Categorieën
Advies

Advies 2008-01

Schending wetenschappelijke integriteit door plagiaat in een populair-wetenschappelijke publicatie.

Print Friendly, PDF & Email

Advies inzake de klacht vanX jegens Bestuur van Y)

1. Feiten en loop van de procedure

1.1 X heeft bij brief van … 2007, opgesteld en ondertekend door X gemachtigde, een klacht ingediend bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit tegen een voorgenomen besluit van .. 2007 van Y. De klacht betreft de gevolgde procedure en het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna te noemen: CWI) ten aanzien van een beschuldiging van plagiaat dat gepleegd zou zijn door X. Deze procedure is door Y aanhangig gemaakt bij CWI en per brief van .. 2007 aan X ter kennis gebracht.

Het LOWI heeft per brief van … 2007 de bij hem ingediende klacht kenbaar gemaakt aan Y. Tevens werd door het LOWI in die brief verzocht het dossier aan te vullen.

1.2 Bij brief van … 2008 heeft het LOWI aan X alsmede aan Y bericht dat het LOWI de klacht van X ontvankelijk heeft verklaard. Per brief van … werden X en Y opgeroepen voor de te houden hoorzitting. Beide partijen werden in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen. Op … ontving het LOWI van X een drietal documenten, te weten de auteursrichtlijnen van .., het artikel van … en het artikel van …., terwijl per post het boek … werd ontvangen. De per email ontvangen documenten werden per aparte brief op .. 2008 doorgezonden aan Y.

1.3 Op .. 2008 heeft het LOWI een hoorzitting gehouden, waarbij aanwezig waren X, X gemachtigde, namens Y prof. dr. .. en mr. drs. .. Namens het LOWI waren aanwezig prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt, voorzitter, prof. dr. J. Hartog, prof. dr. J.J. Sixma en prof. dr. J.F.G. Vliegenthart, leden, en mr. D.G. de Hen, secretaris. Het LOWI heeft op .. het advies vastgesteld , waarna het op .. 2008 is toegezonden aan beide partijen en hun raadslieden.

2. De bij het LOWI ingediende klacht en standpunten van partijen

2.1 De klacht van X, in de brief van .. 2007, betreft de formele procedure, zoals gevolgd door de Raad van Bestuur en CWI, alsmede het inhoudelijke oordeel van CWI en Y dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit door X, en dat daartegen dient te worden opgetreden.

2.2 Allereerst is de klacht, dat X de klachtenregeling inzake wetenschappelijke integriteit als basis heeft gebruikt om de CWI een onderzoek te laten instellen naar aanleiding van een persartikel over vermeende schending van wetenschappelijke integriteit. Het staat vast dat geen klacht is ingediend bij de vertrouwenspersoon van Y. Voor zover de opdracht tot onderzoek gebaseerd is op de beschuldiging van plagiaat, zoals die is geuit, wordt gesteld dat de klacht anoniem is en dat anonieme klachten niet in behandeling dienen te worden genomen. Y heeft ten onrechte de opdracht aan CWI verstrekt. CWI had de klachtenregeling niet van toepassing dienen te verklaren.

2.3 Vervolgens is de klacht dat CWI ten onrechte de klachtenregeling wetenschappelijke integriteit als grondslag heeft genomen, nu deze regeling betrekking heeft op wetenschapsbeoefening en op wetenschappelijke publicaties, terwijl de gewraakte publicaties niet voldoen aan deze kwalificatie, nu het tijdschrift, waarin de publicaties zijn verschenen, niet aangemerkt kan worden als wetenschappelijk tijdschrift.

Evenmin kan het boek xx worden aangeduid als een wetenschappelijke publicatie en is dit boek als zodanig door de auteur ook nimmer bedoeld als een wetenschappelijke publicatie. Deze publicaties zijn niet verricht in opdracht van Y, maar op persoonlijke titel, waarbij zoals gebruikelijk slechts de werkkring van de auteur is genoemd. De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening is derhalve niet van toepassing op deze publicaties en Y heeft ten onrechte de opdracht verstrekt aan CWI.

2.4 Vervolgens is door X gesteld, dat CWI zich buiten haar taakopdracht heeft begeven, door de klacht die betrekking heeft op twee artikelen in … uit te breiden tot het boek. Ter zitting is bovendien bepleit dat het advies van CWI ter zake onvoldoende en onjuist is gemotiveerd. De CWI heeft een onjuist toetsingskader gebruikt door uit te gaan van model … en niet aangegeven waarom deze regeling van toepassing is op de niet-wetenschappelijke publicaties van X.

