Categorieën
Advies

Advies 2018-08

Advies van het LOWI van 12 juli 2018 ten aanzien van het verzoek van … en …, bij het LOWI ingediend op 6 maart 2018 en betreffende een e-mail namens het College van Bestuur van de Vrije Universiteit van 25 januari 2018, naar aanleiding van een melding van 17 oktober 2017 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .

1. Het verzoek

Op 6 maart 2018 hebben … en … (verder: Verzoekers) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van de Vrije Universiteit (verder: het Bestuur) over de e-mail namens het Bestuur van 25 januari 2018. Het Bestuur heeft deze e-mail laten verzenden in reactie op een melding van Verzoekers, initieel gedaan bij het Bestuur op 17 oktober 2017 en later nader aangevuld (verder: klacht).

De klacht

De klacht betreft een rapport uit juli 2017, getiteld … (verder: rapport). De klacht is gericht tegen de auteur van het rapport, … (verder: Belanghebbende).

Onderwerp van het rapport is (de integriteit van) het handelen van … (verder: …). In de klacht hebben Verzoekers aangevoerd dat het rapport verschillende gebreken vertoont.

Kort samengevat zijn Verzoekers van mening dat het onderzoek, dat volgens hen zeer beschadigend is voor …, niet hadden mogen worden gedaan en niet is gebaseerd op feiten, maar op meningen. Volgens Verzoekers is de probleemstelling onjuist, is onvoldoende aandacht geweest voor hoor en wederhoor, wordt in het rapport gebruik gemaakt van framing en is het onderzoek niet integer tot stand gekomen.

Verzoekers hebben erop gewezen dat Belanghebbende in het rapport heeft vermeld dat hij als onderzoeker is verbonden aan de Vrije Universiteit (verder: VU) en hebben aan het Bestuur gevraagd om een onderzoek uit te (laten) voeren naar het rapport.

De reactie op de klacht

Verzoekers hebben niet expliciet aangegeven dat hun klacht moest worden opgevat als een klacht over een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit zoals bedoeld in de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit VU-VUmc 2016 (verder: Klachtenregeling).

Een maand eerder, op 19 september 2017, is een vergelijkbare klacht over hetzelfde rapport ingediend bij het Bestuur (verder: klacht 1). Naar aanleiding van klacht 1 heeft het Bestuur aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Vrije Universiteit (verder: CWI) gevraagd om een advies uit te brengen. De CWI heeft op 19 december 2017 geadviseerd om klacht 1 ongegrond te verklaren. Het Bestuur heeft dit advies overgenomen in een besluit van 24 januari 2018 (verder: besluit 1), gericht aan de indiener van klacht 1 (verder: Verzoeker 1).

De dragende overwegingen in besluit 1 aan Verzoeker 1 luiden, kort samengevat, als volgt. De opdracht voor het onderzoek is op persoonlijke titel en zonder tussenkomst van de VU aan Belanghebbende verstrekt. Het rapport is niet tot stand gekomen onder de academische verantwoordelijkheid van de VU. Dat staat vermeld dat Belanghebbende is verbonden aan … van de VU (verder: onderzoeksgroep), maakt dit niet anders.

De klacht van Verzoekers is, anders dan klacht 1, niet doorgezonden naar de CWI.

Op het eerste rappel van Verzoekers op 21 november 2017 is geantwoord dat helaas wat vertraging was ontstaan in de afhandeling van hun bericht en dat binnen circa twee weken een reactie zou volgen. Op het tweede rappel van Verzoekers op 15 december 2017 is geantwoord dat er door omstandigheden nog geen gelegenheid was om te antwoorden en dat dit naar verwachting in januari zou gebeuren. Op het derde rappel van Verzoekers op 12 januari is niet geantwoord.

Op 25 januari 2018 is namens het Bestuur aan Verzoekers, samengevat, bij e-mail het volgende gemeld. De opdracht voor het onderzoek is op persoonlijke titel en zonder tussenkomst van de VU aan Belanghebbende verstrekt. Het onderzoek is niet onder de verantwoordelijkheid van de VU verricht. De vermelding dat Belanghebbende is verbonden aan de onderzoeksgroep, doet hier niet aan af. Het ligt niet op de weg van de VU om onderzoek te doen naar, of uitspraken te doen over, een onderzoek dat door Belanghebbende als privépersoon is uitgevoerd.

