Categorieën
Advies

Advies 2015-09

Advies van het LOWI van 16 juli 2015 ten aanzien van het verzoek van A, bij het LOWI ingediend op … 2014 betreffende het voorlopige besluit van het … Bestuur van … van … 2014, inzake een klacht van … 2013 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door A.

1. Inleiding

Op … 2014 heeft A (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorlopige besluit van het Bestuur van … 2014 (verder: het besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door Verzoeker.

2. De klachtprocedure bij het Bestuur

2.1 De klacht

Op … 2013 heeft B (verder: Klager) per e-mail een klacht ingediend over Verzoeker. De klacht houdt in dat in Verzoekers proefschrift … uit 2004 (verder: proefschrift) niet of onvolledig wordt verwezen naar het werk van Klager. Daarbij gaat het in het bijzonder om Klagers paper … (verder: paper 1).

Volgens Klager zijn de belangrijkste delen van hoofdstuk 3 en 4 van het proefschrift afkomstig uit de paper 1 van Klager. De klacht bestaat uit de volgende zes beschuldigingen:

1. ONDERWERP 1 is gekopieerd uit de paper 1 van Klager
2. ONDERWERP 2 (is) gekopieerd uit de paper 1 van Klager
3. ONDERWERP 3 is gebaseerd op de paper 1 van Klager
4. ONDERWERP 4 (is) gekopieerd uit de paper 1 van Klager
5. ONDERWERP 5 (is) gekopieerd uit de paper 1 van Klager
6. ONDERWERP 6 is gekopieerd uit de paper 1 van Klager

Nadat in … 2013 eerst de promotor, de copromotor en aanvankelijk copromotor van Verzoeker (verder ook: begeleiders) hebben gereageerd op de klacht en Verzoeker daarna, heeft de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (verder: CWI) de klacht op … 2013 in behandeling genomen.

Klager heeft de CWI op … 2013 laten weten dat in een andere publicatie van Verzoeker uit … 2003 … (verder: paper X) eveneens sprake was van plagiaat van zijn werk. De CWI heeft vastgesteld dat de klacht over deze paper X door de editorial board … gegrond is bevonden en dat sancties zijn opgelegd die Verzoeker heeft nageleefd. Mede hierom heeft de CWI hiernaar geen verder onderzoek gedaan. De klachtprocedure betreft alleen het proefschrift.

2.2.1 Deskundige 1

Op … 2013 heeft de CWI een deskundige geraadpleegd, zijnde … (verder: deskundige 1). Deskundige 1 heeft op … 2013 zijn bevindingen uitgebracht. Deze luiden samengevat als volgt.

Deskundige 1 acht de zes beschuldigingen van Klager terecht. De ernst van de beschuldigingen varieert van kopiëren zonder behoorlijk te verwijzen tot het (slordig) achterwege laten van behoorlijke verwijzingen. Deskundige 1 volgt het verweer van Verzoeker niet en is van mening dat het proefschrift in wezen is gebaseerd op het werk van Klager. Verzoeker heeft de principes 1.3 en 1.4 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening geschonden.

Als het proefschrift behoorlijke verwijzingen naar het werk van Klager had bevat, dan zou het proefschrift maar net als substantieel en origineel zijn aangemerkt en een marginale basis bieden voor een promotie. Deskundige 1 heeft geadviseerd om de begeleiders te benaderen en hen te vragen wat zij vinden van de beschuldigingen.

2.2.2 De promotor, copromotor en aanvankelijk copromotor

In … 2013 hebben de promotor, copromotor en aanvankelijk copromotor hun eerste reactie gegeven op de klacht. Dit is gebeurd voordat Verzoeker de klacht kende. Op … 2013 heeft de CWI de begeleiders gevraagd om nogmaals te reageren op de klacht. Ook zijn de begeleiders in de loop van … 2013 (afzonderlijk) gehoord door de CWI.

De promotor heeft in zijn schriftelijke reactie van … laten weten de tweede, vierde (deels) en vijfde beschuldiging terecht te achten: er is gekopieerd uit het werk van Klager, zonder een behoorlijke verwijzing. Volgens de promotor is dit zeer onverantwoordelijk en onprofessioneel.

Wel is de promotor van mening dat het proefschrift ook met behoorlijke verwijzingen naar het werk van Klager voldoende basis biedt voor een promotie. De promotor heeft voorgesteld om Verzoeker een sanctie op te leggen, bestaande uit een publiek excuus aan Klager en het formeel terugtrekken van eventuele papers waarin het materiaal is gebruikt.

In zijn schriftelijke reactie van … 2013 heeft de promotor herhaald dat het proefschrift voldoende basis biedt voor een promotie en opgemerkt dat er ongelukkig genoeg niet behoorlijk is verwezen naar het werk van Klager, maar dat er – zoals helaas vaker voorkomt – indirect is verwezen naar het werk van Klager. De promotor kent daaraan geen kwade wil toe.

Het verslag van het horen van de promotor op … 2013 vermeldt dat hij heeft verklaard in wezen op dezelfde lijn te zitten als deskundige 1 en dat hij het veroordeelt dat niet behoorlijk is verwezen naar het werk van Klager. De promotor heeft herhaald dat het proefschrift met behoorlijke verwijzingen niet een geweldige, maar wel een voldoende basis zou bieden voor een promotie. Tijdens het horen op … 2013 is opnieuw aan de orde gekomen dat het werk van Klager wél wordt genoemd in een paper uit 2003 van Verzoeker, geschreven met de copromotor …, (verder: paper 2003). In het proefschrift wordt verwezen naar dit paper 2003.

Er is één schriftelijke reactie van de copromotor beschikbaar, gedateerd … 2013. De copromotor acht de tweede, vierde en vijfde beschuldiging terecht. Verder meldt de copromotor ten aanzien van de eerste beschuldiging dat ONDERWERP 1 (grotendeels) een equivalent is van het werk van Klager. De zesde beschuldiging acht de copromotor minder ernstig. Volgens de copromotor is het kopiëren ernstig, onacceptabel en in strijd met de algemeen geldende standaard voor wetenschappelijk werk.

De copromotor is van mening dat het proefschrift ook met behoorlijke verwijzingen naar het werk van Klager voldoende basis biedt voor een promotie. Een mogelijke maatregel zou kunnen zijn een publieke verklaring over de tekortkomingen in het proefschrift. Het verslag van het horen van de copromotor op … 2013 vermeldt dat hij heeft verklaard nog steeds van mening te zijn dat het proefschrift ook met behoorlijke verwijzingen naar het werk van Klager voldoende basis biedt voor een promotie. De paper 2003 was in wezen een samenvatting van het proefschrift op dat moment. In de paper 2003 is verwezen naar het werk van Klager, óók naar het werk waarop de huidige klacht is gebaseerd. De copromotor heeft dit werk van Klager overigens niet gelezen.

De aanvankelijk copromotor heeft, zoals blijkt uit diens schriftelijke reacties van … 2013 en … 2013, alle beschuldigingen van Klager correct genoemd. Hij heeft opgemerkt dat het proefschrift weliswaar enkele verwijzingen naar het werk van Klager bevat, maar dat toch de indruk wordt gewekt dat sprake is van eigen werk van Verzoeker.

Overigens is het werk van Klager niet uitsluitend gekopieerd, maar ook verder uitgewerkt. De aanvankelijk copromotor is van mening dat het proefschrift zonder het werk van Klager geen voldoende basis biedt voor een promotie. Het verslag van het horen van de aanvankelijk copromotor op … 2013 vermeldt dat hij heeft verklaard goed bekend te zijn met het werk van Klager. Het werk van Klager is geïntroduceerd na zijn terugtreden als copromotor. Alleen verwijzen naar de paper 2003 is niet optimaal.

Wat betreft het onderzoekklimaat en de karakteristieke kenmerken van het betrokken vakgebied spelen kwesties van erkenning van auteurschap in vergelijking met andere vakgebieden een wat minder belangrijke rol. Niettemin zou in een proefschrift wel behoorlijk moeten worden verwezen naar de oorspronkelijke publicaties en de auteurs daarvan. Het gebruik van andere ONDERWERPEN dan Klager, was niet nodig en kan worden opgevat als een poging van Verzoeker om de bron te verhullen. Een nader onderzoek van het proefschrift zou volgens de aanvankelijk copromotor aan het licht brengen dat belangrijke delen ervan uit het werk van Klager komen.

2.2.3 De eerste reacties van Verzoeker en de reactie van Klager, vervolg van de procedure

Verzoeker heeft in twee mails van … 2013 als eerste reactie op de klacht het standpunt ingenomen dat het werk van Klager vooral heeft gediend als een bron van (technische) inspiratie, waarbij ook ander werk als zodanig had kunnen dienen. Verzoeker had wel duidelijker moeten maken dat gebruikt is gemaakt van werk van Klager.

Verzoeker meende ten tijde van het schrijven van het proefschrift dat ook het werk van Klager min of meer voortvloeide uit algemene kennis van ONDERWERP en Verzoeker beschouwt het hergebruik van ONDERWERPEN dan wel syntax niet als plagiaat. Verder betrof het werk van Klager niet het terrein van ONDERWERP en is het werk van Verzoeker, voor zover het gebaseerd is op dat van Klager, een uitbreiding van diens werk.

In het eerste formele verweer, vervat in de mail van … 2013, heeft Verzoeker dit standpunt herhaald en benadrukt dat in het proefschrift een model is ontwikkeld met betrekking tot ONDERWERP. Het werk van Klager betreft een heel ander onderwerp en de concepten die Klager heeft beschreven zijn niet bruikbaar om de theorieën van Verzoeker te beschrijven. Er zijn veel variaties van ONDERWERPEN, met verschillende maten van overeenkomsten. ONDERWERP in het proefschrift is een combinatie van ONDERWERP en ONDERWERP.

Omdat er verschillende variaties van ONDERWERP zijn, was het noodzakelijk om ONDERWERP te definiëren. ONDERWERP is weliswaar deels gebaseerd op het werk van Klager, maar zou net zo goed op ander werk gebaseerd kunnen zijn. Enkele van ONDERWERPEN ogen hetzelfde, maar bestaan in werkelijkheid uit andere componenten.

Terugkijkend heeft Verzoeker destijds door andermans werk te lezen daarvan de syntax en semantics geïnternaliseerd en om die reden niet meer altijd de oorspronkelijke bron goed voor ogen gehad. Op basis van de ervaring die Verzoeker inmiddels heeft, meent Verzoeker dat duidelijker had moeten worden gemaakt dat ONDERWERP was gebaseerd op werk van Klager.

Klager heeft het standpunt van Verzoeker zoals vervat in de mail van … 2013 weersproken en daarbij onder meer naar voren gebracht dat Klagers werk niet slechts ter (technische) inspiratie heeft gediend. In beide werken zijn syntax en semantics meer dan (deels) overeenkomstig: zij zijn identiek, hetgeen Verzoeker heeft proberen te verhullen door het doen van kleine aanpassingen.

Er zijn inderdaad verschillende variaties van ONDERWERP, maar de door Verzoeker gebruikte variant is niet door Verzoeker bedacht. Deze is afkomstig uit het werk van Klager. Het verband met het werk van Klager is niet erkend, terwijl de benadering van het probleem door Verzoeker bijna helemaal en niet slechts gedeeltelijk is gebaseerd op het werk van Klager.

Op … 2013 heeft Verzoeker de beschikking gekregen over het volledige dossier en heeft op … 2014 een aanvullend verweer ingediend. Daarbij heeft Verzoeker onder meer benadrukt geen verkeerde bedoelingen te hebben gehad. Verzoeker heeft zich gerealiseerd dat het ongepast was om alleen te verwijzen naar de paper 2003.

Op … 2014 heeft de CWI haar onderzoek afgesloten en een conceptadvies vastgesteld. Dit conceptadvies is aan Verzoeker gezonden, teneinde te besluiten of deze gehoord wilde worden. Naar aanleiding van het conceptadvies heeft Verzoeker gevraagd om te worden gehoord. Op … 2014 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

2.2.4 Verzoekers uitgebreide verweer, reactie deskundige 1

Voorafgaand aan de hoorzitting heeft Verzoeker op … 2014 een 46 pagina’s tellend verweer overgelegd. In dit stuk heeft Verzoeker de context van de zaak geschetst en onder meer een onderscheid gemaakt tussen de beschuldigingen van plagiaat en de impact van het vermeende plagiaat. Verzoeker heeft aangegeven dat de zes beschuldigingen van Klager alleen ONDERWERPEN betreffen. Dat Verzoeker door Klager is geïnspireerd met betrekking tot ONDERWERP is duidelijk gemaakt in de paper 2003, maar ongelukkig genoeg niet in het proefschrift.

In de hoofdstukken 3 en 4 van het proefschrift is wél verwezen naar de paper 2003. Dat mag ongepast of niet ideaal zijn, het rechtvaardigt niet de conclusie van bedrog door Verzoeker. Verder is er een grote hoeveelheid ouder werk met betrekking tot ONDERWERP dat ook ten tijde van het schrijven van het proefschrift al tot het publieke domein behoorde. Ook syntax en semantics uit het werk van Klager kunnen daarop worden teruggevoerd.

Het grootste verschil tussen het werk van Klager (en Verzoeker) en dat wat in het publieke domein beschikbaar was, is de presentational elegance. Voorts heeft noch ONDERWERP van Verzoeker, noch die van Klager op zichzelf veel nieuws of wetenschappelijke waarde. Beiden hebben ONDERWERP gebruikt als een instrument om een specifiek probleem op te lossen. In het geval van Verzoeker ging het daarbij om een probleem van ONDERWERP. De rol van ONDERWERP in het proefschrift van Verzoeker is ondersteunend. ONDERWERP is van zo’n beperkte betekenis dat deze ook niet is aangeduid als een contribution.

Verder is ONDERWERP van zo’n omvang dat deze op zichzelf al geen paper zou kunnen dragen, laat staan een proefschrift. Hoewel duidelijker had moeten worden gemaakt dat ONDERWERP is gebaseerd op het werk van Klager, heeft het ontbreken van die duidelijkheid geen impact op het belang van het proefschrift. Omdat ONDERWERP weinig wetenschappelijke waarde heeft, valt er ook niets te winnen bij de claim de uitvinder ervan te zijn. Als Verzoeker de intentie zou hebben gehad om bedrog te plegen, dan had ONDERWERP makkelijk geheel anders kunnen worden gepresenteerd.

De waarde van het proefschrift ligt niet in ONDERWERP, maar in de instrumenten die ONDERWERP mogelijk maken. Verzoeker heeft het proefschrift 10 jaar geleden geschreven, voordat de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening is vastgesteld. Verzoeker was zich onvoldoende bewust van de grenzen van het publieke domein en was zich onvoldoende bewust van de correcte wijze van verwijzen naar de inspiratiebron voor Verzoekers eerder, eigen werk. Dit was echter een kwestie van onervarenheid die werd versterkt door stress, er was geen boze opzet. Er is een verschil tussen onvoorzichtigheid en plagiaat.

Tot slot heeft Verzoeker ten aanzien van het rapport van deskundige 1 onder meer aangevoerd dat dit rapport niet gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig is. Ten aanzien van de persoon van deskundige 1 heeft Verzoeker aangevoerd dat deze onvoldoende achtergrond heeft op het terrein van ONDERWERP of Verzoekers vakgebied van ONDERWERP.

Dit verweer van Verzoeker is aan deskundige 1 voorgelegd, die op … 2014 heeft gereageerd. Samengevat luidt de reactie van deskundige 1 als volgt. Het is correct dat ONDERWERP zelf niet expliciet is aangeduid als een contribution, maar er zijn verschillende aanwijzingen dat ONDERWERP wel impliciet als zodanig is beschouwd. Of ONDERWERP nu wel of niet een contribution is, er had verwezen moeten worden.

