Categorieën
Advies

Advies 2015-03

Advies van het LOWI van 5 maart 2015 ten aanzien van de verzoeken van …, bij het LOWI ingediend op … 2014 en … 2014 betreffende de voorlopige besluiten van het … Bestuur van … van … 2014 en … 2014, inzake een klacht van … 2014 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door… .

1. De verzoeken

Op … 2014 (verder: verzoek 1) en … 2014 (verder: verzoek 2) hebben … (verder: Verzoekers) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het … Bestuur van … (verder: Bestuur) een herbeoordeling te geven van de voorgenomen besluiten van het Bestuur van … 2014 en … 2014. Het Bestuur is tot deze voorgenomen besluiten gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoekers, ingediend bij het Bestuur op … 2014. De klacht bestaat uit veertien klachtonderdelen.

De klacht betreft de rapporten … (verder: Rapport 1) en … (verder: Rapport 2). De auteur van Rapport 1 is …, de auteurs van Rapport 2 zijn … (verder: Belanghebbenden).

In de klacht is het standpunt van Verzoekers uitgebreid uiteengezet, namelijk dat beide rapporten in strijd met verschillende principes uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening tot stand zijn gekomen. De veertien klachtonderdelen houden, elk kort samengevat, het volgende in.

Klachtonderdeel 1 luidt dat Rapport 1 ten onrechte vermeldt dat het rapport tot stand is gekomen onder een rechtspersoon die ten tijde van het rapport niet meer bestond.

Klachtonderdeel 2 luidt dat in Rapport 1 ten onrechte de opdrachtgevers niet zijn vermeld en dat er onduidelijkheid is over de publicatie van het rapport.

Klachtonderdeel 3 luidt dat niet valt in te zien dat de tijd zou hebben ontbroken om Rapport 1 te laten toetsen door derden nu dit rapport is opgesteld in een periode van twee jaar.

Klachtonderdeel 4 luidt dat Rapport 1 een welhaast niet ter zake doende literatuurlijst bevat, die bovendien niet of onvoldoende is gebruikt.

Klachtonderdeel 5 luidt dat Rapport 1 is opgesteld op grond van een te klein aantal, veelal levende, bronnen met een duidelijk economisch belang bij de uitkomsten, terwijl schriftelijke bronnen, waaronder bedrijfseconomische gegevens, ontbreken.

Klachtonderdeel 6 luidt dat de keuze van methoden en criteria (bijna) volledig is afgestemd op het commerciële belang van de opdrachtgevers bij…

Klachtonderdeel 7 luidt dat de uitkomsten ten onrechte zijn gepresenteerd als “harde getallen”, zonder benoeming van marges of onzekerheden.

Klachtonderdeel 8 luidt dat het via Rapport 2 deels erkennen van de door (externe bureaus)… geconstateerde fouten in Rapport 1 de ernst van deze fouten niet wegneemt.

Klachtonderdeel 9 luidt dat het meetellen van … en het achterwege laten van onderzoek naar de werkelijke kosten en (vermoede) vermogensaanwas van …. ernstige fouten oplevert.

Klachtonderdeel 10 luidt dat de auteur van Rapport 1 middels een interview in… van … 2012 een eenzijdige voorstelling van de stand van zaken heeft gegeven en zich heeft vereenzelvigd met de opdrachtgevers.

Klachtonderdeel 11 luidt dat Rapport 2, gelet op de kritiek op Rapport 1, met te weinig zorgvuldigheid tot stand is gekomen en ernstige fouten bevat.

Klachtonderdeel 12 luidt dat ook ten aanzien van Rapport 2 sprake is geweest van slordig en onvolkomen onderzoek en dat onvoldoende rekenschap is gegeven van alternatieven en rivaliserende meningen.

Klachtonderdeel 13 luidt dat – teneinde zoveel mogelijk in de buurt te komen van de eerste conclusies – in Rapport 2 belangrijke cijfers zijn aangepast, zonder dit expliciet te benoemen.

Klachtonderdeel 14 luidt dat in plaats van extra zorgvuldigheid te betrachten, de onderzoekers in Rapport 2 juist verdergaande conclusies hebben getrokken door een vergelijking te presenteren met (een alternatief) systeem …, terwijl de literatuurlijst geen document bevat dat ziet op dit systeem.

