Categorieën
Besluit

Besluit 2025-07

Zaak over plagiaat is door universiteiten afgerond zonder de melder van het plagiaat die niet in enig geschil betrokken wilde worden. Verzoek bij het LOWI is niet-ontvankelijk.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over de oordelen van

2. het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG),

en

3. het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht (UU)

Procesverloop

Op 9 februari 2024 heeft [Verzoeker] een melding gedaan van een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene 1], die aan de RUG is verbonden, en [Betrokkene 2], die aan de UU is verbonden.

Een gezamenlijke CWI heeft op 30 juli 2024 advies uitgebracht aan de Colleges van Bestuur van de RUG en de UU.

Het College van Bestuur van de RUG heeft met betrekking tot Betrokkene 1 op 16 augustus 2024 een voorlopig oordeel over de kwestie vastgesteld en op 4 oktober 2024 een definitief oordeel.

Het College van Bestuur van de UU heeft met betrekking tot Betrokkene 2 op 15 augustus 2024 een voorlopig oordeel over de kwestie vastgesteld en op 3 oktober 2024 een definitief oordeel.

Deze definitieve oordelen zijn op 27 februari 2025 geanonimiseerd gepubliceerd op de website van Universiteiten van Nederland (hierna: UNL).

Op 17 maart 2025 heeft Verzoeker zich tot het LOWI gericht met een verzoek om advisering.

Prof. mr. H.E. Bröring heeft zich in deze zaak verschoond.

De ambtelijk secretaris heeft Verzoeker op 24 maart 2025 na overleg met de voorzitter geïnformeerd dat het LOWI zijn verzoek niet in behandeling kan nemen.

Verzoeker heeft hierop dezelfde dag gereageerd dat en waarom hij het hier niet mee eens is.

Het LOWI heeft hierop de Besturen en Betrokkenen 1 en 2 gevraagd om hun standpunt over de ontvankelijkheid van het verzoek. De ontvangen reacties zijn ter informatie met alle partijen gedeeld.

Hierna heeft het LOWI de ontvankelijkheid van dit verzoek besproken in zijn vergadering van 16 april 2025.

In die vergadering is besloten het verzoek niet in behandeling te nemen. De toelichting voor deze beslissing staat hieronder.

Overwegingen

Inleiding

1. Deze casus gaat over plagiaat. Volgens het Bestuur van de RUG heeft Betrokkene 1 kort gezegd geplagieerd en kwalificeert dit als een lichte tekortkoming. Volgens het Bestuur van de UU heeft Betrokkene 2 geen normen van wetenschappelijke integriteit geschonden. Beide Besturen hebben hun oordeel gebaseerd op het advies van de gezamenlijke CWI.

2. Verzoeker is degene die het plagiaat heeft opgemerkt en die dit heeft gemeld bij de Besturen van de RUG en UU. Hij is het niet eens met hoe de Besturen van de RUG en UU uiteindelijk oordelen over het plagiaat. Hij betoogt onder meer dat het plagiaat zwaarder had moeten worden gekwalificeerd en dat het plagiaat ook aan Betrokkene 2 als coauteur had moeten worden toegeschreven.

3. Verzoeker wil een inhoudelijk advies van het LOWI over het plagiaat. Het LOWI meent echter dat het niet inhoudelijk kan adviseren, omdat het verzoek niet-ontvankelijk is. Dit LOWI-besluit gaat over de ontvankelijkheid.

Relevante feiten

4. De correspondentie, zoals hieronder weergegeven, is gebaseerd op de stukken die Verzoeker aan het LOWI heeft verstrekt. Uit de gezamenlijke reactie van de Besturen van de RUG en de UU maakt het LOWI op dat deze stukken compleet zijn.

5. In zijn meldingen bij de RUG en UU op 9 februari 2024 schrijft Verzoeker: “Ik geef er de voorkeur aan zelf geen onderdeel van enig geschil te worden. Het is verder aan de universiteit om dit te onderzoeken.” 

6. Dit is door de gezamenlijke CWI zo opgevat dat Verzoeker niet als klager wilde deelnemen aan de procedure. In een brief aan Verzoeker die op 27 februari 2024 per e-mail is verstuurd staat hierover: “Uit uw email begrijpen wij dat uw melding niet als klacht in behandeling moet worden genomen en u dus niet als klager in de zin van de klachtenregeling betrokken wil worden. U verzoekt het bestuur een onderzoek door de CWI te laten uitvoeren conform artikel 2.3 van de klachtenregeling. Mocht dat anders zijn, vernemen wij dat graag van u.”

7. Verzoeker vraagt enkele maanden later, op 3 juni 2024, om een update. Hij schrijft: “Ik ben benieuwd of u ontwikkelingen in deze kwestie kunt melden.”

8. Hierop reageert de secretaris van de CWI op 4 juni 2024 per e-mail: “U heeft nadrukkelijk aangegeven niet in de procedure te willen worden betrokken, hetgeen ook betekent dat u verder niet op de hoogte wordt gehouden van deze procedure. Adviezen van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit worden geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de vereniging Universiteiten van Nederland.”

9. Op 18 februari 2025 mailt Verzoeker aan de secretaris van de CWI: “Als ik het goed zie, is het advies nog niet gepubliceerd? Kunt u wellicht vertellen wanneer dat het geval zal zijn?”

10. Diezelfde dag ontvangt hij als antwoord: “Ik verwacht dat dat vanaf maandag as, of kort daarna, wel het geval zal zijn. Het is naar UNL gemaild.”

11. Op 17 maart 2025 richt Verzoeker zich dan tot het LOWI met een adviesverzoek.

Ontvankelijkheid Verzoek

Eerste beoordeling LOWI

12. In het bericht van het LOWI van 24 maart 2025 aan Verzoeker staat het volgende:

“Uit de stukken bij uw verzoek blijkt dat u een melding heeft gedaan over plagiaat, waarbij u ondubbelzinnig heeft aangegeven geen onderdeel van enig geschil te willen worden en dat het verder aan de universiteit is om dit te onderzoeken. Het is niet mogelijk om deze kwestie, nadat de RUG en de UU hierin tot definitieve oordelen zijn gekomen, bij het LOWI alsnog inhoudelijk ter discussie te stellen met het argument dat u de klager was. Gelet op de heldere berichtgeving in uw klacht, wenste u immers geen klager te zijn; de universiteiten hebben conform uw wens de zaak verder zonder u behandeld.

Het LOWI kan gelet op deze gang van zaken en mede gelet op rechtszekerheid voor beklaagden uw verzoek niet in behandeling nemen.”

Standpunt Verzoeker

13. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij wijst op de definities van ‘Klacht’ en ‘Klager’ in het Reglement LOWI 2022. Volgens Verzoeker volstaat het blijkens deze definitiebepalingen om je met een melding over plagiaat tot het Bestuur te richten en is niet relevant in hoeverre Verzoeker ook daadwerkelijk klager had willen zijn. Bovendien heeft hij niet gesteld, aldus Verzoeker, dat hij geen klager wilde zijn, maar heeft hij alleen bedoeld te zeggen dat dit een kwestie was voor de universiteit om uit te zoeken en te beoordelen. Ook wijst hij erop dat de inhoud van zijn melding wordt besproken in het CWI-advies waardoor moeilijk valt vol te houden dat hij geen klager is en dat het hier een CWI-onderzoek betreft op ambtshalve verzoek van het Bestuur. Verzoeker vraagt het LOWI zijn verzoek alsnog te behandelen en geeft aan dat hij zich anders genoodzaakt ziet om dit via de rechter af te dwingen omdat het LOWI in dat geval zou handelen in strijd met het eigen reglement.

Standpunt Besturen en Betrokkenen 

14. De Besturen en Betrokkenen stellen zich in lijn met de eerste beoordeling van het LOWI op het standpunt dat het verzoek niet in behandeling moet worden genomen, omwille van de rechtszekerheid van Betrokkenen en omdat Verzoeker bij zijn melding ondubbelzinnig heeft aangegeven dat hij geen onderdeel wilde zijn van de procedure. Ook wijzen zij erop dat Verzoeker niet heeft gereageerd op het bericht van de secretaris van de CWI waarin uitdrukkelijk staat vermeld dat geen sprake is van een klacht en klager, maar van een situatie waarin Verzoeker het bestuur vraagt om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de CWI te verzoeken een onderzoek in te stellen en waarin Verzoeker de mogelijkheid wordt geboden om het aan te geven als dit onjuist is. De Besturen voegen hier nog aan toe dat Verzoeker een ervaren jurist is.

Oordeel LOWI

15. Verzoeker weerspreekt dat hij in de CWI-procedure geen klager was. Om als klager te kwalificeren is het volgens hem gelet op de definitiebepalingen (in de regelingen van het LOWI en de RUG) voldoende dat hij een melding heeft gedaan over vermeend plagiaat. Het LOWI volgt Verzoeker niet in deze uitleg van de definitiebepalingen. Die uitleg is in strijd met het systeem van de klachtenprocedure waarbij ervan uit wordt gegaan dat klager(s) en beklaagde(n) deelnemen aan de procedure. Alleen op die manier kunnen zij immers tijdig hun standpunt kenbaar maken, op elkaar reageren en voor zover gewenst om second opinion bij het LOWI vragen waarna definitief tot oordeelsvorming kan worden overgegaan en de procedure kan worden afgerond. In deze zaak zijn verder geen bijzondere omstandigheden aan de orde op grond waarvan het te begrijpen is dat Verzoeker niet als klager wilde meedoen aan de CWI-procedure, maar hij desondanks wel zijn inhoudelijke standpunt en kritiek op het CWI-advies bij het LOWI naar voren zou mogen brengen. Dat was anders in de zaak die heeft geleid tot het LOWI-advies 2024-11 (ov 14) waar een beklaagde wetenschapper vanwege bijzondere omstandigheden in eerste instantie geen verweer in de procedure bij de CWI had willen voeren. Bovendien was in dat advies sprake van een situatie waarin het instellingsbestuur alleen nog een voorlopig oordeel had gegeven.

16. Het komt vaker voor dat een melder niet in de procedure betrokken wil worden en niet als klager op wil treden. Voor zulke gevallen hebben de meeste instellingen de oplossing dat een bestuur, als het daar aanleiding toe ziet, zijn CWI zelf (zonder klager) kan vragen om een onderzoek te doen naar een veronderstelde schending van de wetenschappelijke integriteit, zoals ook in dit geval is gebeurd. Het LOWI onderschrijft deze aanpak van de Besturen waarin de melder niet als klager is aangemerkt, maar zijn melding wel serieus is genomen en een advies aan een gezamenlijke CWI is gevraagd.

17. Omdat Verzoeker niet als Klager kan worden beschouwd, is hij naar het oordeel van het LOWI ook geen Verzoeker zoals bedoeld in het Reglement LOWI 2022 op wiens verzoek het LOWI bevoegd is om te adviseren.

18. Het LOWI ziet zich gesterkt in dit oordeel door de zorgvuldige werkwijze van de CWI-secretaris die op 27 februari 2024 expliciet de mogelijkheid heeft geboden aan Verzoeker om het aan te geven als hij het niet eens zou zijn met de gekozen aanpak. Verzoeker heeft daar niet op gereageerd. Verzoeker heeft ook niet gereageerd op het bericht van de CWI-secretaris op 4 juni 2024 waarin duidelijk is aangegeven dat Verzoeker niet op de hoogte wordt gehouden van de voortgang van de procedure.

19. Het LOWI wijst ook op het feit dat de Besturen ruim vijf maanden geleden tot definitieve oordelen over het plagiaat zijn gekomen. Betrokkenen moeten ervan uit kunnen gaan dat de procedure daarmee tot een einde is gekomen. Het alsnog in behandeling nemen van het verzoek verdraagt zich niet met het belang van rechtszekerheid.

20. Het verzoek is niet-ontvankelijk. Het LOWI zal daarom geen advies uitbrengen aan de Besturen.

BESLUIT

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.  Verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;

II. Brengt geen advies uit aan de Colleges van Bestuur van de RUG en de UU.

Aldus vastgesteld op 1 mei 2025 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.