Categorieën
Advies

Advies 2022-02

Zie korte samenvatting advies 2022-01

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker] e.a.

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van de Universiteit Leiden

Procesverloop

Op 22 april 2021 hebben Verzoekers een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Leiden (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene]. Dezelfde klacht is door Verzoekers tevens ingediend bij de CWI van de KNAW, zie advies nr. [2022-01].

De gecombineerde CWI van KNAW en Universiteit Leiden heeft het Bestuur van de Universiteit Leiden (hierna: Bestuur) op 2 augustus 2021 geadviseerd de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoekers in het aanvankelijk oordeel van 3 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoekers hebben het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) door middel van een verzoekschrift dat op 12 oktober 2021 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het LOWI heeft het Bestuur en Betrokkene in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.

Het LOWI heeft op 9 februari 2022 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Betrokkene is Directeur van [een onderzoeksinstituut] en hoogleraar […] aan de Universiteit Leiden. In de Volkskrant van 5 maart 2021 werd een opinie (hierna: Bijdrage) geplaatst van Betrokkene over [een rapport] van Verzoekers (hierna: het Rapport). Verzoekers zijn van mening dat de uitlatingen in de Bijdrage in strijd zijn met vier principes en een norm van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit 2018 (hierna: Gedragscode), namelijk: eerlijkheid, transparantie, zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid, alsmede met norm 53 (Wees eerlijk in publieke communicatie en helder over de beperkingen van het onderzoek en van de eigen expertise). Verzoekers vinden het met name kwalijk en onjuist dat Betrokkene de publicatie kwalificeert als ‘onwetenschappelijk en politiek gemotiveerd’. Zij voelen zich hierdoor in hun reputatie geschaad.

CWI-advies

2. De CWI komt tot de conclusie dat de Bijdrage van Betrokkene niet valt onder de begrippen van artikel 1.1 van de Gedragscode waarin is bepaald op welke activiteiten de Gedragscode van toepassing is. Zo valt de Bijdrage niet onder het eerste lid: ‘wetenschappelijk onderzoek in den brede, zoals dat wordt uitgevoerd aan de instellingen die deze code onderschrijven’. Ook past de Bijdrage niet onder de formulering van het tweede lid waarin staat: ‘Onderzoek’ omvat alle activiteiten die aan de onderzoekspraktijk verbonden zijn, waaronder ook beoordeling en peer review’. Bovendien oordeelt de CWI dat de Bijdrage ook niet is aan te merken als ‘populairwetenschappelijke uitingen’, zoals verwoord in het derde lid. Volgens de CWI moet de Bijdrage wel gezien worden als een opiniestuk in een gerenommeerd landelijk dagblad over een wetenschappelijk rapport van de hand van anderen met een persoonlijk oordeel van Betrokkene.

3. De CWI merkt op dat het begrip ‘populairwetenschappelijke uitingen’ niet in de Gedragscode is gedefinieerd. In het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal wordt ‘populairwetenschappelijk’ omschreven als ‘een wetenschappelijk onderwerp op begrijpelijke wijze behandelend’. Daarvan is volgens de CWI in dit geval geen sprake, nu de Bijdrage enkel een (korte) reactie is op het Rapport en bovenal dat het een opiniërend stuk is dat niet tot doel heeft om op eenvoudige wijze een bepaald onderwerp te duiden.

4. Kortom, de Bijdrage past niet binnen het eerste, tweede en derde lid van artikel 1.1. Het gegeven dat hierbij de wetenschappelijke positie en functie van Betrokkene worden vermeld doet hier niet aan af. Daarom is de CWI van mening dat het gedrag waarover wordt geklaagd, niet valt onder de reikwijdte van de Gedragsode en dat de klacht niet inhoudelijk in behandeling moet worden genomen.

5. De CWI ziet ook geen ontvankelijkheid voor de klacht via de normen 53, 54 en 55 die op publiciteit en communicatie betrekking hebben. Deze normen hebben, gezien de redactie van deze normen, betrekking op publiciteit over eigen onderzoek. Dat is in dit geval niet aan de orde.

6. Onder ‘Nadere Toelichting’ geeft de CWI een overweging ten overvloede. Door de CWI wordt toegelicht dat migratie een onderwerp is dat al decennialang wordt bediscussieerd. Niet alleen in de wetenschap, maar juist ook in de politiek en binnen de maatschappij. Het debat is geregeld emotioneel en sterk gepolariseerd hetgeen leidt tot verhitte discussies tussen voor- en tegenstanders. De klacht kan naar de mening van de CWI niet los worden gezien van een langer lopende controverse tussen Verzoekers en Betrokkene over dit onderwerp. Wat relevant is voor deze kwestie is dat het Rapport mede is gefinancierd door het wetenschappelijk bureau van [een politieke partij], en dat het werd gepubliceerd vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021.

Aanvankelijk oordeel

7. Het Bestuur neemt het advies van de CWI over voor zover het betrekking heeft op de formele aspecten. Met andere woorden, het Bestuur verklaart de klacht niet-ontvankelijk en besluit de klacht inhoudelijk niet in behandeling te nemen.

8. De materiële aspecten, die in het advies zijn verwoord onder ‘nadere toelichting’, neemt het Bestuur ter kennisgeving aan.

Verzoek

9. Verzoekers zijn het hier niet mee eens en zijn van mening dat ten onrechte is bepaald dat de publicatie niet onder de reikwijdte van de Gedragscode valt. Hiermee is de Gedragscode door de CWI te beperkt uitgelegd. Verzoekers zijn van mening dat de Bijdrage wel valt onder ‘populairwetenschappelijke uitingen’ en dat hun klacht over een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit daarmee wel ontvankelijk is.

10. De ‘nadere toelichting’ van de CWI deugt volgens Verzoekers niet omdat hieruit blijkt dat de CWI van mening is dat het onderwerp van het Rapport politiek geladen zou zijn. De CWI wekt hierdoor, net als Betrokkene, ten onrechte de suggestie dat het Rapport bevooroordeeld en niet onafhankelijk zou zijn uitgevoerd. Verzoekers zijn stellig van mening dat deze kwestie niet een wetenschappelijk meningsverschil betreft maar dat het hier gaat om een schending van de wetenschappelijke integriteit door Betrokkene.

11. De ‘nadere toelichting’ in het advies is volgens Verzoekers in strijd met het niet-ontvankelijkheidsoordeel in het advies. Nu hinkt de CWI op twee gedachten: het advies is niet-ontvankelijk maar het wordt wel inhoudelijk beoordeeld.

12. Ten slotte zijn Verzoekers van mening dat norm 60 (uit geen beschuldiging van schending van de wetenschappelijke integriteit waarvan men weet of had moeten weten dat deze onjuist is) door Betrokkene is geschonden.

Verweer Bestuur

13. Het Bestuur blijft bij zijn standpunt dat de klacht niet inhoudelijk moet worden behandeld omdat de Bijdrage niet past binnen het eerste, tweede en derde lid van artikel 1.1 van de Gedragscode, waarmee de reikwijdte van de Gedragscode is bepaald.

14. Het Bestuur merkt op dat de principes van hoofdstuk 2 van de Gedragscode zijn uitgewerkt in normen in hoofdstuk 3 van de Gedragscode. Het Bestuur is van mening dat op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5 slechts bij ernstige schendingen van de wetenschappelijke integriteit aan de principes kan worden getoetst, maar daar is hier geen sprake van.

15. Het Bestuur is van mening dat controverses horen bij de wetenschap en dat de kritiek van Verzoekers op de Bijdrage van Betrokkene daarom thuishoort in een wetenschappelijk debat en niet in een klachtenprocedure over wetenschappelijke integriteit. Ook in de Gedragscode is dit bepaald in artikel 5.4, het vijfde lid: ‘Over methodologische discussies en regulier wetenschappelijk debat kan geen klacht worden ingediend’.

Standpunt Betrokkene

16. Betrokkene heeft bij het LOWI inhoudelijk verweer gevoerd tegen de klachten van Verzoekers. Betrokkene onderschrijft de inhoud van het advies van de CWI en het verweer van het Bestuur. Daarnaast benadrukt hij dat alleen een schending van normen uit de Gedragscode een schending van wetenschappelijke integriteit kan opleveren. In dit geval is geen schending van normen aangetoond.

Oordeel LOWI

17. Het LOWI is het niet eens met de CWI dat de Bijdrage niet binnen de reikwijdte van de Gedragscode valt. De Bijdrage valt naar de mening van het LOWI, ondanks dat er geen definitie in de Gedragscode voor is, onder ‘populairwetenschappelijke uitingen’ in de zin van het derde lid. Met de Bijdrage wordt in een toegankelijk medium, een gerenommeerd landelijk dagblad, een bijdrage geleverd aan het wetenschappelijk debat over kosten van migratie. Het LOWI is van mening dat de Bijdrage wel binnen de reikwijdte van de Gedragscode valt. Bovendien heeft Betrokkene in de Bijdrage niet alleen wetenschappelijke argumenten gebruikt om zijn standpunt te verdedigen, maar heeft hij ook bij zijn Bijdrage zijn wetenschappelijke functies vermeld.

18. Blijkens 1.1.3 van de Gedragscode zijn op onder meer ‘populairwetenschappelijke uitingen […] de principes en normen van deze code van toepassing voor zover dat in redelijkheid kan worden verlangd.’ Het LOWI stelt vast dat het bij de Bijdrage, een opinie in een landelijk dagblad, gaat om een populairwetenschappelijk werk. Daarbij wordt, afhankelijk van het medium, losser omgegaan met wetenschappelijke eisen dan bij reguliere wetenschappelijke publicaties.

19. Door Verzoekers wordt gesteld dat door Betrokkene principes uit de Gedragscode zijn geschonden. Het LOWI leest de systematiek van de Gedragscode zo dat in beginsel moet worden getoetst aan de normen en niet aan de principes van wetenschappelijke integriteit. Wetenschappers kunnen immers altijd eerlijker, zorgvuldiger, transparanter en verantwoordelijker handelen, maar dat is niet waar het bij een vermeende schending van wetenschappelijke integriteit om gaat. Het gaat niet om de vraag of een wetenschapper zo goed mogelijk heeft gehandeld, maar om de vraag of een wetenschapper een ondergrens heeft overschreden. Het LOWI ziet in deze casus geen aanleiding om, naast een toets aan de normen, ook nog eens te toetsen aan de principes van wetenschappelijke integriteit.

20. Het LOWI heeft getoetst aan norm 53 (wees eerlijk in publieke communicatie en helder over de beperkingen van het onderzoek en van de eigen expertise) en concludeert dat deze norm vooral betrekking heeft op zorgvuldige communicatie over eigen onderzoek. In dit geval communiceert Betrokkene niet over eigen onderzoek maar reageert hij op het onderzoek van Verzoekers. Met andere woorden, norm 53 heeft geen betrekking op de situatie dat wordt gereageerd op andermans onderzoek en is daarom ook niet geschonden.

21. Het LOWI heeft getoetst aan norm 18 (vermijd dat de keuze van methode wordt bepaald door buitenwetenschappelijke belangen) en oordeelt dat Betrokkene ook gezien het gestelde onder punt 18 deze norm niet heeft geschonden. Betrokkene bedrijft in de Bijdrage geen politiek maar wetenschap. Betrokkene geeft wetenschappelijke argumenten waarmee hij zijn tegenovergestelde kritische standpunt onderbouwt, zoals het LOWI eerder heeft overwogen in het LOWI-advies 2021-16. Hierdoor maakt de Bijdrage deel uit van de wetenschappelijke controverse.

22. Het LOWI heeft voorts getoetst aan de normen 46 tot en met 50 over beoordeling en peer review, en oordeelt dat gelet op 1.1.3 van de Gedragscode geen van deze normen is geschonden.

23. Het LOWI voegt daaraan toe dat het niet de taak heeft om te oordelen over een wetenschappelijke controverse. De inhoud van het verzoek van Verzoekers heeft naar het oordeel van het LOWI niet zozeer betrekking op wetenschappelijke integriteit als wel op tegenovergestelde standpunten in een wetenschappelijk debat, zoals het LOWI eerder heeft overwogen in het LOWI-advies 2020-22. Het LOWI wijst erop dat uit artikel 5.4, vijfde lid van de Gedragscode volgt, dat over methodologische discussies en regulier wetenschappelijk debat geen klacht kan worden ingediend.

Het LOWI onderschrijft het standpunt van het Bestuur dat controverses horen bij de wetenschap en dat de kritiek van Verzoekers op de Bijdrage van Betrokkene daarom thuishoort in een wetenschappelijk debat en niet in een klachtenprocedure over wetenschappelijke integriteit. Dat Betrokkene betoogt in de Bijdrage dat een aantal zaken in het Rapport naar zijn mening onjuist is maakt dit niet anders. Ook dat Betrokkene politiek ter sprake brengt in zijn opinie over het Rapport kan naar de mening van het LOWI niet worden gezien als een schending van de wetenschappelijke integriteit maar als een gevolg van de inhoud en context van het Rapport en de aard van de Bijdrage: een opinie in een dagblad.

Conclusie

24. Het LOWI is anders dan het aanvankelijk oordeel van mening dat de klacht wel onder de reikwijdte van de Gedragscode valt. Daarnaast komt het LOWI op grond van de voorgaande motivering tot de conclusie dat geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit en dat de klacht ongegrond is.

25. Gelet op het voorgaande zal het LOWI het Bestuur adviseren om het LOWI-advies aan het definitieve oordeel ten grondslag te leggen en de klacht ongegrond te verklaren.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. adviseert de klacht ontvankelijk te verklaren;

II. verklaart het verzoek ongegrond.

Aldus vastgesteld op 21 april 2022 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. T.A. van Reeuwijk, (plv.) ambtelijk secretaris.