Verder heeft deskundige 1 opgemerkt dat Verzoeker tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of het werk van Klager wel of niet als inspiratie heeft gediend. Voorts heeft deskundige 1 erop gewezen dat ten aanzien van de paper X is geoordeeld dat de …-regels zijn geschonden en dat sprake was van plagiaat van werk van Klager. Dit zou in de huidige procedure moeten worden meegewogen. Verder is deskundige 1 niet gevraagd om een uitgebreid gemotiveerde analyse te geven, maar om een opinie. Deskundige 1 heeft begrepen dat deze eerste beoordeling mogelijk zou worden gevolgd door een meer diepgaande analyse door experts. Deskundige 1 is inderdaad geen expert op het terrein van ONDERWERP, maar heeft een achtergrond in (een ander onderwerp).

2.2.5 Steunbetuigingen van wetenschappers 1, 2 en 3

Ten behoeve van Verzoeker hebben drie wetenschappers van verschillende (Europese) universiteiten (verder: wetenschapper 1, 2 en 3) een schriftelijke verklaring afgelegd.

Wetenschapper 1 heeft bij brief van … 2014 verklaard dat ONDERWERP slechts een ondersteunend element van het onderzoek is en dat ONDERWERPEN anders zijn dan in het werk van Klager. Over de waarde van het proefschrift heeft wetenschapper 1 opgemerkt dat ook indien was verwezen volgens de hoogste standaard het werk nog voldoende substantieel was geweest.

Wetenschapper 2 heeft bij brief van … 2014 uiteengezet dat ONDERWERP is ontwikkeld als een belangrijk instrument om ONDERWERP te beschrijven en mag worden beschouwd als een concept uit het publieke domein, ontwikkeld door de internationale wetenschappelijke gemeenschap. Om die reden kan worden verwacht dat verschillende wetenschappers dezelfde ONDERWERPEN gebruiken. Hoewel Verzoeker behoorlijk had moeten verwijzen naar het werk van Klager, tasten diens beschuldigingen de merites van het proefschrift niet aan. Het proefschrift betreft immers een ander onderwerp dan (klagers) ONDERWERP.

Ook wetenschapper 3 heeft bij brief van … 2014 aangegeven dat het proefschrift voldoende basis vormt voor een promotie. Het gebruikte ONDERWERP (van Klager) vormt op zichzelf geen grote bijdrage aan het proefschrift en het belang van het proefschrift bestaat met name uit de ontwikkeling van (Verzoekers) ONDERWERP.

2.3 Het advies van de CWI

De CWI heeft overwogen dat het proefschrift niet voornamelijk is gebaseerd op algemene kennis, maar op werk van Klager en dat Verzoeker er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de beschuldigingen niet correct zijn. Volgens de promotor, de copromotor, de aanvankelijk copromotor en deskundige 1, zijn de zes beschuldigingen geheel of gedeeltelijk correct. De steunbetuigingen van wetenschappers 1, 2 en 3 zijn hierover onvoldoende duidelijk.

Het oordeel van de CWI is dat Verzoeker werk van Klager heeft geplagieerd. Verzoeker heeft de principes 1.3 en 1.4 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening geschonden, alsmede principe 2 inzake betrouwbaarheid. De verwijzing naar het werk van Klager in de paper 2003 en de verwijzing in het proefschrift naar deze paper 2003, doet hier niet aan af.

Hoewel aan Verzoeker kan worden toegegeven dat het proefschrift geen wetenschappelijke bijdrage is op het terrein van ONDERWERP, is het niet juist dat ONDERWERP in het proefschrift slechts … van ondergeschikt belang is. ONDERWERP kan niet worden weggelaten uit het proefschrift. Zonder ONDERWERP is het proefschrift niet af. Overigens is plagiaat ook niet toegestaan in minder belangrijke onderdelen van een wetenschappelijk werk.

Verder heeft de CWI overwogen dat wanneer Verzoeker wel correct had verwezen naar het werk van Klager, het proefschrift voldoende basis was geweest voor de promotie van Verzoeker. Ten overvloede heeft de CWI opgemerkt dat wanneer gepleegde fraude ernstig genoeg is, ook een proefschrift dat los van het plagiaat nog voldoende basis biedt voor een promotie, toch zou moeten worden geweigerd.

Hoewel binnen het vakgebied van Verzoeker erkenning van auteurschap wellicht een wat minder belangrijke rol speelt en de begeleiders noch de leescommissie het plagiaat hebben opgemerkt zodat het ook niet door Verzoeker kon worden hersteld, ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor correcte verwijzingen bij Verzoeker.

De CWI heeft geoordeeld dat de handelingen van Verzoeker zijn te kwalificeren als plagiaat, zij het niet in de meest ernstige vorm. De CWI heeft reden gezien om niet de meest zware sanctie, te weten het intrekken van de titel, te adviseren.

Het advies over de op te leggen sanctie luidt, samengevat, als volgt.

  • Verzoeker maakt bij elke toekomstige verwijzing naar de promotie, voor de duur van 5 jaar, melding van het feit dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd in het proefschrift. Wanneer Verzoeker deze sanctie niet navolgt, is er voldoende legitimatie voor aanvullende maatregelen. Intrekking van het proefschrift zou dan aan de orde kunnen komen.
  • Bij digitale overzichten van promoties bij … wordt vermeld dat ter zake van het proefschrift van Verzoeker een klacht met betrekking tot plagiaat gegrond is verklaard.
  • Verzoeker biedt Klager schriftelijk excuses aan voor het plagiaat, met een kopie van deze brief aan het Bestuur.

2.4 Het besluit van het Bestuur

Het Bestuur heeft dit oordeel van de CWI overgenomen en in het besluit de door de CWI geadviseerde sanctie opgelegd.

3. Het verzoek aan het LOWI

Verzoeker is het niet eens met het besluit van het Bestuur en met het daaraan ten grondslag liggende advies van de CWI. De bezwaren van Verzoeker zijn gericht tegen de inhoud van het besluit en tegen de procedure.

3.1 Verjaring

Verzoeker heeft gevraagd om het verzoek op grond van bijzondere omstandigheden in behandeling te nemen, ondanks dat de redelijke termijn van 10 jaar uit artikel 7.6 van het Reglement Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit is verstreken. Daarvoor zijn samengevat de volgende argumenten aangevoerd.

Na publicatie van het proefschrift zijn weliswaar 10 jaar en (…) verstreken, maar vanwege de consequenties van het besluit zou het verzoek toch in behandeling moeten worden genomen. De klacht is pas op … 2013 ingediend zodat de kwestie eerst anderhalf jaar geleden is gaan spelen, hetgeen Verzoeker niet zou moeten worden tegengeworpen. Verder heeft Verzoeker naar voren gebracht dat de CWI geen punt heeft gemaakt van het lange tijdsverloop tussen het proefschrift en de klacht, ondanks dat de CWI op grond van de Regeling Wetenschappelijke Integriteit … bevoegd is om de klacht buiten behandeling te laten als naar haar oordeel de schending te lang geleden heeft plaatsgevonden.

Ook is de termijn van artikel 7.6 van het Reglement Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit met een relatief korte periode van (…) overschreden. Daarnaast heeft Verzoeker gewezen op de zwaarte van de sanctie en op de omstandigheid dat deze sanctie zo ongebruikelijk is dat het LOWI zich daarover een oordeel zou moeten vormen. Voorts zijn volgens Verzoeker in de klachtprocedure verschillende procedurele misstappen begaan, die van dusdanige aard zijn dat het LOWI zich daarover zou moeten buigen.

3.2 Ten aanzien van de inhoud van het besluit

Verzoeker heeft verwezen naar de drie verweren zoals hierboven onder 2.2.3 weergegeven, en heeft met name verwezen naar het uitgebreide verweerschrift van … 2014 (weergegeven onder 2.2.4).

3.2.1 Reactie op de zes beschuldigingen

De reactie van Verzoeker op de zes beschuldigingen luidt, samengevat, als volgt.

Er is sprake van onzorgvuldig verwijzen, maar niet van plagiaat. Verzoeker had vollediger moeten zijn bij het verwijzen naar het werk van Klager, maar heeft niet geplagieerd. Verzoeker had niet de intentie om het werk van Klager te presenteren alsof dit het werk van Verzoeker was.

De beschuldigingen betreffen uitsluitend ONDERWERPEN. Zoals Verzoeker ook eerder naar voren heeft gebracht, is er een grote hoeveelheid ouder werk betreffende ONDERWERP beschikbaar dat in het vakgebied als onderdeel van het publieke domein wordt opgevat. De syntax en semantics van het werk van Klager zijn daar ook op terug te voeren. Klager zelf heeft evenmin verwezen naar dit ouder werk. Ook Klager heeft gehandeld volgens de opvattingen in het vakgebied dat deze elementen tot het publieke domein behoren.

Noch ONDERWERP van Verzoeker, noch van Klager heeft op zichzelf veel nieuws of wetenschappelijke waarde. Voor beiden was ONDERWERP slechts een instrument om een bepaald probleem op te lossen. Het gebruik van ONDERWERP was ingegeven door de wens om de lezer niet in verwarring te brengen. De werkelijke bijdragen van de werken van Verzoeker en Klager liggen niet in ONDERWERP, maar in de theorieën en de toepassingen waarvoor ONDERWERP is gebruikt.

Het proefschrift van Verzoeker gaat over het oplossen van bepaalde problemen bij ONDERWERP. ONDERWERP is ook niet aangeduid als een contribution. Dat in de klachtprocedure is beoordeeld of het proefschrift met behoorlijke verwijzingen nog voldoende basis zou bieden voor een promotie, is niet correct.

Verzoeker heeft nooit verhuld dat werk van Klager tot inspiratie heeft gediend. Op pagina … van het proefschrift wordt gerefereerd aan de paper van Klager. Achteraf bezien had duidelijker moeten worden aangegeven dat ONDERWERP was gebaseerd op werk van Klager. Dat is wel gebeurd in de paper 2003, waarop het betreffende deel van het proefschrift is gebaseerd. Verzoeker is zich ervan bewust dat een dergelijke indirecte verwijzing niet aan de wetenschappelijke vereisten voldoet.

Tekortschieten in het verwijzen levert echter geen plagiaat op. Verzoeker heeft nooit de intentie gehad om het werk van Klager als eigen werk te presenteren. Daar had Verzoeker ook niets bij te winnen, nu ONDERWERP op zichzelf weinig wetenschappelijke waarde heeft. Als Verzoeker werkelijk had willen bedriegen, was ONDERWERP heel anders gepresenteerd. Verzoeker heeft het proefschrift 10 jaar geleden geschreven en heeft toegegeven niet te hebben verwezen volgens de hoogste standaard. Dit valt echter te wijten aan onervarenheid en stress, en komt niet voort uit kwaadwillendheid.

3.2.2 Algemene bezwaren tegen de inhoud van het besluit

Het advies van de CWI vindt volgens Verzoeker onvoldoende steun in de feiten en is vooral gebaseerd op de voor Verzoeker meest nadelige zaken. Ander bewijs is door de CWI genegeerd. Het is de vraag of de CWI zelf de zorgvuldigheid in acht heeft genomen.

De CWI heeft onvoldoende gedaan om haar gebrek aan deskundigheid op het specifieke vakgebied te compenseren. Deskundige 1 had moeten aangeven wat de grenzen van zijn deskundigheid zijn. Verder is diens rapport onvoldoende genuanceerd en is onvoldoende inzichtelijk waarop de conclusies zijn gebaseerd. De CWI is dan ook onvoldoende in staat geweest om het rapport te beoordelen. Deskundige 1 heeft zelf ook aangegeven dat hij ervan uitging dat de CWI zijn initiële commentaar zou gebruiken als basis voor verder onderzoek. Het is onbegrijpelijk dat de CWI het rapport van deskundige 1 desondanks als voldoende heeft beschouwd.

Het advies van de CWI is onvoldoende transparant en gemotiveerd. De CWI heeft zich over de technische aspecten van de zaak laten adviseren door een deskundige die, zoals hij ook zelf zegt, niet over expertise beschikt op het terrein van ONDERWERP. Ondanks het door Verzoeker aangedragen ontlastend bewijs heeft de CWI geen verder onderzoek meer gedaan en het advies uitsluitend gebaseerd op het rapport van deskundige 1. Ook heeft de CWI onvoldoende onderzocht wat gebruikelijk is in het betreffende vakgebied.

ONDERWERP is een samenstel van axioma’s en definities. Het is niet zinvol om deze delen afzonderlijk van elkaar te beoordelen. Zelfs een miniem verschil zorgt voor een andere en dus nieuwe ONDERWERP. De copromotor heeft hierop gewezen, maar de CWI heeft dit genegeerd.

3.2.3 Specifieke bezwaren tegen de inhoud van het besluit

Anders dan het besluit vermeldt is de klacht niet op … 2013 ingediend, maar op … 2013. De klacht stelt ten onrechte dat de belangrijkste delen van hoofdstuk 3 en 4 uit het werk van Klager zijn overgenomen. Het gaat om kleine delen van hoofdstuk 3 en 4. De samenvatting van de klacht door de CWI is niet correct, hetgeen vooral geldt voor de derde beschuldiging. Klager zelf spreekt daar niet van plagiaat, maar van inspiratie.

De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening dateert van december 2004, dus van na de verweten gedraging. Deze Gedragscode kan dan ook niet zonder meer worden gebruikt voor de gegrondverklaring van de klacht. Ook Bijlage … van de Klachtenregeling van…, waarin plagiaat nader staat omschreven, is van later datum dan het proefschrift. Ten tijde van de publicatie van het proefschrift kon ondeugdelijk verwijzen zonder de intentie om te plagiëren niet als plagiaat worden aangemerkt. Dit geldt te meer nu wél sprake is van indirect verwijzen.

Ten onrechte heeft de CWI de hoorzitting aangemerkt als een extra gelegenheid voor Verzoeker om diens standpunt naar voren te brengen. Aanvankelijk zou een videoconferentie plaatsvinden, totdat de CWI liet weten zich voldoende geïnformeerd te achten, tenzij Verzoeker “zou staan op een hoorzitting”. Vervolgens is afgesproken dat Verzoeker naar aanleiding van het conceptadvies kon beslissen of een hoorzitting noodzakelijk was. De CWI wekt ten onrechte de indruk dat Verzoeker een gunst werd bewezen.

Het advies van de CWI geeft een onjuiste weergave van de verklaring van de promotor. Deze is niet van mening dat de grenzen van plagiaat zijn overschreden. Verder heeft de CWI selectief geciteerd en de opmerkingen van de promotor over wat gebruikelijk is in het vakgebied genegeerd. Het advies van de CWI vermeldt niet dat de copromotor het niet eens is met de derde beschuldiging. De copromotor heeft de slechte verwijzingen nooit als plagiaat aangeduid. De CWI heeft alleen gebruik gemaakt van zijn verklaring voor zover deze bijdraagt aan gegrondverklaring van de klacht.

Vanwege de vroegere slechte werkrelatie tussen de aanvankelijk copromotor en Verzoeker wekt het geen verbazing dat diens verklaring negatief is. De CWI heeft hier ten onrechte geen nota van genomen. Verder heeft de CWI genegeerd dat Klager fel heeft gereageerd op het verweer van Verzoeker en dat Verzoeker bij twee eerdere gelegenheden kritisch was over een artikel van de hand van Klager.

De CWI heeft in haar weergave van het verweer van Verzoeker de nadruk gelegd op de onderdelen die bruikbaar zijn voor een gegrondverklaring van de klacht en de rest genegeerd. De overweging dat van de 28 referenties uit het verweerschrift er slechts 6 in het proefschrift zijn aangetroffen, is misplaatst. Het verweerschrift bevat, als reactie op de klacht, een gedetailleerde analyse van de herkomst van ONDERWERP. Deze analyse hoefde echter niet in het proefschrift te worden opgenomen omdat ONDERWERP slechts een instrument was. Verzoeker heeft inderdaad erkend dat in het proefschrift direct had moeten worden verwezen naar het werk van Klager. Waarom dat alleen indirect is gebeurd, is 10 jaar na dato niet meer te achterhalen.

3.2.4 Bezwaren ten aanzien van de sanctie

Naar de mening van Verzoeker is geen sprake van plagiaat, maar van (zeer) onvoldoende refereren. De opgelegde melding van plagiaat laat echter nauwelijks ruimte voor nuancering. Verder heeft de CWI weliswaar overwogen niet in staat te zijn geweest om vast te stellen of al dan niet sprake was van opzet, maar het door Verzoeker aangevoerde ontbreken van de intentie om te plagiëren is onvoldoende meegewogen.

