Categorieën
Advies

Advies 2019-21

Beoordeling van een scriptie. Gelet op het feit dat Betrokkenen een aanstelling hebben bij de OU gaat het LOWI uit van hun kundigheid om Verzoekers scriptie te beoordelen, ook al vallen de onderwerpen uit die scriptie niet één op één samen met hun eigen specifieke deskundigheid.

Print Friendly, PDF & Email

naar aanleiding van het verzoek van:

1. …

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van de Open Universiteit

Procesverloop

Op 31 januari 2019 heeft … (hierna: Verzoeker) een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Open Universiteit (hierna: CWI) over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door zijn examinator … en bijzitter … (hierna tezamen: Betrokkenen).

De CWI heeft deze klacht op 27 maart 2019 ter hoorzitting behandeld en heeft het College van Bestuur van de Open Universiteit (hierna: het Bestuur) op 17 april 2019 geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht van Verzoeker bij aanvankelijk oordeel van 25 april 2019 ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 4 juli 2019 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 26 juni 2019 besloten het verzoek in behandeling te nemen. Prof. dr. L. Lechner heeft zich in deze zaak verschoond.

Het Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Betrokkenen hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend.

Verzoeker en Bestuur hebben gereageerd op het verweerschrift van Betrokkenen.

Het Bestuur en Betrokkenen hebben een laatste reactie ingediend.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 18 september 2019 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen.

Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker heeft … gestudeerd aan de Open Universiteit. Tijdens zijn masteropleiding heeft Verzoeker, als onderdeel van de cursus …, een scriptie geschreven met de titel “…”. Na een klacht van Verzoeker over zijn toenmalige scriptiebegeleider, zijn Betrokkenen als examinator respectievelijk bijzitter aan Verzoeker toegewezen. Uit het dossier blijkt dat een hoogleraar van [een andere Universiteit] als zogenoemde externe reviewer een conceptversie van de scriptie heeft becommentarieerd. Deze hoogleraar was niet in de gelegenheid om als formele scriptiebegeleider van Verzoeker op te treden, maar was wel bereid een eenmalig commentaar op de scriptie te geven. Verzoeker en Betrokkenen hebben met deze constructie ingestemd. Na afloop van het examen op … februari 2018 heeft de examinator de scriptie van Verzoeker in overleg met de bijzitter beoordeeld met het cijfer 6.

Verzoeker is het niet eens met de wijze waarop Betrokkenen zijn scriptie hebben beoordeeld. Daarom heeft hij zich tot het College van beroep voor de examens van de Open Universiteit (hierna: CBE) gericht. Na het doorlopen van die procedure, tot en met het College van Beroep voor Hoger Onderwijs (hierna: CBHO) die het beroep van Verzoeker ongegrond heeft verklaard, heeft Verzoeker zich tot de CWI gewend zoals hierboven in het procesverloop is beschreven.

Het aanvankelijke oordeel

2. Het Bestuur heeft Verzoekers klacht ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de CWI.

3. Volgens het CWI-advies zou de klacht op basis van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de code gelet op paragraaf 1.3.11 van die code niet van toepassing is op de beoordeling van scripties, waarover Verzoeker klaagt. De CWI heeft er desalniettemin voor gekozen om de klacht ontvankelijk te verklaren en inhoudelijk te beoordelen, omdat examinatoren en beoordelaars zich volgens de CWI bij de beoordeling van een scriptie naar analogie van deze gedragscode zouden moeten gedragen.

4. De CWI overweegt dat de klachtgrond van Verzoeker dat Betrokkenen de scriptie niet zouden hebben gelezen feitelijke grondslag mist en dat van opzettelijke onzorgvuldigheid van Betrokkenen geen sprake is.

Verder overweegt de CWI dat er voor de beoordeling van scripties geen eenduidige regels zijn, maar dat het gebruikelijk is dat een scriptie wordt beoordeeld door wetenschappelijke stafleden van een faculteit of vakgroep zonder dat sprake is van specifieke deskundigheid op alle inhoudelijk aspecten die in de scriptie aan bod komen.

De CWI overweegt in haar advies verder dat Betrokkenen de kwestie van de zogenoemde externe reviewer op een redelijke wijze hebben opgelost en dat Betrokkenen zich hebben ingespannen om de scriptie zo goed mogelijk te (laten) beoordelen. De commissie overweegt echter ook dat de Betrokkenen onzorgvuldig hebben gehandeld, maar dat er onvoldoende evidentie bestaat dat Betrokkenen niet integer zouden hebben gehandeld.

