Categorieën
Advies

Advies 2015-02

Advies van 25 februari 2015 van het LOWI ten aanzien van de klacht van …, ingediend op … 2014 tegen het (voorgenomen) besluit van het … Bestuur van … van … 2014.

1 De klacht

De klacht van … Klager 1 resp. 2 of Klagers, ingediend bij het LOWI bij brief van … 2014, richt zich tegen het (voorlopig) besluit van het … Bestuur van … (hierna: het Bestuur) van … 2014. Het Bestuur volgt in zijn (voorlopig) besluit het rapport van … van … 2014 (hierna ook Commissie …). Klagers verzoeken het LOWI om een oordeel over voornoemd besluit van het Bestuur.

2 De procedure

Bij (klacht)brief van … 2014 hebben Klagers zich tot het LOWI gewend. De klacht richt zich tegen het (voorlopig) besluit van het Bestuur en het onderliggende rapport van de Commissie … (hierna ook Rapport 2). Dit Rapport 2 staat centraal in de onderhavige LOWI-procedure. De Commissie was tevens als Commissie … 1 resp. 3 bij een tweetal andere rapporten (hierna ook Rapport 1 en 3) betrokken die (tevens) beide betrekking hebben op anonieme klachten van een en dezelfde Klager. Rapport 1 betrof … Klager 1, hetgeen zijdelings in deze procedure aan de orde komt. Rapport 3 gaf Klagers aanleiding om aan het LOWI het verzoek te doen een oordeel te geven over anoniem klagen, welk verzoek het LOWI niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat een (voorlopig) besluit van het Bestuur ontbrak.

Het LOWI kan op grond van zijn Reglement slechts een oordeel geven over een (voorlopig) besluit van een Bestuur. Het LOWI is wel bevoegd de klacht van Klagers van … 2014 ten aanzien van het (voorlopige) besluit van het Bestuur van … 2014 met het onderliggende Rapport 2 in behandeling te nemen. Het LOWI heeft dit op … 2014 aan Klagers en het Bestuur meegedeeld. Het Bestuur heeft daarop op verzoek van het LOWI een verweerschrift ingediend op … 2014. Stukken zijn over en weer tussen partijen uitgewisseld. Op … 2015 hebben de … andere auteurs van Publicatie 1 het LOWI eigener beweging laten weten geen klacht te willen indienen tegen het (voorlopige) besluit van het Bestuur van … 2014. Het LOWI heeft dit voor kennisgeving aangenomen.

Een hoorzitting is bepaald door het LOWI op … 2014, waarbij naast Klagers aanwezig waren namens het Bestuur: … . Van de zijde van het LOWI waren aanwezig de leden, te weten professoren Mr. E.H. Hondius (Plv. Voorzitter), Dr. J.H. Hartog, Dr. J.W.M. van der Meer, Dr. J. Reedijk en Dr. I.E. Sommer, alsmede Mr. dr. E.G. van Arkel, ambtelijk secretaris, en A. Muller, assistente/notuliste.

Klagers zijn in de gelegenheid gesteld hun klachten toe te lichten, mede door middel van een pleitnota, waarop het Bestuur zijn reactie heeft kunnen geven. Het Bestuur is na de hoorzitting door het LOWI in de gelegenheid gesteld om te reageren op bijlagen bij de pleitnota die het Bestuur niet eerder bekend waren en die niet alle woordelijk ter hoorzitting waren voorgedragen.

Het Bestuur heeft het LOWI op … 2014 laten weten dat het zich wenst te onthouden van commentaar op in de bijlagen aan de orde gestelde zaken die geen betrekking hebben op de klacht, en voor zover de bijlagen wel op de klacht betrekking hebben, zag het Bestuur geen aanleiding tot het maken van additionele opmerkingen.

Aansluitend zijn de concept notulen van de hoorzitting voorafgaand aan het advies aan partijen ter correctie op feitelijke onjuistheden toegezonden. Na correctie zijn de definitieve notulen door het LOWI aan beide partijen toegezonden. Hierna heeft het LOWI het onderhavige advies uitgebracht.

3 Standpunt van partijen

3.1 Klagers

De klacht van Klagers richt zich op (A) de procedurele en procesmatige wijze van behandeling van het dossier enerzijds, en (B) de inhoudelijke beoordeling van de anonieme klacht anderzijds. Klagers voegen als bijlagen bij hun klacht (1) het (voorgenomen) besluit van het Bestuur en het dossier in eerste instantie (2) een schriftelijke weerlegging door Klagers van … beschuldigingen van een anonieme klager (hierna ook wel Anonymus genoemd) in eerste instantie (3) een specifieke schriftelijke weerlegging van de beschuldiging omtrent Publicatie 1 die door het Bestuur gegrond is verklaard, en (4) een literatuurrapport uit … van Klagers waaruit voor Publicatie 1 is geput en waarin alle details te vinden zijn die naar de mening van Klagers weerspreken dat sprake is van plagiaat.

Kort samengevat luidt de klacht van Klagers in hun (klacht) brief van … 2014:

(A) Procedureel

Klagers stellen dat het Bestuur bij de behandeling van de anonieme klacht op vele fronten ernstig tekort is geschoten. De Vertrouwenspersoon heeft de anonieme klacht in behandeling genomen zonder voorafgaand gedegen onderzoek, zonder passende motivering, zonder voldoende en overtuigende gronden, zonder hoor en wederhoor en zonder dit eerst te melden conform art. … Regeling … (hierna ook Klachtenregeling WI oud).

De Vertrouwenspersoon resp. het Bestuur hebben zich onvoldoende gerealiseerd welke ernstige persoonlijke gevolgen het accepteren van anonieme klachten kan hebben. Zij hadden ook kunnen kiezen voor toepassing van de klokkenluidersregeling, die een klager die anoniem wenst te blijven kan beschermen. Het feit dat de anonieme klager hiervan bewust geen gebruik wilde maken, had reeds twijfels moeten oproepen bij de Vertrouwenspersoon resp. het Bestuur over de goede bedoelingen van de anonieme klager, te meer waar de anonieme klager al zijn grieven vervolgens via het internet bekend maakte.

Klagers achten art. … van de Klachtenregeling WI oud (op grond waarvan de Vertrouwenspersoon de klachten van de anonieme klager in behandeling heeft genomen) strijdig met de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001, waaraan (de instelling) zich heeft geconformeerd.

Ook heeft de Commissie nauwelijks willen luisteren naar de door Klagers ingebrachte bezwaren met betrekking tot onder meer de rolverwarring van de Vertrouwenspersoon. Zo heeft Klager 1 om redenen van onpartijdigheid, vooringenomenheid en transparantie bezwaar gemaakt tegen de samenstelling van de Commissie die dezelfde was als bij Rapport 1 en waarvan de Vertrouwenspersoon deel uitmaakte.

De Vertrouwenspersoon en de Commissie hadden bij hun onderzoek bovendien aandacht moeten hebben voor de selectieve keuze van de anonieme klager ten aanzien van de … publicaties van in totaal … auteurs waarbij Klager 1 geenszins in al de publicaties als hoofdauteur optrad.

De Vertrouwenspersoon resp. de Commissie hebben zich schuldig gemaakt aan willekeur en onzorgvuldigheid door de klachten over al deze … publicaties in behandeling te nemen (waarover de Commissie … 1 zich reeds deels had uitgesproken) en vervolgens ook een oordeel uit te spreken jegens mede-auteurs tegen wie de anonieme klachten zich niet richtten. Dit doet de formele vraag rijzen of de Commissie wel bevoegd is om andere betrokkenen aan een oordeel te onderwerpen, zonder dat tegen hen een officiële klacht is ingediend.