In het voorgenomen besluit van … 2014 (verder: besluit 1) heeft het Bestuur conform het advies van de commissie wetenschappelijke integriteit van … (verder: CWI) de klachtonderdelen 1 tot en met 3 en 6 tot en met 14 niet ontvankelijk verklaard. Het advies van de CWI is voorzien van een zeer summiere motivering en het voorgenomen besluit is voorzien van een korte motivering. Deze ziet met name op de omstandigheid dat Rapport 1 een conceptversie, bedoeld voor intern gebruik is en dat dit rapport niet is gepubliceerd door het Bestuur of door Belanghebbenden.

In het voorgenomen besluit van … 2014 (verder: besluit 2) heeft het Bestuur conform het advies van de CWI de klachtonderdelen 4 en 5 ontvankelijk, maar ongegrond verklaard. De CWI heeft aan zijn advies onder meer ten grondslag gelegd dat Rapport 1 een conceptversie is, die niet door Bestuur of Belanghebbenden is gepubliceerd en dat indien hiaten in een rapport in een volgende versie worden verbeterd door de opstellers er geen sprake kan zijn van schending van wetenschappelijke integriteit.

Volgens de CWI kan er geen sprake zijn van bewuste misleiding als een rapport buiten de wil van de onderzoekers naar buiten wordt gebracht. In het advies is verder vermeld dat de CWI had kunnen volstaan met de constatering dat Rapport 1 een conceptversie betreft en dat om die reden geen sprake kan zijn van schending van wetenschappelijke integriteit, maar dat de CWI eraan hecht om ten aanzien van klachtonderdelen 4 en 5 een inhoudelijk advies te verstrekken.

Het oordeel van de CWI ten aanzien van klachtonderdelen 4 en 5 luidt dat een niet-gepubliceerd conceptrapport geen object kan zijn voor mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit en verder dat geen sprake is van bewuste misleiding door het selectief gebruik van literatuur.

Verder heeft de CWI geoordeeld dat de data in de conclusie van Rapport 1 weliswaar beter als range hadden aangegeven kunnen worden, maar dat dit niet als misleiding kan worden gezien aangezien de conclusie in Rapport 2 is aangepast. Tot slot hebben Belanghebbenden naar het oordeel van de CWI voldoende activiteiten ondernomen om de relevante betrokkenen te betrekken bij het verzamelen van de data.

Verzoekers zijn het niet eens met de voorgenomen besluiten 1 en 2. Ten aanzien van besluit 1 hebben Verzoekers, onder verwijzing naar de klacht van … 2014, door hun gemachtigde doen aanvoeren dat de klachtonderdelen 1 tot en met 3 en 6 tot en met 14 ontvankelijk hadden moeten worden verklaard en tot een inhoudelijk onderzoek hadden moeten leiden. Volgens Verzoekers heeft het Bestuur zijn voorlopig oordeel ten onrechte gebaseerd op de overweging dat Rapport 1 een niet-gepubliceerd conceptrapport is.

Ten aanzien van besluit 2 hebben Verzoekers, onder verwijzing naar de klacht van … 2014, door hun gemachtigde doen aanvoeren dat het Bestuur onvoldoende inhoudelijk onderzoek heeft gedaan naar de gegrondheid van de klachtonderdelen 4 en 5. Gelet op de ernstige aanwijzingen van schendingen van wetenschappelijke integriteit, kon het doen van een inhoudelijk onderzoek door het Bestuur niet achterwege blijven, aldus Verzoekers.

Verzoekers hebben het LOWI gevraagd om een advies uit te brengen over de voorlopige oordelen van het Bestuur zoals vervat in besluit 1 en besluit 2.

2. De procedure

Op … 2014 zijn Verzoekers en het Bestuur, en op … 2014 zijn Belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten om het verzoek betreffende besluit 1 in behandeling te nemen. Het Bestuur en de Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen 6 weken een verweerschrift in te dienen. Het verweerschrift inzake besluit 1 (verder: verweerschrift 1) is op … 2014 aan het LOWI gestuurd.

Op … 2014 zijn Verzoekers en het Bestuur, alsmede Belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten om het verzoek betreffende besluit 2 in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbenden zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken een verweerschrift in te dienen. Het verweerschrift inzake besluit 2 (verder: verweerschrift 2) is op … 2014 aan het LOWI gestuurd.

