Categorieën
Advies

Advies 2024-23

Betrokkene combineert dienstbetrekking adviesbureau met parttime (bijzonder) hoogleraarschap. Het LOWI weegt alle relevante feiten en omstandigheden en komt tot de conclusie dat normen uit de gedragscode in dit geval niet van toepassing zijn. Verschil tussen deze casus en die in LOWI-advies 2021-20.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker 1]

2. [Verzoeker 2]

over het gezamenlijk aanvankelijk oordeel van

3. het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht en

4. het College van Bestuur van de Universiteit Twente

Procesverloop

Verzoekers hebben op 19 mei 2023 bij de Universiteit Utrecht een klacht ingediend over een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene] die op dat moment als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht was verbonden.

Deze klacht is door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna: CWI) van de Universiteit Utrecht in behandeling genomen. Omdat Betrokkene in de periode waarop de klacht betrekking heeft nog niet aan de Universiteit Utrecht maar aan de Universiteit Twente was verbonden, is aan de CWI een lid toegevoegd vanuit de CWI van de Universiteit Twente.

De CWI had de behandeling van de klacht vervolgens gestaakt wegens schending van de geheimhoudingsplicht door de advocaat van Verzoekers.

Het LOWI heeft de colleges van Bestuur van de Universiteit Utrecht en de Universiteit Twente (hierna: de Besturen) op 23 januari 2024 geadviseerd de behandeling van de klacht voort te zetten (LOWI-advies 2024-01).

De Besturen hebben Verzoekers op 14 februari 2024 laten weten dat de behandeling van hun klacht wordt voortgezet.

Op 26 april 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de CWI.

Op 10 juni 2024 heeft de CWI aan de Besturen geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren.

De Besturen hebben dit advies overgenomen. In een gezamenlijk voorlopig oordeel van 21 juni 2024 is de klacht ongegrond verklaard.

Verzoekers hebben het LOWI op 30 juli 2024 gevraagd te adviseren over dit voorlopig oordeel.

Op 31 juli 2024 heeft het LOWI dit verzoek in behandeling genomen.

Prof. dr. J.G. van Erp heeft zich in deze zaak verschoond.

De Besturen en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft daarop gereageerd.

Betrokkene heeft een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft de zaak besproken in zijn vergadering van 13 november 2024 en besloten dat het op basis van de stukken voldoende geïnformeerd is om tot advisering over te gaan. Partijen zijn hierover geïnformeerd. 

Overwegingen

Inleiding

1. Betrokkene is werkzaam bij een adviesbureau. Op verzoek van dit bureau bekleedt hij tevens een bijzondere leerstoel aan de Universiteit Utrecht.

2. Het adviesbureau heeft onderzoek uitgevoerd in opdracht van de overheid. Betrokkene heeft aan dit onderzoek meegewerkt.

3. Ten tijde van verschijning van het onderzoeksrapport in kwestie was Betrokkene bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Twente en nog niet werkzaam aan de Universiteit Utrecht.

4. Verzoekers zijn persoonlijk betrokken bij het onderwerp waarnaar het adviesbureau onderzoek heeft gedaan. Zij kunnen zich niet verenigen met het onderzoeksrapport en de wijze waarop Betrokkene de belangrijkste conclusies daaruit heeft gepresenteerd aan het grotere publiek.

Klacht

5. De klacht van Verzoekers luidt kort samengevat dat in het onderzoeksteam de benodigde specialistische expertise ontbrak die nodig was om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Ook klagen Verzoekers over de wijze waarop Betrokkene, die het onderzoeksrapport twee keer heeft gepresenteerd, de belangrijkste conclusie uit het rapport tijdens deze presentaties heeft gecommuniceerd. Verzoekers wijzen op wat zij zien als tekortkomingen in het rapport. Volgens hen was het onderzoeksteam niet uit op waarheidsvinding, is er selectief informatie betrokken en heeft één van de leden van het onderzoeksteam de schijn van partijdigheid.

CWI-advies

6. De CWI heeft zich eerst de vraag gesteld of de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 (hierna: de gedragscode) van toepassing is in deze zaak. Onder verwijzing naar LOWI-advies 2021-20, waarin eveneens sprake was van een hoogleraar die een dienstbetrekking bij een adviesbureau combineerde met een hoogleraarschap aan de universiteit, overweegt de CWI kort gezegd dat dit wel het geval is.