Door de handelwijze van de Vertrouwenspersoon, Commissie en het Bestuur zijn de belangen en de goede trouw van Klagers als Beklaagden niet gerespecteerd, waardoor de anonieme klacht een onaanvaardbare aanslag was op de integriteit van Klagers, met grote sociale en economische consequenties voor Klagers.

(B) Inhoudelijk

Klagers stellen dat de anonieme klacht waarop Rapport 2 – dat door het Bestuur is gevolgd – is gebaseerd, inhoudelijk op geen enkele wijze de toets van redelijke kritiek kan doorstaan. De Commissie is, aldus Klagers, op basis van een oppervlakkige en vaak onzorgvuldige analyse tot een negatief oordeel gekomen. In het besluit heeft het Bestuur de klacht van een anonieme klager van … 2013 betreffende een vermeende schending van wetenschappelijke integriteit door Klagers gegrond verklaard met betrekking tot het zonder correcte bronvermelding overnemen van passages uit publicaties van derden in de publicatie “…” van…, gepubliceerd in … (hierna ook Publicatie 1), in … (hierna Publicatie 7), en in de publicatie … (hierna Publicatie 8).

Klagers stellen dat ten aanzien van de … beschuldigingen van de anonieme klager door de Commissie uiteindelijk slechts één beschuldiging als voldoende serieus is bevonden, namelijk “een klacht over het gebruik van afzonderlijke zinnen in een literatuuroverzicht, waarbij alle bronnen wel expliciet en compleet vermeld zijn, maar in een afzonderlijk bronnenoverzicht (‘collectief referentiesysteem’)” (zie de klachtbrief van Klagers van … 2014, p. …).

Meer concreet is het standpunt van Klagers:

Publicatie 1:

Klagers betwisten het oordeel van de Commissie dat een andere wijze van bronvermelding dan een expliciete, van enkelvoudige zinnen of onderdelen van zinnen als plagiaat kan worden gekwalificeerd. Dit oordeel is onjuist, aldus Klagers, omdat de Commissie en het Bestuur ten onrechte niet de juridische omschrijving van plagiaat (de onrechtmatige toe-eigening van andermans intellectuele geestesproducten) hebben gehanteerd, maar in plaats daarvan hebben gekozen voor een mechanistische benadering, door een computerscan bepaalde overeenkomst in zinnen of zinsdelen zonder bronvermelding, ongeacht de aard of de inhoud van deze teksten of de intentie van de schrijvers.

De Commissie spreekt voorts ten onrechte over aanzienlijk langere passages die zonder specifieke bronvermelding uit publicaties van derden zijn overgenomen, waarbij de Commissie de wijze van refereren door een collectief referentiesysteem niet transparant genoeg vond en overgenomen statements van maximaal een zin kwalificeerde als plagiaat. Daarbij is de Commissie voorbij gegaan aan het door Klagers gehanteerde argument dat de desbetreffende auteurs compleet en diverse malen in Publicatie 1 zijn genoemd en deze auteurs geen probleem met de wijze van refereren hadden. Zo heeft geen enkele auteur zich gemeld en gesteld dat sprake zou zijn van plagiaat of het schenden van diens auteursrecht.

Klagers geven daarbij aan dat ze (vele malen) uitdrukkelijk in Publicatie 1 hebben gemeld dat de exacte bron van de statements in een afzonderlijk literatuuroverzicht was te vinden en in meer uitgebreide zin ook in de SWOT-analyses. Klagers voegen hier ten slotte aan toe dat het totaal aantal letterlijk gebruikte statements … betreft, en dat in alle gevallen de bron gemakkelijk te vinden is in een collectief referentiesysteem.

Bovendien, aldus Klagers, was Publicatie 1 een samenvatting van een eerder door de auteurs zelf vervaardigd, uitgebreid literatuurrapport, waarin alle statements met bronvermelding waren opgenomen (bijlage … bij de klachtbrief van … 2014).

Waar de Commissie in Publicatie 1 bij elke statement de referentie mist en de door Klagers (plus andere auteurs) gehanteerde wijze van complete bronvermeldingen kwalificeert als plagiaat, stellen Klagers dat Publicatie 1 als doel had om standaard ‘statements’ uit de literatuur te verzamelen als input voor de SWOT-analyse. Klagers erkennen ook dat de zinnen c.q. statements geen eigen vinding zijn en dienen te worden toegeschreven aan andere auteurs. Dit is ook geschied met precieze bronvermelding in een afzonderlijke lijst met exacte verwijzingen onder de tekst en dit is verder bevorderd door in de tussenstap van de SWOT-analyse ‘blokken’ van issues en auteurs op te nemen, zodat in principe elke auteur teruggevonden kan worden.

Er wordt, aldus Klagers, “overduidelijk aangetoond dat hier van ‘pronken met andermans veren’ geen sprake is.”(klachtbrief Klagers…, p …). Klagers hebben Publicatie 1 niet willen presenteren als een origineel wetenschappelijk werk zonder erkenning voor auteurs. Klagers achten het onaanvaardbaar dat een minder conventionele wijze van expliciet refereren naar het werk van anderen wordt gekwalificeerd als plagiaat. Klagers voegen hier aan toe dat, anders dan de Commissie stelt, een collectief referentiesysteem ook een gebruikelijke aanpak is, vooral in inventariserende en verkennende studies over opinies van anderen. Naar de mening van Klagers werd deze wijze van refereren om duistere redenen door de Commissie toch als plagiaat beschouwd, op grond van regels in het geheime rapport … 1 (Pleitnota Klagers … 2014 p. …).

Publicatie 7:

Klager 1 betwist dat sprake is van plagiaat waar het gaat om het overnemen van twee letterlijke zinnen uit een boek van een derde. Ten eerste, aldus Klager, gaat het bij Publicatie 7 om een boekbespreking. Er is inderdaad een zin letterlijk uit het besproken boek overgenomen maar het is inherent aan een boekbespreking dat letterlijke zinnen uit een besproken boek kunnen worden gebruikt. Ten tweede gaat het niet om twee zinnen maar om anderhalve zin, waarbij een halve zin diverse malen in de literatuur voorkomt en niet aan een specifieke auteur toebehoort.

Publicatie 8:

Klager 1 stelt dat het gaat om een publicatie samen met een andere auteur die niet in de procedure is betrokken en ook niet is gehoord door het Bestuur. Verder heeft een deel van de beschuldiging van Anonymus betrekking op zelfcitatie. Dit onderdeel van de beschuldiging had door de Vertrouwenspersoon niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat in Rapport 1 reeds over zelfcitatie was geoordeeld. Voor het overige heeft het vermeende plagiaat in publicatie 8 betrekking op een standaarddefinitie waarbij de verwijzing inderdaad ontbreekt. Deze is wel in de referentielijst te vinden, maar is bij de proof-stage verloren gegaan.

3.2 Het Bestuur

Het Bestuur heeft bij (voorlopig) besluit van … 2014 aan Klagers laten weten Rapport 2 te onderschrijven en over te nemen, met inbegrip van de bevindingen van de Commissie met betrekking tot het zonder correcte bronvermelding overnemen van passages uit publicaties van derden. Ook de aanbevelingen van de Commissie zijn door het Bestuur overgenomen. Het Bestuur heeft de gezamenlijke auteurs van Publicatie 1 verzocht om, gelet op de constateringen van de Commissie, Publicatie 1 in haar huidige vorm terug te trekken uit het desbetreffende tijdschrift.

