Categorieën
Advies

Advies 2018-07

Advies van het LOWI van 12 juli 2018 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 13 februari 2018 en betreffende het voorlopige besluit van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit van 24 januari 2018, naar aanleiding van een klacht van 19 september 2017 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .

1. Het verzoek

Op 13 februari 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van de Vrije Universiteit (verder: het Bestuur) over het voorlopige besluit van het Bestuur van 24 januari 2018 (verder: besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 19 september 2017 (verder: klacht).

De klacht

De klacht betreft een rapport uit juli 2017, getiteld … (verder: rapport). De klacht is gericht tegen de auteur van het rapport, … (verder: Belanghebbende).

Onderwerp van het rapport is (de integriteit van) het handelen van … (verder: A). In de klacht heeft Verzoeker aangevoerd dat het rapport verschillende gebreken vertoont. Verzoeker heeft nader aangeduid om welke gebreken het volgens hem gaat. Kort samengevat is Verzoeker van mening dat het rapport wetenschappelijk onder de maat is en verder twijfelt Verzoeker aan de onafhankelijkheid van Belanghebbende. Verzoeker heeft het Bestuur gevraagd om op korte termijn een onderzoek uit te (laten) voeren naar het rapport.

De reactie op de klacht

Hoewel Verzoeker niet expliciet heeft aangegeven dat zijn klacht moest worden opgevat als een klacht over een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit zoals bedoeld in de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit VU-VUmc 2016 (verder: Klachtenregeling), heeft het Bestuur aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (verder: CWI) van de Vrije Universiteit (verder: VU) gevraagd om een advies uit te brengen.

Het advies van de CWI

De CWI heeft ten eerste beoordeeld of de VU verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het rapport. De CWI heeft vastgesteld dat Belanghebbende als emeritus is verbonden aan … (verder: onderzoeksgroep). In dit verband ontplooit hij op vrijblijvende basis activiteiten met andere leden van de onderzoeksgroep. Los hiervan neemt Belanghebbende op persoonlijke titel opdrachten aan.

In het rapport is vermeld dat het onderzoek plaatsvond in opdracht van … (verder: B). Op basis van de opdrachtbrief is de CWI tot de conclusie gekomen dat Belanghebbende de opdracht van B heeft uitgevoerd op persoonlijke titel en niet in het kader van zijn activiteiten bij de onderzoeksgroep. Daarom is het rapport niet geschreven onder de academische verantwoordelijkheid van de VU. Dat Belanghebbende in het rapport heeft vermeld dat hij is verbonden aan de onderzoeksgroep, maakt dit niet anders.

Reeds hierom is volgens de CWI de klacht ongegrond, zodat de vraag of sprake is van wetenschapsbeoefening niet meer relevant is.

Het besluit

In het besluit heeft het Bestuur het advies van de CWI overgenomen.

Het verzoek

Verzoeker is het niet eens met het besluit van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het standpunt van Verzoeker is verkort weergegeven in onderdeel 3.

2. De procedure

Op 22 februari 2018 zijn Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbende ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. Beide verweerschriften zijn op 20 maart 2018 bij het LOWI ingediend.

Het LOWI heeft de verweerschriften van het Bestuur en Belanghebbende op 22 mei 2018 aan Verzoeker gezonden. Op 1 juni 2018 heeft Verzoeker op de verweren gereageerd. Dit stuk van Verzoeker is op 6 juni 2018 door het LOWI aan het Bestuur en aan Belanghebbende gezonden. Het Bestuur heeft op 28 juni gereageerd en Belanghebbende op 12 juni 2018.

Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken te behandelen en dit aan partijen medegedeeld op 3 juli 2018.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoeker

Het standpunt van Verzoeker zoals verwoord in zijn verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.

Belanghebbende heeft in zijn rapport uitdrukkelijk melding gemaakt van zijn verbintenis met de VU. Volgens Verzoeker is dit met de bedoeling om een kwaliteitskenmerk en een arbeidsverhouding met de VU te presenteren en om wetenschappelijk niveau te suggereren.