Het LOWI heeft verweerschrift 1 op … 2014 aan gemachtigde van Verzoekers (verder: gemachtigde) gezonden, en verweerschrift 2 op … 2014. Op … 2014 heeft gemachtigde op verweerschriften 1 en 2 gereageerd. Dit stuk is op … 2014 door het LOWI aan het Bestuur en Belanghebbenden gezonden. Op … 2014 heeft het Bestuur, mede namens Belanghebbenden, gereageerd. Het LOWI heeft deze laatste reactie van het Bestuur op … 2014 ter kennisgeving aan gemachtigde gezonden.

In zijn vergadering van … 2014 heeft het LOWI besloten een hoorzitting te houden en, mede naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van partijen, verzoeken 1 en 2 gezamenlijk te behandelen. Op … 2014 zijn Verzoekers en het Bestuur alsmede Belanghebbenden uitgenodigd voor deze hoorzitting om hun standpunten nader toe te lichten.

Op … 2015 heeft de hoorzitting plaatsgevonden. Daarbij waren namens Verzoekers aanwezig gemachtigde en een vertegenwoordiger van een der Verzoekers en namens het Bestuur twee vertegenwoordigers van het Bestuur. Ook waren aanwezig beide Belanghebbenden. Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht en vragen van het LOWI beantwoord.

Op … 2015 heeft het Bestuur op verzoek van het LOWI inzichtelijk gemaakt op welke wijze Rapport 2 is opgenomen in METIS en ook toegezonden de antwoorden van … (van … 2015) over … . Op … 2015 hebben Verzoekers hierop gereageerd.

Het LOWI heeft na vaststelling van het definitieve verslag van de hoorzitting het onderzoek gesloten. Vanwege de onderlinge samenhang tussen besluiten 1 en 2, wordt ten aanzien van de verzoeken 1 en 2 één advies gegeven.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoekers

3.1.1 Ten aanzien van besluit 1

Met betrekking tot besluit 1 hebben Verzoekers onder verwijzing naar de klacht van … hun standpunt ongewijzigd gehandhaafd. De CWI heeft geadviseerd om de 12 uitgebreid geformuleerde klachtonderdelen niet ontvankelijk te verklaren en dat oordeel uiterst summier gemotiveerd. In voorkomende gevallen bestaat de motivering uit slechts één zin. Verder is het begrip wetenschappelijke integriteit ten onrechte beperkt tot de gedragingen als genoemd in Bijlage 1 van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … en heeft het Bestuur een zeer marginale beoordeling van klachtonderdelen weergegeven.

Verzoekers zijn van mening dat Rapport 1 niet kan worden gekwalificeerd als een niet gepubliceerde conceptversie. Zij stellen daartoe dat het rapport weliswaar eerst door de opdrachtgevers (op … 2012), maar daarna (op … 2012) ook door de Belanghebbenden zelf is gepubliceerd. In dit verband wijzen zij ook op het interview met Belanghebbende dat op … 2012 in … is verschenen.

Verder mag volgens Verzoekers weliswaar minder streng worden gekeken naar een conceptrapport, maar dient desondanks te worden voldaan aan de (belangrijkste) eisen van wetenschappelijke integriteit. Dit geldt mede gelet op de maatschappelijke status die het gepubliceerde en niet herroepen, maar zelfs bevestigde, Rapport 1 heeft gekregen.

Verder voeren Verzoekers aan dat, gelet op de gedetailleerdheid van de in de verschillende klachtonderdelen genoemde schendingen van de concreet genoemde wetenschappelijke principes, het Bestuur niet had mogen oordelen dat geen onderzoek hoefde te worden gedaan.

Tot slot stellen Verzoekers ten aanzien van Rapport 2 dat dit rapport niet slechts een systeemanalyse is (waarop overigens ook de beginselen van wetenschappelijke integriteit van toepassing zijn), maar een wetenschappelijk onderzoek naar de werkelijke kosten van … en resulterend in stellige conclusies. Het Bestuur heeft ten onrechte geoordeeld dat naar de klachtonderdelen die betrekking hebben op Rapport 2 geen onderzoek hoeft te worden ingesteld.

3.1.2 Ten aanzien van besluit 2

Met betrekking tot besluit 2 hebben Verzoekers hun standpunt onder verwijzing naar de klacht van … 2014 ongewijzigd gehandhaafd en benadrukt dat de kern van de klachtonderdelen 4 en 5 eveneens van toepassing is op Rapport 2 en is terug te vinden in de klachtonderdelen 11 tot en met 14. Volgens Verzoekers is in de rapporten sprake van misleiding (“cooking and trimming”). Het gestelde literatuuronderzoek lijkt niet te hebben plaatsgevonden en de data, aannames en conclusies zijn niet terug te voeren op objectiveerbare en controleerbare bronnen.

Het Bestuur heeft in weerwil van het essentiële karakter van klachtonderdeel 4 omtrent de literatuur, inhoudende dat de inhoud van de rapporten geen resultaat is van literatuuronderzoek, geen onderzoek ingesteld en ten onrechte genoegen genomen met de mededeling van Belanghebbende hierover. Het Bestuur had de literatuurlijst en het gebruik daarvan zelf moeten toetsen.

Ook ten aanzien van klachtonderdeel 5, betreffende de onvoldoende bronnen, is de facto geen onderzoek ingesteld en heeft het Bestuur zelfs geen kennis genomen van de data die ten grondslag zijn gelegd aan het rapport. Het onderzoek door het Bestuur heeft uit niet meer bestaan dan het horen van Belanghebbende, terwijl op de zorgvuldigheid en kwaliteit van de rapporten 1 en 2 veel valt af te dingen. Aan het rapport van … mag niet de waarde worden gehecht, die het Bestuur eraan toekent.

Verder heeft gemachtigde, onder meer ter hoorzitting, gesteld dat een en ander het gevolg is van… . Niet de relatie met de opdrachtgever, maar de wetenschappelijke principes dienen leidend te zijn. Op basis van twee rapporten die tot stand zijn gekomen door schendingen van wetenschappelijke integriteit, heeft … besluitvorming plaatsgevonden over… .

3.2 Het standpunt van het Bestuur

De betreffende onderzoekers hebben zich als Belanghebbenden gevoegd in de procedure bij het LOWI. Belanghebbenden hebben zelf geen verweerschriften ingediend of reacties gegeven, maar de verweerschriften en reacties van het Bestuur zijn opgesteld na afstemming met Belanghebbenden, zodat het hieronder weergegeven standpunt van het Bestuur moet worden opgevat als ook het standpunt van Belanghebbenden.

3.2.1 Ten aanzien van besluit 1

Het Bestuur heeft benadrukt grote waarde te hechten aan wetenschappelijke integriteit. Wil onderzoek maatschappelijk verschil kunnen maken, dan is samenwerking binnen de zogenaamde … van evident belang. Binnen die samenwerking is de integriteit geborgd.

Het Bestuur heeft besluit 1 genomen op basis van het advies van de CWI, dat op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

Voor alle betrokkenen, zowel opdrachtgevers als …, was duidelijk wat de status van Rapport 1 was. Na het oneigenlijke publiceren van Rapport 1 door opdrachtgevers in … 2012 is in … 2012 Rapport 2 (versneld) gepubliceerd met een toelichtende brief. Verzoekers hebben hun pijlen ten onrechte gericht op het niet door het Bestuur gepubliceerde Rapport 1. Het enige rapport dat wetenschappelijk is gepubliceerd, is Rapport 2.

Rapport 1 voldeed niet aan de kwalificaties van een wetenschappelijke rapportage, aangezien er geen (interne of externe) reviewprocedure voor openbare publicaties was gevolgd omdat het een intern stuk was dat diende als voortgangsrapportage. Een niet vooraf afgestemde openbaarmaking van een onvoldragen document mag de onderzoekers niet worden aangerekend.

Het Bestuur heeft er verder op gewezen dat uit het latere onderzoek van … onder meer is gebleken dat Belanghebbenden (vanwege het ontbreken van openbare informatie) met vele onzekerheden hebben moeten werken, die ook duidelijk waren aangegeven.

3.2.2 Ten aanzien van besluit 2

Ook ten aanzien van besluit 2 heeft het Bestuur erop gewezen dat Rapport 1 een conceptrapport is dat door anderen dan door Belanghebbenden is gepubliceerd.

Het Bestuur heeft ten aanzien van klachtonderdeel 4 nader toegelicht welke verwijzingen voor welk rapportonderdeel zijn gebruikt en wat hun relevantie was. Niet alle bestaande literatuur over … is relevant. Belanghebbenden hebben zo divers mogelijke bronnen gebruikt en het is herleidbaar wanneer uitspraken van respondenten worden weergegeven. Belanghebbenden hebben de direct betrokkenen in …, waar nodig in vertrouwen, gesproken.

