Categorieën
Advies

Advies 2022-12

Door schending van het principe van zorgvuldigheid heeft Verzoeker de gedragscode overtreden. Verzoeker heeft in het aangepaste onderzoeksvoorstel zwaar geleund op eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene. Dat had Verzoeker op deze wijze niet mogen doen. Gelet op de positie en ervaring van Verzoeker kwalificeert dit als bedenkelijk gedrag.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Maastricht University

Procesverloop

Op 22 december 2020 heeft [Betrokkene] een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Maastricht University (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Verzoeker].

De CWI heeft het College van Bestuur van de Maastricht University (hierna: Bestuur) op 12 mei 2021 onder meer geadviseerd de klacht gedeeltelijk gegrond te verklaren en Verzoekers handelen in zoverre als bedenkelijk gedrag te kwalificeren.

In aanvulling op het CWI-advies heeft het Bestuur op 3 september 2021 twee deskundigen geraadpleegd.

In zijn aanvankelijk oordeel van 12 oktober 2021 heeft het Bestuur het CWI-advies opgevolgd en aanvullend de faculteit opgedragen een mediation-traject te starten.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 22 november 2021 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkene in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.

Partijen hebben op elkaars ingediende verweerschriften gereageerd.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 23 maart 2022 besloten dat het zich onvoldoende geïnformeerd acht en dat een hoorzitting noodzakelijk is.

Op 13 juli 2022 heeft de hoorzitting plaatsgevonden, waarbij partijen zijn gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Betrokkene is een postdoc in de neurowetenschappen en heeft enkele jaren geleden een onderzoek bedacht waarvoor hij financiering zocht. Hiertoe had hij een onderzoeksvoorstel gemaakt dat hij reeds twee keer, in andere vorm en met andere betrokken wetenschappers, zonder succes bij een geldverstrekker had ingediend. Omdat Betrokkene nu financiering bij SGW-NWO wilde aanvragen maar zelf niet aan een universiteit was verbonden (een van de randvoorwaarden voor financiering) heeft hij contact gezocht met Verzoeker die als hoogleraar aan Maastricht University is verbonden.

2. Verzoeker en Betrokkene zijn met elkaar in contact getreden. Hier is een gezamenlijk onderzoeksvoorstel uitgekomen dat bij SGW-NWO is ingediend en vervolgens ook is gehonoreerd.

3. Het was de bedoeling dat Betrokkene in dienst zou treden bij Maastricht University voor het uitvoeren van het onderzoek. De looptijd van het onderzoek was vier jaar en Betrokkene wilde daarom ook een aanstelling voor vier jaar. Betrokkene kreeg echter geen arbeidsovereenkomst voor vier jaar aangeboden, maar voor twee jaar, met de mogelijkheid van verlenging met twee jaar. Uiteindelijk is er geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen en is Betrokkene niet langer bij het onderzoek betrokken.

4. Verzoeker is door NWO gevraagd om nu Betrokkene niet meer bij het onderzoek betrokken was, een gewijzigd onderzoeksvoorstel in te dienen. Verzoeker heeft een gewijzigd onderzoeksvoorstel bij NWO ingediend dat door NWO is goedgekeurd. Dit gewijzigde onderzoeksvoorstel staat in deze casus centraal.

5. Betrokkene heeft bij de CWI geklaagd dat Verzoeker met indiening van het gewijzigde onderzoeksvoorstel normen van wetenschappelijke integriteit heeft geschonden en (in de woorden van het LOWI) er ‘met hun gezamenlijke onderzoeksvoorstel vandoor is gegaan’. Het voorlopige oordeel van het Bestuur is dat Verzoeker het principe zorgvuldigheid uit de gedragscode heeft geschonden en dat dit kwalificeert als bedenkelijk gedrag. Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft daarom het LOWI om advies in deze zaak gevraagd.

De voorlopige besluitvorming van het Bestuur

6. Het Bestuur heeft zich met zijn aanvankelijk oordeel gebaseerd op zowel het CWI-advies als de bevindingen van twee deskundigen die het Bestuur na ontvangst van het CWI-advies nog heeft geraadpleegd.