Kort samengevat luidt het verweer van het Bestuur in het verweerschrift van … 2014 (hierna verweerschrift) en nader toegelicht ter hoorzitting van … 2014 als volgt:

(A) Procedureel

Het Bestuur stelt dat de Vertrouwenspersoon zorgvuldig heeft beoordeeld of de klacht in behandeling moest worden genomen, nu deze anoniem was ingediend. De Vertrouwenspersoon had ex artikel … van de Klachtenregeling WI oud de bevoegdheid om een anoniem aangebrachte melding te behandelen wanneer daar naar het oordeel van de Vertrouwenspersoon voldoende aanleiding toe bestond. Dit was in casu het geval omdat de anonieme klacht zeer concrete beschuldigingen bevatte, met duidelijke bronverwijzingen.

Bovendien ging het om plagiaat. Het feit dat de klacht anoniem was, vormde daarom geen belemmering voor het doen van onderzoek naar schending van wetenschappelijke integriteit, omdat eventueel plagiaat ook zonder klager te kennen kon worden vastgesteld op basis van de duidelijke bronverwijzingen.

Voorts heeft de Vertrouwenspersoon niet zelf de klacht onderzocht, maar het Bestuur verzocht hiertoe een afzonderlijke onderzoekscommissie in te stellen, zodat een gedegen onderzoek was gewaarborgd. De Commissie heeft een groot deel van de klacht niet gegrond verklaard en evenmin is het Bestuur ingegaan op subjectieve aantijgingen jegens Klagers: de Commissie heeft zich beperkt tot de kern van de klacht, het plagiaat. De Commissie heeft op … 2014 bij aanvang van haar onderzoek gesproken met Klagers. Op … 2014 hebben Klagers kunnen reageren op een concept-rapport, hetgeen is geschied op … 2014.

De reactie van Klagers heeft geleid tot enkele bijstellingen van Rapport 2. Aan de anonieme klager – van wie noch de Vertrouwenspersoon, Commissie en/of het Bestuur de identiteit kenden – zijn overigens geen vertrouwelijke stukken toegezonden. Het Bestuur doet dat alleen wanneer een anonieme klager zijn identiteit bekend maakt aan het Bestuur. Het Bestuur heeft daarbij aangegeven dat het liever de naam van een klager wil kennen, de anonieme klager heeft hier echter geen gevolg aan gegeven.

Het Bestuur is van mening dat de Commissie zorgvuldig te werk is gegaan. Zo heeft de Commissie beschuldigingen van Anonymus die reeds onderwerp waren geweest van Rapport 1 buiten beschouwing gelaten, waaronder alle gevallen van beweerdelijke “zelfcitatie zonder bronvermelding” als ook een beschuldiging over een publicatie waarvan de status onduidelijk was. Hierop heeft het Bestuur Rapport 2 zorgvuldig beoordeeld, alvorens het (voorlopig) besluit van … 2014 te nemen. Het Bestuur hecht eraan te benadrukken dat de meeste beschuldigingen door het Bestuur ongegrond zijn verklaard.

Het Bestuur heeft, net als de Commissie, de belangen van Klagers zorgvuldig meegewogen. Hen is bij verschillende gelegenheden hoor en wederhoor geboden door de Commissie.

(B) Inhoudelijk

Het Bestuur volgt Rapport 2 van de Commissie.

Publicaties 1, 7 en 8:

Het Bestuur is van oordeel dat de Commissie heeft mogen uitgaan van de definitie van plagiaat in de Notitie Wetenschappelijke Integriteit (hierna Notitie 2001) en van de European Code of Conduct for Research Integrity (hierna ALLEA Code 2011). Voorts is het Bestuur van oordeel dat, gezien de bezwaren van Klagers, voor de beoordeling in juridische zin ook gekeken kan worden naar de jurisprudentie over het auteursrecht, waarbij het Bestuur expliciet verwijst naar het zogeheten Infopaq-arrest, Hof van Justitie van de Europese Unie, 16 juli 2009, C-5/08.

Het Bestuur stelt vast dat de Commissie in de Publicaties 7 en 8 minder omvangrijke vormen van plagiaat heeft aangetroffen dan in Publicatie 1. De Commissie is vervolgens zeer terughoudend omgegaan met zijn bevindingen door het Bestuur slechts te adviseren om Publicatie 1, zijnde de publicatie met het meest omvangrijke plagiaat, in te laten trekken, welk advies het Bestuur heeft overgenomen.

Publicatie 1:

De stelling van Klagers dat het slechts zou gaan om “text similarity” van enkele zinnen of zinsdelen is onjuist: er zijn in Publicatie 1 relatief omvangrijke passages zoals vastgesteld door de Commissie in Rapport 2 – zeker in het licht van het Infopaq-arrest – gekopieerd en opgenomen zonder specifieke bronvermelding. Dit is te kwalificeren als een inbreuk op de Auteurswet.

De normen voor wetenschappelijke integriteit zien niet alleen op auteursrechtinbreuk en persoonlijkheidsrecht op naamsvermelding, maar meer in het algemeen op “het op integere wijze vermelden als externe bronnen zijn gebruikt”, ongeacht of het gaat om copy-paste zinnen of parafrases.

Het gaat er volgens het Bestuur om dat “vastgesteld kan worden welke ideeën en opvattingen van de auteur zelf zijn en welke zijn overgenomen van andere wetenschappers” (p. … verweerschrift). Het gaat er volgens het Bestuur derhalve niet om dat Klagers, zoals zij stellen, op afdoende wijze hebben vermeld dat zij bepaalde bronnen hebben gebruikt, nu Klagers delen van deze bronnen hebben overgenomen zonder dat op correcte wijze te vermelden. (p. … verweerschrift).

Aan het verweer van Klagers dat een uitgebreide bronvermelding het artikel onleesbaar zou maken, moet voorbij gegaan worden. Dit zou (1) een rechtvaardiging zijn om te gaan kopiëren; en (2) bovendien wekt de door Klagers gekozen wijze van bronvermelding “de indruk dat deze bronnen slechts gebruikt zijn voor het schrijven van Publicatie 1”. (p. … verweerschrift).

Het verweer dat vakgenoten het plagiaat meteen zouden onderkennen, zoals door Klager 2 is gesteld in eerste instantie, neemt evenmin weg dat sprake is van plagiaat.

Het verweer van Klagers dat zij (de … auteurs) gebruik hebben gemaakt van een collectief referentiesysteem en dat dit in de discipline van … helder is, zou niet de norm moeten zijn, aldus het Bestuur. De norm is dat het voor een ander ook na jaren, duidelijk moet zijn van wie een tekst afkomstig is.

De conclusie van het Bestuur luidt dan ook dat de Commissie terecht tot het oordeel is gekomen dat sprake was van plagiaat, welk oordeel overigens door de andere auteurs van het artikel is geaccepteerd.

4 Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopig) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijke) klacht hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 herzien in 2012 en 2014 (VSNU).

Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum van wetenschappelijke tijdschriften, bij voorkeur in het tijdschrift waarin het bekritiseerde artikel is verschenen. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

4.2 Klachten van Klagers bij het LOWI

Het LOWI beperkt zich in zijn advies tot de Publicaties 1, 7 en 8. Hierop ziet Rapport 2 van de Commissie en het (voorlopig) besluit van het Bestuur van … 2014, waartegen de klacht van Klagers zich richt en waarover Klagers het LOWI om een oordeel vragen.

Het LOWI gaat hierna in op de procedurele respectievelijk de inhoudelijke klachten van Klagers.

A Procedurele klachten

De procedurele klachten van Klagers zien op (i) de anonimiteit van de klacht; (ii) de dubbele rol van (de Vertrouwenspersoon als) …. lid van de Commissie; (iii) de onpartijdigheid van de Commissie; (iv) het niet volledig gehoord zijn door de Commissie resp. het Bestuur; en (v) of de Commissie wel bevoegd is andere betrokkenen aan een oordeel te onderwerpen, zonder dat tegen hen een officiële klacht is ingediend.