7. De CWI acht Verzoekers klacht echter ongegrond. Volgens de CWI zijn het doel van het onderzoek en de onderzoeksvraag transparant beschreven. Dat geldt ook voor de samenstelling van het onderzoeksteam, aldus de CWI, waaruit blijkt dat de door Verzoekers gemiste deskundigheid wel in het team aanwezig was. Het onderzoek had een zeer selectief karakter ten gevolge van de beperkingen die door de opdrachtgever aan het onderzoek waren opgelegd hetgeen extra aanleiding had moeten zijn om zorgvuldig te beargumenteren waarom deze beperkingen geen gevolgen hebben voor de conclusies van het onderzoek. Dit schuurt volgens de CWI met norm 38 (wees expliciet over onzekerheden en contra-indicaties en trek geen ongefundeerde conclusies), maar is er geen sprake van een normschending gelet op de aard van het onderzoek en omdat het onderzoeksrapport transparant is over de opgelegde beperkingen. Volgens de CWI heeft Betrokkene met zijn presentatie van het onderzoeksrapport norm 53 (wees eerlijk in publieke communicatie (…)) niet geschonden. De door Betrokkene gekozen beknopte formulering is in het licht van het onderzoeksrapport niet onjuist, aldus de CWI.

Voorlopig oordeel

8. De Besturen nemen dit advies over en verklaren de klacht in het gezamenlijk aanvankelijk oordeel ongegrond.

Verzoek

9. Verzoekers betogen dat het voorlopige oordeel van de Besturen niet zorgvuldig tot stand is gekomen en voeren daartoe als volgt aan. Aan het aanvankelijk oordeel ligt niet het definitieve verslag van de hoorzitting ten grondslag maar een concept waarin Verzoekers’ opmerkingen nog niet waren meegenomen. Verzoekers hebben het definitieve verslag als bijlage bij hun verzoek meegestuurd. Volgens Verzoekers is verder niet gebleken dat het CWI-advies mede is uitgebracht namens het lid dat vanuit de Universiteit Twente aan de CWI was toegevoegd. Verzoekers stellen dat de CWI hun klachtonderdeel over het ontbreken van bepaalde deskundigheid in het onderzoeksteam niet naar behoren heeft onderzocht. Zo is de CWI niet ingegaan op de twijfel die Verzoekers hierover hebben geuit en is ook niet ingegaan op hun verzoek om een getuige te horen. Verzoekers herhalen enkele inhoudelijke kritiekpunten op het rapport. Ook stellen zij dat de CWI ten onrechte vaart op de stelling van Betrokkene dat hij tijdens de presentatie van het onderzoek de tekst op de PowerPoint zou hebben genuanceerd. Dat is volgens Verzoekers die zeggen een opname van de presentatie te kunnen laten zien, niet het geval.

Standpunt Besturen

10. Volgens de Besturen is het verslag van de hoorzitting vooral voor partijen bedoeld en speelt het geen rol bij de totstandkoming van het voorlopig oordeel. Dat het verslag nadien nog is aangepast, is volgens hen daarom geen probleem. De Besturen stellen ook dat het verslag van de hoorzitting, of andere dossierstukken, nooit met hen gedeeld wordt. De Besturen stellen dat het CWI-advies namens alle leden, ook het lid vanuit de Universiteit Twente wiens naam in het advies wordt genoemd, is uitgebracht. Verder blijkt volgens de Besturen uit het colofon van het onderzoeksrapport dat de door Verzoekers gemiste deskundigheid in het onderzoeksteam aanwezig was. De Besturen treden niet in het inhoudelijke verschil van mening dat Verzoekers hebben met het onderzoeksteam en zij herhalen dat de door Betrokkene gekozen beknopte formulering tijdens de presentatie van het rapport in het licht van het onderzoeksrapport niet onjuist is.

