Categorieën
Advies

Advies 2023-19

Als een wetenschapper de gedragscode heeft overtreden en hieraan een kwalificatie wordt verbonden, is de klacht gegrond. Ook bij een lichte tekortkoming zoals hier. Het is wel wenselijk om te verduidelijken dat die gegrondverklaring niet wil zeggen dat sprake is van schending wetenschappelijke integriteit.

Print Friendly, PDF & Email

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen

Procesverloop

Op 28 november 2022 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de RUG (hierna: CWI) over een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

Op 13 april 2023 heeft Verzoeker het LOWI om advies gevraagd over het niet tijdig geven van een voorlopig oordeel door het College van Bestuur van de RUG.

Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkene van dit verzoek op de hoogte gesteld.

Hierop heeft de CWI het LOWI op 15 april 2023 laten weten dat het plannen van een hoorzitting in deze zaak helaas meer tijd heeft gekost dan verwacht, maar dat de zaak nu met de grootste urgentie zal worden afgewikkeld.

Het LOWI heeft besloten om het verzoek om advisering aan te houden totdat het Bestuur een voorlopig oordeel heeft gegeven en Verzoeker over dat voorlopige oordeel een standpunt kan innemen.

Op 16 juni 2023 heeft de CWI het Bestuur geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft dit advies in een voorlopig oordeel van 22 juni 2023 overgenomen  en de klacht van Verzoeker ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het LOWI op 24 juli 2023 geïnformeerd dat zijn verzoek mede ziet op de inhoud van het voorlopige oordeel van het Bestuur en waarom.

Het LOWI heeft op 4 augustus 2023 besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft op die verweerschriften gereageerd.

Het Bestuur heeft een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 18 oktober 2023 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van het besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker en Betrokkene zijn werkzaam binnen de gammawetenschappen. Verzoeker is universitair hoofddocent (UHD). Betrokkene is hoogleraar. Verzoeker en Betrokkene zijn aan verschillende onderzoeksinstellingen verbonden en dus geen directe collega’s. Wel hebben zij samengewerkt aan een publicatie. Deze zaak gaat over het handelen van Betrokkene na die samenwerking.

Casus

2. Verzoeker en Betrokkene hebben samen een publicatie geschreven (publicatie 1). Dit betrof opdrachtonderzoek.

3. Min of meer gelijktijdig heeft Betrokkene samen met een derde aan een andere publicatie gewerkt (publicatie 2). Dit was eveneens opdrachtonderzoek.

4. Publicatie 2 is ruim een half jaar later verschenen dan publicatie 1.

5. Verzoeker stelt vast dat in publicatie 2 enkele passages uit publicatie 1 zijn overgenomen, deels zonder verwijzing.

6. Hierop stuurt hij Betrokkene een e-mail waarin hij schrijft dat hij heeft gezien dat er een passage is overgenomen en vervolgt: “op zich heb ik daar geen problemen mee, maar ik had het fijn gevonden als je dit even vooraf met mij overlegd had. Je zal het ongetwijfeld in alle drukte zijn vergeten”.

7. Betrokkene reageert hier niet op, omdat de e-mail in die periode aan zijn aandacht is ontsnapt vanwege persoonlijke omstandigheden. Dit geeft hij pas aan nadat Verzoeker een klacht heeft ingediend bij de CWI.

8. Dertien maanden later dient Verzoeker een klacht in bij de CWI.

9. Twee dagen na het indienen van de klacht, zodra hij van de klacht op de hoogte is gesteld, zoekt Betrokkene per e-mail contact met Verzoeker om alsnog samen over de kwestie in gesprek te raken. Verzoeker heeft hierop per e-mail gereageerd dat het nu eerst zaak is dat de procedure wordt doorlopen en dat hij na afronding daarvan denkt open te staan voor een gesprek.

