Categorieën
Advies

Advies 2023-05

Kernvraag in deze zaak is of de rol van een hoogleraar moet worden onderzocht die laatste of co-auteur was van verschillende publicaties, waarvan eerder al is komen vast te staan dat die vanwege malversaties moeten worden teruggetrokken.

Print Friendly, PDF & Email

 

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Universiteit Leiden

Procesverloop

Op 14 juni 2022 heeft [Verzoeker] een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna: CWI) van de Universiteit Leiden over een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

De CWI heeft het College van Bestuur van de Universiteit Leiden (hierna: het Bestuur) op 26 juli 2022 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren omdat de klacht geen duidelijke omschrijving zou bevatten van de mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit.

Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en heeft de klacht in zijn aanvankelijk oordeel van 29 augustus 2022 niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) op 30 augustus 2022 verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft aangegeven hier niet op te willen reageren.

Het Bestuur en Betrokkene hebben geen aanleiding gezien voor een laatste reactie.

Overwegingen

Inleiding

1. In 2020 is vastgesteld dat een voormalig medewerker van het instituut psychologie van de Universiteit Leiden de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Hierop heeft het Bestuur de CWI gevraagd een vervolgonderzoek te verrichten en alle artikelen waar die betreffende wetenschapper (co-)auteur van is te onderzoeken op mogelijke schendingen van de wetenschappelijke integriteit. Er zijn uiteindelijk 53 artikelen in het vervolgonderzoek betrokken. In verschillende van de onderzochte artikelen is volgens de CWI sprake van malversaties van zodanige aard dat de conclusies van het artikel aantoonbaar onjuist zijn of dat dit aannemelijk is en de artikelen daarom moeten worden teruggetrokken. Het Bestuur heeft dit advies opgevolgd en de betreffende uitgevers verzocht om de artikelen terug te trekken.

2. Betrokkene is laatste auteur van een aantal van de onderzochte publicaties die volgens het Bestuur teruggetrokken zouden moeten worden.

3. Verzoeker is een zelfstandig gevestigd onderzoeksjournalist en heeft deze casus gevolgd. Naar aanleiding van het hierboven geschetste vervolgonderzoek heeft hij zich met een klacht tot de CWI gericht. Betrokkene is nog steeds als hoogleraar aan de Universiteit Leiden verbonden.

Klacht

4. In zijn klacht vraagt Verzoeker de CWI om onderzoek te doen naar de rol van Betrokkene. Verzoeker begrijpt dat de rol van Betrokkene buiten het vervolgonderzoek is gelaten omdat er toen deze kwestie aan het rollen werd gebracht, niet over Betrokkene was geklaagd maar alleen over de voormalige medewerker. Volgens Verzoeker zijn de reeds vastgestelde malversaties in de publicaties die blijkens het vervolgonderzoek moeten worden teruggetrokken het bewijs dat naast die voormalig medewerker mogelijk ook Betrokkene, die eenmaal co-auteur en meermaals laatste auteur was, de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. In zijn klacht stelt hij verder dat Betrokkene directeur was van het instituut psychologie. In die rol had Betrokkene volgens Verzoeker op grond van de Regeling Datamanagement Universiteit Leiden, die met artikelen 14 en 18 onder meer bepalingen bevat over de bewaartermijnen van data en over dataprotocollen, een bijzondere verantwoordelijkheid voor data.

CWI-advies en aanvankelijk oordeel

5. De CWI overweegt dat Verzoeker niet duidelijk heeft gemaakt welke concrete handelingen Betrokkene zou hebben verricht waarmee hij normen van wetenschappelijke integriteit zou hebben geschonden. Volgens de CWI heeft Verzoeker hiervan geen direct bewijs geleverd. Verder overweegt de CWI dat bovendien niet kan worden aangenomen dat het schenden van de Regeling Datamanagement Universiteit Leiden tevens een schending van de wetenschappelijke integriteit kan opleveren. De klacht omvat volgens de CWI geen duidelijke omschrijving van een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit door Betrokkene en de CWI concludeert dat de klacht daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

6. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen en de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoek

7. Verzoeker kan zich niet vinden in de niet-ontvankelijk verklaring van zijn klacht. Hij voert aan dat hij in zijn klacht niet naar concrete bepalingen over co-auteurschap heeft verwezen, omdat de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 de verantwoordelijkheden van co-auteurs niet specifiek definieert. Volgens Verzoeker geeft zijn klacht echter voldoende aanleiding voor een nader onderzoek omdat het niet zo kan zijn dat een co-auteur, meer in het bijzonder een laatste auteur, geen verantwoordelijkheid draagt voor een publicatie. Ook voert hij aan dat de gedragscode wel specifieke bepalingen bevat over databeheer en dat hij met betrekking tot databeheer in zijn klacht ook op concrete bepalingen heeft gewezen, zij het dat die bepalingen uit de Regeling Datamanagement Universiteit Leiden afkomstig zijn.

Standpunt Bestuur

8. Het LOWI heeft het Bestuur op 12 oktober 2022 laten weten voorlopig van oordeel te zijn dat Verzoekers klacht wel duidelijk is omschreven en dat een niet-ontvankelijkheidsverklaring om deze reden niet goed te volgen is. Het LOWI heeft het Bestuur gevraagd om hierop bij wijze van verweerschrift te reageren. Daarbij heeft het LOWI ook opgemerkt dat het geen zicht heeft op de volledige omvang van het verrichte vervolgonderzoek en daarmee geen zicht heeft op keuzes die eventueel zijn gemaakt om de rol van Betrokkene daarbij al dan niet te onderzoeken.

9. In reactie op deze brief stelt het Bestuur onder meer dat een klager concrete aanwijzingen of bewijzen moet aandragen waaruit blijkt dat een beklaagde wetenschapper zich schuldig zou hebben gemaakt aan wetenschappelijke integriteitsschendingen. Volgens het Bestuur is het enkele co-auteurschap van Betrokkene bij besmette artikelen of zijn gedeelde verantwoordelijkheid gelet op de hiërarchische verhouding, daarvoor onvoldoende. Het vervolgonderzoek zag volgens het Bestuur verder alleen op het verder zuiveren van de wetenschappelijke literatuur en niet om uitbreiding van de schuldvraag. In het vervolgonderzoek heeft geen beoordeling plaatsgevonden van de vraag wie zich schuldig heeft gemaakt aan de gevonden malversaties en wie daarmee mogelijk de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Omdat de schuldvraag in het vervolgonderzoek niet aan de orde is geweest, is het ook daarom volgens het Bestuur onvoldoende dat klager ter onderbouwing van zijn klacht naar de uitkomsten van het vervolgonderzoek verwijst.

Standpunt Betrokkene

10. Betrokkene weerspreekt dat hij in de relevante periode wetenschappelijk directeur was van het instituut psychologie. Verder weerspreekt hij verantwoordelijk te zijn geweest voor de data in zijn rol als laatste auteur. Volgens hem was het heel duidelijk dat twee andere (junior) onderzoekers de data verzamelden en dat de voormalig medewerker – zie overweging 1 – als PI (Principal Investigator) verantwoordelijk was voor de data omdat de dataverzameling deel uitmaakte van een NWO-subsidie die aan die voormalig medewerker was toegekend.

Oordeel LOWI

11. Het LOWI is van oordeel dat de CWI ten onrechte heeft geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren wegens een onvoldoende duidelijke omschrijving van de klacht. Het verweer van het Bestuur dat klager geen concrete aanwijzingen of bewijzen heeft aangeleverd over het handelen van Betrokkene, onderschrijft het LOWI niet. In de klacht heeft Verzoeker erop gewezen dat Betrokkene co-auteur was van verschillende publicaties die volgens het Bestuur moeten worden teruggetrokken vanwege malversaties met data. In zijn klacht vraagt Verzoeker om de rol van Betrokkene daarbij te onderzoeken en wijst hij er op dat Betrokkene meermaals laatste auteur was en daarmee verantwoordelijk voor de data in die publicaties. Dat is een voldoende duidelijke omschrijving van de klacht. Het LOWI kan de niet-ontvankelijkverklaring wegens onvoldoende duidelijke omschrijving van de klacht daarom niet volgen. In het vakgebied psychologie is het gebruikelijk dat de laatste auteur een specifieke verantwoordelijkheid voor data draagt. De klacht houdt in dat dit ook voor Betrokkene geldt en dat Betrokkene die verantwoordelijkheid niet heeft genomen. Daarmee is de klacht ook voldoende gebaseerd op feiten. Dit laatste geldt niet voor het klachtonderdeel over de Regeling Datamanagement Universiteit Leiden, nu Betrokkene onweersproken heeft gesteld (en het Bestuur dit heeft bevestigd) dat hij […] geen wetenschappelijk directeur van het instituut psychologie was.

12. Indien het Bestuur de rol van Betrokkene in deze kwestie niet wénst te onderzoeken, is dat een andere kwestie dan dat de klacht onvoldoende duidelijk zou zijn omschreven. Naar het oordeel van het LOWI dient het Bestuur in het definitieve oordeel over de klacht een standpunt in te nemen over dit meer principiële aspect. Het LOWI ziet hierbij het volgende dilemma waartoe het Bestuur zich zal moeten verhouden.

13. Enerzijds is de omvang van een klacht in beginsel leidend voor een onderzoek naar een mogelijke schending van de wetenschappelijke integriteit. Nu Verzoekers klacht is gericht op Betrokkene, kan het Bestuur daar niet zomaar aan voorbij gaan. Vanuit het oogpunt van wetenschappelijke integriteit kan het wel degelijk van belang zijn om de rol van Betrokkene te onderzoeken. Bij wetenschappelijke integriteit gaat het naar het oordeel van het LOWI niet alleen om het opschonen van de wetenschappelijke literatuur, waartoe het Bestuur zich met het vervolgonderzoek heeft beperkt, maar ook om het handelen (of nalaten) van individuele wetenschappers die deze wetenschappelijke literatuur schrijven.
Anderzijds is er de voorgeschiedenis in deze zaak die op alle betrokkenen (met name op de junior-onderzoekers die klokkenluider waren) al veel impact heeft gehad. Het LOWI kan niet overzien of een nieuw onderzoek naar de rol van Betrokkene onevenredig veel impact zal hebben op de betrokkenen.

14. Omdat het LOWI onvoldoende zicht heeft op deze en andere betrokken belangen, zal het zich in dit advies niet uitlaten over de vraag hóe het Bestuur definitief op Verzoekers klacht moet beslissen. Maar het LOWI zal het Bestuur wel adviseren om expliciet te beslissen over de kernvraag die met de klacht is voorgelegd. Dat is de vraag of de rol van Betrokkene als laatste of co-auteur bij de totstandkoming van de verschillende publicaties die vanwege malversaties moeten worden teruggetrokken moet worden onderzocht. Hierbij geldt, zoals hiervoor onder 13 is overwogen, dat een klacht in beginsel leidend is voor een onderzoek naar een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit en dat voor afwijking van dit beginsel dan ook een verzwaarde motiveringsplicht geldt.

15. Het Bestuur zou in zijn afweging in ieder geval het belang van de wetenschap, het belang van de junior-onderzoekers (klokkenluiders), het belang van Betrokkene en het belang van de overige co-auteurs van die publicatie moeten betrekken. Het Bestuur kan in die afweging ook betrekken dat Verzoeker onderzoeksjournalist is en verder zelf bij een dergelijk onderzoek geen rechtstreeks of persoonlijk belang heeft.

16. Het LOWI signaleert nog het volgende. Zoals in de Inleiding is aangegeven, sluit het Verzoek aan bij een eerdere, afgeronde zaak waarin het gaat om dezelfde publicaties. In het algemeen is het niet wenselijk dat opeenvolgende wetenschappelijke-integriteitsprocedures worden gevoerd waarin het gaat om dezelfde publicaties, zij het ten aanzien van verschillende co-auteurs. Opeenvolgende procedures leiden immers tot extra onrust en vergen extra inspanningen van de instelling (CWI en Bestuur). Wanneer een eerdere klacht ten aanzien van een bepaalde co-auteur is afgehandeld, sluit dat een latere klacht ten aanzien van een andere co-auteur van dezelfde publicatie(s) niet uit. Afhankelijk van de aard van de klacht kan het daarom raadzaam zijn dat een instelling in geval van een klacht ten aanzien van een bepaalde co-auteur tevens, ambtshalve, nagaat of er aanleiding is om het integriteitsonderzoek uit te breiden naar een of meer andere co-auteurs. Expliciete, gemotiveerde beslissingen op dit punt kunnen voorkomen of beperken dat zulke beslissingen naderhand nog moeten worden genomen.

Conclusie

17. Het verzoek is gegrond. […]

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I.  verklaart het verzoek gegrond;

II. adviseert het Bestuur om na afweging van alle betrokken belangen te beslissen of de rol van Betrokkene (als laatste auteur of co-auteur) bij de totstandkoming van de verschillende publicaties die vanwege malversaties moeten worden teruggetrokken moet worden onderzocht.

Aldus vastgesteld op 22 februari 2023 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

 

Print Friendly, PDF & Email