naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. de Raad van Bestuur van het LUMC
Procesverloop
Op 15 juni 2023 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van het LUMC (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].
De CWI heeft de Raad van Bestuur van het LUMC (hierna: Bestuur) op 12 juli 2023 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker in het aanvankelijk oordeel van 16 augustus 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 21 september 2023 verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.
Het LOWI heeft het verzoek in behandeling genomen en het Bestuur en Betrokkene in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Van deze geboden gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 8 oktober heeft Verzoeker opnieuw een verzoek (nr. 2023-15) bij het LOWI ingediend. De klacht in zaak 2023-15 is identiek aan de klacht in deze zaak (nr. 2023-14), met dien verstande dat die klacht zich richt tot een co-auteur van Betrokkene die aan de Universiteit Utrecht is verbonden. Ook in zaak 2023-15 is Verzoekers klacht niet inhoudelijk in behandeling genomen.
Het LOWI heeft beide verzoeken gezamenlijk besproken in zijn vergadering van 18 oktober 2023. Hierin is besloten zaak nr. 2023-15 niet in behandeling te nemen en de behandeling in onderhavige zaak nr. 2023-14 te stoppen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. Hieronder wordt de beslissing in deze zaak toegelicht.
Overwegingen
Inleiding
1. Betrokkene is emeritus hoogleraar in de medische biologie.
2. Verzoeker is gepensioneerd dierenarts.
3. Verzoeker heeft een klacht ingediend over een wetenschappelijke publicatie over het Sars-Cov-2 virus. Betrokkene is co-auteur van dat artikel.
Klacht
4. Verzoeker klaagt dat het artikel dat zo’n drie maanden na de uitbraak van het virus is gepubliceerd zonder betrouwbare onderbouwing of wetenschappelijke argumenten beweert dat de uitbraak van het Sars-Cov-2 virus het gevolg is van een zoönose. Volgens Verzoeker is een zoönose niet de enige mogelijke verklaring. Virusoverdracht door een laboratorium gerelateerd incident is volgens hem ook mogelijk en deze mogelijkheid had in de publicatie benoemd moeten worden.
Voorlopig oordeel en CWI-advies
5. Het Bestuur heeft de klacht op advies van de CWI niet-ontvankelijk verklaard omdat het een wetenschappelijk verschil van inzicht betreft en geen schending van de wetenschappelijke integriteit. In het CWI-advies wordt overwogen dat de auteurs zich hebben aangesloten bij de zekere consensus die er in de wetenschap bestaat dat er sprake is van een zoönose bij de overgang van het virus op de mens. Dat de auteurs andere ontstaanswijzen niet noemen of weerleggen is volgens de CWI niet in strijd met de wetenschappelijke integriteit, waarbij de CWI het van belang acht dat vrijwel geen enkel wetenschappelijk gegeven volledig en altijd vaststaat en dat er veelal aanwijzingen zijn die een andere kant op wijzen.
Verzoek
6. Verzoeker weerspreekt dat het met zijn klacht om een wetenschappelijk verschil van inzicht gaat. Volgens Verzoeker was er op het moment dat het manuscript ter publicatie werd aangeboden nog helemaal geen sprake van wetenschappelijke consensus over de oorzaak van de virusuitbraak, maar stonden beide verklaringen nog naast elkaar als optie. Zonder zorgvuldig onderzoek is volgens Verzoeker toen door een handjevol topvirologen en bestuurders ervoor gekozen om alleen het narratief over de zoönose te verspreiden. Volgens Verzoeker zijn met de zoönose-aanname in de publicatie waar hij over klaagt onderzoeksgegevens gefabriceerd en gefalsificeerd en is als gevolg van die publicatie uiteindelijk – en volgens Verzoeker dus ten onrechte – wetenschappelijke consensus ontstaan over de zoönose-theorie.