Klacht

10. Verzoeker klaagt dat Betrokkene hem niet om toestemming heeft gevraagd om twee passages uit publicatie 1 te hergebruiken in publicatie 2. Volgens Verzoeker is het gangbaar om voorafgaand aan hergebruik te overleggen en hiervoor toestemming te vragen aan een co-auteur. In dit geval was dat volgens Verzoeker extra belangrijk, omdat hij en Betrokkene geen directe collega’s waren of een langdurige samenwerkingsrelatie hadden en omdat publicatie 2 opdrachtonderzoek betreft waarvoor Betrokkene wel en Verzoeker niet betaald wordt, maar waaraan Verzoeker indirect dus wel een bijdrage heeft geleverd.

11. Verder klaagt Verzoeker over de eerste passage dat een verwijzing naar publicatie 1 ontbreekt en over de tweede passage dat bronvermelding wel aanwezig is maar onjuist is. Daarmee bedoelt Verzoeker dat in de bronvermelding bij de tweede passage ten onrechte de term ‘gebaseerd’ wordt gebruikt. Dit impliceert volgens Verzoeker dat alleen de ideeën uit publicatie 1 zijn gebruikt. Volgens Verzoeker zou de term ‘overgenomen’ of ‘bewerkt’ meer recht hebben gedaan aan de wijze waarop de tekst aldaar is hergebruikt.

12. Tot slot merkt Verzoeker op dat hij het uitblijven van een reactie op zijn e-mail waarin hij het hergebruik aan de orde stelt, vindt getuigen van een gebrek aan zorgvuldigheid en collegialiteit.

CWI-advies en voorlopig oordeel

13. De CWI constateert dat twee passages uit publicatie 1 zijn hergebruikt in publicatie 2 zoals Verzoeker heeft gesteld en dat Betrokkene min of meer gelijktijdig aan beide publicaties heeft gewerkt. Volgens de CWI had het gezien de inhoudelijke raakvlakken van beide publicaties en de prettige samenwerking met Verzoeker voor de hand gelegen dat Betrokkene Verzoeker hierover had geïnformeerd.

14. De CWI overweegt onder verwijzing naar eerdere LOWI-adviezen 2020-08 en 2014-08 dat zij niet bevoegd is om te oordelen over mogelijke schendingen van het auteursrecht. Even verderop in het advies wordt overwogen dat het verlenen van toestemming voor hergebruik van de eerste passage die in publicatie 2 is overgenomen niet noodzakelijk was, omdat Betrokkene materieel gezien het grootste deel van het werk aan deze passage heeft verricht.

15. Over de eerste hergebruikte passage in publicatie 2 overweegt de CWI dat Betrokkene norm 41 van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 heeft overtreden (wees transparant over het hergebruik door naar de oorspronkelijke publicatie te verwijzen), omdat hij daar niet naar publicatie 1 heeft verwezen. Dit kwalificeert volgens de CWI gelet op verschillende omstandigheden als een lichte tekortkoming. Die omstandigheden zijn onder meer dat de omvang van de overgenomen passage gering is, dat de verklaring van onoplettendheid van Betrokkene niet ongeloofwaardig is, dat er geen sprake is van opzet maar van slordigheid, dat Betrokkene niet eerder is tekortgeschoten, zijn handelen betreurt en Verzoeker een voorstel heeft gedaan om hem tegemoet te komen.

16. Over de tweede hergebruikte passage overweegt de CWI dat de bronvermelding gezien de aard van publicatie 2 (geen publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift) zorgvuldig genoeg was, alhoewel de term ‘bewerking van’ beter was geweest.

17. De CWI overweegt verder dat Verzoeker een te rigide opvatting heeft over wat het betekent dat wetenschappers elkaar volgens de gedragscode moeten aanspreken op het naleven van gedragsnormen. Volgens de CWI staat de gedragscode toe dat wetenschappers los van een klachtenprocedure met elkaar in gesprek gaan over mogelijke strijd met normen uit de gedragscode, zeker indien er geen sprake lijkt van een schending van de wetenschappelijke integriteit maar van minder ernstige feiten. De CWI noemt het betreurenswaardig dat partijen, gezien hun eerdere goede relatie, niet in gesprek met elkaar hebben kunnen gaan om de tussen hen gerezen kwestie te bespreken en een mogelijke oplossing te bereiken. De CWI heeft daarbij wel opgemerkt dat het Verzoeker vrij staat een klacht in te dienen en dat hij daarover ook geen verantwoording hoeft af te leggen.