Het advies van de CWI houdt Belanghebbende uit de wind. Verzoeker is het hier niet mee eens, omdat er mensen, met name A, de dupe zijn geworden van het handelen van Belanghebbende. Verzoeker heeft zich in de klacht uitgebreid uitgelaten over het wetenschappelijke niveau van het rapport. De CWI heeft hier ten onrechte geen aandacht aan besteed.

Verzoeker wijst erop dat het door hem gevraagde onderzoek vier maanden heeft geduurd en dat er vervolgens ruim een maand is verstreken tussen het advies van de CWI en het besluit van het Bestuur. Dit tijdsverloop betekende een grote belasting voor A.

De vermelding van de verbondenheid aan de onderzoeksgroep en de vermelding van de titels van Belanghebbende, suggereren dat het rapport een bepaalde kwaliteit heeft. Met de vermelding van de verbondenheid aan de onderzoeksgroep laat Belanghebbende zien dat sprake is van een arbeidsverhouding met de VU, hetgeen kennelijk onjuiste informatie is. Dat is klachtwaardig. Het onderzoek van Belanghebbende voldoet op verschillende onderdelen niet aan de wetenschappelijke standaard. Verzoeker heeft aangevoerd dat de gevolgen van het rapport ongekend zijn.

Verzoeker heeft verzocht om zijn standpunt nader toe te lichten tijdens een hoorzitting. Op 19 maart 2018 heeft Verzoeker het verzoekschrift aangevuld met een artikel uit … van 17 maart 2018.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Over de procedure heeft het Bestuur opgemerkt dat op de website is gemeld dat de CWI haar uiterste best doet om elke klacht zo goed en zo voortvarend mogelijk te behandelen, maar dat soms de behandeling van een klacht vertraging kan oplopen. Verzoeker is in reactie op zijn brieven over de voortgang van de procedure erover geïnformeerd dat zorgvuldigheid altijd voorop staat en dat er geen uitspraken worden gedaan over de doorlooptijd van een procedure.

Het tijdsverloop tussen het advies en het besluit is conform artikel 6a van de Klachtenregeling. Daarin is bepaald dat het Bestuur binnen vier weken na ontvangst van het advies zijn oordeel vaststelt. De eerstvolgende vergadering van het Bestuur na 19 december 2017 was op 16 januari 2018, niet later dan vier weken na het advies.

De VU is niet verantwoordelijk voor alle uitingen van iemand die in relatie staat tot de VU. Wetenschappers worden niet aangestuurd met betrekking tot de inhoud van hun werk en hun bevindingen. Het Bestuur is verantwoordelijk voor het bewaken van de wetenschappelijke integriteit, maar alleen van wetenschapsbeoefening die in VU-verband wordt ontplooid. Het Bestuur heeft geen zeggenschap over de integriteit van producties door emeriti in het kader van hun nevenwerkzaamheden.

Belanghebbende is ruim 10 jaar met emeritaat. De functie van hoogleraar is opgehouden, maar Belanghebbende mag de titel van professor blijven voeren. Uiteraard is toegestaan dat Belanghebbende zijn verbondenheid aan de onderzoeksgroep vermeldt. Die verbondenheid is geen synoniem voor een arbeidsrelatie. Mocht de vermelding over de verbondenheid aan de onderzoeksgroep zonder dat direct duidelijk is dat Belanghebbende emeritus is (op p. 1 van het rapport) tot verwarring hebben geleid, dan is die verwarring uit de wereld geholpen door de uitvoerige beschrijving van de achtergrond van de opdracht van B (op p. 3 van het rapport).

Belanghebbende staat niet in een gezagsrelatie tot de VU en de opdracht is uitgevoerd op persoonlijke titel in opdracht van B. De klacht en het verzoek zijn ongegrond.

3.3 Het standpunt van Belanghebbende

Het standpunt van Belanghebbende zoals door zijn gemachtigde verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Belanghebbende is gespecialiseerd in ethiek en integriteit en wordt om die reden regelmatig ingeschakeld voor het doen van onderzoeken. Belanghebbende voert die onderzoeken uit op persoonlijke titel.