Standpunt Betrokkene

11. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat de gedragscode niet van toepassing is, omdat het een onderzoeksrapport van het adviesbureau betreft en geen wetenschapsbeoefening. Hiertoe voert hij verschillende argumenten aan. Als het onderzoeksrapport wél onder de gedragscode zou vallen, dan zou volgens Betrokkene de onwenselijke situatie ontstaan dat hij wordt gevraagd zich te verantwoorden over de professionele competenties van zijn collega’s bij het adviesbureau. Volgens hem kan hij als hoogleraar daarvoor geen verantwoordelijkheid dragen. Betrokkene vraagt het LOWI hierop in te gaan en te adviseren over de manier waarop wetenschappers met een aanstelling bij een onderzoeksbureau dienen om te gaan met de spagaat waarin zij zich bevinden, te weten dat het voor de buitenwereld niet altijd duidelijk is vanuit welke hoedanigheid een onderzoek wordt gedaan.

Oordeel LOWI

12. Het LOWI ziet zich gesteld voor de vraag of de normen uit de gedragscode in dit geval gelden voor Betrokkene. Zoals het LOWI vaker heeft overwogen is voor beantwoording van deze vraag onder meer van belang in hoeverre een wetenschapper zich als zodanig manifesteert. Wanneer een wetenschapper zich uitdrukkelijk als wetenschapper manifesteert, mag worden verwacht dat diens handelen in overeenstemming is met de algemene beginselen van professioneel wetenschappelijk handelen en moet men erop kunnen vertrouwen dat de beginselen van wetenschappelijk verantwoord gedrag in acht zijn genomen. In paragraaf 1.3, onder 9, van de gedragscode staat hierover dat de hoofdstukken 2 en 3 gelden voor individuele onderzoekers, inclusief deeltijdonderzoekers voor zover zij in het onderzoek van de instelling participeren dan wel hun onderzoek onder de naam van de instelling naar buiten brengen. Dit wordt ook uitgedrukt in de artikelen 1 van de klachtenregelingen wetenschappelijke integriteit van de Universiteit Utrecht en de Universiteit Twente waarin staat dat over deeltijd-medewerkers kan worden geklaagd, voor zover zij hun onderzoek onder naam of verantwoordelijkheid van de universiteit naar buiten brengen.

13. In het onderzoeksrapport hanteert Betrokkene zijn hoogleraarstitel. Voor de CWI is het gebruik van de hoogleraarstitel in combinatie met het gegeven dat Betrokkene het onderzoeksrapport in de database voor research output van de Universiteit Twente heeft opgevoerd, doorslaggevend geweest voor de conclusie dat de gedragscode van toepassing is. Hiertoe heeft de CWI gewezen op LOWI-advies 2021-20 waarin opname in de database voor research output eveneens meewoog in aanloop naar de conclusie dat een bepaalde publicatie als wetenschapsbeoefening (terminologie uit de oude gedragscode) moest worden aangemerkt. Verzoekers hebben bij het LOWI hieraan toegevoegd dat Betrokkene in een e-mail aan hen afsloot met een handtekening waarin zowel zijn affiliatie bij de universiteit als zijn dienstbetrekking bij het adviesbureau staan vermeld.

14. Het LOWI komt in deze casus na weging van alle relevante feiten en omstandigheden echter tot de conclusie dat de normen uit de gedragscode in dit geval niet van toepassing zijn. Hieronder wordt dit verder toegelicht, waarbij ook wordt ingegaan op de verschillen tussen deze casus en die in LOWI-advies 2021-20.

15. In de onderzoeksverantwoording van het rapport staat dat het adviesbureau het onderzoek in samenwerking met een ander adviesbureau heeft uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is in de huisstijl van het adviesbureau opgemaakt. Op de voorkant van het rapport en in de voettekst op iedere pagina staat het logo van het adviesbureau. De Universiteit Twente wordt in het onderzoeksrapport niet vermeld en ook het logo van de universiteit wordt niet gebruikt. Het rapport bevat derhalve geen verwijzing naar de universiteit, behalve de impliciete verwijzing naar een universiteit door het gebruik van de hoogleraarstitel ‘prof.’ voor de naam van Betrokkene. Direct achter zijn naam staat tussen haakjes de naam van het adviesbureau waar hij werkzaam is. Deze elementen wijzen erop dat het onderzoek niet onder naam en verantwoordelijkheid van de Universiteit Twente maar onder die van het adviesbureau naar buiten is gebracht en dat Betrokkene zich niet uitdrukkelijk als wetenschapper heeft gemanifesteerd.