Bovendien heeft CWI een zwaardere maatstaf aangelegd door rekening te houden
met … bekendheid van de auteur en met de ook voor Y nadelige gevolgen van de perspublicaties.

2.5 Tenslotte wordt gesteld dat de twee artikelen in … gepubliceerd zijn vóór de datum van inwerkingtreding van de klachtenregeling en derhalve vóór de inwerkingtreding van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Om deze reden kan het oordeel en het daarop gebaseerde advies van CWI niet in stand worden gelaten.

2.6 Concluderend wordt aangevoerd, dat geen sprake is van plichtsverzuim, waartegen kon worden opgetreden door Y; dat het oordeel en het advies van de CWI niet houdbaar zijn, dat het voorgenomen besluit dient te worden ingetrokken en de brief van .. geheel dient te vervallen.

2.7 Namens Y is door de gemachtigde ter zitting gesteld, dat de formele klachten grond ontberen; dat CWI, nu strikt genomen geen sprake was van een klacht, maar van een beschuldiging in de pers, de procedure betreffende de Universitaire Klachtenregeling Bescherming Wetenschappelijke Integriteit, analoog zou toepassen en dat daarbij het toetsingskader van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening zou worden in acht genomen. Bovendien is door CWI niet op een voor betrokkene bezwarende manier afgeweken van de opdracht.

2.8 Y stelt dat de normen, neergelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening ook betrekking hebben op publicaties, waarin de auteur, al of niet in opdracht van Y, blijk geeft naar buiten op te treden als wetenschapsbeoefenaar, waarbij X dient te handelen volgens de professionele normen die gelden voor wetenschapsbeoefening.

2.9 Ook ontkent Y, dat sprake zou zijn van ernstige benadeling van betrokkene doordat Y zwaarder zou willen optreden dan gebeurd zou zijn zonder perspublicaties.

3. De overwegingen ten aanzien van de klacht.

De klacht betreft zowel verschillende elementen van de gevolgde procedure, met name de opdracht aan CWI, het gebruik van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit en het kader van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (klachten van formele aard), alsook de inhoud van het advies van CWI en het voorlopige besluit van Y, waarin schending door X van wetenschappelijke integriteit wordt geconstateerd (de materiële klacht). Ten aanzien van de formele klachten overweegt het LOWI het volgende.

3.1 Allereerst is de juistheid bestreden van het inschakelen van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit, die optreedt. Het LOWI heeft geconstateerd, dat de klachtenregeling overeenkomstig van toepassing is verklaard vanwege het gegeven dat een formele toepassing niet mogelijk zou zijn, omdat er formeel geen sprake is van een bij Y ingediende klacht en van het feit dat sprake is van een anonieme beschuldiging.

De klachtenregeling is vervolgens gevolgd, er van uitgaande dat deze regeling formele waarborgen biedt voor partijen. Het LOWI is van oordeel dat Y naar juistheid de CWI opdracht tot onderzoek naar de beschuldiging van plagiaat heeft verstrekt, nu in het geval van de ernst van de beschuldiging van plagiaat van een van de onderzoekers in Y een diepgaand onderzoek naar de juistheid van die beschuldiging noodzakelijk werd geacht.

De eigen reputatie als centrum van wetenschappelijk onderzoek zou mede in het geding kunnen komen. In geval van plagiaat, dat immers ook zonder een formele klacht bij een vertrouwenspersoon of –commissie kan worden onderzocht of vastgesteld, hoeft, naar het oordeel van het LOWI, niet in alle gevallen slechts na een formeel aangebrachte klacht het onderzoek naar de juistheid van de beschuldiging aan te vangen en kan mede in het belang van de onderzoekorganisatie een verzoek gedaan of opdracht gegeven worden tot een nader onderzoek door een vertrouwenscommissie.

3.2 Vervolgens richt de klacht zich tegen de handelwijze van en beoordelingen door CWI, die naar de mening van X een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd en de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening met terugwerkende kracht X van toepassing heeft verklaard, hetgeen in strijd is met het beginsel van rechtszekerheid.

CWI heeft aansluiting gevonden bij de codificering van reeds bestaande normen van wetenschapsbeoefening in de vorm van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Deze code is voor de universiteiten door de VSNU vastgesteld op 17 december 2004 en in werking getreden op 1 januari 2005. De klachtenregelingen van de universiteiten die nadien veelal tot stand gekomen zijn, betreffen een uitbreiding van de rechtsbescherming van klagers en aangeklaagden. Beklaagden worden door deze codificatie en rechtsbescherming niet in hun belang benadeeld.