4.2.1 Anonieme klacht

De klacht tegen Klagers (die in eerste instantie Beklaagden waren) is anoniem ingediend bij de Vertrouwenspersoon. Conform de indertijd geldende Klachtenregeling WI oud heeft de Vertrouwenspersoon de klacht van Anonymus in behandeling genomen en het Bestuur vervolgens verzocht om een onderzoekscommissie in te stellen teneinde deze klacht nader te onderzoeken.

Het LOWI stelt vast dat de Vertrouwenspersoon noch het Bestuur op de hoogte was van de identiteit van de anonieme klager.
Het LOWI overweegt ten aanzien van de mogelijkheid van anoniem klagen als volgt.

Voor zover een klachtenregeling van een Instelling anoniem klagen mogelijk maakt, dient het Bestuur van deze Instelling naar het oordeel van het LOWI zeer terughoudend te zijn met het toepassen van de bevoegdheid om anonieme klachten in behandeling te nemen.

De eisen van transparantie, het verdedigingsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor kunnen immers aan anoniem klagen in de weg staan. De belangen van de klager die anoniem wil blijven kunnen in beginsel afdoende worden gediend door een adequate klokkenluidersregeling en door het toezeggen van vertrouwelijkheid, waarbij de naam van de anonieme klager weliswaar niet bekend wordt gemaakt aan Beklaagden en de Commissie, maar wel bekend is bij het Bestuur.

Op deze wijze kan de anonieme klager op dezelfde voet als de overige betrokkenen verantwoordelijk worden gehouden voor naleving van de geheimhoudingsplicht en kan het Bestuur de anonieme klager separaat horen, waarna de Beklaagde de gelegenheid heeft om (schriftelijk) op het verslag van het horen te reageren.

Hiermee wordt recht gedaan aan de eisen van hoor en wederhoor en het transparatie- en verdedigingsbeginsel en worden zowel de belangen van de anonieme klager enerzijds, als de belangen van de Beklaagde anderzijds gediend.

Slechts onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat een Klager volledig anoniem behoort te kunnen blijven, zodat ook het Bestuur niet op de hoogte is van de identiteit van de klager. Of sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden staat in eerste instantie ter beoordeling van het Bestuur. Alsdan geldt naar het oordeel van het LOWI dat dit op tweeërlei wijze gemotiveerd dient te worden. De anonieme klager dient de wens en de noodzaak om volledig anoniem te kunnen blijven te onderbouwen enerzijds, en het Bestuur dient zijn beslissing om dit verzoek van de klager in te willigen te motiveren anderzijds.

Dit geldt te meer voor de Instellingen die de Notitie Wetenschappelijke Integriteit 2001 hebben onderschreven, te weten de KNAW, NWO en de VSNU. In deze Notitie staat immers expliciet vermeld dat “anonieme klachten niet in behandeling (kunnen) worden genomen” (p.10).

Gelet op het bovenstaande is het LOWI van oordeel dat het volledig anoniem klagen bij vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit in beginsel onwenselijk is. Mede hierom geldt bij het LOWI ex artikel 7.5 van zijn Reglement als ontvankelijkheidseis dat een klager zich met naam en toenaam bekend maakt. Sinds zijn oprichting heeft het LOWI weliswaar eenmaal anoniem klagen toegestaan, maar bij die gelegenheid was de identiteit van de anonieme klager wel bekend bij het LOWI. Het LOWI stond toen toe dat het betrokken Bestuur, zonder dat sprake was van een klager versus het Bestuur, een klacht indiende en het LOWI om een oordeel vroeg. Zie LOWI-Advies 2008-1.

Uit de stukken blijkt dat de Klachtenregeling WI oud gold in de onderhavige procedure. Hierin was anoniem klagen bij de Vertrouwenspersoon mogelijk.

Het LOWI heeft vastgesteld dat het Bestuur ervoor gekozen heeft om in zijn Klachtenregeling WI nieuw … de mogelijkheid van anoniem klagen te handhaven.

In de procedure in eerste instantie, waarbij de Vertrouwenspersoon op grond van de Klachtenregeling WI oud oordeelde over anoniem klagen, is naar het oordeel van het LOWI geen recht gedaan aan (1) het transparantiebeginsel (2) het verdedigingsbeginsel, en (3) het beginsel van hoor en wederhoor.

Zo had de Vertrouwenspersoon in de onderhavige procedure onder meer (grondiger) onderzoek moeten doen naar de motieven van de anonieme klager vanwege het feit dat (1) Anonymus al eerder een anonieme klacht had ingediend (ten aanzien van) van Klager 1 ….; en (2) Anonymus ten aanzien van de … publicaties slechts Klager 1 heeft beschuldigd van plagiaat, terwijl … publicaties bestaan uit gezamenlijke publicaties van Klager 1 en andere auteurs.

Niet is gebleken dat de Vertrouwenspersoon de anonieme klager heeft gevraagd zijn wens om volledig anoniem te blijven te onderbouwen. Door het inwilligen van de wens van Anonymus om anoniem te blijven zonder daarbij de noodzaak voor de gevraagde anonimiteit te onderzoeken, is naar het oordeel van het LOWI zonder goede gronden voorbij gegaan aan de gerechtvaardigde belangen van Klagers.

Verder had het in de rede gelegen wanneer de Vertrouwenspersoon, uit hoofde van zorgvuldigheid, een geheimhoudingsplicht had opgelegd aan de anonieme klager, teneinde zoveel mogelijk te voorkomen dat Klagers (reputatie)schade zouden oplopen door de procedure in eerste instantie. Nu het ten aanzien van een anonieme klager, die ook jegens de Vertrouwenspersoon zijn anonimiteit wenst te bewaren, niet mogelijk is een opgelegde vertrouwelijkheidsplicht de facto te handhaven, is het LOWI van oordeel dat de Vertrouwenspersoon er te meer van had moeten afzien om de anonieme klacht in behandeling te nemen. Dit gold met name voor de Vertrouwenspersoon in de onderhavige procedure omdat Anonymus zich reeds tot de pers had gewend en daarmee de reputatie van klagers op voorhand heeft beschadigd.

De stelling van het Bestuur in zijn verweerschrift (p … 2) mag voor het doen van onderzoek dan ook juist zijn dat: ‘(…) het feit dat de klacht anoniem was in dit geval geen belemmering voor het onderzoek [vormde], omdat dit ook zonder de klager te kennen op genoemde bronnen kon worden gebaseerd’, dat neemt niet weg dat hiermee is voorbijgegaan aan de gerechtvaardigde belangen van Beklaagden. Het ging immers in eerste instantie om een (onderzoek naar) een vermeende schending van wetenschappelijke integriteit van Beklaagden dus zonder dat nog vaststond of sprake was van een schending van wetenschappelijke integriteit.

De Klachtenregeling WI oud is inmiddels vervangen door de Klachtenregeling WI nieuw … Het LOWI geeft het Bestuur in overweging om bij de besluitvorming over een verzoek van een klager om anonimiteit uiterste terughoudendheid te betrachten c.q. grondig (de motieven voor en) de noodzaak van anonimiteit na te gaan.

4.2.2 Dubbele rol van de Vertrouwenspersoon

Uit de stukken volgt dat een anonieme klager onder de naam ‘Plagiaat Anoniem’ met als e-mail adres ‘…’ op … 2013 per e-mail een klacht heeft ingediend bij de Vertrouwenspersoon betreffende Klager 1 met als onderwerp ‘Misstanden in publicaties van … ’. De klacht van de anonieme klager strekt zich uit over … publicaties van Klager 1 waarvan er … zijn geschreven met andere auteurs of een andere auteur.

Bij e-mail van … 2013 laat de Vertrouwenspersoon aan Klager 1 weten dat, met instemming van …, besloten is om deze melding van de anonieme klager te laten behandelen door dezelfde onderzoekscommissie die ook de eerste melding van de anonieme klager heeft onderzocht, bestaande uit … en de Vertrouwenspersoon zelf.

Het LOWI heeft in een eerder advies reeds bepaald dat een …… Vertrouwenspersoon een andere rol heeft dan een – al dan niet ad hoc ingestelde – (onderzoeks)commissie c.q. CWI (Commissie Wetenschappelijke Integriteit) en dat een Vertrouwenspersoon daarom geen deel uit kan maken van de commissie die de klacht onderzoekt. Dit dient mede om te voorkomen dat de schijn van vooringenomenheid wordt gewekt en de Vertrouwenspersoon een dubbele rol vervult.

De Klachtenregeling WI nieuw komt reeds tegemoet aan deze klacht. Aan Klagers kan derhalve worden toegegeven dat deze klacht gegrond is, maar het LOWI ziet geen aanleiding om een advies aan het Bestuur op dit punt uit te brengen, nu dit geen doel meer treft.

4.2.3 De onpartijdigheid van de Commissie

Het feit dat het Bestuur zich laat adviseren door een Commissie die ook een eerdere klacht betreffende de persoon van Klager 1 heeft onderzocht, betekent niet per definitie dat dus de onpartijdigheid of de onafhankelijkheid van die Commissie in het geding is. Bij partijdigheid moet gedacht worden aan de situatie waarin de Commissie een eigen belang heeft bij de beoordeling van de klacht. Bij afhankelijkheid moet gedacht worden aan de situatie waarbij de Commissie zich in haar beoordeling laat sturen door het Bestuur. Van geen van beide situaties is gebleken.

Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Commissie een eigen belang had bij een bepaalde uitkomst in de klachtprocedure, zodat er geen grond is voor het oordeel dat de Commissie partijdig was.

Evenmin is gebleken dat de onafhankelijkheid van de Commissie in geding is geweest. Er is geen sprake van dat de Commissie aanwijzingen van het Bestuur heeft moeten opvolgen. Nu het daarnaast uit oogpunt van efficiëntie voor de hand lag om dezelfde Commissie in te schakelen, treft dit onderdeel van de klacht geen doel.

Wel acht het LOWI het onzorgvuldig wanneer een lid van een Commissie prematuur naar buiten treedt met naam en toenaam van Beklaagde(n) zonder dat vaststaat of sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit. Hierdoor komt niet zo zeer de onafhankelijkheid van de Commissie in geding, maar worden wel de belangen van Beklaagde(n) onnodig geschaad.

4.2.4 Hoorplicht

De klacht van Klagers is dat zij niet volledig zijn gehoord door de Commissie resp. het Bestuur. Uit de stukken volgt dat Klager 1 mondeling en schriftelijk de gelegenheid heeft gehad verweer te voeren tegen c.q. een reactie te geven op de klachten van Anonymus en Klager 2 ook zijn schriftelijke reactie heeft kunnen geven. Het feit dat de Commissie noch het Bestuur in die reacties aanleiding hebben gezien om tot een ander oordeel te komen, doet er niet aan af dat aan de hoorplicht is voldaan.

Deze klacht van Klagers treft eveneens geen doel.

4.2.5 Uitbreiding klacht van de anonieme Klager

Een klacht van Klagers is of de Commissie wel het recht heeft andere betrokkenen aan een oordeel te onderwerpen, zonder dat tegen hen een officiële klacht is ingediend.

Het LOWI is van oordeel dat een Commissie zich in beginsel dient te beperken tot de klacht c.q. de beklaagde waarop de klacht van de anonieme klager betrekking heeft. De Commissie heeft evenwel geconstateerd dat mogelijk sprake was van plagiaat in een publicatie waar meerdere auteurs bij betrokken waren die aan zijn Instelling verbonden waren. In zo een geval moet een Commissie de desbetreffende auteurs als mede-verantwoordelijk kunnen aanspreken en als derden (belanghebbenden) kunnen betrekken in een procedure, te meer nu Klager 1 in eerste instantie ook zelf stelt dat sprake is van het selectief beschuldigen door de anonieme klager van slechts een van de auteurs, namelijk Klager 1.

De Commissie heeft naar het oordeel van het LOWI kunnen handelen zoals zij heeft gehandeld. Daarnaast betekent de omstandigheid dat een publicatie is geschreven door Klager 1 en een auteur die niet verbonden is aan de Instelling van de Commissie, niet dat de Commissie geen oordeel kan geven over Klager 1. Dit geldt te meer omdat het verweer van Klager 1 in eerste instantie ook niet was dat de mede-auteur verantwoordelijk was, maar Klager 1 stelde dat het ging om een algemeenheid en een fout van de uitgever.

Voor de goede orde merkt het LOWI op dat het zich beperkt tot de klacht van Klagers, die het LOWI hebben verzocht om een oordeel over een besluit van het Bestuur en dat het zijn oordeel over deze klacht en het voorlopig besluit niet uitbreidt tot mede-auteurs.

II Inhoudelijke klacht

De inhoudelijke klachten van Klagers zien op (i) de door de Commissie resp. het Bestuur gehanteerde definitie van plagiaat; (ii) de onterechte kwalificatie van plagiaat van grotere omvang in Publicatie 1 en van plagiaat van geringere omvang in de Publicaties 7 en 8.

4.2.6 Definitie van plagiaat

Het Bestuur verwijst naar de Gedragscode VSNU en de ALLEA Code voor de definitie van plagiaat. Het Bestuur verwijst daarnaast naar de Auteurswet en in dat kader naar het Infopaq-arrest. Het LOWI heeft reeds in eerdere adviezen uitgemaakt dat het auteursrecht geen rol speelt bij de vraag of sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit. Zie hiertoe onder meer de LOWI-adviezen 2013-02 en 2014-08. Het LOWI oordeelt hierin dat het niet bevoegd is te oordelen over schendingen van het auteursrecht, maar slechts is aangewezen om zich uit te spreken over (vermoede) schendingen van wetenschappelijke integriteit.

Dat betekent dat het zich niet kan uitspreken over de vraag of sprake is van een inbreuk op het auteursrecht c.q. het antwoord op deze vraag niet relevant is voor de vraag of sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit. Dit dient naar het oordeel van het LOWI ook te gelden voor CWI’s en Besturen die moeten oordelen over vermoede schendingen van wetenschappelijke integriteit.

De klacht van Klagers treft dan ook doel voor zover door het Bestuur resp. de Commissie voor de definitie van plagiaat wordt verwezen naar het auteursrecht. Voor zover Klagers op hun beurt zich verweren met een verwijzing naar het auteursrecht, dient dit verweer evenzeer te worden verworpen. Voor zover het Bestuur resp. de Commissie verwijzen naar de Gedragscode VSNU en de ALLEA Code merkt het LOWI op dat beide regelingen betrekking hebben op wetenschappelijke integriteit. De ALLEA Code beoogt daarbij in het algemeen als een niet bindend document slechts een (internationale) richtlijn te geven, waarbij instellingen overigens vrij zijn die te incorporeren in hun klachtenregelingen.

Uit de Klachtenregeling WI oud onder artikel … volgt dat hierin de ALLEA Code niet expliciet als geïncorporeerd wordt beschouwd, maar refereert het wel aan de ALLEA Code in de zin dat medewerkers dienen te handelen in lijn met de ALLEA Code. De klacht van Klagers mist dan ook doel in dit opzicht voor zover het Bestuur resp. de Commissie voor het hanteren van een definitie van plagiaat refereren aan de Gedragscode VSNU en de ALLEA Code.

