Categorieën
Besluit

Besluit 2018-04

LOWI Besluit 2018, nr. 4
Besluit van het LOWI van 28 maart 2018 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 13 februari 2018, betreffende het besluit van het College van Bestuur van de Radboud Universiteit van 18 januari 2018.

1. Het verzoek

Bij brief van 10 februari 2018 heeft … (verder: Verzoeker) het LOWI verzocht om middels een advies aan het College van Bestuur van de Radboud Universiteit (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het besluit van het Bestuur van 18 januari 2018. Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker van 11 november 2017.

De klacht bij het Bestuur

De klacht is gericht tegen … en … (verder: Belanghebbenden). Kort samengevat is Verzoeker van mening dat Belanghebbenden de wetenschappelijke integriteit hebben geschonden door plagiaat te plegen, door bijdragen van andere auteurs (Verzoeker) opzettelijk te negeren en niet te erkennen en door wangedrag te verheimelijken.

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI)

Na ontvangst van de klacht heeft de CWI Verzoeker gevraagd om zijn klacht te verduidelijken en van één van de Belanghebbenden aan te geven waarom hij als een medewerker van de Radboud Universiteit moet worden beschouwd. Ook heeft de CWI Verzoeker gewezen op de geheimhoudingsplicht.

De CWI heeft overwogen dat een klacht over schending van wetenschappelijke integriteit voor alle betrokkenen een serieuze aangelegenheid is en dat voor een inhoudelijk onderzoek door de CWI een onderbouwde aanleiding moet bestaan. Artikel 4.5 onder b sub i, van de Regeling Wetenschappelijke Integriteit Radboud Universiteit Nijmegen (verder: Klachtenregeling Radboud Universiteit) bepaalt daarom dat een klacht een duidelijke omschrijving moet bevatten van de (vermoede) schending van de wetenschappelijke integriteit.

De CWI heeft geconstateerd dat de klacht geen duidelijke omschrijving bevat van de (vermoede) schendingen van de wetenschappelijke integriteit door Belanghebbenden. In de klacht wordt dit niet onderbouwd met bijvoorbeeld publicaties of andere documenten. Ook na een daartoe strekkend verzoek van de CWI, heeft Verzoeker nagelaten de klacht nader te preciseren of duidelijker te omschrijven. De CWI is van oordeel dat de klacht onvoldoende onderbouwd is om een inhoudelijk advies over te kunnen geven.

Bij de beoordeling van de klacht heeft de CWI eveneens betrokken de omstandigheid dat Verzoeker heeft aangegeven dat hij zich niet gebonden acht aan de geheimhoudingsplicht en ook niet van plan is zich daaraan te houden. Verzoekers opvatting ten aanzien van de geheimhoudingsplicht staat eveneens een inhoudelijke behandeling van de klacht in de weg.

Op 15 december 2017 heeft de CWI het Bestuur geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

Het besluit van het Bestuur

In zijn besluit van 18 januari 2018 heeft het Bestuur conform het advies van de CWI de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Het verzoek bij het LOWI

Verzoeker is het niet eens met dit besluit en heeft een verzoek om advies ingediend bij het LOWI.

Verzoeker is het niet eens met de formele afhandeling van zijn klacht. In het verzoekschrift heeft Verzoeker aan het LOWI gemeld dat het corrupt is dat [het andere land] hem na zijn ontslag elk recht op een financiële vergoeding ontzegt en dat dit een reden is waarom Verzoeker zijn publicaties, waarover de CWI overigens kan beschikken, niet gratis ter beschikking stelt.

Aan het verzoekschrift zijn verschillende bijlagen toegevoegd, onder meer een brief [in de taal van het andere land] uit 2014 aan Verzoeker, een mail [in de taal van het andere land] uit 2014 aan onder anderen Verzoeker, informatie afkomstig van verschillende websites [in de taal van het andere land], een aantal afbeeldingen en Verzoekers publicatielijst. Verzoeker heeft in het verzoekschrift uiteengezet waarom deze bijlagen volgens hem relevant zijn, verwijten gemaakt aan verschillende personen en instanties en zijn opvattingen over … verwoord.

2. De procedure

Het LOWI heeft het verzoekschrift en de bijlagen besproken in zijn vergadering van 21 februari 2018. Daarna heeft het LOWI aan Verzoeker laten weten dat het verzoekschrift in de huidige vorm niet voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld aan een verzoekschrift (artikel 7.5, sub a, van het Reglement LOWI). Onder toepassing van artikel 7.5, sub d, van het Reglement LOWI is Verzoeker in de gelegenheid gesteld om een mondelinge toelichting te geven op zijn verzoekschrift aan een vertegenwoordiging van het LOWI.

Verzoeker heeft in reactie hierop onder meer laten weten dat het verzoekschrift volstrekt duidelijk zou moeten zijn, dat hij voornemens is om de correspondentie met het LOWI te publiceren en dat hij geen behoefte heeft aan een gesprek met een vertegenwoordiging van het LOWI.