De bevoegdheid van het LOWI

Op grond van artikel 7.2 Reglement LOWI (2014), dat van toepassing is op verzoeken die zijn ingediend vóór 21 maart 2018, is het LOWI bevoegd om te adviseren over “een (voorgenomen) besluit van het Bestuur”. Wat onder “(voorgenomen) besluit” moet worden verstaan, is niet nader gedefinieerd in het Reglement LOWI (2014).

De e-mail van 25 januari 2018 is verstuurd namens het Bestuur, dateert van één dag na zijn besluit over klacht 1, is opgesteld in vrijwel gelijke bewoordingen als besluit 1 en bevat dezelfde conclusie als besluit 1. Het ligt dan ook voor de hand om de e-mail van 25 januari op dezelfde voet te benaderen als besluit 1. De e-mail is echter niet tot stand gekomen conform de procedure die is neergelegd in de Klachtenregeling, en die wél is gevolgd naar aanleiding van klacht 1 en ter voorbereiding van besluit 1. Hieruit moet worden opgemaakt dat de e-mail in ieder geval niet was bedoeld als “een (voorgenomen) besluit van het Bestuur”.

Dat betekent echter niet dat Verzoekers de gang naar het LOWI niet kunnen maken.

In artikel 7.2 Reglement LOWI (2014) is voorzien in een uitbreiding van het besluitbegrip. Deze uitbreiding is bedoeld om te voorkomen dat klagers met lege handen staan als het Bestuur weigert om een klacht in behandeling te (laten) nemen. Op grond van artikel 7.2 Reglement LOWI (2014) wordt onder besluit mede verstaan “een schriftelijke weigering van het Bestuur om ten aanzien van een klacht aangaande een schending van de wetenschappelijke integriteit een besluit te nemen”. Wat onder “klacht aangaande een schending van de wetenschappelijke integriteit” moet worden verstaan, is niet nader gedefinieerd in het Reglement LOWI (2014).

Of een klacht ontvankelijk is of inhoudelijk enig doel kan treffen, is niet relevant voor de kwalificatie als klacht. Of een klager de juiste terminologie hanteert, is evenmin doorslaggevend. De afbakening van het klachtbegrip moet vooral georiënteerd zijn op aard en inhoud van de klacht en de bedoeling van de klager. Bovendien mag van het Bestuur binnen redelijke grenzen worden verwacht dat het enigszins meedenkt met betrokkenen en in geval van onduidelijkheid probeert om helder te krijgen wat precies de bedoeling is. Het gaat hier immers om een laagdrempelige procedure, die ook moet kunnen worden gevoerd door personen die juridisch niet zijn onderlegd.

Hoewel Verzoekers geen expliciet beroep hebben gedaan op de Klachtenregeling, is uit hun bericht duidelijk dat zij beoogden om een integriteitsklacht in te dienen. Bovendien heeft het Bestuur een maand eerder klacht 1 nog wél aangemerkt en behandeld als een klacht in de zin van de Klachtenregeling. Op het moment dat Verzoekers hun klacht indienden, was het onderzoek naar klacht 1 door de CWI nog gaande. Niets stond eraan in de weg om de CWI te vragen om ook de klacht van Verzoekers bij dat onderzoek te betrekken.

De afwijzende e-mail van 25 januari 2018 is verstuurd namens het Bestuur en bevat de mededeling aan Verzoekers dat het niet op de weg ligt van de VU om onderzoek te doen naar of uitspraken te doen over het onderzoek van Belanghebbende. Mede gelet op het voorgaande kan deze e-mail niet anders worden gekwalificeerd dan als een weigering om een besluit te nemen over een klacht aangaande een schending van de wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen. De afwijzende e-mail namens het Bestuur van 25 januari 2018 wordt hierna verder als besluit aangeduid.

Het verzoek

Verzoekers zijn het niet eens met het besluit van het Bestuur en hebben het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het standpunt van Verzoekers is verkort weergegeven in onderdeel 3.

2. De procedure

Op 27 maart 2018 zijn Verzoekers, het Bestuur en Belanghebbende ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.