De totstandkoming van dergelijke regelingen betekent nog niet dat vóór die datum schending van wetenschappelijke integriteit wel geoorloofd zou kunnen worden geacht. Ook vóór die datum was plagiaat niet toegestaan krachtens normen van goed werknemerschap bij wetenschappelijke aanstellingen en krachtens de verplichtingen jegens de wetenschap en de samenleving, die verbonden zijn aan het behalen van de doctorsgraad.

Ook in het verleden is door werkgevers opgetreden tegen plagiaat en fraude (een verwijzing naar de affaire Diekstra aan de RU Leiden moge hier volstaan).

Het LOWI-reglement is in werking getreden op 1 mei 2003. Slechts klachten die na 1 mei 2003 bij het bestuur van een aangesloten instelling zijn ingediend kunnen door het LOWI worden behandeld. Dat de gewraakte artikelen zijn gepubliceerd in … 2004, derhalve vóór de datum van de inwerkingtreding van de klachtenregeling van Y, maakt de CWI daarmee nog niet niet-ontvankelijk.

Immers de klacht dateert van .. 2007 en de inhoudelijke normen van professionele wetenschapsbeoefening golden ook vóór de codificatie ervan in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Daarnaast is het gewraakte artikel uit … in vergelijkbare vorm gepubliceerd in het tijdschrift …. De normen van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening zijn derhalve niet ten onrechte door CWI in het advies als toetsingskader gebruikt.

3.3 Ten aanzien van de klacht dat de CWI haar taakopdracht zelfstandig heeft uitgebreid met het onderzoek naar de boekpublicatie en zich niet heeft beperkt tot de in de opdracht genoemde twee artikelen is het LOWI van oordeel dat dit uit overwegingen van proceseconomie niet bezwaarlijk valt te achten.

Immers de beschuldigingen betroffen mede de boekpublicatie, zodat eenzelfde opdracht van Y aan CWI had kunnen worden geformuleerd en een apart onderzoek naar deze publicatie mogelijk was geweest.

Door de drie beschuldigingen in één procedure te behandelen heeft CWI, naar het oordeel van het LOWI, procedureel niet onjuist gehandeld.

3.4 Ten aanzien van de klacht dat CWI buiten haar taakopdracht is getreden door mede rekening te houden met het aan de instelling geldende model …, oordeelt het LOWI als volgt.

Het LOWI is van mening dat over de taakopdracht aan CWI geen misverstand hoeft te bestaan, aangezien de brief van Y van … 2007 door middel van een citaat duidelijk maakt wat de precieze formulering is geweest van die taakopdracht. Of in dat verband wel of niet terecht ook gekeken is naar de genoemde regeling …is naar het oordeel van het LOWI niet relevant nu volgens Y de CWI niet beoogd heeft een zwaardere toets toe te passen, waarbij het LOWI overigens aantekent dat uit … blijkt welke normen in de wetenschapsbeoefening gelden die aan studenten worden overgedragen.

Wel is het LOWI van oordeel dat de door CWI gebezigde norm van … van de auteur als een extra factor bij de beoordeling van plagiaat niet als zodanig in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening voorkomt en niet als bijkomende omstandigheid had mogen worden genoemd. Dit overigens ten overvloede vermelde onderdeel van het advies van CWI maakt echter niet dat het overige deel van toetsingskader dat door CWI is gebezigd onjuist is geweest noch dat de motivering van CWI voor het overige onjuist of onvolledig is geweest.

3.5 Ten aanzien van de inhoudelijke beschuldiging van plagiaat in relatie tot de reikwijdte van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.overweegt het LOWI als volgt.

Naar de mening van X zou de Gedragscode ten onrechte zijn toepast, omdat deze blijkens de preambule alleen van toepassing is op wetenschapsbeoefening in enge zin, te weten wetenschappelijk onderwijs en onderzoek aan de universiteit, waarbij ook sprake zou moeten zijn van onderzoek in opdracht van de universitaire werkgever en uitgevoerd binnen en met de werkgeversfaciliteiten. Deze klacht wordt bestreden door Y met de stelling dat deze opvatting de Gedragscode en haar beginselen in een te eng werkingsgebied plaatst.

