Categorieën
Besluit

Besluit 2019-02

Besluit van het LOWI van 5 februari 2019 ten aanzien van het verzoek van 16 november 2018 van …, ingediend bij het LOWI op 2 januari 2019 en 23 januari 2019, betreffende het (aanvankelijk) oordeel van het College van Bestuur van de Universiteit voor Humanistiek van 7 november 2018, naar aanleiding van een verzoek van 24 augustus 2018 van de rector van de Universiteit voor Humanistiek aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit om onderzoek te doen naar een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .

1. Het verzoek

Op 2 januari 2019 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van de Universiteit voor Humanistiek (verder: het Bestuur) over het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur van 7 november 2018 (verder: oordeel) naar aanleiding van het verzoek van 24 augustus 2018 van de rector van de Universiteit voor Humanistiek aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (verder: CWI) om onderzoek te doen na een melding van de promotor van Verzoeker over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door Verzoeker.

De CWI heeft onderzoek gedaan en advies uitgebracht aan het Bestuur. De CWI concludeerde dat Verzoeker plagiaat heeft gepleegd en dat er sprake was van grove nalatigheid door Verzoeker. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en tevens besloten om de beslissing d.d. 25 juni 2018 van het College voor Promoties van de Universiteit voor Humanistiek, om de inschrijving van Verzoeker bij de Graduate School van de Universiteit voor Humanistiek te schrappen en zijn promotietraject te beëindigen, te bevestigen.

2. Beoordeling van het verzoek

Ontvankelijkheid van het verzoek

Op 21 maart 2018 is het Reglement LOWI 2018 in werking getreden. Dit Reglement is van toepassing op een verzoek dat is ingediend op of na die datum.

Voordat het LOWI een verzoek inhoudelijk kan behandelen, moet eerst worden beoordeeld of is voldaan aan de indieningsvereisten van artikel 7 van het Reglement LOWI 2018.

De termijn voor het indienen van een verzoek bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag van de dagtekening van het oordeel van het Bestuur (artikel 7, derde lid, van het Reglement LOWI 2018).

Een verzoek is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn door het LOWI is ontvangen. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan alleen achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Verzoeker in verzuim is geweest (artikel 7, vierde lid, van het Reglement LOWI 2018).

Een verzoek wordt schriftelijk per gewone post ingediend. Indiening langs elektronische weg is niet mogelijk (artikel 7, vijfde lid, van het Reglement LOWI 2018).

De dagtekening van het oordeel van het Bestuur is 7 november 2018. Dit betekent dat het verzoek op 18 december 2018 door het LOWI ontvangen had moeten zijn.

Vast staat dat het LOWI op 18 december 2018 geen verzoek van Verzoeker heeft ontvangen.

Na bericht van het LOWI hierover heeft Verzoeker op 19 december 2018 gemeld dat hij zijn verzoek op 19 november 2018 vanuit [Land A] aan het LOWI heeft verstuurd. Verzoeker heeft een verzendbewijs met een Track & Trace code opgestuurd waaruit dit zou blijken. Na invoering van de code door het LOWI op de website van de door Verzoeker ingeschakelde koerier, is gebleken dat het verzoek in [Land A] door de koeriersdienst is geaccepteerd. Na navraag bij PostNL door het LOWI is bevestigd dat het verzoek niet in Nederland is aangekomen.

Het LOWI heeft Verzoeker op 20 december 2018 (nogmaals) geïnformeerd dat zijn verzoek niet is ontvangen. Verzoeker heeft vervolgens op 21 december 2018 het verzoek d.d. 16 november 2018 opnieuw verstuurd via een andere koerier. Het LOWI heeft dit stuk op 2 januari 2019 ontvangen.

Hierna heeft het LOWI op 23 januari 2019 nogmaals het verzoek d.d. 16 november 2018 ontvangen. Na invoering van de Track & Trace code is gebleken dat het om het verzoek gaat waarover Verzoeker het LOWI op 19 december 2018 had bericht.

Conclusie

Volgens vaste jurisprudentie komt het niet ontvangen van post door de geadresseerde in beginsel voor rekening en risico van de verzender. Dat de door Verzoeker ingeschakelde koeriersdienst het stuk niet in Nederland heeft bezorgd, levert derhalve geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Verzoeker had, nadat hij het verzoek ter verzending had aangeboden, de voortgang van de verzending via de website van de koerier kunnen volgen. Er is verder niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het niet bezorgen van het stuk niet kan worden toegerekend aan Verzoeker. Het LOWI heeft zowel de eerste verzending als de tweede verzending (op 21 december 2018) ontvangen, maar beide na de uiterste indieningsdatum van 18 december 2018.

Dat betekent dat de termijn voor het indienen van een verzoek bij het LOWI is overschreden, zonder dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

3. Besluit van het LOWI

Het verzoek is buiten de daartoe gestelde termijn ingediend en dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Reglement LOWI 2018 neemt het LOWI het verzoek niet in behandeling. Dat betekent dat geen advies over het oordeel zal worden uitgebracht aan het Bestuur.

Prof. mr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. F.J.L. Roepnarain, Adjunct-Secretaris

Print Friendly, PDF & Email