Op 13 februari 2018 heeft het LOWI een verzoek ontvangen dat betrekking heeft op besluit 1 over klacht 1 (verder: verzoek 1). Het LOWI heeft de betrokkenen bij verzoek 1 (het Bestuur, Belanghebbende en Verzoeker 1) op 22 februari 2018 laten weten dat verzoek 1 in behandeling is genomen.

Op 27 maart 2018 zijn betrokkenen bij het onderhavige verzoek en de betrokkenen bij verzoek 1 (het Bestuur, Belanghebbende, Verzoekers en Verzoeker 1) bericht dat beide verzoeken gelijktijdig zullen worden behandeld.

Het verweerschrift van het Bestuur is op 12 april 2018 bij het LOWI ingediend. Op 19 april 2018 hebben Verzoekers hun verzoek nader aangevuld. Het Bestuur en Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Het Bestuur heeft nader gereageerd op 7 mei 2018. Het verweerschrift van Belanghebbende is op 20 april 2018 bij het LOWI ingediend, onder verwijzing naar het verweer in verzoek 1. Het LOWI heeft dit verweerschrift geanonimiseerd.

Het LOWI heeft de verweerschriften van het Bestuur en Belanghebbende op 22 mei 2018 aan Verzoekers gezonden. Op 5 juni 2018 hebben Verzoekers gereageerd. Dit stuk is op 7 en 15 juni 2018 door het LOWI aan het Bestuur en aan Belanghebbende gezonden. Het Bestuur heeft op 28 juni 2018 gereageerd en Belanghebbende op 19 juni 2018.

Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken te behandelen en dit aan partijen medegedeeld op 3 juli 2018.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoekers

Het standpunt van Verzoekers zoals verwoord in hun verzoekschrift en de nadere aanvulling daarop luidt, samengevat, als volgt.

Verzoekers zijn het er niet mee eens dat het Bestuur zich niet verantwoordelijk acht voor het rapport omdat Belanghebbende het onderzoek als privépersoon heeft gedaan. Belanghebbende heeft in zijn rapport vermeld dat hij is verbonden aan de onderzoeksgroep. Hij maakt gebruik van zijn titel en status en ontleent hieraan een bepaald gezag. Zo heeft Belanghebbende in een discussie met … geantwoord “….dat is gebruikelijk bij mijn werkzaamheden bij de universiteit…”.

De onderzoeksgroep waartoe Belanghebbende hoort, heeft een eigen Gedragscode. Ook aan die Gedragscode heeft Belanghebbende zich niet gehouden. Het gaat om de waarden van waarachtigheid, zorgvuldigheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid.

Belanghebbende staat op de website van de VU vermeld op de lijst van medewerkers en op de lijst van hoogleraren. Belanghebbende heeft een werkend e-mailadres van de VU. Wetenschappers dienen zich te houden aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om hierop toe te zien, zodat de universiteit uiteindelijk verantwoordelijk is voor de inhoud van rapporten. Hoewel geen sprake is van een reguliere, betaalde, arbeidsrelatie is er wel sprake van een onbetaalde (arbeids)relatie, waarbij Belanghebbende gebruik maakt van de faciliteiten van de VU en hij samen met medewerkers van de VU publiceert.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Uit de eerste alinea van het verzoekschrift blijkt dat Verzoekers zich richten tegen besluit 1 van het Bestuur, naar aanleiding van klacht 1. Bij deze zaak waren Verzoekers echter geen partij. Het LOWI gaat met zijn interpretatie van de e-mail namens het Bestuur van 25 januari 2018 als een schriftelijke weigering om een besluit te nemen ten onrechte in op iets wat niet is aangevoerd in het verzoekschrift.

Ook is het Bestuur van mening dat het bericht van 17 oktober 2017 van Verzoekers niet kan worden opgevat als een klacht over een vermeende schending van de wetenschappelijke integriteit. Dat het Bestuur niet is overgegaan tot het gevraagde onderzoek, is daarom ook geen weigering om een besluit te nemen zoals bedoeld in artikel 7.2 van het Reglement LOWI (2014).

De redenen om niet over te gaan tot het gevraagde onderzoek, zijn uiteengezet in de e-mail van 25 januari 2018. Belanghebbende is emeritus hoogleraar en de opdracht voor het onderzoek is hem op persoonlijke titel en zonder tussenkomst van de VU verstrekt. De vermelding dat Belanghebbende is verbonden aan de onderzoeksgroep, maakt dit niet anders. Het ligt niet op de weg van de VU om onderzoek te doen naar, of uitspraken te doen over, een onderzoek dat door Belanghebbende als privépersoon is uitgevoerd. Bij zijn beoordeling van de situatie heeft het Bestuur geput uit de resultaten van het onderzoek dat is gedaan naar aanleiding van klacht 1 van Verzoeker 1, dat bekend mag worden verondersteld. Dit verklaart mede waarom in het geval van klacht 1 van Verzoeker 1 wel een onderzoek heeft plaatsgevonden, maar naar aanleiding van het verzoek van Verzoekers niet.

Volgens het Bestuur zijn Verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek. Mocht het LOWI anders oordelen, dan moet op grond van de hierboven genoemde overwegingen worden geconcludeerd dat het Bestuur terecht heeft besloten niet over te gaan tot het gevraagde onderzoek.

Naar aanleiding van de nadere aanvulling van Verzoekers heeft het Bestuur op 7 mei 2018 laten weten dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de integriteit en de kwaliteit van het werk van wetenschappers. Het Bestuur ziet toe op de integriteit van het wetenschappelijke werk van de universiteit. De kwaliteit wordt beoordeeld binnen het wetenschappelijke forum. Dit geldt voor de relatie tussen de universiteit en wetenschappers die bij haar in dienst zijn of die deelnemen aan wetenschappelijke arbeid die onder de academische verantwoordelijkheid van de universiteit wordt verricht.

Daarvan is hier geen sprake. Belanghebbende staat niet op de lijst van medewerkers van de VU, maar is aan de VU verbonden geweest tot zijn emeritaat en geniet nu gastvrijheid. Een gastvrijheidsrelatie is geen arbeidsrelatie of dienstverband. Voor emeriti geldt bovendien dat zij niet de verplichting hebben om hun voormalige werkgever op de hoogte te brengen van hun nevenwerkzaamheden.

Vanwege de academische vrijheid bemoeit het Bestuur zich niet met de inhoud van het werk van Belanghebbende en dit zou niet anders zijn als hij nog wel in dienst van de VU was. Omdat er geen gezagsverhouding is, is het evenmin aan het Bestuur om zich een mening te vormen over de wetenschappelijke integriteit van het werk dat Belanghebbende op persoonlijke titel uitvoert. De VU heeft niets te maken met dat werk.

3.3 Het standpunt van Belanghebbende

De gemachtigde van Belanghebbende heeft eerder, naar aanleiding van verzoek 1, het standpunt van Belanghebbende verwoord in een verweerschrift. Gemachtigde heeft verwezen naar dit verweerschrift. Het verweerschrift luidt, samengevat en voor zover hier relevant, als volgt.

Belanghebbende is gespecialiseerd in ethiek en integriteit en wordt om die reden regelmatig ingeschakeld voor het doen van onderzoeken. Belanghebbende voert die onderzoeken uit op persoonlijke titel.

Het besluit van het Bestuur is zorgvuldig tot stand gekomen. Het klachtrecht geldt bij een (vermoeden van) een schending van de wetenschappelijke integriteit door een medewerker van de VU. Uit de definitie van medewerker vloeit voort dat de betrokkene moet hebben gehandeld onder de verantwoordelijkheid van de universiteit. Het handelen van Belanghebbende heeft niet plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de universiteit.

Belanghebbende heeft het onderzoek op persoonlijke titel uitgevoerd. De VU was niet betrokken bij de verlening of de aanvaarding daarvan. Er bestaat bovendien geen dienstverband tussen Belanghebbende en de VU. Dat Belanghebbende op pagina 1 van het rapport heeft gemeld dat hij is verbonden aan de onderzoeksgroep maakt dit niet anders. De vermelding geeft inzicht in de professionele achtergrond van Belanghebbende, maar suggereert niet dat het rapport met betrokkenheid van de VU is opgesteld. Zelfs al zou die indruk wel ontstaan, dan is het rapport daarmee nog niet onder de academische verantwoordelijkheid van de VU komen te vallen. De VU was op geen enkele wijze betrokken bij de opdracht.

Tot slot heeft Belanghebbende uiteengezet waarom hij van mening is dat het rapport aan de wetenschappelijke standaard voldoet.

3.4 Reactie Verzoekers op het standpunt van het Bestuur en Belanghebbende

Verzoekers hebben naar aanleiding van de verweerschriften, samengevat, als volgt gereageerd.

3.4.1 Reactie Verzoekers op het standpunt van het Bestuur

Verzoekers hebben het Bestuur dezelfde vraag gesteld om de zaak te onderzoeken als Verzoeker 1 heeft gedaan. Het Bestuur heeft de vraag van Verzoeker 1 wél als klacht behandeld. Verzoekers begrijpen niet waarom het Bestuur stelt dat het LOWI het verzoek niet in behandeling had mogen nemen.

Het verweer van het Bestuur gaat niet over de inhoud van het rapport, maar over de vraag of Belanghebbende een relatie heeft met de VU. Belanghebbende heeft daarover zelf gezegd dat hij is verbonden aan de onderzoeksgroep. Verzoekers hadden verwacht dat het Bestuur inhoudelijk zou reageren op de stukken die zijn ingediend en die over de inhoud van het rapport gaan. De discussie is verzand in een juridisch steekspel.

Verzoekers blijven van mening dat het Bestuur verantwoordelijk is voor Belanghebbende omdat deze is verbonden aan de VU. Belanghebbende heeft een werkend e-mailadres bij de VU, publiceert met medewerkers van de onderzoeksgroep, zat vanuit de VU als voorzitter in de commissie … en presenteert zich bij het schrijven van boeken en ook bij andere activiteiten als hoogleraar. Dit alles na zijn emeritaat.

In de regeling Ongewenst gedrag van de VU is een klacht ontvankelijk als de aangeklaagde gastvrijheid genoot op het moment van het vermeend ongewenst gedrag. Een (betaalde) arbeidsrelatie is niet nodig voor het Bestuur om verantwoordelijkheid te nemen. Verzoekers hebben ter onderbouwing van deze reactie verschillende bijlagen overgelegd.

Het Bestuur ziet toe op de integriteit van het werk van wetenschappers. In het rapport van Belanghebbende is niet terug te zien dat de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening en de eigen Gedragscode van de onderzoeksgroep zijn nageleefd. Verzoekers hebben verwezen naar ander werk van Belanghebbende waarop volgens hen forse kritiek is gekomen.

3.4.2 Reactie Verzoekers op het standpunt van Belanghebbende

Ook het verweer van Belanghebbende gaat niet over de inhoud van het rapport, maar vooral over de vraag of Belanghebbende een relatie heeft met de VU. Hebben het Bestuur en de gemachtigde van Belanghebbende afgesproken om niet inhoudelijk te reageren?

Hoewel Verzoekers op de hoogte zijn van de identiteit van Verzoeker 1, vinden zij het niet gepast dat Belanghebbende het verweerschrift uit verzoek 1 hier eveneens heeft ingediend. Verzoekers willen niet reageren op een verweer dat niet voor hen is bestemd.

3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Belanghebbende

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoekers, zoals beschreven in 3.4 hebben het Bestuur en Belanghebbende eveneens een laatste reactie gegeven. Die luidt, samengevat, als volgt.

3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur

Het Bestuur heeft laten weten geen aanleiding te zien om nog iets toe te voegen aan wat het Bestuur al naar voren heeft gebracht.

3.5.2 Laatste reactie van Belanghebbende

Belanghebbende heeft laten weten geen aanleiding te zien tot het geven van een (nadere) reactie.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).

Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

4.2 Toepasselijke regelingen

Artikel 1.4 van de Klachtenregeling luidt:

Medewerker: degene die onderzoek (heeft) verricht, onderwijs geeft (of heeft gegeven) of maatschappelijke dienstverlening (heeft) verricht onder verantwoordelijkheid van de universiteit, al dan niet in het kader van een dienstverband met VU of VUmc.