Het besluit van het Bestuur is zorgvuldig tot stand gekomen. Het klachtrecht geldt bij een (vermoeden van) een schending van de wetenschappelijke integriteit door een medewerker van de VU. Uit de definitie van medewerker vloeit voort dat de betrokkene moet hebben gehandeld onder de verantwoordelijkheid van de universiteit. Het handelen van Belanghebbende heeft niet plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de universiteit.

Belanghebbende heeft het onderzoek op persoonlijke titel uitgevoerd. De VU was niet betrokken bij de verlening of de aanvaarding daarvan. Er bestaat bovendien geen dienstverband tussen Belanghebbende en de VU. Dat Belanghebbende op pagina 1 van het rapport heeft gemeld dat hij is verbonden aan de onderzoeksgroep, maakt dit niet anders. De vermelding geeft inzicht in de professionele achtergrond van Belanghebbende, maar suggereert niet dat het rapport met betrokkenheid van de VU is opgesteld. Zelfs al zou die indruk wel ontstaan, dan is het rapport daarmee nog niet onder de academische verantwoordelijkheid van de VU komen te vallen. De VU was op geen enkele wijze betrokken bij de opdracht.

Verder heeft Belanghebbende aangevoerd dat de termijn waarbinnen de CWI heeft geadviseerd conform artikel 5.1 onder e, van de Klachtenregeling is. De CWI moet immers binnen vier weken na ontvangst van de klacht, welke termijn tweemaal met maximaal vier weken kan worden verlengd, een advies geven over de ontvankelijkheid van de klacht.

Tot slot heeft Belanghebbende uiteengezet waarom hij van mening is dat het rapport aan de wetenschappelijke standaard voldoet.

3.4 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur en Belanghebbende

Verzoeker heeft naar aanleiding van de verweerschriften, kort samengevat, als volgt gereageerd.

3.4.1 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur

Belanghebbende staat op de website van de faculteit vermeld als één van de hoogleraren. Hieruit maakt Verzoeker op dat er een arbeidsrelatie is. Belanghebbende staat niet in een gezagsrelatie tot de VU, maar wel in een werkrelatie. Dat leest Verzoeker ook in het verweer van het Bestuur, dat tegenstrijdige informatie bevat over de vraag welke relatie er is en welke zeggenschap het Bestuur heeft.

Belanghebbende heeft de werkrelatie expliciet vermeld in het rapport. Verzoeker meent dat Belanghebbende gebruik maakt van zijn gewezen positie bij zijn voormalig werkgever; er wordt feitelijk een parasiterend kwaliteitsstempel van de universiteit toegevoegd. Verzoeker heeft opnieuw uiteengezet waarom het rapport volgens hem geen wetenschappelijke kwaliteit heeft.

Het Bestuur heeft Verzoeker geadviseerd om naar het LOWI te gaan, maar stelt zich nu op het standpunt dat het verzoek ongegrond is. Verzoeker vindt dat niet juist. Verzoeker wil zijn standpunt heel graag nader toelichten in een openbare hoorzitting. In een hoorzitting wil Verzoeker naar voren brengen dat de onderzoeksgroep wordt genoemd in het rapport, dat het rapport geen wetenschappelijke kwaliteit heeft, dat het rapport aan alle kanten rammelt, dat een burger onheus aan de schandpaal is genageld en dat het van de gekke is dat bij een herziening van … wel 500 bezwaarschriften zijn ingediend.

Verzoeker wil volledige rehabilitatie van A en vernietiging van het rapport.

3.4.2 Reactie Verzoeker op het standpunt van Belanghebbende

Verzoeker twijfelt aan de onafhankelijkheid van het onderzoek. Een aan de Radboud Universiteit verbonden hoogleraar heeft heel anders geoordeeld over het handelen van A dan Belanghebbende. Het LOWI zou deze hoogleraar moeten oproepen voor een hoorzitting.

Dat Belanghebbende op persoonlijke titel heeft geopereerd is wel duidelijk, want bij een terugkoppeling aan collega’s was dit rapport niet verschenen. Er is geen eerste of tweede finale wetenschappelijke toetsing geweest. Die indruk wordt echter wel gewekt.