Het LOWI heeft Verzoeker gemeld dat de gronden van het verzoek niet voldoende duidelijk zijn en erop gewezen dat als dat zo zou blijven, het verzoek niet in behandeling kan worden genomen. Verzoeker is nogmaals uitgenodigd voor een gesprek om het verzoekschrift mondeling nader toe te lichten.

Verzoeker heeft in reactie hierop onder meer laten weten dat hij, gezien zijn voorgeschiedenis, geen behoefte heeft aan een gesprek met een vertegenwoordiging van het LOWI. Ook heeft Verzoeker een verdere uiteenzetting gegeven van zijn opvattingen over … .

3. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek

Voordat het LOWI een verzoek inhoudelijk kan beoordelen, moet eerst worden vastgesteld of het verzoek in behandeling kan worden genomen. Daarvoor is het bepaalde in artikel 7 van het Reglement LOWI van belang.

In dit geval gaat het, kort gezegd, om de vraag of het verzoekschrift voldoende duidelijk is. Op grond van artikel 7.5, onder a, van het Reglement LOWI kan een verzoek alleen in behandeling worden genomen wanneer het verzoekschrift een nauwkeurige omschrijving van de klacht(en) geeft.

Artikel 7.5, onder a, van het Reglement LOWI is vergelijkbaar met artikel 4.5, onder b sub i, van de Klachtenregeling Radboud Universiteit, de bepaling die eerder door de CWI is toegepast. Beide bepalingen hebben hetzelfde uitgangspunt, namelijk dat een klacht over een (vermoede) schending van de wetenschappelijke integriteit voor alle betrokkenen een ernstige zaak is en dat voor een inhoudelijk onderzoek een onderbouwde aanleiding moet bestaan.

Voor de goede orde, dat brengt niet met zich mee dat de bewijslast van een vermoede schending volledig bij de Klager of de Verzoeker ligt, maar het betekent wel dat de CWI en het LOWI moeten worden voorzien van een geschrift dat voldoende duidelijk is en waarvan de onderbouwing voldoende verband houdt met de (vermoede) schending van de wetenschappelijke integriteit door de Belanghebbenden. Alleen in dat geval kunnen de CWI en het LOWI een zaak in onderzoek nemen.

Verzoeker schetst in zijn verzoekschrift zijn globale verontwaardiging en beschrijft zijn vermoeden dat zijn ideeën zonder bronvermelding worden gebruikt. Daarnaast wordt in het verzoekschrift een theorie over … beschreven, waarin verschillende disciplines worden betrokken.

Opvallend is dat het verzoekschrift zeer associatief is en beschreven wordt vanuit een bijzondere en persoonlijke theorie. Exacte details over publicaties waarin plagiaat wordt gepleegd en uit welke passages van het werk van Verzoeker een en ander afkomstig is, ontbreken. Ook andere klachten over oneigenlijke bejegening zijn niet onderbouwd.

Net als eerder de CWI, heeft ook het LOWI geconcludeerd dat het geschrift van Verzoeker onvoldoende duidelijk is. Dat Verzoeker het niet eens is met de formele afhandeling van zijn klacht is een onvoldoende gesubstantieerde grond, en de verschillende bijlagen bij het verzoekschrift houden naar het oordeel van het LOWI geen (direct) verband met het verzoek (en de klacht). In de stukken die Verzoeker in eerste instantie aan het LOWI heeft overgelegd, zijn onvoldoende concrete aanknopingspunten te vinden voor een onderzoek door het LOWI.

Verzoeker is erop gewezen dat zijn verzoekschrift niet aan de ontvankelijkheidseisen voldoet en is in de gelegenheid gesteld om dit te repareren. Uit het dossier komt naar voren dat dit eerder ook bij de CWI is gedaan, maar dat een schriftelijke aanvulling geen oplossing bood. Bij het LOWI is Verzoeker dan ook uitgenodigd om een mondelinge toelichting te komen geven. Van die gelegenheid heeft Verzoeker om hem moverende redenen geen gebruik willen maken. Dat staat Verzoeker overigens ook geheel vrij.

Wel heeft Verzoeker zijn verzoekschrift schriftelijk nader toegelicht. Deze toelichting is echter opnieuw onvoldoende duidelijk gebleken en het LOWI ziet geen direct verband met de door Verzoeker gestelde schendingen van de wetenschappelijke integriteit door aan de Radboud Universiteit verbonden medewerkers (plagiaat, bijdragen van andere auteurs opzettelijk negeren en niet erkennen en wangedrag verheimelijken).

Het LOWI komt dan ook tot het oordeel dat het verzoekschrift en de schriftelijke aanvullingen hierop niet de vereiste duidelijke omschrijving van de klacht(en) bevatten, zodat er onvoldoende aanleiding is om het verzoek in behandeling te kunnen nemen.

4. Besluit van het LOWI

Het voorgaande betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk is.

Het LOWI komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek en zal om deze reden ook geen advies geven aan het Bestuur.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris

Print Friendly, PDF & Email