7. De CWI concludeert dat Verzoeker het principe zorgvuldigheid heeft geschonden. De CWI overweegt dat het op de weg van Verzoeker had gelegen om voorafgaand aan de samenwerking met Betrokkene afspraken te maken over de randvoorwaarden van de uitvoering van het project. De CWI acht het vanuit het principe zorgvuldigheid onbegrijpelijk dat Verzoeker het arbeidsvoorstel heeft ingetrokken zonder bemiddeling van de universiteit te zoeken zoals Betrokkene had gevraagd en dat er niet actief naar een oplossing is gezocht. De CWI heeft ook kritiek op het verzoek van NWO aan Verzoeker om het onderzoeksvoorstel aan te passen zodat het project binnen het kader van de aanvraag toch kan worden uitgevoerd zonder het intellectueel eigendom van Betrokkene te schaden en meent dat Verzoeker niet aan dit verzoek had moeten voldoen.

Volgens de CWI is en blijft Betrokkene gezien zijn belangrijke bijdragen in elk geval indirect betrokken bij het project omdat de oorsprong van de aanvraag, belangrijke vraagstellingen en de structuur in essentie niet zijn gewijzigd met het gewijzigde onderzoeksvoorstel van Verzoeker en bij de uitvoering waarvan Betrokkene niet langer is betrokken. De CWI volgt Verzoeker niet in zijn stelling dat hij met het gewijzigde onderzoeksvoorstel alle bijdragen van Betrokkene heeft vervangen door equivalenten die op geen enkele wijze zijn gebaseerd op het eerdere werk van Betrokkene. De CWI overweegt ook dat de ‘wetenschappelijke vingerafdruk’ van Betrokkene binnen dit project zichtbaar is en moet blijven en dat Betrokkene niet eenvoudig kan worden ‘weggeschreven’ uit het project, mede gezien de nadelige gevolgen die dit heeft voor Betrokkene.

8. Aan de geraadpleegde deskundigen heeft het Bestuur onder meer gevraagd of het gewijzigde onderzoeksvoorstel past binnen de onderzoekslijn/het eerdere werk van Verzoeker en of het gewijzigde voorstel kan worden toegeschreven aan een bepaalde onderzoeker/onderzoeksgroep of niet. Deskundige 1 geeft aan dat de wijzigingen in het gewijzigde onderzoeksvoorstel beperkt zijn ten opzichte van het oorspronkelijk door SGW-NWO gehonoreerde voorstel en dat het gewijzigde onderzoeksvoorstel binnen de onderzoekslijn van Verzoeker past. Deskundige 2 merkt eveneens op dat het gewijzigde onderzoeksvoorstel past binnen de onderzoekslijn van Verzoeker. Tevens geeft deskundige 2 aan dat de specifieke ideeën en hypothesen in het onderzoeksvoorstel reden zijn geweest voor honorering van het voorstel en dat deze van Betrokkene afkomstig zijn. Hierbij wijst deskundige 2 naar de verschillende versies van het onderzoeksvoorstel die hij met elkaar heeft vergeleken, waaronder de onderzoeksvoorstellen die Betrokkene eerder en zonder succes (voorafgaand aan de samenwerking met Verzoeker) had ingediend. Deze ideeën en hypothesen zijn volgens deskundige 2 in het gewijzigde onderzoeksvoorstel niet veranderd.

9. Na ontvangst van deze deskundigenrapporten meende het Bestuur voldoende zorgvuldig onderzoek te hebben gedaan om tot een voorlopig oordeel over te kunnen gaan. Het Bestuur heeft het CWI-advies gevolgd in die zin dat het Bestuur oordeelt dat Verzoeker het principe zorgvuldigheid heeft geschonden en dat dit kwalificeert als bedenkelijk gedrag zoals bedoeld in de gedragscode.

Verzoek

10. Verzoeker blijft bij zijn standpunt dat hij met het gewijzigde onderzoeksvoorstel alle bijdragen van Betrokkene aan het oorspronkelijk gehonoreerde onderzoeksvoorstel heeft vervangen. Tijdens de hoorzitting heeft Verzoeker toegelicht dat hij met het gewijzigde onderzoeksvoorstel gebruik maakt van data die hij (Verzoeker) eerder heeft verzameld en dat niet langer gebruik wordt gemaakt van data en experimenten van Betrokkene.

Verder betoogt Verzoeker dat hij ten onrechte niet heeft mogen reageren op de deskundigenrapporten die op verzoek van het Bestuur zijn gemaakt en dat deskundige 2 – aan wiens rapport het Bestuur teveel gewicht toekent – een publicatie van Verzoeker over het hoofd heeft gezien. Verder betoogt Verzoeker dat het Bestuur de kwalificatie ‘bedenkelijk gedrag’ niet heeft onderbouwd. Verzoeker vraagt het LOWI om te expliciteren dat hij geen plagiaat heeft gepleegd. Volgens Verzoeker is het schadelijk voor zijn reputatie dat het verwijt van plagiaat in de lucht is blijven hangen.