In een hoorzitting bij het LOWI zal Verzoeker verschillende onderwerpen aan de orde stellen zoals de relatie van Belanghebbende met de VU, de wetenschappelijke kwaliteit van het rapport, de dubbelrol van Belanghebbende en het uitvoeren van de opdracht zonder referentiekader.

A is de dupe geworden van een slecht onderzoek. Het rapport is volgens Verzoeker onder meer ondeugdelijk omdat het geen wetenschappelijk niveau heeft, er gebruik is gemaakt van framing en er geen wetenschappelijke correctie is geweest. Het rapport had nooit in de openbaarheid mogen worden besproken. Het verweer van Belanghebbende gaat niet in op de ontbrekende wetenschappelijke kwaliteit.

De manier waarop Belanghebbende zich heeft gepositioneerd, maakt dat de klacht van Verzoeker wel degelijk voor inhoudelijke behandeling in aanmerking komt. Belanghebbende heeft in het rapport zelf een kwaliteitskenmerk van een arbeidsrelatie opgenomen.

Tot slot heeft Verzoeker zes producties overgelegd, een analyse gemaakt van de oorspronkelijke opdrachtbrief van B en een analyse gemaakt van de verweerschriften. Verzoeker heeft gevraagd om een hoorzitting te plannen, zijn verzoek gegrond te verklaren en het rapport te vernietigen.

Op 14 juni 2018 heeft Verzoeker het LOWI aanvullend nog op de hoogte gesteld van het honorarium dat Belanghebbende heeft ontvangen voor het schrijven van het rapport en laten weten welke conclusies hij daaraan verbindt.

3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Belanghebbende

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4 hebben het Bestuur en Belanghebbende eveneens een laatste reactie gegeven. Die luidt, samengevat, als volgt.

3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur

Het Bestuur heeft laten weten geen aanleiding te zien om nog iets toe te voegen aan wat het Bestuur al naar voren heeft gebracht.

3.5.2 Laatste reactie van Belanghebbende

Belanghebbende heeft verwezen naar zijn verweerschrift en gemeld dat niet wordt ingegaan op de inhoudelijke kritiek van Verzoeker, omdat het Bestuur terecht heeft geoordeeld dat het rapport niet onder de verantwoordelijkheid van de universiteit tot stand is gekomen.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).

Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

4.2 Toepasselijke regelingen

Artikel 1.4 van de Klachtenregeling luidt:

Medewerker: degene die onderzoek (heeft) verricht, onderwijs geeft (of heeft gegeven) of maatschappelijke dienstverlening (heeft) verricht onder verantwoordelijkheid van de universiteit, al dan niet in het kader van een dienstverband met VU of VUmc.

Artikel 1.8 van de Klachtenregeling luidt:

Klacht: een melding van een klager, ingediend bij het CvB, over (een vermoeden van) handelen of het nalaten daarvan door een medewerker of bestuurlijke organen van de universiteit of het universitair medisch centrum alsmede door studenten dat in strijd is met de algemene beginselen van (professioneel) wetenschappelijk handelen, zoals omschreven in de “Notitie Wetenschappelijke Integriteit” van de KNAW en de “De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening” van de VSNU en in lijn met de “European Code of Conduct for Research Integrity” van ALLEA. Meldingen over examenfraude van studenten vallen op grond van artikel 7.12b lid 2 van de WHW niet onder deze regeling.

4.3 Ten aanzien van de duur van de procedure

Aan Verzoeker kan worden toegegeven dat de klachtprocedure lang heeft geduurd, zonder dat de complexiteit van de zaak dat rechtvaardigt. Deze constatering is echter niet meer dan een feitelijke vaststelling en kan nergens toe leiden. De Klachtenregeling bevat immers geen termijn waarbinnen het onderzoek van de CWI moet zijn afgerond. Hoewel het LOWI deze keuze ongelukkig vindt omdat zowel klagers als beklaagden op deze manier niet weten waar ze aan toe zijn, staat het de VU vrij om dit zo te doen. Artikel 6, onder a, van de Klachtenregeling bevat vervolgens wel een termijn voor de procedure ná het onderzoek van de CWI. Het Bestuur moet, na ontvangst van het advies van de CWI, zijn oordeel binnen vier weken vaststellen. Die termijn lijkt hier te zijn gehaald, uitgaande van de datum van de CvB-vergadering van 16 januari 2018 en niet uitgaande van de datum van het besluit van 24 januari 2018.

Hoe het ook zij, de duur van de klachtprocedure kan niet leiden tot een advies aan het Bestuur om zijn besluit gewijzigd vast te stellen.

4.4 Valt het rapport onder de academische verantwoordelijkheid van de VU?

Bij veel wetenschappelijke instellingen bestaat een recht om te klagen over een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit door een medewerker van die instelling. Het klachtrecht is echter niet onbeperkt; wetenschappelijke instellingen bepalen zelf waar de grenzen van het klachtrecht liggen en leggen die grenzen vast in hun Klachtenregeling.

In dit geval zijn de artikelen 1.4 en 1.8 van de Klachtenregeling van belang. In artikel 1.8 is, kort samengevat, geregeld dat een klacht kan worden ingediend over een medewerker van de VU. In artikel 1.4 is, kort samengevat, geregeld onder welke voorwaarden iemand als medewerker van de VU wordt aangemerkt.

Het LOWI begrijpt artikel 1.4 van de Klachtenregeling als volgt. Om te bepalen of een wetenschapper onder de reikwijdte van het klachtrecht valt, is niet doorslaggevend of deze een dienstverband heeft met de VU. Wel doorslaggevend is of die wetenschapper zijn onderzoek heeft verricht onder verantwoordelijkheid van de VU. Op dit punt is het klachtrecht bij de VU dus begrensd: als het onderzoek niet is verricht onder verantwoordelijkheid van de VU, dan geeft het Bestuur geen oordeel over de wetenschappelijke integriteit van (degene die) dat onderzoek (heeft gedaan).

Gelet op het bovenstaande zal het LOWI zich niet buigen over de vraag in welke relatie Belanghebbende nu precies staat tot de VU. Het staat vast dat er een bepaalde relatie is tussen hem en de VU. Dat volgt al uit de gastvrijheidsverklaring. Voor de vraag of Belanghebbende onder de reikwijdte van het klachtrecht valt, is het echter niet van belang of zijn relatie met de VU al dan niet kan worden aangemerkt als een dienstverband (dan wel een, zoals Verzoeker stelt, een werkrelatie of een gezagsrelatie).

Het LOWI zal zich wel buigen over de vraag of Belanghebbende zijn rapport heeft geschreven onder verantwoordelijkheid van de VU. Dat is doorslaggevend voor de vraag of Belanghebbende onder de reikwijdte van het klachtrecht valt. Onder verwijzing naar zijn eerdere advies over dit onderwerp (LOWI-advies 2016-05) overweegt het LOWI als volgt.

Een Klachtenregeling met een beperkte reikwijdte brengt risico’s met zich mee. Onderzoek dat (wellicht) zou moeten worden gekwalificeerd als wetenschapsbeoefening, wordt niet getoetst aan de daarvoor geldende standaarden omdat het niet is verricht onder de verantwoordelijkheid van een wetenschappelijke instelling. Dat is extra bezwaarlijk wanneer de onderzoeker, zoals hier, wel expliciet melding maakt van zijn verbondenheid aan een wetenschappelijke instelling.

Daarmee wekt hij verwachtingen over de wetenschappelijke integriteit van zijn onderzoek. Als die verwachtingen mogelijk niet worden waargemaakt, kan dat schadelijk zijn voor het aanzien van de wetenschap en voor het aanzien van de instelling waaraan betrokkene is verbonden. Anderzijds is het de vraag of van instellingen kan worden gevergd dat zij ook verantwoordelijkheid nemen voor onderzoek dat buiten hun directe invloedssfeer valt. Wat hier verder van zij, de primaire verantwoordelijkheid voor de wetenschappelijke integriteit ligt bij de wetenschappelijke instellingen. Zij bepalen zelf hoeveel verantwoordelijkheid zij willen nemen en hoe ruim ze het klachtrecht willen formuleren. De Klachtenregeling van de VU is in dit opzicht beperkt gehouden.