Artikel 1.8 van de Klachtenregeling luidt:

Klacht: een melding van een klager, ingediend bij het CvB, over (een vermoeden van) handelen of het nalaten daarvan door een medewerker of bestuurlijke organen van de universiteit of het universitair medisch centrum alsmede door studenten dat in strijd is met de algemene beginselen van (professioneel) wetenschappelijk handelen, zoals omschreven in de “Notitie Wetenschappelijke Integriteit” van de KNAW en de “De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening” van de VSNU en in lijn met de “European Code of Conduct for Research Integrity” van ALLEA. Meldingen over examenfraude van studenten vallen op grond van artikel 7.12b lid 2 van de WHW niet onder deze regeling.

Artikel 2.1 van de Klachtenregeling luidt:

Een ieder heeft het recht om een klacht in te dienen bij het CvB. Het CvB zendt de klacht onverwijld door naar de commissie.

4.3 Ten aanzien van de bevoegdheid van het LOWI

Zoals in onderdeel 1 van dit advies al is overwogen, is het LOWI bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen.

De e-mail van 25 januari 2018 is verstuurd namens het Bestuur, dateert van één dag na besluit 1, is opgesteld in vrijwel gelijke bewoordingen als besluit 1 en bevat dezelfde conclusie als besluit 1. Dat de e-mail niet tot stand gekomen conform de procedure die is neergelegd in de Klachtenregeling en die wel is gevolgd naar aanleiding van klacht 1, geeft blijk van een onjuiste toepassing van de Klachtenregeling en betekent niet dat Verzoekers de gang naar het LOWI niet kunnen maken.

De uitbreiding van het besluitbegrip in artikel 7.2 Reglement LOWI (2014) is bedoeld om te voorkomen dat klagers met lege handen staan als het Bestuur weigert om een klacht in behandeling te (laten) nemen. Het bericht van Verzoekers van 17 oktober 2017 moet worden opgevat als een klacht. Of een melding ontvankelijk is, enig doel kan treffen of de juiste terminologie bevat, is immers niet relevant voor de kwalificatie als klacht.

Het was voldoende duidelijk dat Verzoekers beoogden om een integriteitsklacht in te dienen. Bovendien had het Bestuur kort daarvoor klacht 1 nog wel aangemerkt als een klacht in de zin van de Klachtenregeling. Deze klacht 1 was zelfs nog in onderzoek op het moment dat Verzoekers hun klacht indienden. De afwijzende e-mail van 25 januari 2018 is verstuurd namens het Bestuur en bevat de mededeling aan Verzoekers dat het niet op de weg ligt van de VU om onderzoek te doen naar of uitspraken te doen over het onderzoek van Belanghebbende.

Mede gelet op het voorgaande kan deze e-mail niet anders worden gekwalificeerd dan als een weigering om een besluit te nemen over een klacht aangaande een schending van de wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI kan het Bestuur niet volgen in zijn verweer tegen de beslissing van het LOWI om het verzoek in behandeling te nemen. Dat Verzoekers zich niet uitsluitend richten tegen besluit 1, maar eveneens bezwaar maken tegen de wijze waarop het Bestuur hun klacht heeft afgehandeld, blijkt genoegzaam uit het verzoekschrift met de bijbehorende bijlagen. Verzoekers hebben gebruik gemaakt van de modelbrief zoals die is opgenomen op de LOWI-website. Zij hebben die brief, zoals ook wordt gevraagd, aangevuld met nadere gronden.

Uit die nadere gronden, opgenomen in bijlage 3 bij het verzoekschrift, blijkt voldoende duidelijk dat het verzoek ook is gericht tegen de wijze waarop het Bestuur de klacht van Verzoekers heeft afgehandeld. Het zou onzorgvuldig zijn om bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een verzoek alleen acht te slaan op de ingediende modelbrief, en de bijlagen waarin de gronden staan verwoord, buiten beschouwing te laten.

Op grond van artikel 2.1 van de Klachtenregeling had het Bestuur de klacht van 17 oktober 2017 onverwijld moeten doorzenden naar de CWI. Er was geen valide reden om dit niet te doen. Op het moment van ontvangst van de klacht van Verzoekers, was het onderzoek van de CWI naar klacht 1 zelfs nog gaande. De klacht van Verzoekers had hetzij samen met klacht 1 kunnen worden behandeld, hetzij vereenvoudigd kunnen worden afgedaan (artikel 5.1, onder f sub ii, van de Klachtenregeling). In ieder geval had de klacht moeten leiden tot een besluit van het Bestuur.

De vaststelling dat de klachtprocedure niet correct is verlopen, leidt echter niet tot het advies aan het Bestuur om de oorspronkelijke klacht alsnog gegrond te verklaren. Hierop wordt in onderdeel 4.4 nader ingegaan.

4.4 Inhoudelijke behandeling

In het kader van de inhoudelijke beoordeling van de klacht overweegt het LOWI, conform de overwegingen naar aanleiding van verzoek 1, als volgt.

Bij veel wetenschappelijke instellingen bestaat een recht om te klagen over een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit door een medewerker van die instelling. Het klachtrecht is echter niet onbeperkt; wetenschappelijke instellingen bepalen zelf waar de grenzen van het klachtrecht liggen en leggen die grenzen vast in hun Klachtenregeling.

In dit geval zijn de artikelen 1.4 en 1.8 van de Klachtenregeling van belang. In artikel 1.8 is, kort samengevat, geregeld dat een klacht kan worden ingediend over een medewerker van de VU. In artikel 1.4 is, kort samengevat, geregeld onder welke voorwaarden iemand als medewerker van de VU wordt aangemerkt.

Het LOWI begrijpt artikel 1.4 van de Klachtenregeling als volgt. Om te bepalen of een wetenschapper onder de reikwijdte van het klachtrecht valt, is niet doorslaggevend of deze een dienstverband heeft met de VU. Wel doorslaggevend is of die wetenschapper zijn onderzoek heeft verricht onder verantwoordelijkheid van de VU. Op dit punt is het klachtrecht bij de VU dus begrensd: als het onderzoek niet is verricht onder verantwoordelijkheid van de VU, dan geeft het Bestuur geen oordeel over de wetenschappelijke integriteit van (degene die) dat onderzoek (heeft gedaan).

Gelet op het bovenstaande zal het LOWI zich niet buigen over de vraag in welke relatie Belanghebbende nu precies staat tot de VU. Het staat vast dat er een bepaalde relatie is tussen hem en de VU. Dat volgt al uit de gastvrijheidsverklaring. Voor de vraag of Belanghebbende onder de reikwijdte van het klachtrecht valt, is het echter niet van belang of zijn relatie met de VU al dan niet kan worden aangemerkt als een dienstverband (dan wel een, zoals Verzoekers stellen, onbetaalde arbeidsrelatie).

Het LOWI zal zich wel buigen over de vraag of Belanghebbende zijn rapport heeft geschreven onder verantwoordelijkheid van de VU. Dat is doorslaggevend voor de vraag of Belanghebbende onder de reikwijdte van het klachtrecht valt. Onder verwijzing naar zijn eerdere advies over dit onderwerp (LOWI-advies 2016-05) overweegt het LOWI als volgt.

Een Klachtenregeling met een beperkte reikwijdte brengt risico’s met zich mee. Onderzoek dat (wellicht) zou moeten worden gekwalificeerd als wetenschapsbeoefening, wordt niet getoetst aan de daarvoor geldende standaarden omdat het niet is verricht onder de verantwoordelijkheid van een wetenschappelijke instelling. Dat is extra bezwaarlijk wanneer de onderzoeker, zoals hier, wel expliciet melding maakt van zijn verbondenheid aan een wetenschappelijke instelling.

Daarmee wekt hij verwachtingen over de wetenschappelijke integriteit van zijn onderzoek. Als die verwachtingen mogelijk niet worden waargemaakt, kan dat schadelijk zijn voor het aanzien van de wetenschap en voor het aanzien van de instelling waaraan betrokkene is verbonden. Anderzijds is het de vraag of van instellingen kan worden gevergd dat zij ook verantwoordelijkheid nemen voor onderzoek dat buiten hun directe invloedssfeer valt. Wat hier verder van zij, de primaire verantwoordelijkheid voor de wetenschappelijke integriteit ligt bij de wetenschappelijke instellingen. Zij bepalen zelf hoeveel verantwoordelijkheid zij willen nemen en hoe ruim ze het klachtrecht willen formuleren. De Klachtenregeling van de VU is in dit opzicht beperkt gehouden.

Het LOWI dient bij de advisering over het besluit de Klachtenregeling als uitgangspunt te nemen.