Verzoeker betoogt dat hij met het intrekken van het arbeidsvoorstel aan Betrokkene en het wijzigen van het onderzoeksvoorstel steeds heeft gevaren op adviezen die hij bij verschillende functionarissen van de universiteit heeft ingewonnen. Omdat een van die adviseurs later ook secretaris van de CWI werd, is volgens Verzoeker sprake van dubbele petten. Ten slotte is het volgens Verzoeker gelet op de regels over auteurschap in zijn vakgebied niet mogelijk om Betrokkene nog te betrekken in de uitvoering van het gewijzigde onderzoek of als coauteur bij toekomstige publicaties over het project.

Standpunt Bestuur

11. Het Bestuur heeft tijdens de hoorzitting verduidelijkt dat het de hele zaak betreurt, dat zowel Verzoeker als Betrokkene door deze kwestie is beschadigd en dat het op een toenadering tussen beide partijen hoopt. Het Bestuur ziet in Verzoekers betoog echter geen reden om anders te oordelen dan het voorlopig heeft gedaan. Het handelen van Verzoeker is volgens het Bestuur in strijd met het principe zorgvuldigheid. Bij de kwalificatie van dit handelen als ‘bedenkelijk gedrag’ heeft het Bestuur zich gebaseerd op de wegingscriteria.

Tijdens de hoorzitting heeft het Bestuur toegelicht dat het Verzoekers positie en ervaring hierbij heeft meegewogen. Volgens het Bestuur laat het CWI-advies in combinatie met de gevraagde deskundigenrapporten overtuigend zien dat het gewijzigde onderzoeksvoorstel nog steeds was gebaseerd op eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene. Deskundige 2 is volgens het Bestuur bekend met het werk van Verzoeker en heeft in algemene termen daaraan gerefereerd en geen publicaties over het hoofd gezien. Verder zal het Bestuur in de toekomst in voorkomende situaties partijen in de gelegenheid stellen om op deskundigenrapporten te reageren, hetgeen in deze zaak niet is gebeurd.

Standpunt Betrokkene

12. Betrokkene weerspreekt Verzoekers stelling dat het gewijzigde onderzoeksvoorstel niet langer berust op zijn eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën. Volgens hem maakt het gewijzigde onderzoeksvoorstel nog steeds gebruik van de inhoud die Betrokkene heeft geleverd bij het oorspronkelijk door SGW-NWO gehonoreerde onderzoeksvoorstel. Volgens Betrokkene is dat oorspronkelijk gehonoreerde voorstel inhoudelijk volledig van Betrokkene afkomstig en heeft Verzoeker slechts een bijdrage geleverd voor wat betreft editing en andere context die belangrijk is in een onderzoeksvoorstel. Betrokkene erkent dat het oorspronkelijk gehonoreerde onderzoeksvoorstel daarmee een gezamenlijk voorstel was. Betrokkene benadrukt verder dat hij het daadwerkelijke slachtoffer is in deze kwestie, omdat hij nu met lege handen staat en Verzoeker hem weigert te betrekken bij het lopende onderzoek.

Beoordeling LOWI

Omvang advies

13. Zoals tijdens de hoorzitting met partijen is besproken, zal het LOWI zich beperken tot een advies over het voorlopige oordeel van het Bestuur dat Verzoeker met zijn handelen het principe zorgvuldigheid heeft geschonden en dat dit kwalificeert als bedenkelijk gedrag. Het LOWI zal zich niet uitlaten over het intellectueel eigendom van Betrokkene en – om de mediation waartoe het Bestuur voorlopig heeft beslist niet in de weg te staan – ook niet over de vraag wat er tussen partijen moet gebeuren. Het LOWI komt tot het volgende oordeel.

Onderzoeksvoorstellen

14. Vast staat dat Verzoeker en Betrokkene in 2019 samen een onderzoeksvoorstel hebben geschreven voor SGW-NWO dat is gebaseerd op eerdere (niet gehonoreerde) onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene. Mede op grond van de verklaringen van deskundigen 1 en 2 komt het LOWI tot de vaststelling dat het door Verzoeker in 2020 aangepaste onderzoeksvoorstel nog steeds in relevante mate op deze eerdere voorstellen en ideeën van Betrokkene berust. Dat het onderzoeksvoorstel en het aangepaste voorstel in grotere mate ook een bijdrage van Verzoeker bevatten, maakt dat niet anders. Evenmin neemt het feit dat de onderzoeksvoorstellen pasten bij de vakinhoudelijke kennis en ervaringen van Verzoeker weg dat het aangepaste onderzoeksvoorstel uit 2020 nog steeds in relevante mate was gebaseerd op de eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene.

Arbeidsvoorstel

15. Het LOWI onderkent dat Verzoeker in een lastige positie terecht is gekomen toen bleek dat een aanstelling van Betrokkene niet kon worden gerealiseerd. Het LOWI laat daarbij in het midden aan wie deze ontstane situatie valt te verwijten. Waar het voor het LOWI in het kader van de wetenschappelijke integriteit om gaat is dat Verzoeker – op verzoek van NWO – het oorspronkelijk gehonoreerde onderzoeksvoorstel heeft aangepast waarbij nog steeds in relevante mate gebruik is gemaakt van de eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene. Het LOWI geeft daarom geen oordeel over de aanvaardbaarheid van het intrekken van het arbeidsvoorstel, maar alleen advies over de vraag of Verzoeker door (indiening van) het aangepaste onderzoeksvoorstel de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

16. Terzijde merkt het LOWI daarover nog wel op dat het hem verbaast dat het arbeidsvoorwaardenbeleid van de universiteit het kennelijk niet mogelijk maakt om een ervaren postdoc-onderzoeker wier onderzoeksvoorstel een aanzienlijke subsidie voor de universiteit heeft opgeleverd, de garantie te geven dat hij in ieder geval voor de gehele looptijd van het onderzoek een aanstelling bij de universiteit kan krijgen. De geboden mogelijkheid van 2 jaar, met een verlenging van 2 jaar, was voor Betrokkene om hem moverende redenen onvoldoende. Verzoeker heeft bij herhaling aan Betrokkene tegengeworpen dat hij dit aanbod niet heeft geaccepteerd en meent dat dit een rechtvaardiging voor zijn eigen handelen oplevert. Dit is onjuist. Het biedt wellicht een verklaring voor Verzoekers handelen, maar geen rechtvaardiging.

Verzoekers handelen

17. Dat Verzoeker, naar hij stelt, zorgvuldig te werk is gegaan voordat hij het aangepaste onderzoeksvoorstel heeft ingediend doet ook niet af aan de vaststelling dat Verzoeker met indiening van het aangepaste onderzoeksvoorstel gebruik heeft gemaakt van eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene. Verzoeker wijst erop dat hij advies heeft ingewonnen bij juristen werkzaam bij het Bestuur. Volgens het Bestuur had dit advies alleen betrekking op de vraag of sprake zou kunnen zijn van schending van intellectuele eigendomsrechten, in het bijzonder het auteursrecht en heeft Verzoeker destijds ook niet alle details van de casus verteld.

Daargelaten hoe dit precies is gegaan, het LOWI merkt op dat de regels over het gebruikmaken van andermans wetenschappelijke werk niet een op een gelijk zijn te stellen met de regels van het intellectuele eigendomsrecht. Gebruikmaking van andermans werk kan een schending van de wetenschappelijke integriteit betekenen zonder dat daarmee een intellectueel eigendomsrecht wordt geschonden. Dat Verzoeker, naar hij stelt, ook advies heeft ingewonnen bij de departementsleiding neemt niet weg dat Verzoeker met het indienen van het aangepaste onderzoeksvoorstel op zijn eigen naam in belangrijke mate gebruik heeft gemaakt van eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene zonder Betrokkene verder nog in het onderzoek te betrekken. Voor zover het advies van de departementsleiding zou hebben ingehouden dat dit toelaatbaar was, is dat geen juist advies. Wederom biedt dit misschien een verklaring voor Verzoekers handelen, maar geen rechtvaardiging.

18. Evenmin vormt het feit dat Verzoeker het onderzoeksvoorstel niet op eigen initiatief heeft aangepast maar op verzoek van NWO een rechtvaardiging om het eerdere werk van Betrokkene op deze wijze te gebruiken. Het LOWI begrijpt dat Verzoeker door NWO in een lastig parket is gebracht. En dat inmiddels een promovendus was aangesteld, was ook een complicatie. Maar alle relevante omstandigheden overziend, is het LOWI van oordeel dat Verzoeker onvoldoende zelfstandig heeft afgewogen dat aanpassing van het onderzoeksvoorstel met gebruikmaking van eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene zonder Betrokkene verder nog bij het project te betrekken, vanuit het oogpunt van wetenschappelijke integriteit niet in overeenstemming is te brengen met de eisen van de zorgvuldigheid in de gedragscode.

Deze afweging zou Verzoeker tot de conclusie hebben moeten brengen dat het onderzoek niet zonder Betrokkene kon worden uitgevoerd. Juist daarom had Verzoeker ervoor moeten kiezen om in overleg te treden met Betrokkene, te bezien op welke andere wijze Betrokkene bij het onderzoek betrokken zou kunnen worden en op welke wijze Betrokkene bij uit het onderzoek voortkomende publicaties kon worden betrokken als coauteur. Of Verzoeker had er voor moeten kiezen af te zien van indiening van het wijzigingsvoorstel in de door hem gekozen vorm. Die keuzen heeft Verzoeker niet gemaakt en dat is hem naar het oordeel van het LOWI te verwijten.

19. Net als de CWI is het LOWI van oordeel dat het handelen van Verzoeker in strijd is met het principe van zorgvuldigheid en dat dit handelen niet is aan te merken als plagiaat. Door schending van het principe van zorgvuldigheid heeft Verzoeker de gedragscode overtreden. Het LOWI ziet in de wegingscriteria ‘opzet’ en ‘zorgplicht van de instelling’, waarop Verzoeker tijdens de hoorzitting heeft gewezen, geen aanleiding om het handelen van Verzoeker als een lichte tekortkoming (en dus minder zwaar dan het Bestuur en de CWI) te kwalificeren. Verzoeker heeft in het aangepaste onderzoeksvoorstel zwaar geleund op eerdere onderzoeksvoorstellen en ideeën van Betrokkene. Dat had Verzoeker op deze wijze niet mogen doen. Het LOWI kan het Bestuur volgen dat dit gelet op de positie en ervaring van Verzoeker kwalificeert als bedenkelijk gedrag. Hierbij betrekt het LOWI ook dat het Bestuur op de hoorzitting heeft aangegeven dat er geen (bijvoorbeeld rechtspositionele) sancties zullen worden getroffen richting Verzoeker.

Overig

20. In de procedurele bezwaren die Verzoeker naar voren heeft gebracht (de gestelde ‘dubbele pet’ van de CWI-secretaris en het niet hebben kunnen reageren op de deskundigenrapporten) ziet het LOWI geen aanleiding voor de conclusie dat de gevolgde procedure bij de CWI en het Bestuur in haar gehele verloop bezien onzorgvuldig is geweest. Het LOWI volgt de uitleg van het Bestuur dat het bij een CWI-secretaris gaat om een ondersteunende functie en dat de secretaris bovendien ten tijde van de CWI-procedure geen adviserende rol meer had.

Ook de toelichting van het Bestuur dat het in toekomstige situaties partijen zal laten reageren op deskundigenrapporten is voor het LOWI afdoende. In de procedure bij het LOWI is voldoende ruimte geweest en genomen door Verzoeker om op de verklaringen van de deskundigen te reageren en het LOWI heeft Verzoekers standpunt dienaangaande meegenomen in zijn eigen oordeel over deze zaak.

Het LOWI volgt Verzoeker niet in zijn standpunt dat het Bestuur te veel gewicht heeft toegekend aan de verklaringen van deskundige 2 en te weinig aan die van deskundige 1. Deskundige 2 heeft op de open vraag of er na het lezen van de stukken nog iets is dat hij/zij wil meegeven aan het Bestuur input gegeven. Het is terecht dat het Bestuur deze input mee heeft genomen.

Verder volgt het LOWI ook de toelichting van het Bestuur dat deskundige 2 in algemene termen heeft verwezen naar het werk van Verzoeker en daarmee bekend is. Er is – mede gelet op de verschillende versies van de onderzoeksvoorstellen die in het dossier aanwezig zijn en die ook het LOWI met elkaar heeft vergeleken – geen reden om te twijfelen aan de verklaring van deskundige 2 dat specifieke ideeën en hypothesen in het aangepaste onderzoeksvoorstel afkomstig zijn van Betrokkene.

Conclusie

21. Het verzoek is ongegrond. Het LOWI zal het Bestuur adviseren om definitief te oordelen dat Verzoeker door indiening van het aangepaste onderzoeksvoorstel het principe zorgvuldigheid uit de gedragscode heeft geschonden en dat dit kwalificeert als bedenkelijk gedrag zoals bedoeld in die gedragscode.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek ongegrond;

II. adviseert het bestuur definitief te oordelen dat Verzoeker door indiening van het aangepaste onderzoeksvoorstel het principe zorgvuldigheid uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 heeft geschonden en dat dit kwalificeert als bedenkelijk gedrag zoals bedoeld in die gedragscode.

Aldus vastgesteld op 22 augustus 2022 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.