Categorieën
Advies

Advies 2021-02

Geen plagiaat. Betrokkene heeft wel over hetzelfde wetenschappelijke probleem gepubliceerd, maar niet over hetzelfde wetenschappelijke idee. Het beginsel van hoor en wederhoor vereist dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om op een deskundigenrapport te reageren.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. de Raad van Bestuur van het Leids Universitair Medisch Centrum

Procesverloop

Op 10 februari 2020 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Leiden en het Leids Universitair Medisch Centrum (hierna: CWI) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

De CWI heeft de Raad van Bestuur van het Leids Universitair Medisch Centrum (hierna: Bestuur) op 2 september 2020 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker in het aanvankelijk oordeel van 29 september 2020 ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI)middels een verzoekschrift dat op 14 oktober 2020 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 28 oktober 2020 besloten het verzoek in behandeling te nemen en te voegen met het reeds door Verzoeker bij het LOWI aanhangig gemaakte verzoek nr. 2021-01.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft op deze verweerschriften gereageerd.

Het Bestuur en Betrokkene hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een laatste reactie in te dienen.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 20 januari 2021 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht om zowel in zaak nr. 2021-02 als in zaak nr. 2021-01 tot advisering over te gaan en dat een hoorzitting niet nodig is.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker en Betrokkene e.a. hebben los van elkaar gepubliceerd over de toegankelijkheid van wetenschappelijke informatie op het internet. Verzoeker stelt dat Betrokkene zich als corresponding author van een wetenschappelijk artikel uit 2016 schuldig heeft gemaakt aan plagiaat. In deze publicatie worden [bepaalde] principes geïntroduceerd. Volgens Verzoeker beschrijft deze publicatie principes die Verzoeker in een eerdere publicatie al heeft beschreven en die hij destijds [naam principes] heeft genoemd. Volgens Verzoeker is in het artikel uit 2016 ten onrechte niet naar zijn eerdere publicaties verwezen.

CWI-advies en aanvankelijk oordeel

2. Het Bestuur heeft Verzoekers klacht onder verwijzing naar het CWI-advies ongegrond verklaard.

3. De CWI overweegt onder meer dat zowel Verzoeker als Betrokkene hebben gepubliceerd over hetzelfde probleem van de toegankelijkheid van wetenschappelijke informatie op het internet, maar dat zij in hun publicaties verschillende oplossingen voorstaan. Waar Verzoeker een theoretische bottum-up methode voorstaat waarbij bestaande informatie wordt gelabeld, introduceert het artikel van Betrokkene e.a. uit 2016 een praktische top-down aanpak waarbij informatie op een andere manier wordt verzameld en bewaard. Volgens de CWI was Betrokkene vanwege dit verschil niet gehouden om naar de publicaties van Verzoeker te verwijzen, zelfs al was hij met die publicaties bekend hetgeen niet het geval was.

4. De CWI baseert zich met haar advies op het deskundigenoordeel dat zij heeft ingewonnen bij een hoogleraar met expertise op het gebied van datamanagement. Op verzoek van de CWI heeft deze deskundige de [publicatie van Betrokkene] vergeleken met de door Verzoeker ontwikkelde […] principes. Volgens de deskundige is de toegankelijkheid van wetenschappelijke informatie op het internet een ruim erkend probleem en is het niet zo dat Verzoekers publicaties van vóór het artikel uit 2016 informatie bevat waarop het artikel uit 2016, waarvan Betrokkene medeauteur is, voortborduurt.

Verzoek

5. Verzoeker betoogt dat de klachtenprocedure onzorgvuldig is verlopen. Hiertoe voert hij aan dat hij het verweerschrift van Betrokkene pas geruime tijd na de hoorzitting bij de CWI heeft ontvangen, dat de CWI hem niet heeft geïnformeerd over het inschakelen van de deskundige, dat hij geen afschrift van dit deskundigenrapport heeft ontvangen en dat hij ook niet in de gelegenheid is gesteld om hierop te reageren.

Verzoeker betoogt verder dat Betrokkene van zijn publicaties op de hoogte moet zijn geweest, gelet op de ontmoetingen en gesprekken die zij tijdens conferenties hebben gehad. Verzoeker houdt vol dat Betrokkene in het artikel uit 2016 naar zijn eerdere publicaties had moeten verwijzen omdat hierin voor het eerst over de principes is gepubliceerd.

Beoordeling LOWI

6. Na bestudering van het volledige CWI-dossier stelt het LOWI vast dat Verzoeker in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het verweerschrift van Betrokkene en hiervan ook gebruik heeft gemaakt. Dat dit pas na de hoorzitting bij de CWI is gebeurd, doet geen afbreuk aan de hoor en wederhoor die hier is toegepast.

7. Zoals het LOWI eerder heeft overwogen in adviezen 2020, nrs. 20 en 21 vervullen deskundigenrapporten in de klachtprocedure een belangrijke rol omdat zij conclusies bevatten over vaktechnische aspecten die buiten de expertise van de CWI-leden vallen. Het LOWI is van oordeel dat het beginsel van hoor en wederhoor vereist dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om op een deskundigenrapport te reageren. In de klachtprocedure die hier ter beoordeling voorligt is dat niet gebeurd. Daarom heeft het LOWI Verzoeker en Betrokkene alsnog in de gelegenheid gesteld om op het deskundigenrapport te reageren. Verzoeker heeft van deze geboden mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Betrokkene heeft het LOWI laten weten dat hij het deskundigenonderzoek onderschrijft. Hiermee is in de fase van de LOWI-procedure alsnog voldoende recht gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor.

8. In hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd ziet het LOWI geen reden om aan de juistheid van het deskundigenrapport te twijfelen. Het LOWI onderschrijft daarom het aanvankelijk oordeel dat Betrokkene geen plagiaat heeft gepleegd, omdat Verzoeker en Betrokkene weliswaar over hetzelfde wetenschappelijke probleem, maar niet over dezelfde wetenschappelijke ideeën hebben gepubliceerd.

9. Voor de vraag of Betrokkene in het kader van wetenschapshistorie desalniettemin toch naar Verzoekers publicaties over […] had moeten verwijzen, geldt dat wetenschapshistorie moet worden weergeven als wetenschappers een prioriteitsclaim leggen of als het een essentiële bron zoals een gezaghebbende publicatie betreft (vgl. LOWI-advies 2020-11 en 2017-02). Daarvan is in dit geval geen sprake. Het artikel uit 2016 is, aldus het deskundigenrapport, bedoeld om de huidige consensus binnen de wetenschap weer te geven en doet geen prioriteitsclaim. Verder blijkt uit de het deskundigenrapport dat Verzoekers publicaties geen gezaghebbende bron zijn, omdat er in de relevante literatuur slechts 5 keer naar verwezen is, waarvan 2 keer door Verzoeker zelf. Ter illustratie laat de deskundige zien dat er naar de publicatie uit 2016, waarvan Betrokkene medeauteur is, inmiddels 1183 keer is verwezen.

Conclusie

10. Verzoeker heeft gelijk dat de CWI hem in de gelegenheid had moeten stellen om op het deskundigenrapport te reageren, maar verzoekers klacht over Betrokkene is ongegrond.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek ongegrond;

II. adviseert het Bestuur het aanvankelijk oordeel ongewijzigd als definitief oordeel vast te stellen.

Aldus vastgesteld op 10 februari 2021 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.