Het verzoek

5. Verzoeker kan zich niet vinden in de wijze waarop Betrokkenen zijn scriptie hebben beoordeeld. Verzoeker stelt met onderhavige procedure geen hoger cijfer na te streven, maar wel een herbeoordeling van zijn scriptie. Volgens Verzoeker hebben Betrokkenen zijn scriptie niet of onvoldoende gelezen en hebben Betrokkenen, die beiden geen … zijn, onvoldoende kennis van … om de scriptie inhoudelijk te kunnen beoordelen. De hoogleraar van [een andere Universiteit] die in dit geval als zogenoemde externe reviewer eenmalig een conceptversie van de scriptie heeft beoordeeld, is volgens Verzoeker ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling van de definitieve versie van de scriptie.

Verzoeker stelt dat Betrokkenen de externe reviewer nogmaals hadden moeten raadplegen als inhoudelijk deskundige alvorens de definitieve scriptie met een cijfer te beoordelen. Volgens Verzoeker hebben Betrokkenen zich bij de beoordeling van de scriptie voorts ten onrechte laten leiden door de kritiek van Verzoekers voormalige scriptiebegeleider die de toenmalige versie van de scriptie een te zwak … gehalte vond hebben en die vond dat Verzoeker onvoldoende … zou hebben gebruikt. Verzoeker is het niet eens met deze kritiek en stelt dat hij met het schrijven van zijn scriptie terecht voor een … invalshoek heeft gekozen.

Standpunt van het Bestuur

6. Het Bestuur stelt zich op het standpunt dat er geen normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden en dat Betrokkenen zich conform de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit hebben gedragen. Over de klacht van Verzoeker dat Betrokkenen geen … zijn en dat zij inhoudelijke deskundigheid op het gebied van … ontberen, stelt het Bestuur dat Verzoeker zelf heeft ingestemd met de constructie waarin Betrokkenen als examinator en bijzitter optraden en de externe reviewer als inhoudelijk deskundige.

Hoewel de communicatie en afstemming in het scriptietraject met betrekking tot de externe reviewer niet optimaal is geweest, leidt deze onzorgvuldigheid volgens het Bestuur niet tot een schending van wetenschappelijke integriteit. Betrokkenen beschikken volgens het Bestuur over voldoende … expertise om op een juiste wijze tot een waardering van de scriptie van Verzoeker te komen en hebben dit ook gedaan. Dat Betrokkenen de scriptie niet eerlijk, transparant en kundig hebben beoordeeld is door Verzoeker niet onderbouwd, aldus het Bestuur.

Standpunt van Betrokken

7. Betrokkenen stellen voorop dat zij Verzoeker met de voortgang van zijn scriptie hebben willen helpen, gegeven de ontstane situatie waarin Verzoeker en diens voormalige scriptiebegeleider waren gebrouilleerd en die scriptiebegeleider de enige inhoudelijke deskundige was op het gebied van … binnen de Open Universiteit. Volgens Betrokkenen zijn zij onafhankelijk van die voormalige scriptiebegeleider tot een vergelijkbare kritiek op Verzoekers scriptie gekomen.

Ook brengen Betrokkenen naar voren dat Verzoeker zelf heeft ingestemd met de rol van de zogenoemde externe reviewer, waarbij het voor Verzoeker in ieder geval duidelijk moet zijn geweest dat die externe reviewer de beoordeling van de scriptie zou overlaten aan de Open Universiteit. Na de beoordeling van de externe reviewer over de conceptscriptie, was het in de ogen van Betrokkenen niet nodig om deze reviewer een tweede keer om zijn oordeel te vragen. Betrokkenen merken op dat zij over de afstemming met deze externe reviewer nog duidelijker hadden kunnen communiceren met Verzoeker, maar dat dit er niet aan afdoet dat zij bij de beoordeling van de scriptie hebben voldaan aan de principes van wetenschappelijke integriteit. Verder stellen Betrokkenen dat Verzoeker via de onderhavige procedure alsnog zijn gelijk probeert te halen, hetgeen eerder niet is gelukt met zijn klacht bij het CBE en de daarop volgende procedure bij het CBHO.

Toetsingskader LOWI

8. Het LOWI adviseert het Bestuur van een bij het LOWI aangesloten instelling over een door het Bestuur vastgesteld (aanvankelijk) oordeel over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI adviseert niet uit eigener beweging, maar slechts naar aanleiding van een daartoe strekkend ontvankelijk verzoek.

9. Indien het LOWI een ontvankelijk verzoek in behandeling heeft genomen, toetst het aan de hand van het verzoek, de overgelegde stukken en de eventuele hoorzitting of het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur voldoet aan de daaraan vanuit het oogpunt van zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen en of het aanvankelijk oordeel in overeenstemming is met de normen voor wetenschappelijke integriteit.