Dat wat gebruikelijk is in de praktijk, ontslaat Verzoeker inderdaad niet van de eigen verantwoordelijkheid, maar zou – evenals de onervarenheid van Verzoeker destijds – wel een rol hebben moeten spelen bij het bepalen van de zwaarte van de sanctie.

De aard van de overtreding is onvoldoende meegewogen. Inderdaad is sprake van poor practice, maar deze rechtvaardigt niet de zwaarte van de sanctie. In dit verband acht Verzoeker onder meer van belang of het proefschrift nog steeds op zichzelf kan staan, of het werk waarnaar gerefereerd had moeten worden breed bekend is of wordt beschouwd als behorende tot het publieke domein en hoe misleidend de gedraging was.

De CWI heeft onvoldoende gemotiveerd waarom gekozen is voor de geadviseerde sanctie. De CWI heeft alleen onderbouwd waarom de zwaarste sanctie van het intrekken van de doctorstitel niet is opgelegd, maar heeft niet uiteengezet waarom de nu geadviseerde sanctie wel passend is.

Tot slot heeft de CWI bij het bepalen van de sanctie verschillende relevante omstandigheden onvoldoende meegewogen, namelijk dat de gedraging 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, hoe de aard van de sanctie zich verhoudt tot de inbreuk, wat het te verwachten niveau van ervarenheid was ten tijde van de gedraging, het serieuze ongemak vanwege de lengte van de procedure en de impact die de gegrondverklaring van de klacht op zichzelf al heeft.

3.3 Bezwaren ten aanzien van de gevolgde procedure

Het tweede deel van het verzoekschrift van Verzoeker ziet op de procedure. Verzoeker heeft een overzicht gegeven van de gang van zaken vanaf de ontvangst van de klacht en aangevoerd dat verschillende processtappen niet correct zijn uitgevoerd.

Samenvattend heeft Verzoeker gesteld dat de CWI grotendeels buiten Verzoeker om een oordeel heeft geveld en dat de procesbelangen van Verzoeker zijn geschaad door de tekortschietende informatievoorziening aan Verzoeker. Wanneer Verzoeker beter bij de procedure was betrokken was de focus van het onderzoek anders geweest, waren meer geschikte deskundigen geraadpleegd en had het advies anders geluid. In dat kader heeft Verzoeker onder meer gewezen op het hierna volgende.

Toen Verzoeker voor het eerst werd geïnformeerd over de klacht, is slechts een deel van de klacht toegezonden zonder dat bekend werd wie de Klager was en wanneer de klacht was ingediend. Verzoeker heeft nooit de beschikking gekregen over de volledige tekst van de klacht. De begeleiders waren eerder op de hoogte van de klacht dan Verzoeker en hebben ook eerder gereageerd. Verzoeker heeft hun schriftelijke reacties pas zeven maanden later ontvangen. Bij het adviesverzoek aan deskundige 1 zijn eenzijdige documenten meegezonden en niet de inmiddels beschikbare verklaringen van de promotor, copromotor en aanvankelijk copromotor. Uit het advies van deskundige 1 om hen te horen, blijkt ook dat hij hun verklaringen niet kende.

Na Verzoekers reacties op … 2013 werd een tussenstap in de behandeling van de klacht geïntroduceerd, waarbij Verzoeker werd gevraagd te onderbouwen waarom het proefschrift nog steeds voldoende was. Verzoeker is, zonder behoorlijk geïnformeerd te zijn over Verzoekers positie en rechten, gevraagd om te onderbouwen waarom het proefschrift voldoende basis biedt voor een doctorstitel, terwijl dit geen onderdeel was van de klacht.

Kennelijk is de reactie van Verzoeker van … 2013 op dit verzoek ook aan Klager gezonden. Pas in … 2013 kreeg Verzoeker de beschikking over diens commentaar hierop. Verzoeker is evenmin op de hoogte gebracht van het verzoek van de CWI op … 2013 aan een derde om te beoordelen of het proefschrift met behoorlijke verwijzingen voldoende basis zou bieden voor een promotie. Verzoeker heeft de respons van deze derde pas na aandringen in … 2014, ná het advies van de CWI, ontvangen.

Pas op … 2013 is Verzoeker volledig op de hoogte gebracht van onderzoekhandelingen van de CWI en heeft Verzoeker de beschikking gekregen over de verklaringen van de begeleiders en de beoordeling van deskundige 1. Verzoeker is door de CWI onvoldoende geïnformeerd over de geldende procedurele regels en over de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening waaraan Verzoekers handelen zou worden getoetst. Verzoeker heeft niet de kans gehad om het verweer behoorlijk voor te bereiden. Pas acht maanden na het indienen van de klacht is Verzoeker geïnformeerd over de toepasselijke regelgeving.

De Klachtenregeling … is niet gevolgd, door de vertrouwenspersoon niet in de procedure te betrekken. Verzoeker is er niet van op de hoogte gebracht dat deze mogelijkheid bestaat. Kennelijk is de klacht oorspronkelijk alleen ingediend bij de vakgroep. Deze heeft vervolgens de klacht niet meteen doorgezonden aan de CWI, zoals zou moeten, maar heeft in plaats daarvan contact opgenomen met de begeleiders van Verzoeker, zonder Verzoeker zelf te informeren.

Verzoeker kreeg pas op … 2013 de reactie van Klager op de eerste verweren van Verzoeker, maar andersom kreeg Klager zonder vertraging de beschikking over verklaringen van Verzoeker. Verzoeker is niet geïnformeerd over het besluit van de CWI om een tweede verklaring te vragen van de begeleiders en deze verklaringen zijn pas op … 2013 aan Verzoeker gezonden.

Verzoeker is niet betrokken bij of tijdig geïnformeerd over het besluit om extern advies te vragen en op zijn minst had de CWI de begeleiders moeten raadplegen over een geschikte deskundige. Verzoeker heeft pas na het definitieve advies kopieën ontvangen van de correspondentie over en met deskundige 1 en heeft de beoordeling door deze deskundige pas na drie weken van de CWI gekregen. Verzoeker is er niet van op de hoogte gebracht dat de CWI een afschrift had ontvangen van de klacht die Klager over de paper X van Verzoeker had ingediend.

Na de totstandkoming van het conceptadvies zijn afspraken gemaakt over een hoorzitting. Ten behoeve van die hoorzitting heeft Verzoeker op … 2014 een (zeer technisch) verweerschrift aan de CWI doen toekomen, alsmede drie steunbetuigingen van wetenschappers 1, 2 en 3. Aangezien de promotor pas op het laatste moment was uitgenodigd en dus niet aanwezig kon zijn bij de hoorzitting heeft Verzoeker in plaats daarvan wetenschapper 2 meegenomen. Het definitieve advies van de CWI verschilde uiteindelijk nauwelijks van het conceptadvies, behalve dat de verplichte melding van het plagiaat gedurende vijf jaar zou gelden in plaats van voor onbepaalde tijd.

Verzoeker heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het onderzoek niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Daartoe heeft Verzoeker gewezen op het volgende. De CWI heeft zich meer als rechtsprekende instantie dan als onderzoekende instantie gedragen, hetgeen onder meer tot uitdrukking is gekomen in de moeizame communicatie met de CWI. Er is niet voorafgaand aan het onderzoek gecommuniceerd met de betrokken partijen, zodat de CWI geen goed inzicht had in de verschillende standpunten. De CWI heeft niet de juiste deskundige ingeschakeld en had zich beter moeten laten informeren over de technische aspecten van de zaak. Met betrekking tot de hoorzitting heeft de CWI de procedure naar willekeur aangepast.

Ook heeft de CWI te weinig gedaan om vooringenomenheid jegens Verzoeker te vermijden. Veel van de door Verzoeker aangedragen argumenten zijn genegeerd en er was een gebrek aan interesse om een hoorzitting te organiseren. Pas na het uitgebreide verweer van … 2014 en de hoorzitting was het standpunt van Verzoeker volledig inzichtelijk. Toch verschillen het conceptadvies en het definitieve advies nauwelijks van elkaar.

Tot slot heeft Verzoeker erop gewezen dat de promotor en de copromotor te laat zijn uitgenodigd voor de hoorzitting. Met name de afwezigheid van de promotor, die in het buitenland verbleef, heeft Verzoeker geschaad. Verzoeker is ervan overtuigd dat de aanwezigheid van de promotor een ander licht op de zaak had geworpen.

3.4 Overige stukken van Verzoeker

In … 2014, ná het besluit van het Bestuur, heeft Verzoeker ten behoeve van de procedure bij het LOWI schriftelijk gereageerd op de reactie van deskundige 1 van … 2014 en benadrukt dat deskundige 1 geen expert is op de twee terreinen waarom het gaat, ONDERWERP en ONDERWERP. Verder heeft Verzoeker erop gewezen dat hoewel duidelijk is dat het rapport van deskundige 1 slechts een eerste evaluatie behelst, de conclusies niet van dien aard zijn.

Het rapport is onvoldoende transparant en gemotiveerd en besteedt onvoldoende aandacht aan het verweer van Verzoeker, terwijl wel definitieve conclusies worden getrokken. Het rapport had alleen mogen worden gebruikt om te beoordelen of er überhaupt een zaak was. In de reactie van … 2014 heeft Verzoeker al gewezen op de fouten in het rapport, maar de CWI heeft dit verweer niet betrokken in het advies. Dat betekent dat de CWI heeft genegeerd dat deskundige 1, ook naar zijn eigen zeggen, geen deskundige is in de relevante vakgebieden.

Het dossier bevat verder een tweetal brieven van de hand van de promotor en van de hand van wetenschapper 2. De brieven zijn beide gedateerd … 2014 en gericht aan het LOWI. De brief van de promotor luidt samengevat als volgt. De opgelegde sanctie is erg zwaar in vergelijking tot de overtreding. Het proefschrift bevat wel degelijk verwijzingen naar het werk van Klager, hoewel deze verwijzingen inadequaat zijn. Verzoeker heeft niet geprobeerd iets te verhelen en tekortkomingen aan de zijde van Verzoeker zijn te wijten aan onervarenheid en stress.

Over het advies van de CWI heeft de promotor opgemerkt dat ten onrechte niets is gedaan met de verklaring van de promotor dat ONDERWERPEN veel worden gebruikt, waarbij zelden wordt verwezen. Ook is niets gedaan met de verklaring van de promotor dat indirecte verwijzingen in het betreffende vakgebied veel voorkomen.

Verder blijkt uit het verslag van het horen van de promotor niet dat hij heeft gezegd dat hij het handelen van Verzoeker niet als plagiaat beschouwt, laat staan als opzettelijk plagiaat. De CWI heeft de verklaringen van de promotor verkeerd geïnterpreteerd. Er is geen bewijs voor beschuldiging 3. Ook heeft de promotor aangevoerd dat hij in zijn eerste reactie van … 2013 milder zou zijn geweest voor Verzoeker, als hij op dat moment op de hoogte was geweest van de paper 2003.

Tot slot heeft de promotor zich erover beklaagd dat de CWI hem te laat heeft uitgenodigd voor de hoorzitting van … 2014, reden waarom hij daar niet bij kon zijn. De brief van wetenschapper 2 luidt samengevat als volgt. De CWI is ten onrechte voorbij gegaan aan de essentie van de brief van … 2014. Verzoeker heeft niet de indruk willen wekken een nieuwe vorm van ONDERWERP te hebben ontwikkeld, anders was dit in het proefschrift wel gepresenteerd als een contribution. Verder blijkt uit het relatief korte hoofdstuk over ONDERWERP dat ONDERWERP alleen is gebruikt als ondersteunend instrument. Tot slot is het advies van de CWI veel strenger dan wetenschapper 2 verwachtte dat het zou zijn, zeker omdat Verzoeker niet de intentie had om plagiaat te plegen.

4. De procedure bij het LOWI

In zijn vergadering van … 2014 heeft het LOWI besloten om het verzoek in behandeling te nemen. Verzoeker en het Bestuur zijn daarvan op de hoogte gesteld op … 2014. Het Bestuur is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek.

Bij brief van … 2014 heeft het Bestuur, na desgevraagd daartoe uitstel te hebben gekregen, zijn verweerschrift ingediend bij het LOWI. Dit verweerschrift is op … 2014 doorgezonden aan Verzoeker. Bij brief van … 2014 heeft Verzoeker, na desgevraagd daartoe uitstel te hebben gekregen, gereageerd op het verweerschrift van het Bestuur. Deze reactie is op … 2014 doorgezonden aan het Bestuur. Bij brief van … 2015 heeft het Bestuur aan het LOWI laten weten geen aanleiding te zien om nader te reageren. Deze brief is op … 2015 doorgezonden aan Verzoeker.

In zijn vergadering van … 2014 heeft het LOWI besloten om twee externe deskundigen te raadplegen. Beiden deskundigen hebben verzocht om anoniem te blijven (verder: deskundige 2 en deskundige 3). Op … 2015 ontving het LOWI het advies van deskundige 2 en op … 2015 ontving het LOWI het advies van deskundige 3. Beide adviezen zijn op … 2015 doorgezonden aan Verzoeker en het Bestuur. Toezending van de deskundigenadviezen is geschied onder het opleggen van een geheimhoudingsplicht. Verzoeker heeft op … 2015 gereageerd op de adviezen van de deskundigen. Het Bestuur heeft op … 2015 gereageerd op de adviezen van de deskundigen. Beide reacties zijn op … 2015 doorgezonden aan beide partijen.

In zijn vergadering van … 2015 heeft het LOWI besloten om op … 2015 een hoorzitting te houden. Verzoeker en het Bestuur zijn uitgenodigd om ter hoorzitting te verschijnen teneinde hun standpunt mondeling toe te lichten. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door …. Tevens was voor Verzoeker aanwezig …. Het Bestuur werd vertegenwoordigd door…. en … . De aanwezigen zijn gewezen op de geheimhoudingsplicht. Verzoeker en het Bestuur hebben hun standpunt nader toegelicht alsmede vragen van het LOWI beantwoord.

5. Relevante regelgeving

Artikel … van de Regeling Wetenschappelijke Integriteit … definieert schending van wetenschappelijke integriteit als handelen of nalaten in strijd met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, waaronder in ieder geval de gedragingen opgenomen in … .

…, bepaalt vervolgens dat onder schending van wetenschappelijke integriteit in ieder geval wordt verstaan plagiëren van (delen van) publicaties en resultaten van anderen. Daarbij gaat het niet alleen om letterlijk overschrijven, maar ook om parafraseringen, het weglaten van noten of bronvermelding en het heimelijk gebruik van door anderen vergaarde data, ontwerpen of tabellen.

Onder 1.3 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening is opgenomen dat door correcte bronvermelding duidelijk wordt gemaakt welke de intellectuele herkomst is van de geciteerde of geparafraseerde teksten. Zonder bronvermelding worden geen teksten of resultaten van onderzoek van anderen opgenomen.

Onder 1.4 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening is opgenomen dat auteurschap wordt erkend en dat daarbij de in het vakgebied gebruikelijke regels worden nageleefd.

Artikel 7.6 van het Reglement Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit, voor zover hier relevant, bepaalt dat een klacht (verzoek) niet in behandeling wordt genomen, wanneer ten tijde van de indiening hiervan een redelijke termijn is verstreken nadat de vermeende schending van wetenschappelijke integriteit heeft plaatsgevonden. Als redelijke termijn geldt een periode van tien jaar.

6. Standpunten van partijen

Het standpunt van Verzoeker zoals dat vervat in het verzoek van … 2014 is beschreven in onderdeel 3, waarnaar hier wordt verwezen. Verder heeft Verzoeker gereageerd op verschillende stukken van het Bestuur. Deze reactie is opgenomen onder 6.2.

6.1 Het standpunt van het Bestuur

Naar aanleiding van het verzoek heeft het LOWI het Bestuur de gelegenheid geboden om een verweerschrift in te dienen. Het Bestuur heeft bij brief van … 2014 van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Het Bestuur meent allereerst dat het geen partij is in de procedure bij het LOWI, maar dat het gaat om een zaak tussen Verzoeker en Klager. Een andere benadering zou het ongewenste resultaat hebben dat het Bestuur zowel de rol van partij als van finaal beslissende instantie vervult. Desondanks is het Bestuur bereid het besluit nader toe te lichten. Ook het Bestuur heeft een onderscheid gemaakt tussen de inhoud van het besluit, waaronder de sanctie, en de procedure.

6.1.1 Verweer ten aanzien van de inhoud van het besluit

De kern van de zaak is of sprake is van onvoldoende verwijzen dan wel van plagiaat en volgens het Bestuur is sprake van plagiaat. Het proefschrift is niet gebaseerd op eerder werk dat deel uitmaakt van het publieke domein, maar voornamelijk op het werk van Klager.

Het argument dat ONDERWERP slechts een instrument was, veronderstelt ten onrechte dat voor het gebruik van instrumenten andere regels gelden dan voor het gebruik van theorieën. Ook veronderstelt Verzoeker ten onrechte dat er voor minder belangrijke delen van een publicatie andere regels gelden. Overigens is het gewraakte instrument van wezenlijk belang voor het proefschrift. Bij behoorlijke verwijzingen zou het proefschrift immers als marginaal worden beoordeeld.

Het is onjuist dat Verzoeker via de paper 2003 heeft verwezen naar het werk van Klager. De paper 2003 bevat twee indirecte verwijzingen naar drie publicaties van Klager. Deze verwijzingen informeren de lezer er echter niet over dat de elementen van wat de auteurs van de paper 2003 (Verzoeker en de copromotor) hun ONDERWERP noemen, gekopieerd zijn uit de papers van Klager. Deze indirecte verwijzingen zijn naar het oordeel van het Bestuur onvoldoende en misleidend.

In de paper 2003 is geen link gelegd tussen ONDERWERP gepresenteerd door Verzoeker en het werk van Klager, zodat het argument van Verzoeker dat in deze paper 2003 de relatie met het werk van Klager duidelijk is gemaakt, onjuist is. Het Bestuur is het dan ook eens met Klager dat Verzoeker geprobeerd heeft om het werk van Klager als het werk van Verzoeker te presenteren.

Inderdaad is de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van later datum dan het proefschrift, maar dat betekent niet dat plagiaat pas sinds de inwerkingtreding van deze code als een schending van wetenschappelijke integriteit geldt. In het besluit had overigens wel moeten worden gemeld dat in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening reeds geldende normen zijn gecodificeerd. Voor het oordeel dat sprake is van plagiaat is niet nodig dat opzet aanwezig is.

Verzoeker stelt ten onrechte dat het Bestuur onvoldoende recht heeft gedaan aan de feiten. Het Bestuur heeft zorgvuldig bepaald wat er precies is gebeurd en hoe dit moet worden gewogen. Dat het Bestuur daarbij andere accenten legt dan Verzoeker zou doen en tot een andere beoordeling komt, maakt een en ander nog niet onzorgvuldig.

Klager heeft zich ten opzichte van het Bestuur zakelijk en beleefd opgesteld en geen blijk gegeven van wraakzucht. Van alternatieve motieven om een klacht in te dienen is dan ook niet gebleken.

Verder is deskundige 1 een bekend en gerespecteerd expert op het algemene terrein waaronder het proefschrift valt. Het Bestuur heeft het niet wenselijk geacht om een deskundige te raadplegen die meer specifiek werkzaam is op het terrein van het proefschrift, omdat deze te dicht bij de betrokken partijen zou staan. Daarom is gekozen voor een deskundige die voldoende kennis heeft om een goed geïnformeerd oordeel te vellen, maar die op voldoende afstand staat van betrokkenen.

Overigens hebben de promotor, de copromotor en de aanvankelijk copromotor de deskundigheid van deskundige 1 niet in twijfel getrokken. Tot slot is er, anders dan Verzoeker meent, geen reden om te twijfelen aan de integriteit en de verklaring van de aanvankelijk copromotor.

6.1.2 Verweer ten aanzien van de sanctie

Het Bestuur heeft benadrukt dat een promovendus, ondanks dat deze nog moet leren, zelf volledig verantwoordelijk is. Deze verantwoordelijkheid bestaat onafhankelijk van een eventuele verantwoordelijkheid van begeleiders of leescommissie. Begeleiders hoeven een promovendus niet uit te leggen dat het verkeerd is om te stelen. Deze norm geldt algemeen en onafhankelijk van de achtergrond van betrokkene.

Verder is het Bestuur tot het oordeel gekomen dat sprake is van plagiaat, niet van onvoldoende verwijzen. Daarbij heeft het Bestuur de onervarenheid van Verzoeker, de gebruiken in het vakgebied en de omvang meegewogen, alsmede de impact van de sanctie. Het Bestuur heeft zelf moeten vaststellen wat een geschikte sanctie is, er is geen lijst van mogelijke sancties beschikbaar.

Het was makkelijker geweest wanneer het plagiaat was ontdekt toen Verzoeker nog bezig was met het proefschrift: dan was een waarschuwing gegeven en als daaraan geen gehoor was gegeven zou Verzoeker zijn ontslagen. In casu was het proefschrift echter al afgerond en was Verzoeker ook niet meer werkzaam bij de universiteit.

Het Bestuur heeft vier mogelijke sancties overwogen, waaronder het intrekken van de doctorstitel. Zo ver wilde het Bestuur echter niet gaan. Dat was wellicht anders geweest indien was aangetoond dat het plagiaat opzettelijk is gepleegd, of wanneer de door het plagiaat aangerichte schade groter was geweest. De sanctie van placing an endorsement is als ongeschikt beoordeeld.

Het Bestuur heeft er daarom voor gekozen om Verzoeker te verplichten elke keer dat een beroep wordt gedaan op de doctorstitel (bijvoorbeeld bij sollicitaties of interne promoties) het oordeel van het Bestuur te overleggen. Deze sanctie is voor bepaalde tijd opgelegd. Het Bestuur heeft zich gerealiseerd dat dit effect heeft op de carrière van Verzoeker, maar acht de sanctie in overeenstemming met de ernst van het vergrijp.

6.1.3 Verweer ten aanzien van de procedure

Het onderzoek is begonnen op het niveau van de faculteit en Verzoeker is meteen op de hoogte gebracht van de klacht en heeft, net als de begeleiders, kunnen reageren. Toen de beschuldigingen ernstig bleken te zijn is de zaak voor verder onderzoek overgedragen aan de CWI. Bij verschillende betrokkenen is schriftelijk en mondeling informatie gevraagd om een goed beeld te krijgen. Verzoeker is steeds op de hoogte gehouden en heeft kunnen reageren.

Niet de CWI, maar Verzoeker was terughoudend over een hoorzitting en heeft aangegeven zich te kunnen neerleggen bij de door de promotor voorgestelde sanctie (van een publiek excuus aan Klager en eventueel formeel terugtrekken van papers waarin het materiaal is gebruikt). Als compromis is afgesproken dat Verzoeker het conceptadvies toegezonden zou krijgen teneinde zich te beraden. Mede hierom heeft de procedure langer geduurd dan gebruikelijk is.

Hoe dan ook, Verzoeker heeft voldoende mogelijkheden gehad om het eigen standpunt naar voren te brengen en nieuwe stukken te overleggen, alsmede te reageren op de bevindingen van deskundige 1. Er is recht gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor en Verzoeker heeft voldoende gelegenheid gehad zich te verdedigen tegen de beschuldigingen. Het is niet gepast om de CWI van vooringenomenheid te beschuldigen.

Verzoeker heeft terecht geen stem gehad in de keuze van de deskundige. De procedureregels schrijven dit ook niet voor. De laatste reactie van Verzoeker op de bevindingen van deskundige 1 maakte geen onderdeel uit van de klachtprocedure. Het is aan het LOWI om te beoordelen wat er met die reactie moet gebeuren.

De stelling van de promotor dat hij in … 2013 niet op de hoogte was van het indirecte verwijzen naar het werk van Klager, is onjuist. Dat blijkt uit zijn schriftelijke verklaring van … 2013. Zijn opmerking dat ONDERWERP een beperkte rol speelde in het proefschrift is door de CWI meegewogen, evenals wat gebruikelijk is in het vakgebied. De promotor heeft laten weten niet aanwezig te kunnen zijn tijdens de hoorzitting op … 2014, zonder aan te geven dat zijn aanwezigheid echter van groot belang was. De promotor had overigens ook schriftelijk kunnen reageren op het conceptadvies. De copromotor heeft niet gereageerd op de uitnodiging voor de hoorzitting. Tot slot zijn de twee kwesties die collega 2 in zijn brief van … 2014 heeft aangeduid door de CWI meegewogen.

6.2 De reactie van Verzoeker op het verweer van het Bestuur

Verzoeker heeft, kort samengevat, het volgende laten weten.
Verzoeker is het er niet mee eens dat het Bestuur zich niet beschouwt als partij in de procedure bij het LOWI, niet in de laatste plaats omdat een groot deel van het verzoek juist is gericht tegen de wijze waarop het Bestuur is omgegaan met de klacht. Verder is deze benadering van het Bestuur niet conform de artikelen 6.1 en 8.1 van het LOWI-Reglement. Onderwerp van het verzoek is het besluit van het Bestuur. Het verweerschrift van het Bestuur schiet inhoudelijk dan ook tekort.

6.2.1 Ten aanzien van de inhoud van het besluit

Het voornaamste bezwaar van Verzoeker tegen het besluit is dat het vrijwel geheel is gebaseerd op een voorlopige beoordeling door deskundige 1, die echter geen enkele onderbouwing van de conclusies bevat. De vele door Verzoeker aangedragen tegenargumenten hebben er niet toe geleid dat de CWI verder onderzoek heeft verricht. Deskundige 1 heeft zelf toegegeven niet bekend te zijn met ONDERWERP, en hij is evenmin werkzaam op het vakgebied van Verzoeker (ONDERWERP). Verder heeft deskundige 1 aangegeven dat hij had begrepen dat na zijn eerste beoordeling een meer diepgaande analyse door experts zou worden uitgevoerd. Dat is niet gebeurd.

Het is onjuist dat Verzoeker het proefschrift heeft gebaseerd op het werk van Klager en het is evenmin juist dat Verzoeker ONDERWERP heeft gebaseerd op het werk van Klager. Een grote inspiratie was het werk van PERSOON. Uit diens handboek blijkt dat ONDERWERP behoort tot het publieke domein en met ONDERWERPEN als bouwstenen heeft Verzoeker ONDERWERP in het proefschrift ontwikkeld. Klager heeft iets vergelijkbaars gedaan, door evenmin volledige verwijzingen naar zijn voorgangers op te nemen. Als een relatief onervaren promovendus heeft Verzoeker dezelfde werkwijze gehanteerd, ervan uitgaande dat ONDERWERP tot het publieke domein behoorde.

Verder is het standpunt van Verzoeker dat niet elke fout in het verwijzen dezelfde consequenties zou moeten hebben en zeker zou niet elke fout automatisch moeten leiden tot de conclusie dat is geplagieerd. Bij de beoordeling van de intentie zou moeten worden meegewogen welke rol het slecht geciteerde werk heeft gespeeld. Het ligt niet voor de hand dat met opzet slecht is geciteerd, nu slechts sprake is van een instrument. Verder heeft ONDERWERP weinig van doen met de bijdrage die het proefschrift aan de wetenschap heeft geleverd.

Verzoeker is het dan ook zeer oneens met de overweging van de CWI dat de begeleiders en deskundige 1 hebben geconcludeerd dat het proefschrift met behoorlijke verwijzingen mager zou zijn geweest. Het toeschrijven van deze beoordeling aan alle begeleiders is overigens ook feitelijk onjuist, de promotor en de copromotor hebben zich niet op die manier over het proefschrift uitgelaten. In dit verband wijst Verzoeker verder op de steunbetuigingen van collega’s 1, 2 en 3.

Ook ten aanzien van de paper 2003 heeft Verzoeker al vanaf het begin erkend dat de verwijzingen eleganter hadden kunnen zijn. Waar in de paper 2003 wordt gesproken over “ONDERWERP” en “ONDERWERP” betreft dat echter, anders dan het Bestuur meent, niet ONDERWERP. Verder is ONDERWERP niet identiek aan ONDERWERP van Klager, maar is aangepast en wordt ONDERWERP niet gepresenteerd als een contribution.

Er is geen sprake van dat Verzoeker heeft geprobeerd het werk van Klager als eigen werk te presenteren. Dat blijkt onder meer uit de omstandigheid dat ONDERWERP geen contribution is, niet veel verschilt van vele beschikbare andere ONDERWERP, een poging tot refereren is gedaan en werkelijk bedrog eenvoudig had kunnen worden verhuld. In de paper 2003 heeft Verzoeker ONDERWERP gepresenteerd dat specifiek is voor ONDERWERP dat Verzoeker heeft bedacht.

Vóór de inwerkingtreding van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening was het wetenschappelijke klimaat anders dan tegenwoordig. De CWI had de zaak moeten beoordelen naar de standaard die 10 jaar geleden gold. Wetenschappelijke integriteit is nauw verbonden met intentie. Enerzijds vermeldt het besluit dat er geen bewijs van opzet is, anderzijds wordt daar blijkens de bewoordingen uit het verweerschrift wel vanuit gegaan.

Het oordeel van het Bestuur is gebaseerd op onvoldoende bewijs. De CWI heeft een onvoldoende motivering en onderbouwing gegeven en heeft geen aandacht besteed aan tegenbewijs. Gegeven de ernst van de sancties, mocht echter worden verwacht van de CWI dat zij alle aangevoerde argumenten zou wegen en dat dit uit het besluit zou blijken. De kritiek van Verzoeker wordt niet veroorzaakt doordat de CWI het niet eens is met Verzoeker, maar doordat de CWI haar werk niet behoorlijk heeft gedaan.

Verzoeker heeft ook geen bezwaren tegen de persoon van deskundige 1, maar tegen de omstandigheid dat diens (ongemotiveerde) beoordeling niet is gevolgd door nader onderzoek. Verzoeker acht niet aannemelijk dat er geen andere deskundigen konden worden gevonden. Opmerkingen van Verzoeker over (de eventuele motieven van) Klager en de aanvankelijk copromotor waren bedoeld om de context te schetsen.

6.2.2 Ten aanzien van de sanctie

Ook uit het verweerschrift is niet gebleken dat de ernst van de sanctie is afgezet tegen de ernst van het vergrijp. De gemaakte keuze in sanctie is niet onderbouwd. Er is sprake van een ad hoc-keuze in plaats van een beleid ter zake van sancties.

De opmerkingen in het verweerschrift aangaande stelen zijn pijnlijk voor Verzoeker. De vergelijking met diefstal is bovendien niet op haar plaats omdat geen sprake is van plagiaat en al helemaal niet van opzettelijk plagiaat. Opzettelijk plagiaat impliceert pronken met andermans veren en dat is hier niet gebeurd.

Het Bestuur heeft nagelaten om uit te leggen waarom de sanctie die 10 jaar na de publicatie van het proefschrift wordt opgelegd, zwaarder zou moeten zijn dan de sanctie die zou zijn opgelegd ten tijde van het schrijven van het proefschrift. Destijds zou een waarschuwing zijn gegeven. De omstandigheid dat er na het gereed komen van het manuscript 11 jaar geleden geen incidenten zijn geweest en Verzoeker zich juist heeft verbeterd zodat het niet waarschijnlijk is dat een herhaling zich zou voordoen, zou als een verzachtende omstandigheid moeten meewegen.

Andere sancties dan de (slechts) vier door de CWI overwogen sancties waren ook mogelijk geweest en niet moeilijk te bedenken. Het Bestuur heeft verder niet in aanmerking genomen dat het enkele betrokken worden in een klachtprocedure op zichzelf al een sanctie is voor een academicus. De procedure is een zware belasting en heeft niet alleen veel tijd en energie, maar ook veel geld gekost.

6.2.3 Ten aanzien van de procedure

Op verschillende onderdelen is de gevolgde procedure ondeugdelijk en er zijn meerdere procedurele misstappen begaan. Overigens ziet Verzoeker er niet naar uit om de gehele klachtprocedure over te moeten doen.

Het is onjuist dat de klacht onmiddellijk aan Verzoeker is gezonden. Verzoeker beschikt ook slechts over de klaarblijkelijk bewerkte of verkorte versie van de klacht zoals die aan Verzoeker is doorgezonden. Deze doorzending is pas op … 2013 gebeurd, tenminste 2 weken nadat aan de begeleiders is gevraagd om te reageren op de klacht.

Volgens de eigen Klachtenregeling had de CWI of het Bestuur de vertrouwenspersoon al bij aanvang moeten betrekken bij de behandeling van de klacht. Dit is niet gebeurd.

Het recht om gehoord te worden betekent niet alleen het recht om een standpunt in te nemen, maar houdt ook in dat dit standpunt wordt meegewogen. Dat is onvoldoende gebeurd. Anders dan het Bestuur stelt, stond Verzoeker niet terughoudend tegenover een hoorzitting. Wel waren er voor Verzoeker – die met het gezin buiten de Schengen regio woont – logistieke problemen verbonden aan het bijwonen van een hoorzitting, onder meer omdat een visum moest worden aangevraagd hetgeen tot 30 dagen in beslag kan nemen.

Gegeven de noodzakelijke planning, diende Verzoeker voorafgaand aan een hoorzitting tijdig te worden gewaarschuwd. Dit is gemeld toen Verzoeker werd uitgenodigd voor een hoorzitting die op dat moment al gepland was. Verzoeker heeft als alternatief een videoconferentie voorgesteld. Daarop is twee weken lang geen reactie gekomen en Verzoeker heeft veel moeite moeten doen om überhaupt contact te krijgen over de hoorzitting. Dit zou door het Bestuur niet als terughoudendheid aan de kant van Verzoeker moeten worden aangeduid.

De CWI zelf heeft voorgesteld om de hoorzitting uit te stellen en heeft Verzoeker nieuwe stukken doen toekomen, zijnde de laatste reactie van Klager en de verslagen van de gesprekken die maanden eerder met de begeleiders waren gevoerd. Hieruit bleek voor Verzoeker welke sanctie de promotor had voorgesteld en dat Klager had aangegeven tevreden te zijn met een excuusbrief en met wat het Bestuur verder gepast zou vinden. Op basis hiervan en om de zaak niet langer te rekken, meldde Verzoeker zich neer te kunnen leggen bij de door de promotor voorgestelde sanctie.

Vervolgens suggereerde de CWI dat een hoorzitting niet nodig was, hetgeen door Verzoeker werd begrepen als een instemming van de CWI met dit voorstel. Uit het conceptadvies van de CWI bleek echter dat dit een onjuiste aanname was, zodat Verzoeker alsnog om een hoorzitting heeft gevraagd.

Dat Verzoeker uiteindelijk de gelegenheid kreeg om schriftelijk te reageren op het conceptadvies en daarna een hoorzitting heeft plaatsgevonden, maakt de eerdere procedurele misstappen niet ongedaan. Deze misstappen hebben ervoor gezorgd dat Verzoeker niet in staat was om wezenlijke punten op de daarvoor geschikte tijd naar voren te brengen.

In ieder geval is de indruk gewekt dat deze punten er helemaal niet meer toe deden omdat de CWI haar oordeel al had geveld. Verzoeker wijst erop dat alleen het verweer van … 2014 gebaseerd was op het volledige dossier. Slechts dit verweer en de hoorzitting kunnen gelden als een volwaardige kans voor Verzoeker om diens standpunt naar voren te brengen. Beide hebben echter nauwelijks verandering gebracht in het advies van de CWI.

Bij Verzoeker is de indruk ontstaan dat de CWI vooringenomen was omdat Verzoeker niet tijdig de gelegenheid heeft gekregen om gehoord te worden. Het advies van de CWI gaat op de meeste argumenten die ter verdediging van Verzoeker zijn aangevoerd niet in. In plaats daarvan leunt het advies zwaar op het, tekort schietende, rapport van deskundige 1.

De brief van de promotor aan het LOWI is niet goed begrepen door het Bestuur. De promotor heeft niet beweerd dat hij ten tijde van het gesprek met de CWI in … 2013 niet wist van het indirecte verwijzen in het paper 2003, maar hij heeft gemeld dat hij dat niet wist ten tijde van het schrijven van zijn eerste reactie in … 2013. In het gesprek met de CWI was hij juist degene die herhaaldelijk op de paper 2003 moest wijzen. De promotor kwam op de hoogte van het indirecte verwijzen, nadat hij op de hoogte was gekomen van Verzoekers eerste reactie. De eerste reactie van de promotor dateert van een eerdere datum dan de eerste reactie van Verzoeker.

De promotor is pas uitgenodigd voor de hoorzitting toen hij al in het buitenland verbleef. Het was niet mogelijk om te regelen dat hij ten behoeve van de hoorzitting terugkeerde naar Nederland. De promotor van Verzoeker kon – als alternatief voor zijn aanwezigheid bij de hoorzitting – ook niet reageren op het conceptadvies, aangezien dit onder strikte geheimhouding aan Verzoeker was gezonden. De uitnodiging voor de hoorzitting aan de copromotor was gericht aan een adres in (vestigingsplaats universiteit), terwijl de CWI op basis van eerder contact wist dat de copromotor in (een ander land) woonde en werkte.

6.2.4 Concluderende reactie van Verzoeker

Het Bestuur is in het verweer niet ingegaan op een groot aantal bezwaren van Verzoeker en geeft er blijk van dat het Bestuur zich onvoldoende bewust is van het belang van een behoorlijke procedure. Het verweer bevat geen nadere onderbouwing van de conclusie van plagiaat. Het Bestuur heeft niet onderkend dat het rapport van deskundige 1 onvoldoende onderbouwing oplevert, zeker gezien het aangevoerde tegenbewijs.

Evenmin is informatie aangeleverd op basis waarvan de ernst van het vergrijp kan worden bepaald, of de gebruikelijke werkwijze in het vakgebied toentertijd. Het verweer van het Bestuur neemt niet de indruk weg dat de sanctie willekeurig tot stand is gekomen. Waarom de sanctie proportioneel zou zijn is niet uitgelegd. Uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening volgt niet onder welke omstandigheden schending van een van de principes moet worden aangemerkt als “poor practice” dan wel “bad practice” dan wel als een te sanctioneren schending van wetenschappelijke integriteit.

Het Bestuur heeft zich hiervan ten onrechte geen rekenschap gegeven. Ook hadden de afwezigheid van opzet, de marginale aard van het vergrijp en de goede staat van dienst van Verzoeker in de afgelopen jaren moeten worden meegewogen.

6.3 De laatste reactie van het Bestuur

Op … 2015 heeft het Bestuur in reactie op het bovenstaande aan het LOWI laten weten geen aanleiding te zien om nogmaals te reageren. De reacties op de rapportages van de door het LOWI ingeschakelde deskundigen zouden voldoende moeten zijn voor een beoordeling van de zaak. De kernvraag is, aldus het Bestuur, waar de grens ligt tussen onvoldoende verwijzen en plagiaat en wat een gepaste sanctie is.

7. De adviezen van de deskundigen

In zijn vergadering van … 2014 heeft het LOWI besloten om twee externe deskundigen te raadplegen, aan wie op … 2015 zeven vragen zijn voorgelegd. Beide deskundigen hebben het LOWI verzocht anoniem te blijven (verder: deskundige 2 en deskundige 3). Op … 2015 heeft deskundige 2 advies uitgebracht. Een weergave van dit advies is opgenomen onder 7.1. Op … 2015 heeft deskundige 3 advies uitgebracht. Een weergave van dit advies is opgenomen onder 7.2. Beide adviezen zijn op … 2015 aan Verzoeker en het Bestuur doorgezonden. De reactie van Verzoeker op de adviezen is onder 7.3 opgenomen, de reactie van het Bestuur onder 7.4. De vragen aan de deskundigen luiden:

  1. Zijn de zes beschuldigingen van Klager feitelijk correct?
  2. Gaat het gebruik van het werk van Klager door Verzoeker verder dan onvoldoende verwijzen?
  3. Is de claim dat ONDERWERP binnen het publieke domein valt correct?
  4. Is de claim dat ONDERWERP geen contribution aan het proefschrift was, maar slechts gebruikt is als een instrument correct?
  5. Is het correct, zoals collega 2 heeft verklaard, dat in het betreffende vakgebied het maken van vorderingen en vooruitgang tot op zekere hoogte voorrang heeft boven het erkennen van contributors?
  6. Wat zou de waarde van het proefschrift zijn wanneer correct was verwezen, wanneer bijvoorbeeld voldoende onderscheid was gemaakt tussen wat was overgenomen van Klager en wat een originele bijdrage van Verzoeker was. Zou het proefschrift dan voldoende basis bieden voor een promotie?
  7. Is er enig overtuigend bewijs dat Verzoeker willens en wetens het werk van Klager heeft gekopieerd?

7.1 Advies deskundige 2

Naar aanleiding van vraag 1 heeft deskundige 2 gemeld dat de zes beschuldigingen feitelijk correct zijn. Dat is onmiddellijk duidelijk voor de eerste, tweede, vierde en vijfde beschuldiging, maar het geldt ook voor de derde en de zesde beschuldiging.

Naar aanleiding van vraag 2 heeft deskundige 2 opgemerkt dat het gebruik van het werk van Klager door Verzoeker verder gaat dan onvoldoende verwijzen. Zo suggereert de titel van … (“…”) duidelijk dat er ONDERWERP is uit het proefschrift, en andere ONDERWERP. Op dezelfde manier wordt aan het eind van hoofdstuk 3, na de definiëring van de syntax en semantics van ONDERWERP, dit samengevat als “…. a different formal sementics than previous …”. Dit suggereert duidelijk dat het hoofdstuk iets nieuws beschrijft. Tot slot wijst deskundige 2 op de titel van Sectie ..… (“Properties of our …”). Het gebruik van het woord “onze” gaat verder dan slechts onvoldoende verwijzen.

Naar aanleiding van vraag 3 heeft deskundige 2 opgemerkt dat het niet juist is om te claimen dat ONDERWERPEN in het publieke domein vallen. ONDERWERPEN zijn erg specifiek, in het bijzonder is het in ONDERWERP helemaal niet gebruikelijk om …. .

Naar aanleiding van vraag 4 heeft deskundige 2 opgemerkt dat het gebruik van ONDERWERP essentieel is voor het onderzoek in het proefschrift over ONDERWERP. Verder wordt in het proefschrift gesuggereerd dat ONDERWERP een belangrijk onderdeel van de contribution is. Voor de duidelijkheid, ONDERWERP bestaat uit ONDERWERPEN. Elke claim over ONDERWERP betreft ONDERWERP.

Naar aanleiding van vraag 5 heeft deskundige 2 opgemerkt niet uit de voeten te kunnen met deze claim. Het gebruik van bewoordingen als “…” zorgt niet voor méér voortgang dan gebruik van bewoordingen als “…”. Deskundige 2 heeft niet de ervaring dat een dergelijk sentiment aanwezig is in het betreffende vakgebied: er zijn duidelijke leiders en dat kan alleen als sprake is van erkenning van andermans werk.

Naar aanleiding van vraag 6 heeft deskundige 2 opgemerkt dat dit de meest lastige vraag is. Het doel van het proefschrift is onderzoeken … . Als ONDERWERP kan worden gebruikt voor de beantwoording van die vraag, mag verwacht worden dat met gebruik van ONDERWERP tot een vergelijkbaar antwoord wordt gekomen. Met behoorlijke verwijzingen zou de kern van het proefschrift bestaan uit de hoofdstukken 5 tot en met 7 en wellicht delen van hoofdstuk 4. De waarde van die hoofdstukken zou liggen in de contributions. ONDERWERPEN van hoofdstuk 4 zijn ONDERWERP geen ONDERWERP. Hoofdstuk 5 heeft ook veel ONDERWERPEN en ONDERWERPEN. Hoofdstuk 6 is zeer beschrijvend en schetst ONDERWERP. Hoofdstuk 7 biedt een evaluatie. Samenvattend is het antwoord op de hypothetische vraag 7 dat het proefschrift waarschijnlijk net voldoende zou zijn.

Naar aanleiding van vraag 7 heeft deskundige 2 opgemerkt dat het verdacht is dat ONDERWERPEN bijna letterlijk zijn gekopieerd terwijl enkele kleine details zijn aangepast. Uit zijn antwoord op vraag 2 kan volgens de deskundige ook worden afgeleid dat Verzoeker niet slechts is vergeten om behoorlijk te verwijzen.

7.2 Advies deskundige 3

Deskundige 3 is hoogleraar ONDERWERP en heeft ervaring op zowel het terrein van ONDERWERP als op het terrein van ONDERWERP. Deskundige 3 is bekend met een deel van het werk van Klager, is niet bekend met het werk van Verzoeker en is wel bekend met een substantieel deel van de literatuur waarnaar in het proefschrift wordt verwezen.

Naar aanleiding van vraag 1 heeft deskundige 3 allereerst opgemerkt dat een aantal van de beschuldigingen niet erg gedetailleerd of precies is. Er is inderdaad een opvallende gelijkenis tussen de paper van Klager en delen van hoofdstuk 3, 4 en 5 van het proefschrift. Echter, de … belangrijkste elementen van ONDERWERP in beide werken (ONDERWERP) waren alle beschikbaar in 1997 en dus kon iedereen een combinatie ervan gebruiken. De gelijkenis kan dan ook een herontdekking zijn van ONDERWERP en ONDERWERP. Dit komt vrij regelmatig voor, zeker in multidisciplinaire gebieden. ONDERWERP en ONDERWERP van ONDERWERP die door Klager is ontwikkeld zijn enigszins, maar niet heel ongebruikelijk.

Over de eerste beschuldiging heeft deskundige 3 opgemerkt dat ONDERWERPEN in beide werken hetzelfde zijn, maar dat dit niet noodzakelijk betekent dat ONDERWERP in het proefschrift is gekopieerd uit de paper van Klager, gegeven de omstandigheid dat de ingrediënten al beschikbaar waren.

Over de tweede beschuldiging heeft deskundige 3 opgemerkt dat het klopt dat ONDERWERPEN hetzelfde zijn en dat Verzoeker triviale veranderingen heeft gemaakt, zoals vaker wordt gedaan.

Over de derde beschuldiging heeft deskundige 3 opgemerkt dat ONDERWERP ook is gebaseerd op de paper van Klager. Verzoeker heeft weliswaar de woorden niet gekopieerd, maar het zou behoorlijk zijn geweest wanneer de bron van de ideeën zou zijn aangehaald. Deskundige 3 beschouwt ONDERWERPEN als standaard. Ze worden vaak op deze manier gebruikt, zonder een expliciete verwijzing naar het werk van Klager.

Over de vierde beschuldiging heeft deskundige 3 opgemerkt dat twee … van de …ONDERWERPEN identiek zijn, maar dat de meeste verschillen.

Over de vijfde beschuldiging heeft deskundige 3 opgemerkt dat de vraag of sprake is van ONDERWERPEN of van ONDERWERP een kwestie van smaak is. Het is niet ongebruikelijk om sommige observaties ONDERWERPEN te noemen, waar een PERSOON ze ONDERWERPEN of ONDERWERPEN zou noemen.

Verder zijn er ook andere definities, zoals ONDERWERP. ONDERWERP in de paper van Klager is niet geïntroduceerd in de context van de literatuur over ONDERWERP, er is niet uitgelegd hoe ONDERWERP zich verhoudt tot ONDERWERP, er zijn geen voorbeelden gegeven en er is geen … analyse. Om die reden betwijfelt deskundige 3 of de meeste lezers de voorbeelden zouden uitwerken zoals Verzoeker.

Over de zesde beschuldiging heeft deskundige 3 opgemerkt dat er sprake is van een citaat maar het zegt niet direct dat ONDERWERP slechts een ONDERWERP is van wat al in het werk van Klager was uitgewerkt. In de paper van Klager is ONDERWERP impliciet, in het proefschrift expliciet. Het is niet ongebruikelijk in dit vakgebied dat een expliciete representatie van ONDERWERP als een contribution wordt gezien, ook als dit al impliciet was bediscussieerd.

Naar aanleiding van vraag 2 heeft deskundige 3 opgemerkt dat naar zijn mening sprake is van ongepast verwijzen. Deskundige 3 heeft de indruk dat Verzoeker na het lezen van het werk van Klager het idee heeft gekregen hoe het project moest worden benaderd en ONDERWERP heeft opgedaan waarmee het probleem van ONDERWERP kon worden beschreven.

Het was niet voldoende geweest om slechts te refereren aan het werk van Klager. Aan het eind van de betreffende hoofdstukken had een paragraaf moeten worden opgenomen, met een vergelijking van ONDERWERP. Het is echter in het betreffende vakgebied niet ongebruikelijk dat dit niet gebeurt. In de context van de literatuur over ONDERWERP, wekt de paper van Klager de indruk dat ONDERWERP tot het publieke domein behoort.

De samenvatting van hoofdstuk 3 van het proefschrift is misleidend, er worden misleidende opmerkingen gemaakt. Echter, dit is niet ongebruikelijk in het betreffende vakgebied. Het is ook gebeurd in de paper van Klager. Gelet op dit alles ziet deskundige 3 geen reden om te concluderen dat het gebruik van het werk van Klager verder gaat dan onvoldoende verwijzen.

Naar aanleiding van vraag 3 heeft deskundige 3 opgemerkt dat voor een wetenschapper die zich met ONDERWERP bezig houdt ONDERWERP en ONDERWERP en ONDERWERP voor specifiek ONDERWERP maar beperkt interessant zijn. Dat zou wellicht anders zijn als er … resultaten zouden zijn. Alles wat kan worden gezegd is dat er twee auteurs zijn die een vergelijkbare ONDERWERP gebruiken om over verwante onderwerpen te praten.

Of beide werken publicabel zijn hangt niet af van ONDERWERP zelf, maar van hoe ONDERWERP wordt gebruikt. Als de auteurs ONDERWERP als een bijdrage aan ONDERWERP hadden willen introduceren, dan hadden ze ONDERWERP moeten positioneren in de literatuur over ONDERWERP en een … analyse moeten uitvoeren. Overigens speelt de paper van Klager binnen diens werk een bescheiden rol.

Naar aanleiding van vraag 4 heeft deskundige 3 opgemerkt dat hij prefereert te spreken over ONDERWERP. Het is duidelijk dat ONDERWERP niet een contribution is en binnen de scope van het proefschrift speelt ONDERWERP een beperkte rol. Ondanks dat ONDERWERP een heel hoofdstuk betreft, vormt dit slechts de basis voor de te behandelen onderwerpen. ONDERWERPEN spelen een grotere rol.

Naar aanleiding van vraag 5 heeft deskundige 3 opgemerkt dat er een verband lijkt te zijn tussen het betreffende vakgebied en het onvoldoende verwijzen. Het gaat om een interdisciplinair gebied van ONDERWERP. Ook Klager is werkzaam op een interdisciplinair gebied. De gebieden hebben relaties met (heel) verschillende andere disciplines. De onderzoeksmethodologie in ONDERWERP verschilt zeer van de onderzoeksmethodologie in ONDERWERP.

In casu is het startpunt een gebied zoals ONDERWERP of een specifiek onderwerp zoals ONDERWERP. De onderzoeker zoekt dan een methode om dit domein te bestuderen, welke methode vaak verschillende andere onderzoek domeinen beslaat. Vanwege de aard van deze methodologie zal de onderzoeker een algemeen overzicht van het gebied verkrijgen en het onderzoek zal nieuwe verbindingen tussen gebieden leggen. De onderzoeker zal echter nooit een expert worden op alle terreinen die hij combineert, zoals ook in dit geval de onderzoekers geen experts zijn op het gebied van ONDERWERP.

Omdat verder sommige onderzoekers op het gebied van ONDERWERP geen expert zijn in de gebieden die zij gebruiken, komen problemen met onjuiste verwijzingen veel voor. Tamelijk vaak wordt relevant werk niet geciteerd of wordt het werk geciteerd dat een idee in een bepaald gebied heeft geïntroduceerd in plaats van de bron van het idee. Wanneer men zich daar eenmaal van bewust is, ziet men dit vaak gebeuren. Onderzoekers lezen iets in een paper en citeren vervolgens dat paper in plaats van op zoek te gaan naar de oorspronkelijke herkomst.

Naar aanleiding van vraag 6 heeft deskundige 3 opgemerkt dat een behoorlijke discussie over de methodologie en een gedetailleerde vergelijking met het werk van Klager de originaliteit van het proefschrift zouden hebben verminderd, maar de relevantie ervan vermeerderd. Er zijn op dit interdisciplinaire gebied vele papers waarin varianten van ONDERWERP worden geïntroduceerd zonder een behoorlijke vergelijking te maken. Een behoorlijke vergelijking had het proefschrift interessanter gemaakt. De belangrijkste aarzeling die deskundige 3 bij het proefschrift zou hebben betreft de validatie van de resultaten. Een aantal case studies was nuttig geweest. Het is echter niet ongebruikelijk dat een werk op een relatief theoretisch niveau blijft.

Naar aanleiding van vraag 7 heeft deskundige 3 opgemerkt dat deze vraag ervan uitgaat dat Verzoeker heeft gekopieerd. Dat is echter geen uitgemaakte zaak. Deskundige 3 ziet geen bewijs voor willens en wetens handelen, maar wel enig bewijs voor juist het tegendeel. Als Verzoeker bewust had besloten om werk te kopiëren teneinde een doctorsgraad te behalen had Verzoeker ONDERWERP kunnen kopiëren die meer formeel ontwikkeld en duidelijker was gepresenteerd dan de ONDERWERP in de paper van Klager, had Verzoeker kunnen kopiëren van een terrein dat minder dicht bij dat van Verzoeker lag (zoals ONDERWERP), had Verzoeker het kopiëren makkelijk veel beter kunnen verhullen, had Verzoeker niet verwezen naar het werk van Klager in de paper 2003 en ook later deze paper niet genoemd in het proefschrift en had Verzoeker niet naar het eigen werk verwezen bij de review van het werk van Klager. Het lijkt niet aannemelijk dat Verzoeker willens en wetens heeft gekopieerd uit het werk van Klager.

7.3 Reactie van Verzoeker op de adviezen van de deskundigen

Op … 2015 heeft Verzoeker gereageerd op de adviezen van de twee externe deskundigen.

7.3.1 Ten aanzien van het advies van deskundige 2

De algemene reactie van Verzoeker op het advies van deskundige 2 luidt, samengevat, als volgt.

Het lijkt erop of deskundige 2 het proefschrift heeft getoetst aan eisen waaraan het niet beoogde te voldoen en dat het is opgevat als een werk op een ander terrein dan ONDERWERP. Het lijkt alsof de deskundige meent dat de focus van het proefschrift lag op het ONDERWERP, terwijl de focus lag op de mogelijke benadering om tot ONDERWERP te komen. Er is in het proefschrift geen poging gedaan om de ONDERWERP compleet te maken.

Vooral het antwoord op vraag 4 wijst er sterk op dat deskundige 2 niet geheel bekend is met het onderzoeksterrein of de gebruikte methodologie. Zoals eerder aangegeven, ligt de methodologie in het proefschrift het meest in de buurt van die van ONDERWERP. Een nog niet eerder verkend probleem (ONDERWERP) is geadresseerd. De oplossing combineert bestaande en nieuwe concepten.

Het proefschrift betreft het terrein van ONDERWERP. Het is verwant met ONDERWERP maar het is geen pure ONDERWERP. Het verschil zit vooral in het doel. Het werkterrein is interdisciplinair en de focus ligt op het oplossen van … problemen. Er worden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd, veel meer dan de twee die door deskundige 2 in zijn antwoord op vraag 6 worden gesuggereerd. Het proefschrift gebruikt geen van beide. Het doel van het werk is om een reëel probleem op te lossen met gebruikmaking van kennis uit ONDERWERP.

Deskundige 2 doet grote delen van hoofdstukken 4 tot en met 7 af als ONDERWERPEN. Dat zou valide zijn wanneer sprake was van ONDERWERP.

De (in omgekeerde volgorde geformuleerde) reactie van Verzoeker op de 7 antwoorden van deskundige 2 luidt, samengevat, als volgt.

Het antwoord van deskundige 2 op vraag 7 lijkt gebaseerd op een intuïtief oordeel, vanuit uitsluitend het gezichtspunt van opzet. Waar het gaat om te bepalen of er overtuigend bewijs is, dient men echter oog te hebben voor alternatieve verklaringen. Die zijn door Verzoeker aangedragen, maar hebben kennelijk geen deel uitgemaakt van de evaluatie door deskundige 2. In zijn algemeenheid lijkt het antwoord gebaseerd op een niet correct uitgangspunt met betrekking tot de methodologie en het onderwerp van het onderzoek. Het is algemeen bekend dat onderzoek op het gebied van ONDERWERP niet voldoet aan de criteria van veel delen van ONDERWERP.

Vooral uit het antwoord van deskundige 2 op vraag 6 blijkt dat deze het werk heeft beoordeeld vanuit het perspectief van ONDERWERP in plaats van ONDERWERP. Het proefschrift gaat over ONDERWERP, maar minder over ONDERWERP dan over ONDERWERP. Het werk moet toepasbaar zijn buiten de onderzochte casus. Het identificeren van een geheel nieuw probleem is een contribution, de selectie van een geschikte casus is een kernzaak. Deskundige 2 heeft miskend dat het probleem nieuw is. De bijdrage van het proefschrift ligt in de oplossing hiervan met bestaande en nieuwe componenten. Het werk is bedoeld als een bijdrage aan ONDERWERP, niet aan ONDERWERP. De functie van de casus gaat verder dan die van een voorbeeld en het werk is bedoeld om toepasbaar te zijn buiten het voorbeeld.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 2 op vraag 5 heeft Verzoeker opgemerkt dat wetenschapper 2 refereerde aan ONDERWERP benadering van het proefschrift en met “vooruitgang maken” bedoelde het oplossen van nieuwe problemen. Typerend voor deze onderzoeksvorm is dat waar ONDERWERP wordt gebruikt, deze wordt afgestemd op de specifieke casus. Dat resulteert in veranderingen in ONDERWERP en ONDERWERP. Het is in het bijzonder gebruikelijk om de ondersteunende elementen terug te brengen tot alleen de elementen die nodig zijn, en aanpassingen te doen die kunnen bijdragen aan het begrip van de lezer.

Ook ONDERWERP in het proefschrift heeft ten opzichte van de paper van Klager gereduceerde ONDERWERP en ONDERWERP. Er kan niet meer worden gesproken van Klagers ONDERWERP. ONDERWERP is de naam van een ONDERWERP. ONDERWERP die in het proefschrift (en in de paper van Klager) is gebruikt, is er een voorbeeld van. Aangezien ONDERWERP niet nieuw was, is er geen naam aan gegeven. De term “our” dient om een onderscheid te maken met andere voorbeelden van ONDERWERP.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 2 op vraag 4 heeft Verzoeker benadrukt dat het in het proefschrift gaat om het ontwerpen van een oplossing en een benadering om ONDERWERPEN te formaliseren. In dat opzicht is de keuze van ONDERWERP van bepaalde betekenis, maar de kern van de zaak is onderzoeken hoe ONDERWERPEN kunnen worden geformaliseerd.

Het antwoord van deskundige 2 doet geen recht aan de rol van ONDERWERP binnen het proefschrift. ONDERWERP wordt niet gedefinieerd in relatie tot ONDERWERP. ONDERWERP is dermate abstract dat hij wordt gebruikt als een basis van waaruit verder wordt gewerkt, zoals ook in het proefschrift is gebeurd.

Helaas kan ONDERWERP verkeerd worden geïnterpreteerd, waar het gaat om het belang van de veranderingen die Verzoeker heeft aangebracht in ONDERWERPEN. Dat is poor practice en ook aanwezig in het werk van Klager. Er is echter geen twijfel over mogelijk dat het proefschrift niet is bedoeld als een contribution aan ONDERWERP, zoals ook deskundige 3 heeft geoordeeld.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 2 op vraag 3 heeft Verzoeker opgemerkt dat dit gebaseerd lijkt te zijn op de huidige stand van zaken op het terrein van ONDERWERP. ONDERWERP kan op verschillende manieren worden benaderd, de oudere varianten maken deel uit van het publieke domein. De aard van ONDERWERP is in de loop van de tijd veranderd. Toen Verzoeker onderzocht welke vorm van ONDERWERP bruikbaar was, bleek de oudere vorm van ONDERWERP een goede match voor het probleem. Die vorm is niet bedacht door Klager. Het gebruik van ONDERWERP door Klager is niet nieuw en gebeurde al in 1997. Het is tegenwoordig niet standaard.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 2 op vraag 2 heeft Verzoeker herhaald dat met het woord “our” alleen wordt bedoeld “ONDERWERP”. Deskundige 3 heeft het wel als zodanig opgevat. ONDERWERP is een generale aanduiding voor verwante vormen van ONDERWERP. Verzoeker heeft ONDERWERP niet met een naam aangeduid, maar met “our” om het onderscheid met de rest te maken. Indirect verwijzen is niet correct, maar Verzoeker ging er destijds vanuit dat de stijl van verwijzen in de paper van Klager representatief was voor de praktijk in het vakgebied.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 2 op vraag 1 heeft Verzoeker gemeld dat dit antwoord erg kort is. Er is geen analyse van of commentaar op de beschuldigingen. Het antwoord kan dan ook niet van grote waarde zijn.

7.3.2 Ten aanzien van het advies van deskundige 3

Verzoeker heeft opgemerkt het in het algemeen eens te zijn met het advies van deskundige 3 en de indruk te hebben dat deze inderdaad bekend is met ONDERWERP.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 3 op vraag 1 heeft Verzoeker opgemerkt ook niet in te zien hoe het idee van ONDERWERP als slechts een voorbeeld kan worden gezien. Ze zijn ook niet geformuleerd in termen van ONDERWERP. In de reactie van deskundige 3 weerklinkt de observatie van Verzoeker met betrekking tot deskundige 2.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 3 op vraag 2 heeft Verzoeker beaamd dat de paper van Klager veel inzicht bood in de te hanteren benadering. Dat was eigenlijk meer waardevol voor het proefschrift dan ONDERWERP zelf. In Section .… heeft Verzoeker, inadequaat, geprobeerd deze inspiratie te erkennen. De uitleg die deskundige 3 aan het gebruik van de term “our” geeft is accuraat.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 3 op vraag 3 heeft Verzoeker benadrukt dat vanuit het gezichtspunt van ONDERWERP, de ONDERWERP incompleet is. … resultaten ontbreken.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 3 op vraag 4 heeft Verzoeker opgemerkt dat de beschrijving van ONDERWERP nauwelijks … pagina’s in beslag neemt. Het hoofdstuk zelf zou korter kunnen zijn, maar het is geschreven vanuit de veronderstelling dat een groot deel van de lezers niet bekend is met ONDERWERP.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 3 op vraag 5 heeft Verzoeker opgemerkt dat benadrukt dient te worden dat het werk niet behoorlijk kan worden beoordeeld zonder rekenschap te geven van het werkterrein, ONDERWERP.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 3 op vraag 6 heeft Verzoeker opgemerkt het eens te zijn met de beoordeling door de deskundige. Destijds is niet bij Verzoeker opgekomen om een gedetailleerde vergelijking met het werk van Klager te maken, dat viel ook buiten de scope van het proefschrift.

Naar aanleiding van het antwoord van deskundige 3 op vraag 7 heeft Verzoeker opgemerkt het er in het algemeen mee eens te zijn. Daaraan wordt toegevoegd dat ONDERWERP op zichzelf volslagen onvoldoende zou zijn om een proefschrift te dragen. Het had dan ook geen zin om verkeerd te verwijzen.

7.3.3 Reactie promotor op de adviezen van de deskundigen

Op … 2015 heeft Verzoeker, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, het LOWI de reactie van de promotor op de twee adviezen van de deskundigen doen toekomen.