Belanghebbende is een emeritus hoogleraar, die gastvrijheid geniet en verbonden is aan de onderzoeksgroep. Dat Belanghebbende als hoogleraar zichtbaar is op de website van de VU en een werkplek en een e-mailadres heeft bij de VU, is niet uitzonderlijk en komt vaker voor bij emeriti. Het betekent op zichzelf niet dat Belanghebbende al zijn onderzoek dus doet onder verantwoordelijkheid van de VU. Soms doet Belanghebbende in samenwerking met de leden van de onderzoeksgroep onderzoek. Dat onderzoek valt onder de verantwoordelijkheid van de VU. Belanghebbende ontplooit echter ook nevenwerkzaamheden, die hij autonoom verricht. Van dat onderzoek is het de vraag of het onder de verantwoordelijkheid van de VU valt.

De CWI is in zijn advies naar aanleiding van klacht 1 op basis van de opdrachtbrief tot de conclusie gekomen dat Belanghebbende het onderzoek uitvoerde op persoonlijke titel en niet in het kader van zijn activiteiten bij de onderzoeksgroep. Dat Belanghebbende heeft vermeld dat hij is verbonden aan de onderzoeksgroep, maakt dit volgens de CWI niet anders.

Het LOWI kan zich vinden in deze beoordeling door de CWI. De opdrachtbrief is gericht aan Belanghebbende persoonlijk en geadresseerd aan zijn privéadres. De (acceptatie van de) opdracht is niet via de VU verlopen en er is niet gebleken dat de VU of (leden van) de onderzoeksgroep betrokken waren bij de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht. Evenmin is gebleken dat de revenuen voor het opstellen van het rapport ten goede zijn gekomen aan de VU. Het rapport is niet tot stand gekomen binnen de kaders van de academische omgeving.

De conclusie is dat het rapport niet is geschreven onder verantwoordelijkheid van de VU. Om die reden valt dit rapport van Belanghebbende niet onder de reikwijdte van het klachtrecht bij de VU en kan het rapport niet worden getoetst aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. De vraag of het rapport kan worden aan gemerkt als wetenschapsbeoefening en of die wetenschapsbeoefening voldoet aan de professionele standaarden, kan niet meer aan de orde komen.

Hetzelfde geldt voor de inhoudelijke argumenten van Verzoekers over de deugdelijkheid van het rapport. Het beroep van Verzoekers op de eigen Gedragscode van de onderzoeksgroep waartoe Belanghebbende hoort, slaagt evenmin. De handhaving van die Gedragscode valt niet onder de verantwoordelijkheid van het Bestuur, maar is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de onderzoeksgroep zelf.

Het verzoek is ongegrond.

Ten overvloede overweegt het LOWI nog als volgt. Aangezien de VU geen verantwoordelijkheid draagt voor onderzoek op persoonlijke titel, is het niet correct om bij dat soort onderzoek toch de verbondenheid aan (een onderzoeksgroep van) de VU te noemen. Dat wekt verwachtingen over de naleving van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, terwijl de VU die naleving niet borgt. Bij wetenschappelijk onderzoek waarmee de universiteit geen enkele bemoeienis kan of wil hebben, hoort de onderzoeker de universiteit dus ook niet te vermelden.

Bij onderzoek op strikt persoonlijke titel zal de onderzoeker dienen te volstaan met het melden van zijn titulatuur. Toevoeging van een disclaimer als ‘Dit onderzoek valt buiten de verantwoordelijkheid van de universiteit’ zou in dit soort gevallen niet misstaan. Belanghebbende is echter weinig terughoudend, maar meldt zijn verbondenheid aan de VU zelfs in acquisitiebrieven. Dat is bij deze stand van zaken niet passend.

5. Oordeel en advies van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat het verzoek ongegrond is en adviseert het Bestuur om ten aanzien van Verzoekers hetzelfde definitieve besluit te nemen als ten aanzien van Verzoeker 1. Ook adviseert het LOWI aan het Bestuur om Belanghebbende te vragen om de VU niet meer te noemen wanneer hij onderzoek doet op persoonlijke titel en dit expliciet te vermelden. De vermelding van zijn verbondenheid aan de onderzoeksgroep is niet passend bij onderzoek dat buiten de invloedssfeer van de VU valt.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris