de ruwe data ter controle overgelegd aan een supervisor.

De geheimhoudingsplicht

Ten aanzien van de gestelde schending van de geheimhoudingsplicht door Belanghebbende overweegt het LOWI als volgt.

De informatie die Belanghebbende met derden heeft gedeeld, betrof informatie die bij Belanghebbende zelf rustte en waarover hij ook los van de klachtprocedure kon beschikken. Het kan niet zo zijn dat het aanhangig maken van een klachtprocedure verhindert dat noodzakelijke correcties worden doorgevoerd.

Verder is de geheimhoudingsplicht primair bedoeld om betrokkenen te beschermen tegen een aantasting van hun eer en goede naam. Het is niet aannemelijk dat de correcties door Belanghebbende de eer en goede naam van Verzoeker hebben geschaad. Belanghebbende heeft, na openbare verdachtmakingen door Verzoeker, geen twijfel willen laten (voort)bestaan over de kwaliteit van zijn wetenschappelijke werk. Dit kan Belanghebbende moeilijk worden verweten. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat Belanghebbende door een schending van de geheimhoudingsplicht de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

Verzoeker heeft op zijn beurt, vlak voor het indienen van de klacht, de klacht op internet gepubliceerd. Het behoeft geen betoog dat een dergelijke openbare beschuldiging de eer en goede naam van de betrokken wetenschapper wél kan schaden. Aan Verzoeker moet worden toegegeven dat strikt genomen de geheimhoudingsplicht op grond van de Klachtenregeling pas ingaat op het moment van het indienen van een klacht, zodat naar de letter niet kan worden geconcludeerd dat Verzoeker de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Verzoeker heeft immers eerst zijn beschuldigingen openbaar gemaakt en is pas (vlak) daarna een klachtprocedure gestart.

Gelet op hetgeen hierboven is opgemerkt over de bedoeling van de geheimhoudingsplicht, is deze manier van handelen door Verzoeker echter niet behoorlijk omdat dit handelen dezelfde uitwerking heeft als het schenden van de geheimhoudingsplicht namelijk het aantasten van de goede naam van de ander, in casu Belanghebbende. Gegeven het feit dat Verzoeker uit eigen ervaring bekend is met het bestaan en de grenzen van een klachtprocedure, valt het vlak vooraf openbaren van de beschuldigingen op internet ook niet te rijmen met het doel van een klachtprocedure. Dat Verzoeker later aan de editor heeft gevraagd om de informatie van internet te verwijderen doet hieraan niet af.

Instructies aan de medewerkers

Verder heeft Belanghebbende na kennis te hebben genomen van de klacht zijn verantwoordelijkheid genomen door de regels voor het bewerken van figuren uitgebreid onder de aandacht te brengen en de leden van de onderzoeksgroep hierover schriftelijk, in plaats van slechts mondeling, te instrueren.

Ten aanzien van de vroegere mondelinge instructies door Belanghebbende merkt het LOWI op dat deze kennelijk tekort schoten. Uit de informatieve gesprekken met de beeldverwerkers is ook gebleken dat het ontbreken van (schriftelijke) protocollen in ieder geval door hen als een gemis werd ervaren. In dat opzicht had het eerdere integriteitsoordeel over Verzoeker aanleiding moeten zijn voor Belanghebbende om schriftelijke instructies te geven aan zijn onderzoeksgroep. Het ontbreken van schriftelijke instructies kan echter niet als een schending van wetenschappelijke integriteit worden aangemerkt.

5.7 Ten aanzien van de ruwe data

Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat het zonder te beschikken over alle ruwe data niet mogelijk was voor de CWI om de juistheid van het verweer van Belanghebbende te beoordelen. Van meer dan de helft van de door Verzoeker geconstateerde anomalieën zijn de ruwe data niet overgelegd. Deskundige 3 heeft er ook op gewezen dat zijn conclusie alleen betrekking heeft op de afbeeldingen waarvan de ruwe data zijn overgelegd. Volgens Verzoeker is het niet overleggen van alle ruwe data een schending van de wetenschappelijke integriteit op zichzelf, nu de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening voorschrijft dat ruwe data moeten worden overgelegd wanneer daarom wordt gevraagd.

Verplichting om ruwe data te overleggen?

Onder 3.3 van het principe van controleerbaarheid is bepaald dat ruwe onderzoeksgegevens op aanvraag ter beschikking worden gesteld aan andere wetenschapsbeoefenaren, tenzij wettelijke bepalingen zich daartegen verzetten.

Anders dan het Bestuur meent, kan uit deze bepaling derhalve wel degelijk een verplichting worden afgeleid om ruwe data te overleggen. Dat betekent overigens niet dat elke aanvraag zonder meer gehonoreerd dient te worden. Zo zal bijvoorbeeld een aanvraag om ruwe data een redelijk doel, conform het principe van controleerbaarheid, moeten dienen en mag misbruik van deze bepaling tot een weigering leiden.

Voor het oordeel dat Belanghebbende deze gedragsnorm in casu heeft geschonden, is geen grond. Belanghebbende heeft niet geweigerd om alle ruwe data te overleggen, maar heeft een selectie gemaakt van ruwe data en deze overgelegd. Deze selectie was gebaseerd op de beoordeling van Belanghebbende van de noodzaak om ruwe data te overleggen en het CWI is akkoord gegaan met die beoordeling.