Oordeel LOWI
7. Net als in zaak 2023-15 onderschrijft het LOWI het voorlopig oordeel dat sprake is van een wetenschappelijk verschil van inzicht (of: een professioneel verschil van opvatting) en niet van een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit. In de publicatie waarover Verzoeker klaagt is op diverse plaatsen verwoord dat de virusuitbraak werd veroorzaakt door een zoönose. De publicatie handelt echter over [een ander aspect] van het virus [dan] de oorzaak van de virusuitbraak. De auteurs geven met de door Verzoeker bekritiseerde passages derhalve een aanname of consensus weer over een aspect dat slechts zijdelings te maken heeft met het daadwerkelijke onderzoeksonderwerp van de publicatie […]. Onder deze omstandigheden is het naar het oordeel van het LOWI geen kwestie van wetenschappelijke integriteit dat in de publicatie geen alternatieve theorieën worden vermeld bij het weergeven van die slechts zijdelings relevante aanname/consensus. Zoals de CWI in dit verband terecht heeft overwogen, staat vrijwel geen enkel wetenschappelijk gegeven volledig en altijd vast. Wanneer wetenschappelijke consensus ontstaat is bovendien niet precies te herleiden tot een bepaald moment. Het LOWI is dus van oordeel dat het geen kwestie is van wetenschappelijke integriteit om in een publicatie aan te sluiten bij een breed gedeelde opvatting over een bepaald aspect van een onderwerp, als die publicatie zelf handelt over een ander aspect van datzelfde onderwerp. Het LOWI ziet in het verzoek geen aanleiding om het Bestuur te adviseren anders te oordelen dan het in zijn voorlopig oordeel reeds heeft gedaan. Van de ernstige beschuldigingen die Verzoeker heeft geuit (fabricage en/of falsificatie) heeft Verzoeker geen bewijs geleverd en is niets gebleken.
Conclusie
8. Het verzoek is kennelijk ongegrond. De behandeling van het verzoek wordt daarom niet verder voortgezet (art. 9, lid 1, onder a, LOWI Reglement 2022). Het LOWI zal dan ook geen advies uitbrengen aan het Bestuur.
Tot slot
9. Het LOWI overweegt net als in zaak 2023-15 ten overvloede als volgt. Verzoeker heeft al vaker klachten ingediend naar aanleiding van wetenschappelijke informatie over de uitbraak van het Sars-Cov-2 virus waarbij de mogelijkheid van een labincident niet als serieuze mogelijke oorzaak wordt gepresenteerd maar louter wordt uitgegaan van een zoönose. Zie LOWI-adviezen 2021-15, 2022-09 en 2022-10. Het LOWI constateert dat Verzoekers CWI-klachten en LOWI-verzoeken inmiddels een herhaling van zetten zijn geworden. Verzoeker klaagt nu weliswaar over een andere publicatie dan in de hierboven genoemde zaaknummers, maar de klachten komen steeds op hetzelfde neer: Verzoeker verzet zich tegen de door wetenschappers uitgedragen stelling dat de uitbraak van Sars-Cov-2 het gevolg van een zoönose is. Deze discussie hoort niet thuis in een klachtenprocedure, maar dient in het wetenschappelijk forum te worden gevoerd. De klachtprocedure is er niet voor bedoeld om, als een eerdere klacht niet heeft geleid tot gegrondverklaring, via andere publicaties opnieuw hetzelfde punt te maken. Het LOWI zal zich bij toekomstige vergelijkbare adviesaanvragen van Verzoeker beraden op de vraag of dergelijke verzoeken direct buiten behandeling gelaten kunnen worden op grond van artikel 9, lid 1, onder c, van het LOWI Reglement 2022 (oordeel ten aanzien waarvan reeds eerder bij het LOWI een verzoek is ingediend).
BESLUIT
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek kennelijk ongegrond;
II. besluit de behandeling van het verzoek niet verder voort te zetten;
III. brengt geen advies uit aan het Bestuur.
Aldus vastgesteld op 1 november 2023 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.