Hierbij betrekt het LOWI de klachtenregeling van de desbetreffende instelling. De normen van wetenschappelijke integriteit zijn neergelegd in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit die op 1 oktober 2018 in werking is getreden. Dan wel, indien de activiteiten waarop het verzoek ziet zijn gestart vóór 1 oktober 2018, in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, laatstelijk herzien in 2014.

10. Het oordeel dat een of meer normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden, leidt niet per definitie ook tot het oordeel dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden.

11. Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Wetenschappelijke controversen dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum.

Omvang van het geding

12. Voorafgaand aan zijn klacht bij de CWI, heeft Verzoeker een klacht ingediend bij het CBE. Deze procedure heeft geleid tot de uitspraak van het CBHO van … 2018 waarbij het beroep van Verzoeker ongegrond is verklaard. Het LOWI stelt voorop dat de klacht bij het CBE en de daarop volgende uitspraak van het CBHO geen onderdeel uitmaken van de onderhavige procedure. Dat Verzoeker een procedure bij het CBE en het CBHO heeft doorlopen over zijn scriptie, staat op zichzelf genomen echter niet in de weg aan de mogelijkheid van Verzoeker om tevens een klacht over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit in te dienen bij de CWI. De CWI hanteert een ander toetsingskader dan het CBE. De toetsing van de klacht die de CWI verricht is daarmee een andere dan de toetsing die het CBE verricht, ook al is de aanleiding van beide klachten hetzelfde, te weten Verzoekers scriptie.

13. Voor zover Verzoeker het LOWI heeft verzocht na te gaan of de door hem gestelde nalatigheid van Betrokkenen strafbaar is, overweegt het LOWI onder verwijzing naar zijn toetsingskader zoals verwoord onder 11, dat het LOWI niet bevoegd is over strafrechtelijke kwesties te oordelen.

14. Over de omvang van het geding tot slot nog het volgende. Het LOWI beperkt zich in deze zaak tot een advies aan het Bestuur over de door Verzoeker vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door Betrokkenen. Het handelen dan wel nalaten van de voormalige scriptiebegeleider van Verzoeker, wat hier verder ook van zij, maakt geen deel uit van deze procedure.

Beoordeling van het verzoek

De toepasselijke gedragscode

15. Uit het dossier blijkt dat de beoordeling van Verzoekers scriptie op … februari 2018 heeft plaatsgevonden. Dit is vóór de inwerkingtreding van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (1 oktober 2018). Gelet op de overgangsbepaling in artikel 1.5 van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit is op de beoordeling van de klacht van Verzoeker alleen daarom al nog de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (herziening 2014) van toepassing.

15.1. Uit het CWI-advies volgt dat de CWI de klacht aan de verkeerde gedragscode heeft getoetst, te weten de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit die op 1 oktober 2018 in werking is getreden. Gelet hierop is het LOWI van oordeel dat het CWI-advies niet voldoet aan de daaraan uit het oogpunt van zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen en dat dit advies het aanvankelijk oordeel van het Bestuur niet kan dragen.

15.2. Nu de standpunten van partijen na voltooiing van de schriftelijke ronde bij het LOWI duidelijk zijn en nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van het thans voorliggende verzoek, ziet het LOWI geen aanleiding om het Bestuur te adviseren het onderzoek naar de klacht te heropenen. Het LOWI zal de onderliggende klacht daarom zelf onderzoeken op basis van de stukken, met toepassing van artikel 13, lid 2, van het Reglement LOWI 2018.

Relevante bepalingen uit de gedragscode

16. Voor zover relevant voor het verzoek, luidt de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (herziening 2014) als volgt.

De preambule:

“1. De code is van toepassing op de wetenschapsbeoefening, waaronder wordt verstaan wetenschappelijk onderwijs en onderzoek aan alle universiteiten die hebben verklaard deze code tot uitgangspunt te nemen. Preciezer gezegd is de code opgesteld voor de individuele wetenschapsbeoefenaar, dat zijn allen die betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek en onderwijs binnen de kaders van een universiteit (…)”.

De Principes en Uitwerkingen:

“ (…) Het handelen van een wetenschapsbeoefenaar is zorgvuldig als het gebeurt met de toewijding en de nauwkeurigheid die nodig zijn om het beroep goed te kunnen uitoefenen (…).

1.6. Zorgvuldigheid blijkt uit precisie en nuance bij het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs (…)

1.7. Zorgvuldigheid beperkt zich niet tot het uitvoeren van en rapporteren over wetenschappelijk onderzoek, maar strekt zich ook uit tot de relaties (…) tussen docenten en studenten (…).