Verder is een nadere toelichting gegeven op de keuzes die zijn gemaakt met betrekking tot het inwinnen van informatie. Het Bestuur heeft voorts ten aanzien van klachtonderdeel 5 naar voren gebracht dat er voldoende en representatieve bronnen zijn gebruikt en dat het onvermijdelijk is dat respondenten een belang vertegenwoordigen. Het Bestuur heeft nader toegelicht waarom de gebruikte bronnen als representatief zijn beschouwd, en dat van sommige bronnen dan wel met betrekking tot sommige informatie geen medewerking kon worden verkregen.

Voorts heeft het Bestuur gewezen op de reikwijdte en doelstelling van het onderzoek. Ook heeft het Bestuur gewezen op de deskundigheid van Belanghebbenden.

Het Bestuur is van mening dat is gehandeld conform de principes van de … Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).

Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum van wetenschappelijke tijdschriften, bij voorkeur in het tijdschrift waarin het bekritiseerde artikel is verschenen. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

4.2 De ontvankelijkheid van klachtonderdeel 1

Het LOWI stelt vast dat klachtonderdeel 1, samengevat, ziet op de correcte vermelding van de rechtspersoon waaronder Rapport 1 tot stand is gekomen. Correcte naamsvermelding zoals hier bedoeld houdt naar het oordeel van het LOWI geen verband met de regels van wetenschappelijke integriteit, zodat het Bestuur dit onderdeel van de klacht terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er is geen reden om het Bestuur anders te adviseren.

Het LOWI bevestigt besluit 1 voor zover dit besluit klachtonderdeel 1 betreft.

4.3 De ontvankelijkheid van de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14

Het Bestuur heeft ook de klachtonderdelen 2 en met 3 en 6 tot en met 14 niet-ontvankelijk verklaard. Het LOWI ziet zich nu voor de vraag gesteld of het Bestuur met dit oordeel had mogen volstaan. Daarvoor is het volgende van belang.

Ter zitting heeft de gemachtigde van Verzoekers desgevraagd verklaard dat de klachtonderdelen 4 tot en met 7, 9 en 12 zowel betrekking hebben op Rapport 1 als op Rapport 2, dat de klachtonderdelen 1 tot en met 3 en 8 betrekking hebben op Rapport 1, dat klachtonderdeel 10 betrekking heeft op Rapport 1 alsmede op het interview… en dat de klachtonderdelen 11, 13 en 14 betrekking hebben op Rapport 2.

Uit de stukken blijkt en ook ter zitting hebben de vertegenwoordigers van het Bestuur desgevraagd verklaard dat het ontvankelijkheidsoordeel over de klachtonderdelen 1 tot en met 3 en 6 tot en met 14 is gebaseerd op de omstandigheid dat Rapport 1 een conceptrapport is, dat Rapport 1 bedoeld was voor intern gebruik en dat Rapport 1 niet door het Bestuur of door Belanghebbenden is gepubliceerd.

Reeds omdat de klachtonderdelen 6, 7, 9, 11, 12, 13 en 14 (mede) betrekking hebben op Rapport 2, dat echter geen conceptrapport is en wél door het Bestuur en Belanghebbenden is gepubliceerd, kan het ontvankelijkheidsoordeel van het Bestuur ten aanzien van deze klachtonderdelen geen stand houden. Dit oordeel is immers gebaseerd op (de beoogde vertrouwelijkheid van concept-) Rapport 1.

Verder valt niet in te zien waarom klachtonderdelen 4 en 5, die (mede) betrekking hebben op Rapport 1 en in de aanvankelijke klacht zelfs uitsluitend waren geformuleerd ten aanzien van Rapport 1 wél ontvankelijk zijn verklaard (besluit 2), terwijl andere klachtonderdelen die (mede) betrekking hebben op Rapport 1 niet-ontvankelijk zijn verklaard (besluit 1). De namens het Bestuur aangehaalde onduidelijkheid bij de CWI over de status van de beide rapporten kan niet overtuigen, aangezien het inhoudelijke oordeel over de klachtonderdelen 4 en 5 is neergelegd in besluit 2, terwijl in het daaraan voorafgaande besluit 1 al een oordeel was gegeven over de status van beide rapporten.

Verder overweegt het LOWI als volgt.

Grondslag niet-ontvankelijkheid en verzwaarde motiveringseisen

In de toepasselijke Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … (artikel …) is bepaald dat de CWI de ontvankelijkheid van een klacht beoordeelt aan de hand van vier criteria. Deze criteria zijn overwegend formeel van aard en zien op zaken als een duidelijke omschrijving van de vermoede schending van wetenschappelijke integriteit, de bewijsmiddelen, de vermelding van de gegevens van de Klager en de dagtekening van de klacht.

Het ontvankelijkheidsoordeel zoals dat in casu door de CWI is gegeven en door het Bestuur is overgenomen, valt niet expliciet onder deze vier criteria uit de Klachtenregeling. Dat betekent niet dat er geen ruimte bestaat om onder toepassing van een ander criterium te komen tot een niet-ontvankelijkverklaring van een klacht, maar het betekent wel dat in dat geval verzwaarde motiveringseisen gelden voor het ontvankelijkheidsoordeel. De vraag is nu of de motivering van besluit 1 voldoet aan deze motiveringseisen.

Voor de beantwoording van die vraag is relevant dat het Bestuur twee omstandigheden van belang heeft geacht: Rapport 1 is een conceptrapport en Rapport 1 was een vertrouwelijk rapport.

Status van conceptrapport doorslaggevend?

Met partijen stelt het LOWI vast dat Rapport 1 een conceptrapport betreft. Dat betekent echter niet dat de regels van wetenschappelijke integriteit niet op dit rapport van toepassing zijn. Deze regels dienen ook bij de totstandkoming van een conceptrapport, waar dat aan de orde is, in acht te worden genomen. De principes betreffende een goede wetenschapsbeoefening gaan immers niet pas gelden bij de totstandkoming van een eindrapport. Dat een conceptrapportage naar haar aard nog voor verbetering vatbaar is en ook (nog) niet aan dezelfde standaard hoeft te voldoen als een voldragen rapport, maakt dit niet anders.

Bovenstaande betekent dat de omstandigheid dat Rapport 1 een conceptrapport is, onvoldoende grondslag biedt voor het oordeel dat klachten over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit niet-ontvankelijk zijn.

Beoogde vertrouwelijkheid doorslaggevend?

Het Bestuur heeft in het kader van de ontvankelijkheidskwestie benadrukt dat Rapport 1 bedoeld was als een vertrouwelijk stuk. Het LOWI dient derhalve te beoordelen of de constatering dat een (concept)rapport is gepubliceerd buiten de auteur(s) en de aangesloten instelling om, in de weg staat aan het geven van een inhoudelijk oordeel over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI stelt voorop dat dit onder omstandigheden inderdaad het geval kan zijn. Wanneer bijvoorbeeld een conceptrapport evident niet rijp is voor publicatie, maar desondanks en volledig buiten medeweten en tegen de uitdrukkelijke wil van de auteur(s) wordt gepubliceerd, ligt het niet onmiddellijk voor de hand om de betreffende auteur(s) hierop aan te spreken. Te meer niet wanneer de auteur(s) of de betrokken instelling direct na het blijken van de schending van de opgelegde vertrouwelijkheid stappen ondernemen om een en ander recht te zetten. Van dergelijke omstandigheden is hier echter geen sprake.

Allereerst valt uit Rapport 1 zelf niet op te maken dat het niet voor publicatie is bedoeld. In het colofon van Rapport 2 staat bij het kopje vertrouwelijk vermeld: “Nee, openbaar”. In het colofon van Rapport 1 staat bij het kopje vertrouwelijk slechts vermeld: “Nee/ja + expiratiedatum”. Dat houdt in dat Rapport 1 zelf niet is gekwalificeerd als vertrouwelijk, waarmee deze kwestie dus in het midden is gelaten.

Daar komt bij dat, zoals onder meer ter hoorzitting is gebleken, met de opdrachtgevers geen expliciete (contractuele) afspraken zijn gemaakt en vastgelegd over het al dan niet publiceren van Rapport 1. Nu aan de opdrachtgevers geen embargo is opgelegd met betrekking tot Rapport 1 bestond het risico dat dit rapport door hen naar buiten zou worden gebracht, hetgeen mede voor rekening van Belanghebbende(n) en het Bestuur komt. Onder deze omstandigheden kan moeilijk achteraf nog een beroep worden gedaan op wel beoogde vertrouwelijkheid.

Bovendien hebben noch het Bestuur noch Belanghebbende(n) stappen ondernomen toen hen eenmaal was gebleken dat de opdrachtgevers Rapport 1 op … 2012 openbaar hadden gemaakt en dit rapport op … 2012 door … zou worden gebruikt… . Tussen het overleggen van Rapport 1 aan … en het gebruik van dit rapport ten behoeve van … was er voldoende gelegenheid voor Belanghebbende(n) en voor het Bestuur om betrokkenen erop te wijzen dat het nog slechts om een conceptversie ging, die – naar eigen zeggen van het Bestuur – niet voldeed aan de kwalificaties van een wetenschappelijke rapportage. Van deze gelegenheid is echter geen gebruik gemaakt.

Uit de stukken blijkt dat Belanghebbenden, na overleg met hun leidinggevenden, ervan hebben afgezien om … te berichten dat Rapport 1 niet bedoeld was voor verspreiding en behandeling. De reden hiervoor was dat het stuk al in circulatie was gekomen en dat het titelblad voldoende aangaf dat het om een conceptversie ging. Dat neemt echter niet weg dat de mogelijkheid om in te grijpen wel bestond. Nu Belanghebbenden en het Bestuur hebben nagelaten om stappen te ondernemen, kan de beoogde vertrouwelijkheid van het rapport niet dienen als grondslag voor een niet-ontvankelijkverklaring van een klacht over dit rapport.

Wellicht ten overvloede overweegt het LOWI dat de aanbiedingsbrief d.d. … 2012 behorend bij Rapport 2 onvoldoende is om te kunnen worden gekwalificeerd als daadwerkelijk ingrijpen door Belanghebbende(n) of het Bestuur, reeds omdat deze brief dateert van ná het openbare gebruik van Rapport 1.

Tot slot hecht het LOWI in dit verband ook betekenis aan het interview dat de auteur van Rapport 1 aan … heeft gegeven. Blijkens het advies van de CWI heeft het gesprek met de journalist op … 2012 plaatsgevonden, zodat niet kan worden gezegd dat het bekend worden van de gegevens uit Rapport 1 volledig buiten deze Belanghebbende om is gebeurd. Verder heeft Belanghebbende in dit gesprek met de journalist, zoals hij ter hoorzitting bij het LOWI heeft bevestigd, niet expliciet vermeld dat Rapport 1 slechts een conceptrapport betrof dat nog niet aan de vereisten voldeed.

Nu over de beoogde vertrouwelijkheid van Rapport 1 geen afspraken zijn gemaakt, terwijl zowel het Bestuur als de Belanghebbenden na het schenden van deze vertrouwelijkheid heeft nagelaten om stappen te ondernemen en mede gelet op het interview dat Belanghebbende aan … heeft gegeven, kan de beoogde vertrouwelijkheid van Rapport 1 niet dienen als grondslag voor een niet-ontvankelijkverklaring van de klacht van Verzoekers.

Het LOWI heeft met instemming kennis genomen van de ter hoorzitting door de vertegenwoordigers van het Bestuur aangekondigde beleidsmaatregelen om in de toekomst te voorkomen dat conceptversies vroegtijdig in de openbaarheid komen, alsmede van het voornemen om de aan de motivering van een niet-ontvankelijkverklaring te stellen eisen nader te bespreken met de CWI. Voor de thans aan de orde zijnde zaak kan de omstandigheid dat het ging om een vertrouwelijk rapport echter niet dienen als grondslag van de niet-ontvankelijkverklaring.

Het bovenstaande betekent dat besluit 1 niet voldoet aan de verzwaarde motiveringseisen. Voor zover besluit 1 de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14 betreft, kan het LOWI dit besluit niet bevestigen.

Eigen ontvankelijkheidsoordeel?

Het LOWI ziet geen mogelijkheid om een eigen ontvankelijkheidsoordeel (zijnde hetzij het oordeel dat de betreffende klachtonderdelen wél ontvankelijk zijn, hetzij het oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring onder verbetering van de gronden in stand kan blijven) te geven. De expliciete criteria uit de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … bieden daartoe geen aanknopingspunten en ook hetgeen hierover in de LOWI-procedure namens het Bestuur naar voren is gebracht geeft onvoldoende handvat om zelf met een eigen oordeel over de ontvankelijkheid in de zaak te voorzien.

Het LOWI adviseert het Bestuur dan ook om zich opnieuw te buigen over de ontvankelijkheidsvraag ten aanzien van de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14, met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen. Het LOWI zal de zaak ter hernieuwde afdoening terugverwijzen naar het Bestuur.

4.4 De ongegrondheid van de klachtonderdelen 4 en 5

Het Bestuur heeft de klachtonderdelen 4 en 5 wél ontvankelijk, maar ongegrond verklaard. De vraag ligt nu voor of het LOWI deze ongegrondverklaring al dan niet kan bevestigen. Daarbij is met name de samenhang tussen de verschillende klachtonderdelen van belang.

Onder 4.3 heeft het LOWI geconcludeerd dat de niet-ontvankelijkverklaring van de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14 niet in stand kan blijven. Nu de ontvankelijkheid van die klachtonderdelen opnieuw moet worden bezien door het Bestuur, is het mogelijk dat het Bestuur concludeert dat deze klachtonderdelen wél ontvankelijk zijn.

Vervolgens zou het Bestuur dan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van deze klachtonderdelen. Aangezien meerdere klachtonderdelen betrekking hebben op beide rapporten en bovendien verschillende klachtonderdelen onderling samenhangen, brengt een herbeoordeling van de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14 onvermijdelijk met zich mee dat ook de reeds inhoudelijk beoordeelde klachtonderdelen 4 en 5 opnieuw in ogenschouw zullen moeten worden genomen.

Het valt immers niet op voorhand uit te sluiten dat een eventuele inhoudelijke beoordeling van de overige klachtonderdelen, vanwege de onderlinge samenhang tussen klachtonderdelen, leidt tot een herziening van het eerdere oordeel van de klachtonderdelen 4 en 5. Voor de goede orde, evenmin valt op voorhand uit te sluiten dat een eventuele inhoudelijke beoordeling van de overige klachtonderdelen leidt tot een bevestiging van het eerdere oordeel over de klachtonderdelen 4 en 5.

Het voorgaande betekent dat het LOWI zich thans dient te onthouden van een oordeel over besluit 2, inhoudende de ongegrondverklaring van klachtonderdelen 4 en 5. Wel wijst het LOWI op het volgende. Gebleken is dat de in de aanbiedingsbrief van … 2012 bij Rapport 2 aangekondigde uitgebreide externe beoordelingsronde niet heeft plaatsgevonden, zodat een onafhankelijke toets van Rapport 2 door een derde ontbreekt. Bij een inhoudelijke (her)beoordeling van de klachtonderdelen zal hieraan aandacht moeten worden besteed.

5. Oordeel en advies van het LOWI

5.1 De ontvankelijkheid van klachtonderdeel 1

Het Bestuur heeft klachtonderdeel 1 niet-ontvankelijk verklaard, hetgeen naar het oordeel van het LOWI terecht is.

Er is geen reden om het Bestuur anders te adviseren.

5.2 De ontvankelijkheid van de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14

Het Bestuur heeft de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14 niet-ontvankelijk verklaard, met als dragende motivering dat Rapport 1 een vertrouwelijk conceptrapport is dat niet is gepubliceerd door Bestuur of Belanghebbenden. Naar het oordeel van het LOWI kan deze motivering het besluit 1 niet dragen.

Het LOWI adviseert het Bestuur om de ontvankelijkheid van alle klachtonderdelen met uitzondering van klachtonderdeel 1 opnieuw te beoordelen. Een eventuele niet-ontvankelijkverklaring van de klachtonderdelen dient te worden voorzien van een andere grondslag en motivering dan de huidige. Een eventuele ontvankelijk verklaring dient te leiden tot een inhoudelijke beoordeling van alle klachtonderdelen, met inbegrip van de klachtonderdelen 4 en 5.

5.3 De ongegrondheid van de klachtonderdelen 4 en 5

Het Bestuur heeft de klachtonderdelen 4 en 5 ongegrond verklaard. Gelet op het bovenstaande onthoudt het LOWI zich van een oordeel over dit besluit. Wel adviseert het LOWI het Bestuur om bij de eventuele herbeoordeling van de klachtonderdelen te betrekken dat de aangekondigde externe peerreview niet heeft plaatsgevonden.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris

Een ieder heeft het recht om zich binnen een jaar na datum van dit advies tot de Nationale Ombudsman te wenden met een verzoek een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop het LOWI zich in de procedure van de totstandkoming van dit advies jegens hem of een ander heeft gedragen.