18. De CWI adviseert het Bestuur de klacht ongegrond te verklaren.

19. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en de klacht voorlopig ongegrond verklaard.

Beoordeling LOWI

Gebruik formele klachtprocedure

20. Verzoeker kan zich niet vinden in de overweging van de CWI dat hij te rigide is geweest in het gebruik van de formele klachtprocedure. Evenmin kan hij zich vinden in de volgens hem onjuiste opmerking van het Bestuur dat het Verzoeker had gesierd als hij Betrokkene, met wie inmiddels afspraken over herstelmaatregelen waren gemaakt, over zijn adviesverzoek aan het LOWI had geïnformeerd. Verzoeker stelt dat het Bestuur veel aandacht heeft voor de positie van Betrokkene en de impact die de procedure op hem heeft, maar dat er weinig begrip lijkt te bestaan voor Verzoekers positie. Verzoeker verduidelijkt dat dit de derde keer in zijn professionele loopbaan is dat hem iets in de sfeer van wetenschappelijke integriteit overkomt en dat hij na de tweede keer had besloten er een volgende keer (nu dus) werk van te maken. Dit is volgens Verzoeker in lijn met de toegenomen aandacht voor het expliciteren en handhaven van de normen van wetenschappelijke integriteit. Ook wijst hij op de strenge regels over mogelijk plagiaat bij studenten; als docent moet hij bij een vermoeden van plagiaat dit altijd melden bij de examencommissie.

21. In de aandacht die de CWI en het Bestuur hebben geschonken aan de positie van Betrokkene ziet het LOWI geen reden om te concluderen dat de klachtbehandeling onzorgvuldig is geweest of dat sprake zou zijn van schijn van partijdigheid. Het Bestuur heeft in zijn verweerschrift verduidelijkt dat een klacht over wetenschappelijke integriteit grote impact heeft op de wetenschapper waarover wordt geklaagd. Het LOWI herkent dit (zie het rapport “Het LOWI ervaren” van 25 mei 2023, p. 34-35) en acht het terecht dat voor dat aspect van een klachtprocedure door een CWI / het Bestuur aandacht is. Dat er oog is voor de gevolgen van een klachtprocedure voor de Betrokkene neemt niet weg dat er een inhoudelijke beoordeling van de klacht door de CWI moet plaatsvinden, zoals ook is gebeurd. Zoals de CWI en het Bestuur beide onderschrijven was het Verzoekers goed recht om een klacht in te dienen nadat een reactie op zijn e-mail uitbleef. Het kan Verzoeker daarom niet worden verweten dat hij een klacht heeft ingediend. Evenmin kan hem worden verweten dat hij na niet tijdige afhandeling van zijn klacht een verzoek aan het LOWI heeft gedaan. Het LOWI stelt wel vast dat er inmiddels afspraken zijn gemaakt tussen Verzoeker en Betrokkene over herstelmaatregelen over deze kwestie. Dat maakt het voortzetten van de procedure niet erg oplossingsgericht, maar die afspraken staan niet in de weg bij een beoordeling van het verzoek.

Gegrondverklaring

22. Tussen partijen is niet in geschil dat Betrokkene norm 41 uit de gedragscode heeft geschonden (wees transparant over het hergebruik door naar de oorspronkelijke publicatie te verwijzen) en dat dit kwalificeert als een lichte tekortkoming. Verzoeker heeft terecht betoogd dat zijn klacht gelet hierop gegrond had moeten worden verklaard. Als een klacht leidt tot het oordeel dat een wetenschapper de gedragscode heeft overtreden en aan die overtreding een kwalificatie wordt verbonden, betekent dat dat de klacht gegrond is, ook indien het handelen van de wetenschapper niet als schending van de wetenschappelijke integriteit wordt gekwalificeerd. Het is uiteraard wel mogelijk en zelfs zeer wenselijk om te verduidelijken dat die gegrondverklaring niet wil zeggen dat er sprake is van een schending van de wetenschappelijke integriteit. Het LOWI zal het Bestuur daarom adviseren om de klacht in het definitieve oordeel gegrond te verklaren en daarbij te verduidelijken dat geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit, maar van een lichte tekortkoming.