Het LOWI is van oordeel dat dit betoog gevolgd dient te worden. Weliswaar staat in de preambule vermeld dat de code van toepassing is op wetenschapsbeoefening aan alle universiteiten in Nederland. Er staat echter in diezelfde preambule dat integer handelen door iedere wetenschapper een essentiële voorwaarde is voor het stellen van vertrouwen in de wetenschap door belanghebbenden. Integer handelen is de steunpilaar waarop goede wetenschapsbeoefening rust.

De Gedragscode bevat principes, die kunnen worden opgevat als algemene opvattingen over goede wetenschapsbeoefening. Het is dan ook bepaald niet zonder betekenis dat andere niet tot de kring van Nederlandse universiteiten behorende organisaties dezelfde Gedragscode van (overeenkomstige) toepassing hebben verklaard.

Het door X ingenomen standpunt getuigt naar het oordeel van het LOWI van een onjuiste opvatting dat het bestuur van een wetenschappelijke instelling vastgestelde regels over gewenst gedrag bij het optreden als wetenschapsbeoefenaar niet zou mogen toepassen op gedragingen die een wetenschapsbeoefenaar, bij die instelling werkzaam, als zodanig buiten de eigen instelling verricht.

Normen voor wetenschappelijke integriteit, al dan niet vastgelegd in een formele code, gelden altijd wanneer de wetenschapper zich in wetenschappelijke publicaties, populair- wetenschappelijke publicaties daar uitdrukkelijk onder begrepen, manifesteert als wetenschapsbeoefenaar, al dan niet met vermelding van zijn of haar wetenschappelijke functie en de instelling waar betrokkene werkzaam is.

3.6 Het inhoudelijke oordeel over het al of niet gepleegde plagiaat van X door CWI heeft betrekking op de volgende publicaties:
a) ;
b) ;
c)

Het LOWI geeft hierna een oordeel over: de relevantie van het tijdstip van publicaties van X en anderen, het veronderstelde verschil in soorten van publicaties, de betekenis van auteursinstructies, tekstuele en conceptuele vorm van plagiaat en het veronderstelde verschil in betekenis tussen feitelijkheid van en opzet tot plagiaat.

3.6.1 Tijdstip van publicatie en het plagiaat van het artikel van …

Door X is bestreden dat sprake zou zijn van plagiaat in relatie tot het artikel van …. Door X is tijdens de hoorzitting gesteld, dat dit laatste artikel is verschenen, nadat de kopij voor het artikel was ingeleverd.

Het LOWI heeft vastgesteld dat het betreffende artikel inderdaad
aan … was aangeboden, voordat het artikel van … was gepubliceerd. In hoeverre X eventueel anderszins op de hoogte kan zijn geweest van de inhoud van dit artikel is niet relevant aangezien CWI niet heeft kunnen vaststellen dat in dit artikel op onoirbare wijze gebruik is gemaakt van of zonder bronvermelding tekstgedeelten zijn overgenomen uit het artikel van … en het LOWI dit oordeel volgt.

Het LOWI oordeelt dat de beschuldiging van plagiaat in relatie tot het artikel van … ongegrond is. Hoewel de blzz. van … op de voet worden gevolgd, wordt daarbij verwezen naar bronnen, waarnaar … eveneens verwijzen.

3.6.2 Het verschil in soorten van publicaties en het plagiaat van het artikel van ….

In de klacht van X wordt gesteld, dat er geen sprake zou kunnen zijn van toepassing van de klachtenregeling noch van de Gedragscode omdat die alleen betrekking zouden kunnen hebben op wetenschappelijke publicaties, waarbij zo al niet ontkend wordt maar in ieder geval betwijfeld wordt of daarvan sprake is bij de betwiste publicaties van X. In concreto gaat het nu om de vraag of in het artikel in … sprake is van wetenschappelijk plagiaat, hetgeen aanleiding kan zijn tot het oordeel dat daarbij normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden.

In een eerder uitgebracht advies heeft het LOWI schending van wetenschappelijke integriteit als volgt omschreven: “Van schending van wetenschappelijke integriteit is naar het oordeel van het LOWI sprake, indien in openbare publicaties en/of gedragingen wordt gehandeld in strijd met de algemene verplichting om gegevens uit wetenschappelijk onderzoek naar waarheid te presenteren, waarbij met name gegevens van een wetenschappelijk onderzoek niet mogen worden vervalst, gemanipuleerd, verzwegen, verzonnen of, indien fictief van aard, als echt gepresenteerd, of waarbij gegevens, letterlijke tekstgedeelten en wetenschappelijke ideeën, ontleend aan andere bronnen, zonder juiste, volledige bronvermelding en onder eigen naam worden gepubliceerd.”.

Hierin heeft het LOWI aangegeven dat het voor het oordeel of sprake is van wetenschappelijk plagiaat, niet relevant is, of het gaat om een wetenschappelijk werk, uitgegeven als zuiver wetenschappelijk boek of artikel in een vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift dan wel om een artikel dat gepubliceerd wordt in een populair wetenschappelijk tijdschrift, een vaktijdschrift of in een dagblad of algemeen tijdschrift.

Bij die laatste publicatiemedia acht het LOWI het relevant, dat de aard van de verwijzingen naar andermans werk kan variëren, maar dat dergelijke verwijzingen nimmer geheel kunnen worden weggelaten.

Zoals de door het LOWI gehanteerde omschrijving van schending van wetenschappelijke integriteit laat zien, maakt het LOWI onderscheid naar tekstueel en conceptueel plagiaat. Het LOWI sluit daarmee aan bij de praktijk zoals die ook in Nederland gebruikelijk is.

Wat het tekstueel plagiaat betreft is het LOWI van oordeel, dat in het artikel … gepubliceerd in … sprake is van een letterlijke en nauwgezette vertaling van oorspronkelijk in de Engelse taal gestelde tekstgedeelten van het artikel van …. Grote gedeelten van het artikel worden op de voet gevolgd, met telkens enkele weglatingen van tekstgedeelten, waarna het artikel weer letterlijk wordt vertaald en gevolgd, zonder dat ook maar een enkele verwijzing naar het betreffende artikel van … is opgenomen. De belangrijkste gedeelten van het artikel in .. wekken de indruk dat dit door X zelf is geschreven.

Daarbij is gehandeld in strijd met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Het LOWI is van oordeel dat CWI met juistheid plagiaat heeft vastgesteld van het …-artikel in de publicatie door X in …. Ook overeenkomstig het op plagiaat betrekking hebbende gedeelte van de LOWI-omschrijving heeft X zich schuldig gemaakt aan plagiaat en daarmee van schending van wetenschappelijke integriteit.

3.6.3 De betekenis van auteursinstructies

Tijdens de hoorzitting is door de gemachtigde van X herhaald aandacht besteed aan de aanwezigheid en betekenis van auteursinstructies bij het tijdschrift …. Zoals CWI al had gesteld met verwijzing naar uitspraken van X tegenover de CWI heeft X op een verzoek van de redactie om vanwege de leesbaarheid referenties te schrappen er zelf voor gekozen om de verwijzingen naar reviewartikelen weg te laten en alleen nog directe bronnen te noemen. Deze selectie is X eigen keuze geweest.

Evenzo is het volgens het LOWI de eigen keuze geweest van X om niet in de plaats van de verwijzingen te kiezen voor bijvoorbeeld aanhalingstekens bij letterlijke tekstovernames. Wat ook de betekenis is geweest van de concrete instructies, de eigen keuze van X is voor het LOWI bepalend voor het oordeel van plagiaat. Het LOWI is het eens met de opvatting van CWI, dat de verantwoordelijkheid voor een wetenschappelijk correcte bronvermelding altijd bij de wetenschappelijke auteur blijft liggen.

Hierbij volgt het LOWI het oordeel van de CWI, dat “zou de redactie X iets hebben gevraagd dat in strijd is met de principes van goede wetenschapsbeoefening, dan had X dat vanuit X positie als wetenschapper moeten weigeren. Een ongepast verzoek kan niet als excuus dienen voor wetenschappelijk incorrect handelen.”.

3.6.4. …

Voor wat betreft het boek is geconstateerd dat verzuimd werd een verwijzing naar … op te nemen, met name in het deel van het boek dat de beschrijving geeft van … Dit verzuim is tijdens de hoorzitting toegegeven en inmiddels heeft het LOWI kunnen constateren dat ten opzichte van eerdere drukken vanaf ten minste de ..druk alsnog een verwijzing naar … in de algemene literatuurverwijzing achter in het boek is opgenomen, echter niet op de betreffende pagina’s in hoofdstuk 2.

De opvatting van X dat de beschrijving van … van zodanige algemene bekendheid is, zoals bijvoorbeeld leerstukken als “the invisible hand” (Adam Smith) verondersteld worden van algemene bekendheid te zijn, dat een verwijzing naar een gelijksoortige beschrijving in … niet meer nodig zou zijn, deelt het LOWI niet.