De promotor heeft benadrukt dat het werkterrein van Verzoeker ONDERWERP is, en daarbinnen meer in het bijzonder ONDERWERP. Het onderzoek op dit terrein verschilt zeer van het onderzoek op het terrein van ONDERWERP, dat diep is geworteld in ONDERWERP. Het is niet ongebruikelijk dat wetenschappers die zich bezig houden met ONDERWERP tot de conclusie komen dat (technisch) werk op het gebied van ONDERWERP niet aan hun verwachtingen voldoet. Zo ook deskundige 2. Het proefschrift van Verzoeker beoogde echter niet aan de normen van ONDERWERP te voldoen.

Inderdaad vertonen de ONDERWERP en ONDERWERP van de ONDERWERPEN in het proefschrift van Verzoeker grote overeenkomsten met die in de paper van Klager, terwijl de wijze van verwijzen naar het werk van Klager sloppy en indirect is. Deze wijze van indirect verwijzen is ongelukkig genoeg niet ongebruikelijk bij veel studenten, wereldwijd, op beide werkterreinen. ONDERWERPEN van ONDERWERP die veel worden gebruikt, zoals de ONDERWERPEN in het werk van Verzoeker en Klager, worden niet behoorlijk geciteerd of helemaal niet, zowel in onderzoek in ONDERWERP als in onderzoek in ONDERWERP.

ONDERWERP is geen belangrijk onderdeel van het proefschrift, maar slechts een instrument en de gebruikte ONDERWERPEN zijn allesbehalve nieuw. De suggestie van deskundige 1 dat het proefschrift een uitgebreide review van ONDERWERP had moeten bevatten, onderstreept de eerder genoemde verschillen in perspectief tussen ONDERWERP en ONDERWERP. Aangezien ONDERWERP niet meer dan een instrument is, wordt er eigenlijk al te veel aandacht aan besteed in het proefschrift.

De promotor is het eens met de evaluatie van deskundige 3 en heeft ten aanzien van deskundige 2 de indruk dat de focus van diens review van het proefschrift voornamelijk ligt bij de onderdelen die verband houden met de beschuldigingen van plagiaat. De opmerkingen van de deskundige 2 over de kwaliteit van het proefschrift laten zien dat deze het werk inderdaad heeft geëvalueerd vanuit het perspectief van ONDERWERP.

Naar de mening van de promotor is de kwestie van plagiaat om onduidelijke redenen opgeblazen. Verzoeker is nalatig geweest bij het verwijzen naar het werk van Klager, maar de promotor is ervan overtuigd dat dit is/wordt rechtgezet door een publiek excuus van Verzoeker aan Klager en door het terugtrekken van alle publicaties waarin onbehoorlijk wordt verwezen naar het werk van Klager. Nu Klager heeft aangegeven dat voor hem de zaak is afgedaan, is er geen reden waarom Verzoeker verder zou moeten worden aangepakt.

7.4 Reactie van het Bestuur op de adviezen van de deskundigen

Op … 2015 heeft het Bestuur gereageerd op de adviezen van de deskundigen en gemeld dat deze geen aanleiding vormen om tot een gewijzigd standpunt te komen. Naar aanleiding van het advies van deskundige 2 heeft het Bestuur opgemerkt dat deze meer uitgesproken is over het vermeende plagiaat dan het Bestuur. Naar aanleiding van het advies van deskundige 3 heeft het Bestuur opgemerkt diens mildere opstelling niet te begrijpen. Het Bestuur is verrast door de redenering van deskundige 3 ten aanzien van het gebruik van het woord “our”.

Verder heeft deskundige 3 zonder onderbouwing vaak gesteld dat iets niet ongebruikelijk is of vaak voorkomt. Het argument dat Verzoeker op een slimmere manier had kunnen vals spelen is vreemd: domme fraude is ook fraude. De relevantie van de opmerking dat de paper van Klager niet zijn meest geciteerd werk is, is onduidelijk.

8. Overwegingen van het LOWI

8.1 Inleidende overwegingen

Ten aanzien van de verjaringstermijn

Ten tijde van het indienen van de klacht in … 2013 waren sinds de publicatie van het proefschrift reeds 9 jaar verstreken. Op grond van artikel … van de Regeling Wetenschappelijke Integriteit … is de CWI bevoegd om een klacht inzake schending van wetenschappelijke integriteit niet in behandeling te nemen indien deze schending te lang geleden heeft plaatsgevonden. Van deze bevoegdheid heeft de CWI echter geen gebruik gemaakt. Dat is overigens alleszins redelijk, nu het ging om een klacht over een mogelijke ernstige schending van wetenschappelijke integriteit.

Na het door de CWI in behandeling nemen van de klacht in … 2013 heeft het Bestuur in … 2014 een besluit genomen. Op dat moment was voor Verzoeker de termijn voor het indienen van een verzoek bij het LOWI reeds verstreken. Op grond van artikel 7.6 van het Reglement LOWI geldt immers een termijn van 10 jaar nadat de vermeende schending van wetenschappelijke integriteit heeft plaatsgevonden, terwijl het proefschrift in … 2004 is gepubliceerd. Gelet op het bovenstaande valt het verstrijken van de verjaringstermijn Verzoeker echter niet aan te rekenen.

Nu het Reglement LOWI niet voorziet in een situatie als de onderhavige en het Bestuur in zijn verweer geen beroep heeft gedaan op de verjaringstermijn, komt het verzoek voor een inhoudelijke beoordeling door het LOWI in aanmerking, temeer nu Verzoeker binnen korte termijn na het besluit van het Bestuur bij het LOWI een verzoek heeft ingediend.

Ten aanzien van de partijen in de procedure bij het LOWI

Het Bestuur heeft het standpunt ingenomen geen partij te zijn in de procedure bij het LOWI, omdat het zou gaan om een geschil tussen Klager en Verzoeker. Dit standpunt is onjuist. Zoals onder meer uit artikel 7.2 van het Reglement Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit blijkt, is het onderwerp van een verzoek aan het LOWI een (voorgenomen) besluit van een bestuur. Het LOWI verricht een (her)beoordeling van dit besluit en adviseert het Bestuur over het te nemen definitieve besluit. Partijen bij de (her)beoordeling zijn dan ook Verzoeker en het Bestuur. De oorspronkelijke klager kan weliswaar in de procedure worden betrokken, maar dan slechts in de hoedanigheid van (derde)Belanghebbende. Ook uit artikel 3, eerste lid, van de Werkwijze Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit blijkt onmiskenbaar dat Verzoeker en het Bestuur partijen bij het LOWI zijn.

Ten aanzien van de aard van het besluit

Ter toetsing ligt derhalve voor het besluit van het Bestuur. Het behoeft geen betoog dat het gaat om een belastend besluit. Aan het handelen van Verzoeker is de kwalificatie van plagiaat verbonden zodat vast komt te staan, ook voor derden, dat Verzoeker een van de meest ernstige vormen van wetenschappelijk wangedrag heeft gepleegd.

De sanctie die is opgelegd heeft zowel trekken van een herstelsanctie, als van een bestraffende sanctie. Met name de verplichting om op straffe van intrekking van de titel gedurende vijf jaar bij elke verwijzing naar de promotie (bijvoorbeeld bij sollicitaties of al dan niet interne promoties) melding te maken van het oordeel van het Bestuur dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd, is bestraffend te noemen. Aan de feitenvaststelling, motivering en onderbouwing van een dergelijk bestraffend besluit, alsmede aan de belangenafweging die eraan ten grondslag ligt, worden hoge eisen gesteld. In onderdeel 8.2 wordt nader ingegaan op de vraag of het besluit hieraan voldoet.

Ten aanzien van de bewijslast

Nu het gaat om een voor Verzoeker belastend besluit en waarin de zwaarwegende kwalificatie van plagiaat is opgenomen, ligt de bewijslast primair bij het Bestuur. Het is aan het Bestuur om aan te tonen dat Verzoeker inderdaad de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden en dat deze schending bestaat uit het plegen van plagiaat. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het Bestuur om de feiten vast te stellen en vervolgens de kwalificatie van het handelen van Verzoeker concreet te onderbouwen.

Uit het dragen van de bewijslast door het Bestuur vloeit voort dat ook het bewijsrisico bij het Bestuur ligt. Wanneer niet is of kan worden voldaan aan de bovenbeschreven bewijslast, komt dat voor risico van het Bestuur. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat Verzoeker inderdaad plagiaat heeft gepleegd dient het besluit op dat punt dan ook te worden herzien. Wanneer echter is voldaan aan de bewijslast van het Bestuur, kan de bewijslast en daarmee het bewijsrisico verschuiven en bij Verzoeker komen te liggen. Als die verschuiving eenmaal heeft plaatsgevonden is het vervolgens aan Verzoeker om juist aannemelijk te maken dat géén plagiaat is gepleegd.

Op welke wijze aan de bewijslast kan worden voldaan, hangt af van de omstandigheden van het geval en kan per casus anders zijn. Verschillende factoren kunnen een rol spelen.

In dit specifieke geval is van belang dat het vermeende plagiaat niet bestaat uit de meest herkenbare vorm van plagiaat: het zonder bronvermelding (bijna) letterlijk overschrijven van (grote) delen van teksten van een ander. Een dergelijke vorm van plagiaat kan vrij eenvoudig worden geconstateerd, en ook zonder te beschikken over specifieke deskundigheid op het betreffende vakgebied.

Het gaat hier echter om, kort gezegd, het door Verzoeker bewerken van (delen) van ONDERWERPEN en ideeën die al dan niet uit het publieke domein dan wel uit de paper van Klager afkomstig zijn. Daarbij kan niet worden gezegd dat dit geheel zonder bronvermelding is geschied. Er is (zeer) gebrekkig verwezen naar de paper van Klager. Voor het beoordelen van de vraag of deze wijze van verwijzen bij dit bewerken van (delen) van ONDERWERPEN en ideeën plagiaat oplevert dan wel ander laakbaar gedrag, is specifieke deskundigheid op het betreffende terrein onontbeerlijk.

Gelet op de aard van de paper en het proefschrift en van het vakgebied, is voor een buitenstaander in dit geval lastig te beoordelen of daadwerkelijk sprake is van het zogenaamde pronken met andermans veren. Dat maakt dat de adviezen van de deskundigen in deze casus een extra grote rol spelen.

Verder is in dit specifieke geval van belang dat het zogenaamde publieke domein in het betreffende vakgebied moeilijk is af te grenzen van het niet-publieke domein, mede blijkend uit de kennelijk breder voorkomende en betwistbare praktijk van indirect of slordig verwijzen naar andermans werk. Het gevolg van een dergelijk grijs gebied tussen publiek en niet-publiek domein, is dat het lastiger is om concreet aan te duiden op welk moment de grens tussen slordig citeren en plagiëren wordt overschreden. Die concrete aanduiding dient echter wel te kunnen worden gegeven bij een zware beschuldiging als de beschuldiging van plagiaat.

In onderdeel 8.2 komt aan de orde of de kwalificatie van plagiaat in het besluit voldoende is onderbouwd en in onderdeel 8.3 wordt verder ingegaan op de kwalificatie door het LOWI van het handelen van Verzoeker als plagiaat dan wel als ander (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen. Voor de goede orde zij hier reeds opgemerkt dat niet in geschil is en dat het LOWI ook als vaststaand aanneemt dat het handelen van Verzoeker niet voldoet aan wat onder goede wetenschapsbeoefening wordt verstaan.

8.2 Overwegingen ten aanzien van de onderbouwing van de kwalificatie van plagiaat

Zoals hierboven reeds is aangeduid zijn de omstandigheden van dit geval, ook in onderlinge samenhang bezien, vrij uitzonderlijk. In casu heeft het Bestuur vorm gegeven aan de bewijsverplichting door het inschakelen van een deskundige, te weten deskundige 1. Ook heeft het Bestuur aan de begeleiders van Verzoeker gevraagd om bij te dragen aan de beoordeling van de klacht en in het besluit vervolgens ook verwezen naar de verklaringen van deze begeleiders. Het Bestuur heeft geen ander onderzoek verricht naar de juistheid van de zes beschuldigingen, waarvan moet worden geconstateerd dat deze niet zijn onderbouwd.

Nu het Bestuur aan zijn oordeel dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd primair de conclusie van deskundige 1 ten grondslag heeft gelegd, is op de eerste plaats van belang of deze conclusie dat oordeel ook kan dragen.

Ten aanzien van deskundige 1

Deskundige 1 heeft in zijn … pagina’s tellende rapport van … 2013 geconcludeerd dat de beschuldigingen terecht zijn en dat het proefschrift van Verzoeker in wezen is gebaseerd op het werk van Klager. De conclusie van deskundige 1 is voorzien van een marginale motivering en onderbouwing. Hoe en waarom deskundige 1 tot zijn conclusie is gekomen, wordt uit het rapport onvoldoende duidelijk en is dus ook niet toetsbaar. Dat klemt, nu deze conclusie ten grondslag is gelegd aan een zwaarwegende kwalificatie en een zware sanctie. Dat het rapport uitgebreid is besproken door de CWI, zoals ter zitting namens het Bestuur is aangevoerd, kan dit (motivering)gebrek niet herstellen.

Verzoeker heeft uitgebreid verweer gevoerd en daarbij onder meer uiteengezet dat het rapport verschillende fouten bevat. Deskundige 1 heeft op … 2014 kort gereageerd op een aantal opmerkingen van Verzoeker. Deze reactie van deskundige 1 bevat niet alsnog een gemotiveerde onderbouwing van de conclusie uit het door Verzoeker gemotiveerd bestreden rapport. Deskundige 1 heeft het standpunt ingenomen dat niet hij zich moet verdedigen, maar Verzoeker. Verder heeft deskundige 1 naar voren gebracht dat hem is gevraagd om een opinie te geven over de potentiële validiteit van de beschuldigingen, en niet is gevraagd om een uitgebreid gemotiveerde analyse.

Ook heeft deskundige 1 vermeld dat hij (nog steeds) in de veronderstelling verkeerde dat na deze eerste check een meer diepgaande analyse door experts zou volgen. Daarnaast heeft deskundige 1 opgemerkt geen expert te zijn in ONDERWERP en dit ook niet te hebben geclaimd.

Het LOWI overweegt dat bij deze stand van zaken het rapport van deskundige 1 niet kan dienen als voldoende onderbouwing van het oordeel dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd. Gelet op diens reactie van … 2014 heeft deskundige 1 zelf ook niet voorgehad om een grondige analyse van de beschuldigingen te maken, maar was zijn beoordeling bedoeld als een eerste verkenning van de validiteit van de beschuldigingen. Deze reactie van … 2014 had voor het Bestuur zonder meer aanleiding moeten zijn om alsnog een grondige analyse te laten uitvoeren, mede gelet op het zeer uitgebreide, technische, verweer van Verzoeker van … 2014. Het Bestuur heeft dit nagelaten.

Ten aanzien van de begeleiders

De schriftelijke reacties van de drie begeleiders kunnen naar het oordeel van het LOWI niet dienen als een op zichzelf staande, voldoende onderbouwing van het oordeel dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd.

Naast de omstandigheid dat de reacties van de begeleiders niet kunnen worden beschouwd als adviezen van onafhankelijke en onpartijdige derden en aan deze reacties reeds om die reden minder gewicht kan worden toegekend, acht het LOWI verder met name de gevolgde procedure van belang. De eerste reacties van de begeleiders in … 2013 zijn gegeven zonder dat Verzoeker nog was ingelicht over de klacht. Slechts de zes beschuldigingen van Klager, zonder een eventueel weerwoord van Verzoeker zijn aan de begeleiders voorgelegd.

Dat dit inderdaad wringt, blijkt bijvoorbeeld uit de brief van de promotor van … 2014 waarin deze heeft aangegeven dat hij in zijn eerste schriftelijke reactie milder zou zijn geweest indien hij had geweten dat in de paper 2003 wel degelijk is verwezen naar het werk van Klager. De tweede schriftelijke verklaring van de promotor van … 2013 is inderdaad gematigder van toon, waarbij de promotor heeft opgemerkt dat indirect verwijzen in het vakgebied helaas vaker voorkomt.

Van de copromotor is geen tweede schriftelijke reactie, na het weerwoord van Verzoeker beschikbaar. Het verslag van diens (telefonisch) horen op … 2013 is vrij summier en bevat geen nadere inhoudelijke reactie op de beschuldigingen van plagiaat en het weerwoord van Verzoeker daarop, maar een uiteenzetting van de totstandkoming van de paper 2003, een korte aanduiding van het conflict met de aanvankelijk copromotor en een herhaling van het standpunt dat het proefschrift met behoorlijke verwijzingen voldoende basis had.

Van de drie begeleiders heeft de aanvankelijk copromotor zich het meest kritisch uitgelaten over het handelen van Verzoeker, maar ook hij heeft daaraan niet de kwalificatie van plagiaat verbonden. In plaats daarvan heeft hij het verwijzen “niet optimaal” genoemd en opgemerkt dat in vergelijking met andere vakgebieden erkenning van auteurschap een minder prominente rol speelt.

Hoewel gebleken is dat ook de begeleiders in meerdere en mindere mate van mening zijn dat het handelen van Verzoeker in strijd is met een goede wetenschapsbeoefening, kunnen hun verklaringen op zichzelf niet het oordeel plagiaat dragen.

Bovenstaande betekent dat het rapport van deskundige 1, noch de verklaringen van de begeleiders voldoende onderbouwing kunnen bieden voor het oordeel dat Verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wetenschappelijk wangedrag in de vorm van plagiaat. In zoverre is het verzoek dan ook gegrond.

Wel geven het rapport, gelezen in samenhang met de reactie van deskundige 1 van … 2014, en de verklaringen van de begeleiders voldoende handvat voor het oordeel dat Verzoeker in strijd met de wetenschappelijke integriteit heeft gehandeld.

Ten aanzien van deskundigen 2 en 3

Voor de vraag of sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit door plagiaat dan wel dat sprake is van ander verwijtbaar handelen, zijn vooral de adviezen van de door het LOWI geraadpleegde deskundigen 2 en 3 bruikbaar. Daartoe is redengevend dat deze adviezen, zoals weergegeven in de onderdelen 7.2 en 7.3 zijn voorzien van een onderbouwing en voldoende inzichtelijk maken hoe de deskundigen tot hun conclusie zijn gekomen. Beide adviezen zijn derhalve toetsbaar. Niet gebleken is dat de adviseurs niet onafhankelijk en onpartijdig zijn en evenmin is gebleken dat de adviseurs over onvoldoende deskundigheid beschikken.

Overigens dient te worden opgemerkt dat de beide deskundigen tot uiteenlopende conclusies zijn gekomen. Kort samengevat heeft deskundige 2 het handelen van Verzoeker aanmerkelijk meer laakbaar geacht dan deskundige 3. Deskundige 3 daarentegen, is met zijn beoordeling dichter bij het desbetreffende vakgebied gebleven dan deskundige 2 en hij is, wellicht om die reden, beduidend milder in zijn beoordeling van het handelen van Verzoeker.

Het LOWI zal de kwalificatie van het handelen van Verzoeker en de beantwoording van de vraag of een sanctie gepast is en zo ja welke, met name baseren op de adviezen van deskundigen 2 en 3.

Ten aanzien van wetenschappers 1, 2 en 3

Additioneel zijn de steunbetuigingen van wetenschappers 1, 2 en 3 van belang, hoewel hieraan niet hetzelfde gewicht kan worden toegekend als aan een onpartijdig, onafhankelijk deskundigenadvies. Het LOWI stelt vast dat de steunbetuigingen geen handvat bieden voor de beoordeling van de zes beschuldigingen van plagiaat, maar wel informatie verschaffen over wat in het betreffende vakgebied gebruikelijk is ten aanzien van het verwijzen naar andermans werk. Het LOWI acht dit een relevante factor voor de kwalificatie van het handelen van Verzoeker. In onderdeel 8.3 wordt hierop verder ingegaan.

8.3 Overwegingen ten aanzien van de kwalificatie van het handelen van Verzoeker

Zoals uit het bovenstaande reeds volgt, is naar het oordeel van het LOWI in ieder geval niet evident sprake van plagiaat in de vorm van het zonder bronvermelding overschrijven van (stukken) tekst van een ander en zijn de deskundigenadviezen van extra belang voor de kwalificatie van het handelen van Verzoeker. In dat kader stelt het LOWI vast dat de adviezen van deskundige 2 en 3 vrij ver uiteenlopen.

Zoals uit onderdeel 7.1 blijkt, heeft deskundige 2 de beschuldigingen van Klager correct genoemd. Deze conclusie is – net zoals het geval was bij de conclusie van deskundige 1 – niet nader gemotiveerd. Deskundige 3 is verder ingegaan op de zes beschuldigingen van Klager en heeft zijn oordeel daarover van een meer uitgebreide motivering voorzien. Het LOWI stelt vast dat deskundige 3 wel van oordeel is dat sprake is van onvoldoende verwijzen door Verzoeker maar dat dit oordeel niet van dien aard is dat het de kwalificatie van plagiaat kan rechtvaardigen.

Eerder overwoog het LOWI dat voor een geval waarin plagiaat niet al evident blijkt uit de aard en omvang van de overgenomen teksten, de grens tussen plagiaat en (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen (zie ook LOWI-advies 2014-10 en 2015-2) moet worden bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het specifieke geval. Dan kan ook de context waarbinnen het handelen heeft plaatsgevonden van belang zijn. Dat is ook het geval voor de kwalificatie van het handelen van Verzoeker. Het LOWI wijst in het bijzonder op de volgende omstandigheden.

Het onderzoekklimaat in het desbetreffende vakgebied

Uit het advies van deskundige 3, uit de verklaringen van de promotor en de aanvankelijk copromotor en uit de steunbetuiging van wetenschapper 2 komt naar voren dat het in het desbetreffende vakgebied vaker voorkomt dat minder zorgvuldig wordt omgegaan met het erkennen van auteurschap.

Deskundige 3 heeft in dit kader opgemerkt dat er een verband lijkt te zijn tussen het vakgebied en het onvoldoende verwijzen. Het gaat om een interdisciplinair vakgebied met relaties met (heel) verschillende andere disciplines. De betreffende onderzoeker zal volgens deze deskundige 3 nooit een expert worden op alle terreinen die hij combineert en hierom komen problemen met onjuiste verwijzingen veel voor. Tamelijk vaak wordt relevant werk niet geciteerd of wordt werk geciteerd dat een idee in een bepaald gebied heeft geïntroduceerd in plaats van de oorspronkelijke bron van dat idee.

Uit de verklaringen van de promotor en de aanvankelijk copromotor volgt dat het vaker voorkomt dat alleen indirect wordt verwezen naar andermans werk. De aanvankelijk copromotor heeft daarnaast ten aanzien van het onderzoekklimaat in het betreffende vakgebied nog opgemerkt dat erkenning van auteurschap in vergelijking met andere vakgebieden een wat minder prominente rol speelt. Uit de steunbetuiging van wetenschapper 2 kan eveneens worden opgemaakt dat in het betreffende vakgebied het maken van vorderingen tot op zekere hoogte voorrang heeft boven het erkennen van auteurschap en hij heeft verder verklaard dat ONDERWERP wordt beschouwd als behorende tot het publieke domein, zodat kan worden verwacht dat verschillende wetenschappers dezelfde ONDERWERPEN gebruiken.

Het LOWI stelt voorop dat, zoals artikel 1.4 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening bepaalt, auteurschap dient te worden erkend. Deze regel dient in alle wetenschapsgebieden, dus ook in ONDERWERP onverkort te worden nageleefd. Het is een kwalijke zaak wanneer dit niet of onvoldoende gebeurt. Het staat buiten kijf dat hetgeen de verschillende betrokkenen hierover hebben verklaard niet voldoet aan de standaard voor goede wetenschapsbeoefening.

Ondanks het feit dat de door de betrokkenen beschreven praktijken van indirecte verwijzingen en gebrekkige erkenning van auteurschap in het desbetreffende vakgebied niet voldoen aan de standaard voor goede wetenschapsbeoefening, spelen zij bij de beoordeling van deze zaak wel een rol. Artikel 1.4 van Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening bepaalt immers bij dat het erkennen van auteurschap de “in het vakgebied gebruikelijke regels” in acht worden genomen.

Uiteraard mag daaruit niet worden afgeleid dat slechte gewoontes kunnen worden overgenomen, maar wel wordt tot uitdrukking gebracht dat de wijze van bronvermelding per vakgebied kan verschillen. Goed voorbeeld doet goed volgen, maar het omgekeerde is eveneens waar. Nu geconstateerd moet worden dat in het betreffende vakgebied vaker slordig wordt omgegaan met bronvermelding, zal hieraan in ieder geval enige betekenis moeten worden toegekend bij de kwalificatie van het handelen van Verzoeker.

De achtergrond en begeleiding van Verzoeker

Gegeven hetgeen hierboven is overwogen, had het op de weg van de begeleiders gelegen om voldoende aandacht te besteden aan de regels betreffende behoorlijke bronvermelding. Het LOWI kent in dit verband ook gewicht toe aan de omstandigheid dat Verzoeker niet hier te lande … is opgeleid.

Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat tijdens het promotieonderzoek geen aandacht is besteed aan de regels inzake wetenschappelijke integriteit, in het bijzonder de regels inzake behoorlijke bronverwijzing. Dit is namens het Bestuur niet weersproken. Daarnaast is van belang dat … bij het in dienst treden van Verzoeker in …, anders dan tegenwoordig het geval is, niet de gewoonte had om nieuwe medewerkers expliciet te wijzen op de regels inzake wetenschappelijke integriteit.

In dit kader is verder relevant dat aan Verzoeker moet worden toegegeven dat ten tijde van de verweten gedraging de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening nog niet in werking was getreden en dat het toekennen van terugwerkende kracht aan een regeling in beginsel in strijd is met het kenbaarheidsbeginsel en de rechtszekerheid.

Voor de goede orde: dit betekent niet dat Verzoeker niet gehouden was om behoorlijk te verwijzen naar andermans werk. De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening is immers deels codificatie van ongeschreven regels betreffende goed wetenschappelijk gedrag. Erkennen van auteurschap is een bekende en reeds lang vóór de codificatie bestaande norm van wetenschapsbeoefening.

Uitgaande van het ook vóór 2004 bestaan van ongeschreven integriteitsregels is echter wel van belang dat deze op enig moment onder de aandacht worden gebracht van de onervaren wetenschapper. Dat is op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van degenen die reeds werkzaam zijn in het wetenschappelijke bedrijf en daar ervaring hebben opgedaan, in casu de begeleiders van Verzoeker.

Dat geldt des te meer wanneer, zoals hier, de onervaren wetenschapper afkomstig is uit een andere cultuur dan de cultuur waarin het onderzoek wordt verricht. Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat sprake is van andere opvattingen over integriteit en goede wetenschapsbeoefening.

Verder heeft Verzoeker ter zitting naar voren gebracht dat de promotor Verzoeker heeft gewezen op de paper van Klager. Ook heeft Verzoeker ter zitting naar voren gebracht dat de copromotor Verzoeker heeft geholpen om door hem gevonden ONDERWERP aan te passen aan dan wel geschikt te maken voor het doel van het proefschrift. Gelet hierop en mede gelet op hetgeen over het onderzoekklimaat in het betreffende vakgebied is opgemerkt, hadden de begeleiders Verzoeker dienen te wijzen op de (ongeschreven) regels inzake behoorlijke bronvermelding. Door dit na te laten zijn zij tekort geschoten in de begeleiding van Verzoeker.

Conclusie

Dit laat overigens onverlet dat Verzoeker zelf primair verantwoordelijk was. Reeds uit de omstandigheid dat Verzoeker in de paper 2003 wél heeft verwezen naar het werk van Klager (zij het dat die verwijzingen te wensen overlaten), blijkt dat Verzoeker zich ervan bewust was dat auteurschap behoort te worden erkend. Dat het erkennen van het auteurschap van Klager in het proefschrift onvoldoende is gebeurd, is kwalijk en valt Verzoeker aan te rekenen.

Gelet op hetgeen eerder is overwogen, kan echter niet worden geconcludeerd dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd en zo de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Voor de zwaarwegende kwalificatie van plagiaat is onvoldoende inhoudelijk handvat voorhanden. Ook staat een aantal bijzondere omstandigheden aan dit oordeel in de weg.

Zoals ook in eerdere adviezen van het LOWI is overwogen (zie LOWI-advies 2014-02) kan in een geval waarin de kwalificatie plagiaat te vergaand wordt geacht, desalniettemin worden geoordeeld dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden door verwijtbaar onzorgvuldig handelen. Dat geval doet zich hier voor.

Het staat vast dat Verzoeker rechtstreeks had dienen te verwijzen naar de paper van Klager en dat Verzoeker dit heeft nagelaten. Verzoeker heeft op meerdere plaatsen in het proefschrift verzuimd een behoorlijke bronverwijzing op te nemen. Dit gebrekkig verwijzen door Verzoeker dient te worden gekwalificeerd als onzorgvuldig handelen. Nu Verzoeker in het proefschrift herhaald onzorgvuldig heeft gehandeld, heeft Verzoeker daarmee ook verwijtbaar onzorgvuldig gehandeld. Hoewel niet gezegd kan worden dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd, heeft Verzoeker door het verwijtbaar onzorgvuldig handelen wel de wetenschappelijke integriteit geschonden.

8.4 Overwegingen ten aanzien van de sanctie

Aangezien Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden, is een sanctie op zijn plaats. Nu het LOWI echter komt tot een minder zwaarwegende kwalificatie dan plagiaat, is er aanleiding voor een andersoortige sanctie dan de voorgenomen sanctie. In het bijzonder is er reden om af te zien van een bestraffende sanctie. In plaats daarvan is het opleggen van een herstelsanctie meer gepast. In onderdeel 9 wordt dit nader gespecificeerd.

8.5 Overwegingen ten aanzien van de procedure

Verzoeker heeft verschillende argumenten aangevoerd ter onderbouwing van het standpunt dat de door de CWI en het Bestuur gevolgde procedure niet voldoet aan de Klachtenregeling … . Verzoeker is van mening dat wanneer de procedurele regels in acht waren genomen, de uitkomst van de besluitvorming anders en gunstiger voor Verzoeker was geweest. Verder heeft Verzoeker naar voren gebracht er niet naar uit te zien om de procedure over te moeten doen.

Nu het LOWI tot het oordeel is gekomen dat het besluit dient te worden heroverwogen en het Bestuur zal adviseren om tot een minder zwaarwegende kwalificatie en een lichtere sanctie te komen, is tegemoet gekomen aan het belang dat Verzoeker stelt te hebben bij het volgen van de voorgeschreven procedure, zodat hetgeen Verzoeker in dit kader heeft aangevoerd geen verdere bespreking behoeft.

9. Oordeel en advies van het LOWI

Gelet op het bovenstaande is het LOWI van oordeel dat het verzoek gegrond is, voor zover het is gericht tegen het oordeel van het Bestuur dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden door plagiaat te plegen. Dat betekent dat het LOWI eveneens van oordeel is dat het verzoek gegrond is, voor zover het is gericht tegen de zwaarte van de voorgenomen, bestraffende, sanctie.

  • Het LOWI adviseert het Bestuur om het besluit te herzien en in het definitieve besluit te komen tot het oordeel dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden door verwijtbaar onzorgvuldig te handelen. Het LOWI adviseert het Bestuur om Verzoeker een herstelsanctie op te leggen. Het LOWI is van oordeel dat de volgende sanctie passend zou kunnen zijn:
  • Verzoeker voorziet het proefschrift, zoals dat op de website van de universiteit … is gepubliceerd, van een deugdelijke bronvermelding waarmee het auteurschap van Klager wordt erkend;
  • Verzoeker vermeldt daarbij dat dit is geschied naar aanleiding van een procedure die heeft plaatsgevonden bij het LOWI en waarin het LOWI heeft geoordeeld dat Verzoeker verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld;
  • Verzoeker biedt Klager schriftelijk excuses aan voor de ondeugdelijke bronvermelding en verwijst naar het aangepaste proefschrift, met een kopie van deze brief aan het Bestuur.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris

Een ieder heeft het recht om zich binnen een jaar na datum van dit advies tot de Nationale ombudsman te wenden met een verzoek een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop het LOWI zich in de procedure van de totstandkoming van dit advies jegens hem of een ander heeft gedragen.