16. Dat de hoogleraarstitel van Betrokkene op het colofon staat vermeld, dat Betrokkene het rapport in de universitaire database voor research output heeft opgenomen en de e-mail met handtekening waarop Verzoekers wijzen, zijn elementen die eventueel de andere richting op zouden kunnen wijzen. Deze elementen zijn naar het oordeel van het LOWI echter niet van zodanig zwaar gewicht dat zij het beeld doen kantelen dat uit overweging 15 naar voren komt. Hier moeten ook de verschillen met casus 2021-20 worden benoemd. In die casus had de publicatie in kwestie door opname in de database voor research output een voorblad gekregen met het logo van de universiteit. Dat is in deze zaak niet het geval. In 2021-20 stond de publicatie verder vermeld op de persoonlijke profielpagina van de wetenschapper en was de publicatie niet door het adviesbureau waar hij werkzaam was geschreven, maar door de wetenschapper zelf. Ook dat is in deze zaak niet het geval.

17. Gelet op het voorgaande stelt het LOWI vast dat het onderzoek is uitgevoerd door het adviesbureau en onder diens naam en verantwoordelijkheid naar buiten is gebracht. Betrokkene heeft het onderzoek niet op naam of verantwoordelijkheid van de Universiteit Twente naar buiten gebracht en heeft zich niet zodanig uitdrukkelijk als wetenschapper gemanifesteerd dat de normen uit de gedragscode op zijn handelen van toepassing moeten worden geacht.

18. Het LOWI merkt naar aanleiding van de in overweging 16 genoemde elementen nog wel op dat het voor de buitenwereld duidelijker was geweest als Betrokkene zijn hoogleraarstitel niet had gebruikt in het rapport. Verder past het niet dat Betrokkene het onderzoeksrapport heeft opgenomen in de database voor research output. Dat Betrokkene met dit laatste transparantie heeft willen
betrachten over zijn nevenwerkzaamheden, zoals hij zelf naar voren heeft gebracht, vindt het LOWI niet geloofwaardig.

19. Op de vraag van Betrokkene hoe wetenschappers met een aanstelling bij een onderzoeksbureau moeten omgaan met de spagaat waarin zij zich bevinden, te weten dat het voor de buitenwereld niet altijd duidelijk is vanuit welke hoedanigheid een onderzoek wordt gedaan, verwijst het LOWI allereerst naar de in overweging 15 en 16 genoemde elementen. Het LOWI overweegt voorts dat het in voorkomende gevallen van groot belang is dat wetenschappers aan de hand van deze en andere elementen zelf duidelijkheid scheppen over de hoedanigheid waarin zij handelingen verrichten. Hierbij verdient aandacht dat het verschaffen van duidelijkheid over deze hoedanigheid en het bieden van transparantie over nevenwerkzaamheden verschillende doelen zijn waarvoor eigen middelen ter beschikking staan. Zo is de database voor research output niet bedoeld om te communiceren over nevenwerkzaamheden; transparantie daarover kan op andere manieren worden betracht, bijvoorbeeld door nevenwerkzaamheden op de persoonlijke profielpagina van de universiteit te vermelden.

Conclusie

20. De normen uit hoofdstuk 2 van de gedragscode zijn niet van toepassing op de bijdrage die Betrokkene heeft geleverd aan het onderzoeksrapport en ook niet op zijn presentatie van dat onderzoeksrapport.

21. Het LOWI komt daarom niet toe aan een beoordeling van de inhoud van het verzoek.

Advies

22. Het LOWI zal de Besturen adviseren de klachten niet-ontvankelijk te verklaren in plaats van ongegrond.

23. Naar aanleiding van het gezamenlijke verweerschrift van de beide Besturen geeft het LOWI de Besturen voor toekomstige gevallen mee dat het verslag van de hoorzitting en de overige dossierstukken die ten grondslag liggen aan het CWI-advies wel degelijk met een Bestuur kunnen worden gedeeld. Een bestuur is immers bevoegd om te beslissen op de klacht. Om deze beslissing goed geïnformeerd te kunnen nemen is het van meerwaarde om niet alleen kennis te nemen van het CWI-advies maar ook van de onderliggende stukken.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

adviseert de Colleges van Bestuur van de Universiteit Utrecht en
de Universiteit Twente om de klacht in het definitieve oordeel onder verwijzing naar dit advies niet-ontvankelijk te verklaren.

Aldus vastgesteld op 18 december 2024 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.