1.8. Goed mentorschap is essentieel: een student, een promovendus, en een juniormedewerker bevinden zich in een hiërarchisch ondergeschikte positie. De verantwoordelijkheden van personen betrokken bij onderwijs en onderzoek zijn binnen de instelling duidelijk omschreven en worden nageleefd.

1.10. Een wetenschapsbeoefenaar zorgt ervoor dat zijn deskundigheid op peil blijft. Hij aanvaardt geen taken waarvoor hij de nodige deskundigheid mist. Zo nodig geeft hij de grenzen van zijn deskundigheid aan.”

De beoordeling van het LOWI

17. De activiteit in kwestie, te weten de beoordeling van Verzoekers scriptie, valt naar het oordeel van het LOWI onder de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Dit maakt immers onderdeel uit van wetenschappelijk onderwijs zoals bedoeld in de preambule van de gedragscode. Daarnaast staat in principe 1.7 van de gedragscode expliciet dat zorgvuldigheid zich ook uitstrekt tot de relaties tussen docenten en studenten. Het LOWI laat zich met het voorgaande niet uit over de vraag of de nieuwe gedragscode die op 1 oktober 2018 in werking is getreden ook van toepassing is op dergelijke activiteiten.

17.1. Het LOWI is van oordeel dat Betrokkenen geen normen van wetenschappelijke integriteit hebben geschonden met de wijze waarop zij de scriptie van Verzoeker hebben beoordeeld en gewaardeerd. Dat Betrokkenen geen … zijn en geen specifieke deskundigheid hebben op het gebied van … is onvoldoende voor het oordeel dat de principes 1.6 tot en met 1.10 of enig ander principe uit de gedragscode zijn geschonden.

Het LOWI gaat ervan uit dat Betrokkenen gelet op het feit dat zij een aanstelling aan de Open Universiteit genieten de nodige kundigheid bezitten om scripties van studenten te begeleiden, ook al vallen de onderwerpen van die scripties niet één op één samen met hun eigen specifieke deskundigheid. Bovendien hebben Betrokkenen zich ingespannen om de scriptie voldoende nauwkeurig en precies te kunnen beoordelen met de aanpak om de conceptscriptie eenmalig te laten beoordelen door een externe reviewer en van die beoordeling kennis te nemen.

Dat Verzoeker en Betrokkenen van mening verschillen over de kwaliteit van de scriptie en over de noodzaak van een tweede beoordeling van de externe reviewer, is onvoldoende voor de conclusie dat Betrokkenen normen uit de gedragscode hebben overtreden.

18. Het LOWI is voorts van oordeel dat de communicatie tussen Betrokkenen en Verzoeker over de rol van de zogenoemde externe reviewer wellicht preciezer had kunnen zijn om misverstanden te voorkomen, maar het strekt naar het oordeel van het LOWI te ver om het aandeel van Betrokkenen in deze communicatie te kwalificeren als niet zorgvuldig handelen zoals bedoeld in de gedragscode. Uit het CWI-advies en het standpunt van het Bestuur blijkt dat het Bestuur het aandeel van Betrokkenen in deze communicatie wel als niet zorgvuldig heeft gekwalificeerd. Deze kwalificatie is echter niet verder onderbouwd.

Voor zover het Bestuur in zijn definitieve oordeel vasthoudt aan zijn standpunt dat de communicatie van Betrokkenen op dit punt niet zorgvuldig is geweest, adviseert het LOWI het Bestuur om deze kwalificatie dragend te motiveren en daarbij de normen uit de gedragscode nadrukkelijk te betrekken.

19. Gelet op hetgeen onder 17 tot en met 18 is overwogen, is het LOWI van oordeel dat Betrokkenen met de beoordeling van Verzoekers scriptie niet in strijd met de normen voor wetenschappelijke integriteit hebben gehandeld. De klacht is ongegrond.

Conclusie

20. Gelet op hetgeen onder 15 en 16 is overwogen, is het verzoek gegrond.

21. Het LOWI adviseert het Bestuur om het aanvankelijk oordeel met een gewijzigde motivering als definitief oordeel vast te stellen, met inachtneming van overweging 15 tot en met 19 van dit advies.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek van … gegrond;

II. adviseert het College van Bestuur van de Open Universiteit om het aanvankelijk oordeel met een gewijzigde motivering als definitief oordeel vast te stellen, met inachtneming van overweging 15 tot en met 19 van dit advies.

Aldus vastgesteld op 17 oktober 2019 door prof. mr. R. Fernhout, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

 

Print Friendly, PDF & Email