Het LOWI dient bij de advisering over het besluit de Klachtenregeling als uitgangspunt te nemen.

Belanghebbende is een emeritus hoogleraar die gastvrijheid geniet en verbonden is aan de onderzoeksgroep. Dat Belanghebbende als hoogleraar zichtbaar is op de website van de VU en een werkplek en een e-mailadres heeft bij de VU, is niet uitzonderlijk en komt vaker voor bij emeriti. Het betekent op zichzelf niet dat Belanghebbende al zijn onderzoek dus doet onder verantwoordelijkheid van de VU. Soms doet Belanghebbende in samenwerking met de leden van de onderzoeksgroep onderzoek. Dat onderzoek valt onder de verantwoordelijkheid van de VU. Belanghebbende ontplooit echter ook nevenwerkzaamheden, die hij autonoom verricht. Van dat onderzoek is het de vraag of het onder de verantwoordelijkheid van de VU valt.

De CWI is op basis van de opdrachtbrief tot de conclusie gekomen dat Belanghebbende het onderzoek uitvoerde op persoonlijke titel en niet in het kader van zijn activiteiten bij de onderzoeksgroep. Dat Belanghebbende heeft vermeld dat hij is verbonden aan de onderzoeksgroep, maakt dit volgens de CWI niet anders.

Het LOWI kan zich vinden in deze beoordeling door de CWI. De opdrachtbrief is gericht aan Belanghebbende persoonlijk en geadresseerd aan zijn privéadres. De (acceptatie van de) opdracht is niet via de VU verlopen en er is niet gebleken dat de VU of (leden van) de onderzoeksgroep betrokken waren bij de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht. Evenmin is gebleken dat de revenuen voor het opstellen van het rapport ten goede zijn gekomen aan de VU. Het rapport is niet tot stand gekomen binnen de kaders van de academische omgeving.

De conclusie is dat het rapport niet is geschreven onder verantwoordelijkheid van de VU. Om die reden valt dit rapport van Belanghebbende niet onder de reikwijdte van het klachtrecht bij de VU en kan het rapport niet worden getoetst aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. De vraag of het rapport kan worden aan gemerkt als wetenschapsbeoefening en of die wetenschapsbeoefening voldoet aan de professionele standaarden, kan niet meer aan de orde komen. Hetzelfde geldt voor de inhoudelijke argumenten van Verzoeker over de deugdelijkheid van het rapport.

Het verzoek is ongegrond.

Ten overvloede overweegt het LOWI nog als volgt. Aangezien de VU geen verantwoordelijkheid draagt voor onderzoek op persoonlijke titel, is het niet correct om bij dat soort onderzoek toch de verbondenheid aan (een onderzoeksgroep van) de VU te noemen. Dat wekt verwachtingen over de naleving van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, terwijl de VU die naleving niet borgt.

Bij wetenschappelijk onderzoek waarmee de universiteit geen enkele bemoeienis kan of wil hebben, hoort de onderzoeker de universiteit dus ook niet te vermelden. Bij onderzoek op strikt persoonlijke titel zal de onderzoeker dienen te volstaan met het melden van zijn titulatuur. Toevoeging van een disclaimer als ‘Dit onderzoek valt buiten de verantwoordelijkheid van de universiteit’ zou in dit soort gevallen niet misstaan. Belanghebbende is echter weinig terughoudend, maar meldt zijn verbondenheid aan de VU zelfs in acquisitiebrieven. Dat is bij deze stand van zaken niet passend.

5. Oordeel en advies van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat het verzoek ongegrond is en adviseert het Bestuur om het besluit ongewijzigd over te nemen als definitief besluit. Wel adviseert het LOWI aan het Bestuur om Belanghebbende te vragen om de VU niet meer te noemen wanneer hij onderzoek doet op persoonlijke titel en dit expliciet te vermelden. De vermelding van zijn verbondenheid aan de onderzoeksgroep is niet passend bij onderzoek dat buiten de invloedssfeer van de VU valt.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris