Categorieën
Advies

Advies 2019-23

Het geven van een interview is in dit geval wetenschapsbeoefening van populariserende aard. De gedragscode is van toepassing. Een CWI is niet gehouden om alles wat tijdens een hoorzitting naar voren wordt gebracht te verwerken in het advies. Voldoende is dat het verslag van de hoorzitting wordt opgenomen.

naar aanleiding van het verzoek van:

1. …

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen

Procesverloop

Op 23 oktober 2018 heeft … (hierna: Verzoeker) een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: CWI) over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … (hierna: Betrokkene 1), … (hierna: Betrokkene 2) en het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen.

De CWI heeft deze klacht op 23 november 2018 ter hoorzitting behandeld en heeft het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: het Bestuur) op 21 februari 2019 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker bij aanvankelijk oordeel van 7 maart 2019 ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 28 maart 2019 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 24 april 2019 besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Betrokkene 1 heeft een verweerschrift ingediend.

Betrokkene 2 heeft te kennen gegeven dat hij geen deel wenst te nemen aan de procedure bij het LOWI.

Partijen hebben geen inhoudelijke nadere stukken ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 18 september 2019 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. In het kader van een serie artikelen over … verscheen in [ krant A ] op …2018 het artikel “…” van journalist … . Dit artikel is gebaseerd op meerdere interviews, waaronder interviews met Betrokkenen. In [ krant B ] van … 2018 verscheen van dezelfde auteur het artikel “…”. Dit artikel is een weerslag van het interview met Betrokkene 1. Andere geïnterviewden komen in dit artikel niet aan bod.

2. Betrokkene 1 heeft gedurende … jaar voor de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek naar … gedaan. Betrokkene 2 is hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en is de leidinggevende geweest van Betrokkene 1.

3. Verzoeker is het niet eens met de inhoud van het krantenartikel, waarin … worden aangewezen als oorzaak van … . Volgens Verzoeker zijn niet zozeer … , maar … een belangrijke oorzaak voor … . Dit verschijnsel wordt ook wel X genoemd.

Het aanvankelijke oordeel

4. Het Bestuur heeft Verzoekers klacht ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de CWI.

5. De CWI kwalificeert het krantenartikel als wetenschapsbeoefening, zodat de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (versie 2014) van toepassing is op het krantenartikel en op Betrokkenen. Volgens de CWI is het krantenartikel echter geen wetenschappelijke publicatie, maar een populariserende publicatie, zodat een meer terughoudende toets aan de hand van de gedragscode kan worden uitgevoerd.

De CWI toetst vervolgens of, gezien het populariserende karakter van de publicatie, Betrokkenen in redelijkheid aan de principes 1.6 (zorgvuldigheid in uitvoeren van en rapporteren over wetenschappelijk onderzoek) en 1.7 (zorgvuldigheid in relaties tussen wetenschapsbeoefenaren en met de maatschappij) van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (versie 2014) hebben voldaan.

Deze toets resulteert in het oordeel van de CWI dat in redelijkheid aan die principes is voldaan en dat er geen sprake is van schendingen van de wetenschappelijke integriteit. Nu er ten aanzien van Betrokkene 1 geen schending van wetenschappelijke integriteit aan de orde is, moet de hiervan afgeleide klacht tegen Betrokkene 2 in zijn hoedanigheid als leidinggevende eveneens ongegrond worden verklaard, aldus het CWI-advies.

Het verzoek

6. Verzoeker betoogt net als in zijn klacht dat Betrokkene 1 voorbij gaat aan het verschijnsel X als belangrijke oorzaak van … . Volgens Verzoeker komen … er in de artikelen slecht vanaf, terwijl … juist een actieve bijdrage hebben geleverd aan … . De quote “…” is volgens Verzoeker te ongenuanceerd, omdat deze in tegenspraak is met andere publicaties, zoals [ publicatie C ] waaraan Betrokkene 1 heeft meegeschreven en het rapport D “…”.

Verzoeker stelt verder dat de CWI ten onrechte de verantwoordelijkheid van wetenschappers verlegt naar het publiek, met de overweging in het CWI-advies dat van de krantenlezer mag worden verwacht dat hij beseft dat het krantenartikel niet gelijkgesteld kan worden aan een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift met de daaraan verbonden wetenschappelijke nuanceringen, maar dat het hier gaat om een opiniërend artikel waarin aandacht wordt gevraagd voor … om zo een publiek debat op gang te brengen.

Tot slot betoogt Verzoeker dat de CWI ten onrechte geen aandacht heeft geschonken aan de uitlatingen van Betrokkene 2 die blijkens het verslag van de hoorzitting bij de CWI heeft gezegd dat een wetenschapper mag zeggen wat hij wil, ook als dat onjuist is. Volgens Verzoeker levert het een schending van wetenschappelijke integriteit op als een wetenschapper ten aanzien van zijn eigen vakgebied mag zeggen wat hij wil, ongeacht of die uitspraken waar zijn of niet.

Standpunt van het Bestuur

7. Het Bestuur stelt zich op het standpunt dat het CWI-advies het aanvankelijk oordeel ruimschoots kan dragen. Volgens het Bestuur verschilt Verzoeker met Betrokkene 1 van mening over … en X. Dit is volgens het Bestuur een wetenschappelijke controverse waarover het LOWI zich niet kan uitlaten.

Het Bestuur houdt vast aan de overweging in het CWI-advies dat van lezers mag worden verwacht dat zij beseffen dat een populariserende publicatie niet kan worden gelijkgesteld aan een wetenschappelijke publicatie.

Het Bestuur stelt voorts dat de stelling van Verzoeker over de opmerking van Betrokkene 2 tijdens de hoorzitting bij de CWI niet tot een gegrond verzoek kan leiden.

Standpunt van Betrokkene 1

8. Betrokkene 1 sluit zich aan bij het aanvankelijk oordeel en het daaraan ten grondslag liggende CWI-advies. Verder benadrukt hij dat … ook in publicatie D waaraan Verzoeker refereert als hoofdoorzaak van … wordt beschouwd en dat … en X niet volledig los van elkaar staan, maar juist verband met elkaar houden.

Toetsingskader LOWI

9. Het LOWI adviseert het Bestuur van een bij het LOWI aangesloten instelling over een door het Bestuur vastgesteld (aanvankelijk) oordeel over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI adviseert niet uit eigener beweging, maar slechts naar aanleiding van een daartoe strekkend ontvankelijk verzoek.

10. Indien het LOWI een ontvankelijk verzoek in behandeling heeft genomen, toetst het aan de hand van het verzoek, de overgelegde stukken en de eventuele hoorzitting of het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur voldoet aan de daaraan vanuit het oogpunt van zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen en of het aanvankelijk oordeel in overeenstemming is met de normen voor wetenschappelijke integriteit.

Hierbij betrekt het LOWI de klachtenregeling van de desbetreffende instelling. De normen van wetenschappelijke integriteit zijn neergelegd in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit die op 1 oktober 2018 in werking is getreden. Dan wel, indien de onderzoeksactiviteiten waarop het verzoek ziet zijn gestart vóór 1 oktober 2018, in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, laatstelijk herzien in 2014.

11. Het oordeel dat een of meer normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden, leidt niet per definitie ook tot het oordeel dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden.

12. Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Wetenschappelijke controversen dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum.

Beoordeling van het verzoek

Toepasselijke gedragscode

13. De krantenartikelen dateren van … en … 2018. Dit is vóór de inwerkingtreding van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (1 oktober 2018). Gelet op de overgangsbepaling in artikel 1.5 van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit is op de beoordeling van de klacht van Verzoeker daarom de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (herziening 2014) van toepassing.

Ambtshalve oordeel

14. Zoals het LOWI eerder heeft geoordeeld (bijvoorbeeld in advies nr. 2016-05) kunnen buitenuniversitaire werkzaamheden onder de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (versie 2014) vallen, mits deze activiteiten kunnen worden aangemerkt als wetenschapsbeoefening.

Hoewel tussen partijen niet in geschil, ziet het LOWI zich naar analogie van artikel 8:69, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ambtshalve voor de vraag gesteld of de medewerking die Betrokkenen door middel van een interview hebben verleend aan de krantenartikelen over …, naar aard en inhoud kan worden opgevat als wetenschapsbeoefening. Alleen als deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, zijn de principes uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (2014) van toepassing en kan in het kader van een klachtprocedure en een daaropvolgend verzoek bij het LOWI worden beoordeeld of Betrokkenen zich hebben gehouden aan de regels van wetenschappelijke integriteit.

14.1. In de artikelen wordt gerefereerd aan een lopend onderzoek van Betrokkene 1. Uit de artikelen volgt ook dat … zo snel gaat, dat Betrokkene 1 meent als wetenschapper niet te kunnen wachten met naar voren treden totdat het onderzoek klaar is. Verder wordt vermeld dat Betrokkene 1 al …. jaar gedurende … per jaar … onderzoek doet naar … voor de Rijksuniversiteit Groningen en dat Betrokkene 2 hoogleraar … is aan diezelfde universiteit. Gelet op het voorgaande is het LOWI van oordeel dat de bijdrage van Betrokkenen aan de krantenartikelen moet worden gezien als wetenschapsbeoefening.

Hoewel de krantenartikelen niet zozeer zijn gericht op het initiëren en bevorderen van wetenschappelijk debat, maar eerder op het initiëren en bevorderen van publiek debat en politieke actie, is het LOWI in dit geval toch van oordeel dat wel sprake is van wetenschapsbeoefening omdat Betrokkenen zich in hun pleidooi uitdrukkelijk manifesteren als wetenschapper en refereren aan (lopend) wetenschappelijk onderzoek.