Daarnaast heeft Belanghebbende echter uitdrukkelijk en meerdere malen aangeboden om alle ruwe data te overleggen. Belanghebbende heeft uiteengezet dat het achterhalen van ruwe data veel tijd kostte. Dat zulke ruwe data lastig te achterhalen zijn, is ook uit de informatieve gesprekken met de beeldverwerkers gebleken. Zij hebben gemeld dat er niet was voorzien in een centraal beheerd archief, maar dat elke afzonderlijke medewerker zijn eigen ruwe data beheerde.

Verzoeker heeft de CWI gevraagd om Belanghebbende op te dragen alle ruwe data te overleggen. Het CWI is hier niet op ingegaan. Dit kan bezwaarlijk als een schending van de wetenschappelijke integriteit door Belanghebbende worden gekwalificeerd, te meer niet nu deze te kennen heeft gegeven bereid te zijn om alle ruwe data te overleggen.

Aan Verzoeker kan worden toegegeven dat het niet aan Belanghebbende is om te bepalen of ruwe data nodig zijn voor de beoordeling van de klacht. Overigens is het evenmin aan Verzoeker om dit te bepalen. Dat oordeel is voorbehouden aan de CWI en later aan het LOWI.

Toetsing mogelijk zonder alle ruwe data?

Het LOWI is, met het Bestuur, van oordeel dat het voor de beoordeling van de klacht niet nodig is om te beschikken over alle ruwe data. Belanghebbende heeft per afbeelding gemotiveerd uiteengezet waarom de ruwe data al dan niet nodig waren voor de beoordeling van de klacht. Twee van de drie deskundigen zijn hem daarin gevolgd en hebben geen enkel voorbehoud gemaakt met betrekking tot het ontbreken van een aantal ruwe data. Het voorbehoud van deskundige 3 doet daaraan niet af, maar is veeleer een zorgvuldige formulering van de reikwijdte van zijn oordeel.

De uitleg dat in een aantal gevallen het overleggen van ruwe data niet nodig is omdat de klacht een wetenschappelijke interpretatie betrof en dat in andere gevallen de klacht manipulaties betrof die het gevolg waren van het reproductieproces van de uitgever, hetgeen blijkt uit de vergelijking van het gepubliceerde materiaal met het aan de uitgever aangeboden materiaal, acht het LOWI voldoende overtuigend.

Ten overvloede overweegt het LOWI dat er in het algemeen een glijdende schaal is van het belang van ruwe data, variërend van direct nodig voor de wetenschappelijke conclusies tot niet van belang voor de wetenschappelijke conclusies. In de gevallen waarin de ruwe data direct nodig zijn voor de wetenschappelijke conclusies, zijn zij ook direct nodig voor een beoordeling van de wetenschappelijke integriteit. Van zo’n geval is hier echter geen sprake.

5.8 Ten aanzien van de procedure bij de CWI

Tot slot heeft Verzoeker zich beklaagd over enkele procedurele aspecten.

Het bevoegde Bestuur

Verzoeker heeft het onjuist geacht dat de klacht is behandeld door het … Bestuur van …, in plaats van door het … Bestuur van …, waar Verzoeker de klacht in eerste instantie heeft ingediend. Dit laatste … Bestuur had de klacht in behandeling moeten nemen en daarover op dezelfde wijze moeten oordelen als eerder over Verzoeker is geoordeeld.

Voor zover Verzoeker hiermee heeft bedoeld te betogen dat het eerdere integriteitsoordeel over Verzoeker zou moeten resulteren in eenzelfde oordeel over Belanghebbende, volgt het LOWI hem hierin niet. Verzoeker miskent dat sprake is van (geheel) verschillende gedragingen.

Verder geldt het volgende. Vaste praktijk is dat de universiteit waar de Belanghebbende (Beklaagde) werkzaam is ten tijde van het indienen van een klacht, deze klacht behandelt (zie hiervoor ook LOWI advies 2011-04). Mocht er immers aanleiding zijn voor het nemen van maatregelen, dan is de werkgever daartoe het meest aangewezen. Het LOWI is dan ook van oordeel dat het terecht is dat de klacht van Verzoeker is behandeld door de huidige werkgever van Belanghebbende.

Door welke universiteit en op welke gronden destijds de klacht jegens Verzoeker is behandeld, is voor de onderhavige procedure niet van belang. Het LOWI wijst er nogmaals op dat een klachtprocedure niet is bedoeld om de uitkomst van eerdere klachtprocedures te herzien.

Het verweerschrift van Belanghebbende

Verzoeker heeft het tot slot ook onjuist geacht dat Belanghebbende is verzocht om een verweer te schrijven nog voordat de CWI beschikte over de volledige klacht. Het LOWI volgt hem hierin niet. Voor zover hierdoor al een (processueel) belang zou zijn geschaad, dan betreft dat Belanghebbende en niet Verzoeker.

6. Oordeel en advies van het LOWI

Gelet op het bovenstaande is het LOWI van oordeel dat het verzoek ongegrond is. Het LOWI adviseert het Bestuur om het besluit ongewijzigd in stand te laten.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris

Print Friendly, PDF & Email