Er is weliswaar geen sprake van tekstueel plagiaat, omdat de invulling van … een eigen invulling krijgt in het boek van X, maar de gelijkenis met de passage in …, die zelf wel verwijst naar primaire bronnen, is zo opvallend, dat een verwijzing niet achterwege had mogen blijven.
Algemene bekendheid van deze beschrijving is door X niet met verwijzingen gestaafd. Daarmee is het LOWI met CWI van mening dat in de eerste drukken van … sprake was van onzorgvuldig handelen.

3.6.5 De relevantie van opzet.

Zoals in de klacht naar voren is gekomen, tijdens de hoorzitting is herhaald en ook erkend is door CWI en Y is sprake geweest van ‘ondoordacht handelen’ zonder dat opzet aanwezig zou zijn geweest.
Het LOWI erkent, dat niet elke vorm van wetenschappelijk onzorgvuldig, slordig, ondoordacht werken te vatten valt onder de term schending van wetenschappelijke integriteit. In beperkte mate geldt dit ook voor wetenschappelijk plagiaat.

Het LOWI kan zich voorstellen dat een enkele volzin geparafraseerd of overgeschreven zonder aanhalingstekens in een vele pagina’s grote publicatie kan plaatsvinden zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI ziet met name in het artikel … zoveel tekstgedeelten van plagiaat dat het LOWI schending van wetenschappelijke integriteit aanwezig acht.

Of X niet de opzet of de bedoeling had de normen van wetenschappelijke integriteit te schenden met het plegen van plagiaat, doet in de opvatting van het LOWI niet ter zake voor de vraag, of sprake is van plagiaat en derhalve van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het feit dat X tijdens de hoorzitting spijt heeft betuigd van de publicaties en gezegd heeft uit de ervaring lering te zullen trekken, alsmede het feit dat in een latere aflevering van … X plagiaat van het artikel van … bekend is gemaakt, en in latere drukken van … een verwijzing naar … is opgenomen maken het oordeel van het LOWI ten aanzien van opzet en bedoeling van schending niet anders en niet ongedaan. Haar spijtbetuiging zou slechts voor de te nemen maatregelen relevant kunnen worden geacht.

Het advies van het LOWI beperkt zich echter tot de aan het LOWI voorgelegde vraag of in dit geval sprake is van plagiaat en schending van wetenschappelijke integriteit.

4 Advies

Op basis van het gestelde in de overwegingen komt het LOWI tot het volgende oordeel.

1. Y heeft niet onredelijk en procedureel onjuist gehandeld door naar aanleiding van ernstige beschuldigingen … van schending van wetenschappelijke integriteit door CWI een onderzoek te laten doen naar de juistheid van die beschuldiging. Dat Y daarbij gekozen heeft voor het vervullen van de onderzoeksrol door CWI en voor het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit acht het LOWI vanuit een oogpunt van rechtsbescherming door een onafhankelijke adviesinstantie als CWI geen onjuiste keuze.

Het door CWI gebruikte toetsingskader is niet onjuist gebleken en de procedure is over het geheel genomen naar behoren gevolgd.

2. Het LOWI kan zich niet vinden in de stelling dat CWI en Y zich in het beoordelen van de gewraakte publicaties hadden moeten beperken tot publicaties in dienst of in opdracht van Y verricht.

3. Het LOWI komt tot het oordeel dat CWI de beschuldiging van plagiaat met betrekking tot het artikel … terecht niet bewezen heeft verklaard en dat CWI in haar advies aan Y had moeten opnemen dat de beschuldiging op dit onderdeel ongegrond is.

4. Het LOWI meent dat met betrekking tot de vraag of sprake is van plagiaat, terecht geen onderscheid is gemaakt tussen wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke publicaties.

5. Het LOWI is van oordeel, dat terecht geen gewicht is toegekend aan het bestaan van auteursrechtelijke richtlijnen van de redactie van een tijdschrift gelet op de primaire eigen verantwoordelijkheid van een wetenschapsbeoefenaar, te meer niet wanneer die zich als zodanig presenteert.

6. Het LOWI is op basis van de ook voor 1 januari 2005 geldende normen van behoorlijke wetenschapsbeoefening en op basis van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van mening, dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit in het gewraakte artikel … en dat van onzorgvuldig handelen sprake is geweest ten aanzien van de hiervoor genoemde paragraaf in het boek. Bij dit laatste tekent het LOWI aan, dat overeenkomstig de opzet van het boek inmiddels een rectificatie heeft plaats gevonden.

Namens het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit,

prof.dr.mr. C.J.M. Schuyt, voorzitter

mr. D.G. de Hen, secretaris

Print Friendly, PDF & Email