Voor het LOWI blijft, ongeacht of de ALLEA Code is geïncorporeerd door een Instelling, de Gedragscode VSNU en de ‘jurisprudentie’ van het LOWI het voornaamste uitgangspunt.

Het LOWI gaat in deze zaak overigens uit van de Gedragscode VSNU 2012 en de Klachtenregeling WI oud. Het LOWI merkt met betrekking tot de Gedragscode VSNU op dat het eerst per e-mail van … 2014 en via de daarin aangekondigde brief van 5 november 2014 in kennis is gesteld door de VSNU van een herziene Gedragscode VSNU (hierna: Gedragscode VSNU 2014). De Gedragscode VSNU 2014 is op grond van de daarin opgenomen bepaling per 31 oktober 2014 in werking getreden.

De reden dat het LOWI in deze zaak uitgaat van de Gedragscode VSNU 2012 is dat deze gold ten tijde van het indienen van de klacht van de anonieme klager bij het Bestuur en het daaropvolgende besluit van het Bestuur. De kwalificatie van plagiaat is door de Commissie en het Bestuur in de onderhavige zaak ook (mede) gebaseerd op grond van de Gedragscode VSNU 2012 en de Klachtenregeling WI oud. Het LOWI hanteert deze beide regelingen dan ook als uitgangspunt.

Het LOWI voegt hieraan toe dat het in het algemeen toekennen van terugwerkende kracht aan een regeling in beginsel in strijd is met het kenbaarheidsbeginsel en de rechtszekerheid. Partijen kunnen immers niet geacht worden zich te hebben gedragen overeenkomstig regels die zij op dat moment nog niet kenden en evenmin konden kennen. Het LOWI refereert hierna slechts aan de Gedragscode VSNU 2014 voor zover dit relevant is voor de uitleg van de Gedragscode in het algemeen.

4.2.7 Kwalificatie van plagiaat

Eerder bepaalde het LOWI reeds dat de Gedragscode VSNU 2012, voor gevallen waarin plagiaat niet al evident voortvloeit uit de aard en omvang van de overgenomen teksten, geen of onvoldoende duidelijkheid geeft over de vraag wanneer het overnemen van teksten en resultaten van anderen is aan te merken als plagiaat en daarmee als schending van wetenschappelijke integriteit (zie ook LOWI-advies 2014-10).

De Gedragscode VSNU 2012 – en ook die van 2014 – beschrijft slechts gewenst gedrag c.q. best practices. Beide regelingen vermelden dat onder omstandigheden afwijkingen van de in de code genoemde principes gerechtvaardigd kunnen zijn, en dat het toepassen van de bepalingen afhankelijk is van de concrete omstandigheden waarin de wetenschapsbeoefenaar zich bevindt, waarbij hij of zij in staat dient te zijn gemotiveerd uit te leggen of en zo ja waarom en in hoeverre hij of zij afwijkt van de code.

Het is daarom naar het oordeel van het LOWI terecht dat in de Gedragscode VSNU 2014 nog eens uitdrukkelijk is bepaald dat de overtreding van een gedragsregel uit de code niet per definitie een schending van wetenschappelijke integriteit hoeft in te houden.

Het moge derhalve zo zijn dat het Landelijk Model Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit in de bijlage – die veelal wordt overgenomen door Instellingen – vermeldt dat onder schendingen van wetenschappelijke integriteit wordt verstaan het plagiëren van (delen van) publicaties en resultaten van anderen, dat neemt niet weg dat aan de hand van de omstandigheden van het geval dient te worden bepaald of het overnemen van teksten en resultaten van anderen in casu is aan te merken als plagiaat en daarmee als schending van wetenschappelijke integriteit dan wel (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen (dat op zijn beurt kan resulteren in al dan niet een schending van wetenschappelijke integriteit). Zoals het LOWI ook in eerdere adviezen heeft bepaald, acht het daarbij de artikelen 1.1 en 1.3 van de Gedragscode VSNU 2012 relevant.

Artikel 1.1. bepaalt:

“Zorgvuldigheid blijkt uit precisie en nuance bij het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en het publiceren van de resultaten daarvan.”

Artikel 1.3 bepaalt:

“Door correcte bronvermelding wordt duidelijk gemaakt dat er niet wordt gepronkt met andermans veren. Dit geldt ook voor informatie die van het internet is gehaald.”

De vraag ligt nu voor of in het onderhavige geval het overnemen van teksten van anderen is aan te merken als plagiaat dat resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI overweegt dat bij deze beoordeling de volgende twee stappen van belang zijn. De eerste stap houdt in om ex art. 1.3 van de Gedragscode VSNU 2012 na te gaan of een tekst letterlijk (tekstueel) en/of conceptueel is overgenomen zonder vermelding van bronnen in de tekst of anderszins.

De tweede stap houdt in om na te gaan of, mede conform de preambule van de Gedragscode 2012 en ‘jurisprudentie’ van het LOWI, op grond van de omstandigheden van het geval dit handelen kan worden gekwalificeerd als plagiaat dat resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit.

Voor de zware kwalificatie van plagiaat dat resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit moet er derhalve in beginsel meer aan de hand zijn dan uitsluitend het letterlijk en/of conceptueel overnemen van (kleine stukken) teksten zonder bronnen in de tekst.

Eerder bepaalde het LOWI reeds dat buiten plagiaat in deze zin bijvoorbeeld vallen (i) het overnemen van een gering aantal overeenstemmende woorden uitsluitend van beschrijvende of feitelijke aard; (ii) algemene, louter feitelijke beschrijvingen van een arrest met weinig mogelijkheid tot afwijking waardoor bepaalde feiten niet anders dan in verwante terminologie kunnen worden beschreven; en (iii) referentie aan bronnen in de tekst op een zodanige manier dat het voor de lezer duidelijk is dat teksten hieruit afkomstig zijn (zie LOWI-advies 2014-08).

Belangrijk is dus dat in elk geval steeds op grond van de omstandigheden van het concrete geval wordt bepaald of het overnemen van teksten en resultaten van anderen in casu is aan te merken als plagiaat en daarmee als schending van wetenschappelijke integriteit. Bepalend in dit verband zijn – doch niet hiertoe beperkt- de context waarbinnen het handelen heeft plaatsgevonden en de intentie van de betrokkene.

Voor de conclusie dat sprake is van plagiaat dat resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit kan van belang zijn dat de betrokkene de intentie heeft gehad om – zoals in de Gedragscode VSNU 2012 staat omschreven – te “pronken met andermans veren”.

Deze intentie kan overigens (veelal) impliciet worden afgeleid uit de omvang van het plagiaat (zie LOWI-adviezen 2008-1 en 2014-10 waarbij tekstgedeelten van grote omvang letterlijk uit een andere taal werden vertaald door auteurs zonder verwijzing in de tekst naar bronnen of anderszins) of uit het feit (zie LOWI-advies 2014-10) dat de betrokkene tekstgedeelten heeft overgenomen, inclusief dezelfde verwijzingen naar secondaire bronnen.

Het vorenstaande laat overigens onverlet dat, wanneer geen sprake is van plagiaat dat resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit, desalniettemin sprake kan zijn van verwijtbaar onzorgvuldig handelen. Verwijtbaar onzorgvuldig handelen kan op zijn beurt, bij een herhaald patroon bijvoorbeeld, alsnog resulteren in een schending van wetenschappelijke integriteit (zie LOWI-advies 2014-8). Dit vloeit voort uit de Gedragscode VSNU 2012 dat zorgvuldig handelen en correcte bronvermelding als gewenst gedrag voorschrijft in de artikel 1.1 en 1.3. Op de vraag wat correcte bronvermelding is, geeft artikel 1.3 overigens geen antwoord.

Ook in het onderhavige geval zal derhalve per publicatie moeten worden bezien of op grond van de omstandigheden van het concrete geval het overnemen van teksten zonder bronvermelding in de tekst (1) kan worden gekwalificeerd als plagiaat dat resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit, dan wel (2) sprake is van (een herhaald patroon van) verwijtbaar onzorgvuldig handelen dat resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit, dan wel (3) sprake is van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat dit in een schending van wetenschappelijke integriteit resulteert.

Ten aanzien van de beoordeling van de Publicaties 1, 7 en 8 overweegt het LOWI als volgt.

De anonieme klager stelt in zijn e-mail van … 2013 aan de Vertrouwenspersoon dat sprake is van ernstige gevallen van plagiaat door Klager 1 in … publicaties.

De Commissie constateert in haar onderzoek vervolgens dat de … door Anonymus genoemde publicaties in de meeste gevallen verschillende auteurs betreffen en beperkt zich in haar onderzoek uiteindelijk tot … van de … publicaties. De Commissie concludeert ten slotte in haar Rapport 2 dat bij drie publicaties sprake is van plagiaat: in de Publicaties 7 en 8 betreft het relatief korte passages en in Publicatie 1 betreft het een zeer omvangrijk gebruik van andermans teksten.

Het LOWI stelt vast dat het bij Publicatie 1 gaat om een literatuuroverzicht met een … SWOT-analyse van … auteurs verbonden aan (de instelling); bij Publicatie 7 gaat om een boekbespreking van Klager 1; en bij Publicatie 8 gaat het om een publicatie van Klager 1 met een andere auteur die niet aan (de instelling) is verbonden.

Het LOWI overweegt onder verwijzing naar het bovenstaande dat bij de beoordeling van de vraag of bij deze drie publicaties sprake is geweest van plagiaat aandacht dient te worden besteed aan de context van de publicatie, de omvang van het overnemen van zinnen of parafraseren zonder bron, en/of de intentie van de (gezamenlijke) auteur(s). Het LOWI constateert dat de Commissie en het Bestuur aan deze omstandigheden geen (doorslaggevende) betekenis hebben gehecht. Nu het LOWI dat wel doet, komt het tot een ander oordeel dan de Commissie en het Bestuur.

Publicatie 1

……De Commissie stelt vast dat sprake is van een zeer omvangrijk gebruik van andermans teksten op: …

Het gaat hierbij, zo stelt de Commissie vast, om tekstfragmenten waarbij aanhalingstekens noch verwijzingen worden vermeld door de auteurs.

Qua omvang gaat het t.a.v. de volgende pagina’s om: …

De Commissie stelt daarop in zijn Rapport 2 vast dat sprake is van plagiaat.

Het LOWI volgt de Commissie hierin niet. Wanneer bij Publicatie 1 ook de context van de publicatie, de omvang van het overnemen van zinnen of parafraseren zonder bron, en/of de intentie van de (gezamenlijke) auteur(s) worden meegewogen leidt dat tot het volgende oordeel.

Bij plagiaat gaat het om het welbewust niet naleven van de regel ‘ere wie ere toekomt’. Het LOWI stelt vast dat door Klagers met het collectief referentiesysteem is beoogd aan deze regel tegemoet te komen, zij het dat achteraf is geconstateerd dat de keuze voor dit systeem in Publicatie 1 niet correct was. Het hanteren van een collectief referentiesysteem in plaats van expliciete bronnenvermelding kan in zijn algemeenheid niet op voorhand gelijk worden gesteld aan niet integer handelen.

Zo stelt het Bestuur in zijn verweerschrift dat de normen voor wetenschappelijke integriteit zien op het op integere wijze vermelden dat externe bronnen zijn gebruikt (p. …). Echter, waar het handelen van Klagers vervolgens wordt gekwalificeerd als plagiaat vooronderstelt dit feitelijk dat bij Klagers de intentie bestond om te plagiëren. Dit kan echter niet worden afgeleid uit de stukken. Zo is het LOWI gebleken dat Klagers (lees: de auteurs van Publicatie 1) primair voor een meer expliciete wijze van vermelding van bronnen hadden gekozen, maar omwille van de leesbaarheid zijn overgestapt op een collectief referentiesysteem. Zo een systeem beoogt naar het oordeel van het LOWI, met name bij een literatuuroverzicht, juist om inzichtelijk te maken dat geput wordt uit de desbetreffende bronnen.

In zijn algemeenheid kan dan niet worden gesteld dat een collectief referentiesysteem op voorhand niet integer is, en hangt het van al de omstandigheden van het concrete geval af of bij het hanteren van een collectief referentiesysteem sprake is van niet integer handelen c.q. schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI constateert dat het bij Publicatie 1 gaat om een compilatie van gegevens uit de literatuur, die door de auteurs in een collectief referentiesysteem verantwoord zijn. De auteurs hebben in onderling overleg afgezien van het opnemen van individuele verwijzingen in de tekst, ten behoeve van de leesbaarheid van deze tekst. Dit is, achteraf gezien, misschien niet de meest gelukkige keuze geweest maar deze keuze is – nu de auteurs evident niet de intentie hadden om te pronken met andermans veren – niet automatisch niet-integer. Hooguit kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen.

Het LOWI ziet echter onvoldoende aanknopingspunten om onzorgvuldigheid of verwijtbare onzorgvuldigheid aan te nemen. Immers, de auteurs hebben in Publicatie 1 meerdere malen duidelijk aangegeven dat het gaat om een literatuuroverzicht en zij hebben alle bronnen vermeld waaruit ze hebben geput. De auteurs hebben niet willen pretenderen dat het om eigen tekst ging. Het feit dat (mede) auteurs zich hebben neergelegd bij het oordeel van de Commissie en/of het Bestuur maakt niet dat alsdan sprake is van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen. Het getuigt wel van het nemen van een (gezamenlijke) verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid bestaat daarin dat auteurs zich hebben gerealiseerd dat de tekst door potentiële lezers ondanks het collectief referentiesysteem als plagiaat kan worden gekwalificeerd.

De omstandigheid dat Klagers en het Bestuur van mening verschillen of een collectief referentiesysteem gebruikelijk is in de … discipline, maakt dat het LOWI de aanbeveling van de Commissie aan het Bestuur om een gesprek met de desbetreffende discipline aan te gaan om gevallen als het onderhavige in de toekomst te voorkomen, kan onderschrijven. Het LOWI schaart zich echter niet achter het advies c.q. besluit tot intrekking van het artikel, omdat geen sprake is van een schending van wetenschappelijke integriteit.

Publicatie 7

Publicatie 7 betreft een boekbespreking van Klager 1.
De Commissie stelt vast dat sprake is van plagiaat maar merkt op dat het relatief korte passages betreft.

Het LOWI stelt vast dat het hier gaat om minimale fragmenten die verbatim uit het besproken boek afkomstig zijn zonder dat hiermee iets gepretendeerd wordt. Het LOWI hecht daarbij belang aan het feit dat het gaat om een boekbespreking en dat het inherent is aan een boekbespreking dat hierin passages kunnen worden vermeld uit het besproken boek. De lezer van een boekbespreking kan dit ook verwachten, zodat niet snel sprake is van een auteur die andermans werk presenteert als ware dit het zijne. Het LOWI acht hierbij bovendien van belang dat de boekbespreking ruim … bladzijden behelst, waarbij er niet meer dan twee zinnen uit het besproken boek zijn overgeschreven.

Het LOWI stelt verder vast dat de derde zin uit de boekbespreking niet uit het besproken boek is overgeschreven, maar uit een andere boekbespreking van een ander boek. Dat betekent dat hetgeen door het LOWI hierboven is overwogen, op deze … zin niet van toepassing is. In dit opzicht deelt het LOWI de conclusie van de CWI dat, nu het niet gaat om een algemeenheid, een bron vermeld had dienen te worden.

De CWI spreekt naar de letter dan van plagiaat. Het LOWI is echter van oordeel dat moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Het LOWI acht redengevend voor zijn oordeel dat geen sprake is van plagiaat, dat het gaat om slechts één enkele zin, dat op geen enkele wijze is gebleken van de intentie van de auteur om te plagiëren en dat de boekbespreking voor het overige is voorzien van een uitvoerige referentielijst.

Dit doet er echter niet aan af dat in ieder geval wel sprake is van onzorgvuldig handelen. Het verweer van Klager 1 luidt kort samengevat dat de zin vaker in de literatuur voorkomt zonder bronvermelding en derhalve dus niet tot het intellectuele eigendom van één auteur behoort.

Het LOWI benadrukt dat de regels van het auteursrecht niet relevant zijn bij de vraag of sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit. Verder heeft Klager 1 met dit verweer miskend dat het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor een wetenschappelijk correcte bronvermelding bij de wetenschappelijke auteur ligt.

Hetzelfde geldt voor het latere verweer van Klager 1 dat de oorspronkelijke bronvermelding is weggevallen. Het is de verantwoordelijkheid van Klager 1 om te zorgen voor een correcte bronvermelding. Nu dit niet is gebeurd, komt dit voor rekening en risico van Klager 1.

Publicatie 8

Publicatie 8 betreft een artikel van Klager 1 en een andere auteur die niet aan (de instelling) verbonden is.

De Commissie stelt vast dat sprake is plagiaat van relatief korte passages.

Het LOWI stelt vast dat in Publicatie 8 een zin is opgenomen die ook elders voorkomt … zonder dat Klager 1 daarbij de bron vermeldt. Verder is de volgende zin overgenomen … De spelfout … is door Klager 1 in Publicatie 8 verbeterd. Het citaat is ontleend aan … een tekst …. Het is … geen geautoriseerde bron (zijnde een algemeen geaccepteerd leerboek of een geleerde autoriteit). De oorspronkelijke in de gekopieerde tekst genoemde auteurs zijn opgenomen in de literatuurlijst. Er wordt niet elders in de tekst naar verwezen.

Hier geldt wat het LOWI eerder ook ten aanzien van Publicatie 7 met betrekking tot de derde zin heeft overwogen. Ook ten aanzien van Publicatie 8 constateert het LOWI dat Klager 1 niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het opnemen van citaten.

Publicaties 7 en 8 in onderlinge samenhang

Het onzorgvuldig handelen in zowel Publicatie 7 als Publicatie 8, heeft geresulteerd in vermijdbare onduidelijkheden over de vraag wie de auteur is van de betreffende zinnen. Dit valt – hoewel het LOWI vanwege de geringe omvang niet tot het oordeel van plagiaat komt- Klager 1 aan te rekenen. Het LOWI stelt vast dat sprake is van een herhaling van vergelijkbaar onzorgvuldig handelen in beide publicaties.

De publicaties 7 en 8 in onderlinge samenhang bezien komt het LOWI dan ook tot het oordeel dat Klager 1 verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld, echter – gelet op de geringe omvang – zonder dat dit resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit. Het is aan het Bestuur om conform de aanbeveling van de Commissie hierover in overleg te treden met de Afdeling … om te bezien hoe dergelijke (herhalingen van) onzorgvuldigheden kunnen worden voorkomen.

Kort samengevat luidt de conclusie van het LOWI ten aanzien van de inhoudelijke klachten als volgt.

Het LOWI acht de kwalificatie van plagiaat ongegrond ten aanzien van de Publicaties 1, 7 en 8 waarop de klacht van Klagers, het (voorlopig) besluit van het Bestuur en het Rapport 2 van de Commissie zien.

4.3 Maatregelen

De Commissie oordeelt dat Publicatie 1 op basis van het door de Commissie geconstateerde plagiaat, mede gelet op de omvang daarvan, door de gezamenlijke auteurs dient te worden teruggetrokken; en adviseert het Bestuur om met de Afdeling … in overleg te treden over de vraag hoe in de toekomst dergelijke “onregelmatigheden” in publicaties kunnen worden voorkomen.

Het LOWI is van oordeel dat bij de Publicaties 1, 7 en 8 van een schending van wetenschappelijke integriteit geen sprake is, zodat daarmee de grond ontvalt aan het voorlopig besluit van het Bestuur en het onderliggende advies van de CWI voor zover het gaat om de terugtrekking van Publicatie 1. Het LOWI verwijst naar zijn overwegingen onder 4.2.

Gelet op het verwijtbaar onzorgvuldig handelen van Klager 1, volgt het LOWI het advies van de Commissie aan het Bestuur om een gesprek aan te gaan met de Afdeling … om te voorkomen dat onzorgvuldigheden – zoals verricht door Klager 1 in Publicatie 7 en Publicatie 8 – in de toekomst worden voorkomen. Het LOWI geeft daarbij in overweging om bij dat gesprek tevens het collectief referentiesysteem – als vooralsnog niet correct systeem naar het oordeel van de Commissie en het Bestuur – aan de orde te stellen om een geval als het onderhavige te voorkomen, en daarbij de overwegingen van het LOWI onder 4.2 in ogenschouw te nemen.

5 Oordeel en Advies LOWI

5.1 Oordeel LOWI

Het LOWI is van oordeel dat de klachten van Klagers, ingediend bij het LOWI op … 2014, deels gegrond en deels ongegrond zijn.

De procedurele klachten van Klagers zijn gegrond voor zover het gaat om (1) de dubbele rol van de Vertrouwenspersoon, en de schijn van vooringenomenheid wanneer de Vertrouwenspersoon tevens deel uitmaakt van de Commissie die de klacht nader onderzoekt; en (2) het ondeugdelijke vooronderzoek van de Vertrouwenspersoon bij het in behandeling nemen van een anonieme klacht; en (3) de onzorgvuldige wijze waarop het Bestuur de zaak in de publiciteit heeft gebracht.

De inhoudelijke klachten van Klagers zijn gegrond voor zover het gaat om de publicaties 1, 7 en 8.

De klachten van Klagers tegen de maatregelen zijn deels gegrond en deels ongegrond. De klacht van Klagers is gegrond voor zover het gaat om de maatregel aangaande de intrekking van Publicatie 1. De klacht van Klagers is ongegrond voor zover het gaat om het advies van de Commissie aan het Bestuur een gesprek aan te gaan met de desbetreffende afdeling om te bezien hoe (herhaling van) dergelijke onzorgvuldigheden kunnen worden voorkomen.

5.2 Advies

Het LOWI adviseert het Bestuur zijn (voorlopige) besluit van … 2014 te herzien in de zin dat het LOWI geen schending van wetenschappelijke integriteit constateert ten aanzien van Publicatie 1 enerzijds, en verwijtbaar onzorgvuldig handelen constateert ten aanzien van de Publicaties 7 en 8 in onderlinge samenhang, zonder dat dit resulteert in een schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI adviseert het Bestuur zijn (voorlopige) besluit van … 2014 slechts te handhaven aangaande de maatregel bestaande in een gesprek van het Bestuur met de Afdeling … ter voorkoming van (verwijtbare) onzorgvuldigheden c.q. een geval als het onderhavige.

Mr. E.H. Hondius, Plv. Voorzitter

Mr. dr. E. Grace van Arkel, (Plv.) Ambtelijk Secretaris

Een ieder heeft het recht om zich binnen een jaar na datum van dit advies tot de Nationale ombudsman te wenden met een verzoek een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop het LOWI zich in de procedure van de totstandkoming van dit advies jegens hem of een ander heeft gedragen.

Print Friendly, PDF & Email