Bronverwijzing voldoende zorgvuldig?

23. Het LOWI onderschrijft het voorlopig oordeel dat de bronvermelding bij de tweede hergebruikte passage in publicatie 2 voldoende zorgvuldig was. Dat het hier een publicatie voor een professioneel publiek betreft en geen publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift acht het LOWI daarbij niet relevant. Beide typen publicaties vallen immers onder het toepassingsbereik van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018. De bronvermelding had zeker zorgvuldiger gekund zoals Verzoeker betoogt en zoals de CWI ook al heeft aangegeven, maar het LOWI vindt het niet zodanig onzorgvuldig dat hier een normschending voor moet worden aangenomen.

Auteursrecht

24. Zoals de CWI terecht heeft overwogen zijn CWI’s en het LOWI niet bevoegd om over auteursrechtelijke kwesties te oordelen. Daarom zou het beter zijn geweest als de CWI de overweging achterwege had gelaten dat toestemming voor hergebruik niet noodzakelijk was voor de eerste hergebruikte passage waaraan Betrokkene het meeste werk had verricht. Over deze kwestie is de CWI immers niet bevoegd te oordelen. Anders dan Verzoeker, is het LOWI van oordeel dat de toestemming waar Verzoeker op doelt niet valt onder normen voor wetenschappelijke integriteit. Het LOWI zal daarom niet verder ingaan op deze kwestie.

Had de CWI aan meer normen moeten toetsen?

25. In het CWI-advies is opgemerkt dat het voor de hand had gelegen dat Betrokkene Verzoeker had geïnformeerd over zijn parallelle werkzaamheden voor publicatie 2. Voorts is vastgesteld dat Betrokkene door privéomstandigheden Verzoekers e-mail over het hoofd heeft gezien en daar niet op heeft gereageerd. Het LOWI volgt Verzoeker niet in zijn standpunt dat de CWI deze handelingen van Betrokkene ook aan de normen van de gedragscode had moeten toetsen. Vaststellingen en overwegingen van de CWI zoals deze waarop Verzoeker doelt, zijn onderdeel van de motivering van het CWI-advies, maar zijn geen zelfstandige klachtonderdelen die op hun beurt weer aan de gedragscode moeten worden getoetst. Het LOWI constateert dat de CWI alle klachtonderdelen uit Verzoekers oorspronkelijke klacht aan de gedragscode heeft getoetst en dat is precies wat een CWI behoort te doen.

Termijnoverschrijding CWI

26. Het LOWI stelt met Verzoeker en het Bestuur vast dat de klachtbehandeling te lang heeft geduurd. Tussen de datum van het indienen van de klacht en de datum waarop de CWI advies uitbracht aan het Bestuur zitten 28 weken in plaats van maximaal 14 weken die hier in beginsel voor staan (artikel 4.6, onder i, van de Klachtenregeling wetenschappelijke integriteit 2020 van de RUG). Verzoeker heeft terecht aangevoerd dat dit ongewenst is. Het LOWI adviseert het Bestuur om de CWI te vragen in geval van voorzienbare vertraging hierover pro-actiever te communiceren met partijen.

Conclusie

27. Verzoeker klaagt er terecht over dat de klachtprocedure te lang heeft geduurd. Het LOWI onderschrijft de conclusie van de CWI dat Betrokkene norm 41 uit de gedragscode heeft geschonden en dat dit moet worden gekwalificeerd als lichte tekortkoming. Het Bestuur had de klacht vanwege die conclusie gegrond moeten verklaren in plaats van ongegrond. Het verzoek is daarom gegrond.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.  verklaart het verzoek gegrond;

II. adviseert het Bestuur om:

a. de klacht in het definitieve oordeel gegrond te verklaren omdat norm 41 uit de gedragscode is geschonden en daarbij te verduidelijken dat geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit, maar van een lichte tekortkoming;
b. de CWI te vragen in geval van voorzienbare vertraging hierover pro-actiever te communiceren met partijen.

Aldus vastgesteld op 28 november 2023 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

 

Print Friendly, PDF & Email