Zoals het LOWI heeft overwogen in overweging 5.3 in advies 2015, nr. 7 wordt, wanneer een wetenschapper zich – binnen dan wel buiten de eigen instelling – uitdrukkelijk manifesteert als wetenschapper, logischerwijs verwacht dat diens handelen in overeenstemming is met de algemene beginselen van professioneel wetenschappelijk handelen en moet men erop kunnen vertrouwen dat de beginselen van wetenschappelijk verantwoord gedrag in acht zijn genomen.

14.2. Gelet op het voorgaande heeft de CWI de activiteiten van Betrokkenen terecht als wetenschapsbeoefening aangemerkt. De principes uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (2014) zijn van toepassing. Zoals de CWI ook terecht heeft geconcludeerd, gaat het in deze zaak om een populariserende publicatie.

Zoals het LOWI in advies 2015, nr. 7 ook heeft opgemerkt, kan de populariserende aard van de publicatie aanleiding zijn voor een meer marginale toets aan de principes van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. De CWI heeft daarom eveneens terecht een terughoudende toets aan de gedragscode uitgevoerd. Een dergelijke terughoudendheid geldt hier temeer, nu het in de onderhavige publicaties om interviews gaat en niet om een door Betrokkenen eigenhandig geschreven tekst. Dit betekent dat Betrokkenen minder controle hebben over wat er uiteindelijk gepubliceerd wordt.

X

15. Over het betoog van Verzoeker dat in de krantenartikelen ten onrechte voorbij is gegaan aan het verschijnsel X, wordt als volgt overwogen. Het LOWI laat zich in dit advies niet uit over de vraag in hoeverre … of X aan … ten grondslag ligt en hoe X en … zich tot elkaar verhouden. Dit betreft een wetenschappelijke controverse en het LOWI is niet bevoegd om daarover te oordelen.

Dat een populariserende publicatie zich richt op één oorzaak van een gesignaleerd probleem levert op zichzelf geen schending van de wetenschappelijke integriteit op. Dat zou anders kunnen zijn wanneer Betrokkene andere oorzaken uitdrukkelijk van de hand zou hebben gewezen, maar die situatie doet zich hier niet voor. Het LOWI ziet in hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd over publicatie C en het rapport D verder geen aanleiding voor het oordeel dat Betrokkenen in redelijkheid niet aan de principes van wetenschappelijke integriteit hebben voldaan zoals die zijn neergelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (versie 2014).

Verwachting krantenlezer

16. De CWI heeft op pagina 9 van haar advies overwogen dat van de krantenlezer mag worden verwacht dat hij beseft dat het krantenartikel niet gelijkgesteld kan worden aan een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift met de daaraan verbonden wetenschappelijke nuanceringen, maar om een opiniërend artikel waarin aandacht wordt gevraagd voor … om zo een publiek debat op gang te brengen.

Met deze overweging heeft de CWI kennelijk aansluiting gezocht bij de LOWI-adviezen 2016, nr. 7 en 2016, nr. 8 waarin het LOWI heeft overwogen dat van de lezer van een open brief in de krant redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij beseft dat het niet gaat om een wetenschappelijke publicatie met de daarbij behorende wetenschappelijke nuanceringen (…).

Deze overweging van de CWI gaat eraan voorbij dat in de zaken 2016, nr. 7 en 2016, nr. 8 geen sprake was van wetenschapsbeoefening en dus ook niet van een populariserende publicatie, hetgeen in de thans voorliggende zaak nu juist wél het geval is. Wat hier verder ook van zij, de conclusie in het CWI-advies dat er geen sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit, berust niet louter op deze door Verzoeker bekritiseerde overweging van de CWI. Ook zonder deze overweging blijft de conclusie van het CWI-advies dat de wetenschappelijke integriteit niet is geschonden, terecht overeind.

Hoorzitting bij de CWI

17. Over de uitlatingen van Betrokkene 2 tijdens de hoorzitting bij de CWI overweegt het LOWI dat de CWI niet is gehouden om alles wat tijdens de hoorzitting door partijen naar voren wordt gebracht te verwerken in haar advies. Voldoende is dat dit in het verslag van de hoorzitting wordt opgenomen, zoals hier ook is gebeurd. Het aanvankelijk oordeel van het Bestuur, waaraan het CWI-advies ten grondslag is gelegd, voldoet aan de daaraan vanuit het oogpunt van zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen.

Conclusie

15. Het verzoek is ongegrond. Het LOWI adviseert het Bestuur om het aanvankelijk oordeel ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek van … ongegrond;

II. adviseert het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen om het aanvankelijk oordeel ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel.

Aldus vastgesteld op 31 oktober 2019 door prof. mr. W.J. Zwalve, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.