Categorieën
Advies

Advies 2009-01

Advies inzake de klacht van ir. … tegen het aanvankelijk oordeel van het College van Bestuur van … van …. 2008

1. Feiten en loop van de procedure

Ir. …., hierna te noemen klager, heeft bij brief van …. 2008 een klacht ingediend bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI). De klacht heeft betrekking op het aanvankelijk oordeel van het College van Bestuur (hierna CvB) van de …(hierna de universiteit) d.d 2008.

In dit aanvankelijk oordeel heeft het CvB, conform het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (hierna CWI) van universiteit, de klacht van klager van … 2008 jegens het College van Promoties van de universiteit, de Rector Magnificus van de universiteit, Prof. Dr…. , Decaan Prof. Dr.…. (hierna de decaan), alsmede een aantal met name genoemde hoogleraren en medewerkers van de universiteit, betreffende schending van wetenschappelijke integriteit gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij tevens besloten is de conclusies en het besluit van het College voor Promoties in stand te laten, inhoudende de niet-toelating van klager tot de promotie aan de universiteit.

Klager klaagt dat de CWI een onjuist oordeel heeft gegeven over de inhoud van het proefschrift en over de deugdelijkheid van het oordeel van externe referenten bij dit proefschrift.

Deze klacht is uitgewerkt in een samenvattende beschrijving van de casus, een commentaar op de observaties van de CWI, en wordt concreet toegespitst op een beschuldiging van schending van wetenschappelijke integriteit, door respectievelijk de decaan in zijn hoedanigheid als decaan, prof.dr. …, in zijn hoedanigheid als Rector Magnificus, en prof. dr. …. en prof. dr. ir. , als toegevoegde wetenschappelijke adviseurs van de rector bij de inhoudelijke beoordeling van het manuscript van het proefschrift van klager.

Bij de brief van …. 2008 heeft klager zeven bijlagen gevoegd en een exemplaar van het manuscript van zijn proefschrift . Aan het slot van zijn brief meldt klager, dat zijn klacht tevens wordt onderschreven door prof. dr , zijn promotor (hierna de promotor).

Bij brief van …. 2008 heeft klager een aantal extra exemplaren van het manuscript van zijn proefschrift en aanvullende informatie gezonden. Bij brief van …. 2008 heeft het LOWI de klachten van klager ontvankelijk verklaard. Bij brief van …. 2008 heeft de universiteit het dossier van de CWI gezonden, waarop klager vervolgens schriftelijk commentaar heeft geleverd. Daarna zijn over en weer nog aanvullingen gezonden.

Het LOWI heeft krachtens zijn reglement aan twee externe deskundigen, Prof. Dr…., Prof. Dr. … verzocht een wetenschappelijk advies te formuleren en antwoord te geven op enkele concrete vragen. Die vragen waren als volgt:

  • voldoet het manuscript als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van wetenschap;
  • is het volgens u mogelijk dat prof. dr…. en/of een andere deskundige binnen een korte tijdspanne een afgewogen oordeel kan geven over het voorliggende manuscript;
  • vindt de beoordeling plaats vanuit een te strikte invalshoek van de theoretische of mathematische fysica en zou het oordeel anders (kunnen) luiden indien het manuscript wordt beoordeeld vanuit een ander theoretisch gezichtspunt;
  • gaat het volgens u in deze kwestie om theoretische controversen of is naar uw mening sprake van vooringenomenheid – dat schending van integriteit kan opleveren – bij de beoordeling van het manuscript?

Beide aangezochte externe deskundigen hebben hun oordeel aan het LOWI gezonden. Op de externe oordelen heeft klager commentaar geleverd, dat aan het Bestuur van de universiteit is gezonden.

Op …. 2009 heeft het LOWI over de klacht van klager een hoorzitting gehouden. Daarbij waren aanwezig klager, bijgestaan door zijn promotor, namens het CvB prof. dr. ir…. (voorzitter CWI), mr. dr. …. (extern lid CWI) en mr. drs. …. werkzaam bij de universiteit. Van de zijde van het LOWI waren aanwezig prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt, voorzitter, prof. mr. dr. E.H. Hondius , plaatsvervangend voorzitter, mevr. prof. dr. P. Dykstra, prof. dr. J. Hartog, prof. dr. J.J. Sixma en prof. dr. J.F.G. Vliegenthart, leden, en mr. D.G. de Hen, secretaris LOWI.

Het LOWI heeft over het advies beraadslaagd op …. 2009,schriftelijk commentaren geleverd op het ontwerp en de tekst vervolgens vastgesteld op …. 2009. Het advies is gezonden aan het CvB, aan klager en zijn promotor alsmede aan de beide externe adviseurs van het LOWI.

2. De bij het LOWI ingediende klachten en de standpunten van partijen

Klager heeft zijn schriftelijke klacht ter zitting mondeling toegelicht en aangegeven, dat de CWI hem weliswaar op een aantal punten in het gelijk heeft gesteld, maar niettemin over de inhoud van zijn proefschrift een onjuist oordeel heeft uitgesproken, gelet op de, naar de mening van klager, ondeugdelijke en onzorgvuldige beoordelingen van de externe referenten bij zijn proefschrift.

De CWI en het CvB hebben wel uitgesproken dat er bestuurlijk en procedureel fouten zijn gemaakt, maar hebben daar ten behoeve van de afwikkeling van de klacht geen gevolgen aan verbonden.

Bovendien had de CWI geen waarde mogen hechten aan de externe beoordelingen, omdat de betrokkenen, naar de mening van klager, onvoldoende specifiek deskundig waren om een oordeel te kunnen geven over de inhoud en het multidisciplinaire karakter van het proefschrift.

Tenslotte heeft het CvB geen consequenties verbonden aan de niet betwiste conclusie van de CWI, dat verzuimd is hoor en wederhoor toe te passen bij de schorsing van de promotie. Klager verzoekt het LOWI het CvB te adviseren dit alsnog te doen en de promotie aan de universiteit doorgang te laten vinden.

Ter zitting heeft de promotor, desgevraagd, verklaard dat hij de mede-ondertekening van het klaagschrift van klager intrekt, nu om formele redenen zijn klacht door het LOWI niet in behandeling zou kunnen worden genomen (het LOWI kan slechts klachten behandelen, nadat een klacht in eerste instantie door een wetenschappelijke instelling zelf is beoordeeld). De promotor heeft vervolgens als adviseur van klager aan de hoorzitting deelgenomen en als zodanig het woord gevoerd.

Namens het CvB is opgemerkt dat klager tegen een 20-tal personen een klacht had ingediend, van wie 12 personen door de commissie zijn ondervraagd. Met acht personen is niet gesproken, omdat dezen niet onder het gezag van het CvB vielen. Ten aanzien van deze acht personen zijn de klachten niet-ontvankelijk verklaard. De CWI heeft geconcludeerd dat er bestuurlijke, procedurele fouten zijn gemaakt en het CvB heeft de CWI hierin gevolgd. Er zijn inmiddels maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.

De CWI heeft geen inhoudelijke beoordeling gegeven over de inhoud van het manuscript van het proefschrift. Het CvB heeft in het advies van de CWI geen aanleiding gevonden om vraagtekens te plaatsen bij het besluit van het College van Promoties betreffende de wetenschappelijke kwaliteit van het manuscript van het proefschrift.

3. De opvattingen van de externe deskundigen

Beide door het LOWI ingeschakelde externe deskundigen hebben hun wetenschappelijk oordeel gegeven en daarbij onder meer het volgende geconcludeerd. Zij hebben aangegeven dat ze het manuscript van het proefschrift en het verdere dossier slechts vanuit hun eigen deskundigheid hebben beoordeeld.

Vanuit deze ‘deelbeoordeling’ zijn beide deskundigen van mening, dat het manuscript, kort samengevat, niet voldoet aan de aan een proefschrift te stellen wetenschappelijke eisen; ….. Beide deskundigen menen, dat een ervaren wetenschapsbeoefenaar in beperkte tijd een oordeel kan gevenover de voor zijn vakgebied wezenlijke punten.

Verder luidt hun oordeel dat het in het proefschrift ingenomen standpunt in een theoretische controverse niet uitsluit dat er niettemin sprake kan zijn van een manuscript dat kwalitatief onvoldoende is en dat een dergelijk oordeel niet hoeft te duiden op vooringenomenheid van de kant van de beoordelaar inzake de theoretische controversen.

Daarvan staat los, dat klager duidelijk veel tijd en energie heeft gestoken in het manuscript en onafhankelijkheid, scherpzinnigheid en vastberadenheid ten toon spreidt.

4. De overwegingen ten aanzien van de klacht

4.1 Het LOWI is van oordeel, dat de CWI de klacht van klager intensief, onpartijdig en in volle onafhankelijkheid heeft onderzocht en de procedure inzake schending van wetenschappelijke integriteit zorgvuldig en overeenkomstig de regelgeving van de universiteit heeft gevolgd. De CWI heeft zich naar het oordeel van het LOWI op een juiste wijze van haar taak gekweten. Voorzover de klacht van klager betrekking heeft op de gevolgde werkwijze van de CWI wordt deze door het LOWI ongegrond geacht.

4.2 De CWI heeft terecht geconcludeerd, dat de regeling betreffende schending van wetenschappelijke integriteit zich niet uitstrekt tot personen, die niet in dienst zijn van de universiteit. Op basis daarvan heeft de CWI de klacht tegen betreffende personen terecht niet in behandeling genomen.

4. 3 De klacht van klager bij het LOWI heeft specifiek betrekking op de schending van wetenschappelijke integriteit van vier met name genoemde personen van de universiteit, te weten enerzijds …. en …., beiden in hun hoedanigheid van Rector Magnificus respectievelijk Decaan, bestuurlijk verantwoordelijk voor de gevolgde handelwijze en besluitvorming bij de promotie van klager, anderzijds …. en …. naar aanleiding van hun, door klager onzorgvuldig en eenzijdig geachte, wetenschappelijke beoordeling van het manuscript van het proefschrift van klager.

De CWI heeft geadviseerd om de klacht jegens de rector en de decaan wegens onzorgvuldig bestuurlijk handelen en het achterwege laten van hoor en wederhoor gegrond te verklaren, de klacht jegens …. en …. ongegrond te verklaren.

Het LOWI ziet zich nu derhalve voor de vraag gesteld of van schending van wetenschappelijke integriteit sprake is respectievelijk bij onzorgvuldig bestuurlijk handelen van de rector en de decaan, en bij onzorgvuldig wetenschappelijk handelen van …. en …..

4.4 De CWI geeft aan dat de rector als voorzitter van het College van Promoties en de decaan verantwoordelijk zijn voor de correcte uitvoering van het promotiereglement en voor een goede besluitvorming over promoties. De CWI is van mening dat de rector en decaan zich niet door andere dan wetenschappelijke oordelen hebben laten leiden noch dat getwijfeld moet worden aan hun persoonlijke integriteit.

Daarentegen heeft de CWI wel de klacht gegrond beoordeeld met betrekking tot de uitvoering van de procedures van het Promotiereglement en het niet toepassen van hoor en wederhoor. De CWI heeft dit handelen en nalaten beoordeeld als in strijd met de zorgvuldigheid die wordt vereist door de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Het LOWI oordeelt hierover als volgt. In de tweede preambule van de gedragscode staat dat de code van toepassing is op wetenschapsbeoefening en dat niet beoogd is een richtlijn te zijn voor het universitaire bestuur. De tekst van het onderdeel “zorgvuldigheid” en de toelichting op dit onderdeel geven het LOWI geen aanleiding te veronderstellen dat deze teksten afwijken van het genoemde punt van de Preambule.

Hieruit concludeert het LOWI, mede op basis van hetgeen door de CWI uitvoerig is beschreven als incorrect bestuurlijk handelen en nalaten van de rector, dat dit handelen en nalaten niet geschied is in de rol van wetenschapsbeoefenaar, maar in zijn functie als universitair bestuurder. Dit geldt mutatis mutandis voor het optreden van de decaan.

Op zichzelf dient, naar het oordeel van het LOWI, onzorgvuldigheid in bestuurlijk handelen van universitaire bestuurders niet gelijkgesteld te worden met onzorgvuldigheid in wetenschapsbeoefening en derhalve met schending van wetenschappelijke integriteit, zoals bedoeld in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.

Daarvan kan slechts sprake zijn, indien dit onzorgvuldig bestuurlijk handelen tot direct gevolg heeft dat de beoordeling van resultaten van wetenschappelijk (promotie)onderzoek op onzorgvuldige wijze en/of ondeskundig, vooringenomen en bevooroordeeld geschiedt, ofwel indien door onzorgvuldig bestuurlijk handelen de in acht te nemen vertrouwelijkheid wordt geschonden of discriminatie optreedt in de toelating tot promoties of anderszins schendingen plaatsvinden van de wetenschappelijke integriteit, zoals omschreven in de gedragscode.

Het LOWI zal derhalve het onzorgvuldig bestuurlijk handelen van de rector en de decaan toetsen aan deze normen van wetenschappelijke integriteit.

4.5 Onzorgvuldigheid

Naar het oordeel van het LOWI valt decaan en rector magnificus onzorgvuldigheid te verwijten bij de goedkeuring van en het toezicht op de samenstelling van de promotiecommissie (de kerncommissie) van het proefschrift van klager, waarbij pas op een te laat tijdstip gebleken is dat een lid niet bevoegd was tot een dergelijke kerncommissie toe te treden en dat een evenwichtige verdeling van wetenschappelijke expertise ontbrak. Daarin ligt de primaire bron van de gerezen moeilijkheden.

Opschorting van de openbare verdediging van de promotie en een gelijktijdige instelling van een nieuwe, nu formeel correcte, samenstelling van de kerncommissie ware onder deze omstandigheden wenselijk geweest in plaats van een rechtstreekse schorsing van de promotie, zonder hoor en wederhoor en zonder de promotors over dit voornemen te raadplegen.

Deze bestuurlijke onzorgvuldigheid levert echter op zichzelf nog geen schending van wetenschappelijke integriteit op. Dat rector en decaan na de geconstateerde tekorten op grond van hun taak als bewakers van wetenschappelijke kwaliteit van promoties – en derhalve ook van wetenschappelijke integriteit – alsnog door het inroepen van interne en externe adviseurs geprobeerd hebben een nader inzicht te verkrijgen over de wetenschappelijke kwaliteit van het proefschrift, is in overeenstemming met de bevoegdheid van de rector magnificus, zoals in het promotiereglement van de universiteit omschreven.

Dit laatste is terecht door de CWI geconstateerd. De selectie van deze interne en externe adviseurs was, gegeven het multidisciplinaire karakter van het proefschrift, waarbij expertise uit verschillende vakgebieden vereist was, alleszins aannemelijk. Dat deze adviseurs in betrekkelijk korte tijd en in betrekkelijk korte bewoordingen hun vertrouwelijk advies aan decaan en rector hebben gegeven, kan, naar het oordeel van het LOWI, niet als onzorgvuldigheid worden betiteld.

De beide door het LOWI aangezochte deskundigen hebben geoordeeld dat ervaren en op hun vakgebied deskundige wetenschapsbeoefenaren een dergelijk oordeel in betrekkelijk korte tijd hebben kunnen geven. De bestuurlijke onzorgvuldigheid van beide universitair bestuurders heeft, naar het oordeel van het LOWI, derhalve niet tot een onzorgvuldig tot stand gekomen wetenschappelijk oordeel van de ingeroepen adviseurs geleid.

4.6 Ondeskundigheid en vooringenomenheid

De ingeroepen deskundigen hebben allen vanuit hun eigen disciplinaire achtergrond een oordeel gegeven over specifiek op hun vakgebied liggende onderdelen van en over het gehele voorgelegde manuscript. Dat zij dit gedaan hebben vanuit onvolledige kennis of vanuit het ontbreken van de voor een multidisciplinair proefschrift benodigde kennis, zoals de klacht van klager luidt, is naar het oordeel van het LOWI op geen enkele wijze gebleken.

Juist bij een multidisciplinair onderzoek zullen vanuit verschillende deeldisciplines deeloordelen gegeven (moeten) worden over delen of deelaspecten van wetenschappelijk onderzoek. Zowel in zijn klaagschrift alsook nogmaals ter zitting heeft klager bevestigd dat zijn proefschrift multidisciplinair van karakter is, waarbij hij evenwel een specifieke interdisciplinaire deskundigheid om over zijn proefschrift te kunnen oordelen veronderstelt.

Het verschil tussen multi-disciplinariteit en inter-disciplinariteit bleek ter zitting niet opgehelderd te kunnen worden. Daarbij heeft hij niet aannemelijk kunnen maken dat de verschillende beoordelaars niet in staat zijn geweest om op integere en wetenschappelijk verantwoorde wijze over onderdelen van zijn proefschrift te oordelen. Juist omdat elke beoordelaar vanuit zijn/haar eigen expertise resultaten van wetenschappelijk onderzoek beoordeelt, kan een negatief uitgevallen beoordeling om die reden alleen niet als vooringenomen beschouwd worden.

Ook bij wetenschappelijke controversen hoeft, zoals de door het LOWI ingeroepen externe deskundigen aangeven, het negatieve oordeel over een manuscript niet automatisch te wijzen op vooringenomenheid, maar kan het negatieve oordeel evenzeer betrekking hebben op onvoldoende wetenschappelijke kwaliteit.

Het LOWI oordeelt met de CWI dat de klacht jegens …. en …. ongegrond moet worden verklaard en dat de bestuurlijke onzorgvuldigheid van rector en decaan niet geleid heeft tot een ondeskundige en bevooroordeelde of vooringenomen beoordeling van het proefschrift.

4.7 Vertrouwelijkheid

Door rector en decaan, alsook door de interne en externe adviseurs, is bij de besluitvorming over en beoordeling van het proefschrift de benodigde vertrouwelijkheid in acht genomen. Geen van hen heeft uit zichzelf de publiciteit gezocht, waardoor klager schade zou hebben ondervonden of in zijn wetenschappelijke integriteit is geschaad.

De bij de beoordeling van proefschriften in Nederland gebruikelijke vertrouwelijkheid van de door interne en externe deskundigen gegeven beoordelingen van het proefschrift van klager, is echter geschonden doordat deze beoordelingen op enig moment ter kennis gekomen zijn van de promovendus. Dit zou op zich genomen een schending van wetenschappelijke integriteit opleveren door degene die de vertrouwelijkheid van beoordeling heeft genegeerd.

Ter zitting gevraagd naar het tijdstip en de wijze waarop hij kennis heeft gekregen van de inhoud van deze beoordelingen heeft klager, naar het oordeel van het LOWI, geen bevredigende en afdoende verklaring gegeven, door mee te delen dat hij zich niet meer kon herinneren, waar en wanneer hij kennis genomen had van de beoordelingen.

Omdat klager op grond van deze bekend geworden beoordelingen zijn klacht jegens de wetenschappelijke beoordelaars heeft gebaseerd en in zijn klacht mede de bewoordingen van de beoordelingen heeft betrokken, betreurt het LOWI dat over deze kwestie geen verdere helderheid kon worden verkregen.

4.8 Onheuse, onzorgvuldige en beledigende bewoordingen

Een onderdeel van de klacht van klager jegens de wetenschappelijke adviseurs …. en …. betreft de wijze waarop en de bewoordingen waarin zij hun oordeel aan de decaan hebben meegedeeld. Dat getuigt, naar de mening van klager, niet van het in de Nederlandse Gedragscode Wetenschaps- beoefening vereiste respect jegens mede-wetenschapsbeoefenaren.

Mede gelet op de vertrouwelijkheid die bij dergelijke beoordeling regel is en de korte tijd waarin de beoordelingen tot stand moesten komen, acht het LOWI de in de emailberichten aan de decaan gebezigde uitdrukkingen geenszins buiten de grenzen van wetenschappelijke zorgvuldigheid.

Uitdrukkingen als “ik vind deze theorie onzin” of “wat hier beweerd wordt is gewoon onzinnig”en dergelijke, worden in het onderlinge verkeer tussen wetenschapsbeoefenaren regelmatig gebruikt en hoeven niet als persoonlijke beledigingen te worden opgevat. Dergelijke uitdrukkingen zijn shorthands om aan te duiden dat naar het oordeel van de ene wetenschapsbeoefenaar de beweringen van een andere wetenschapsbeoefenaar veel te weinig onderbouwing kennen of nog op grote bewijsproblemen stuiten. In het wetenschappelijk verkeer en in het dagelijkse spraakgebruik van wetenschapsbeoefenaren zijn dergelijke uitdrukkingen niet ongewoon.

Naar het oordeel van het LOWI leveren de emailoordelen van …. en …. en de daarin gebezigde bewoordingen geen grond op voor het oordeel dat zij hiermee de wetenschappelijke integriteit van klager (in passieve zin) hebben geschonden, nog afgezien van het feit dat, indien dit wel als schending zou moeten worden beoordeeld, het klaagschrift van klager en zijn bewoordingen ter zitting, aan dezelfde maatstaven gemeten, eveneens een schending van wetenschappelijke integriteit zouden inhouden.

Van schending van wetenschappelijke integriteit is naar het oordeel van het LOWI eerst en vooral sprake, wanneer in actieve zin regels van wetenschapsbeoefening worden overtreden (zoals bij fraude en plagiaat het geval is). Van schending van integriteit in passieve zin is niet bij elk onzorgvuldig taalgebruik sprake en de norm daarvoor mag een vrije wetenschappelijke discussie niet in de weg staan.

4.9 Conclusie

Het LOWI constateert dat de klacht van klager jegens de rector en decaan door de CWI gegrond is verklaard, voor zover sprake is geweest van onzorgvuldig bestuurlijk handelen en het nalaten van hoor en wederhoor bij de schorsing van de openbare verdediging van de promotie en het geheel afkeuren van het proefschrift door het College van Promoties.

De CWI en het CvB verbinden daaraan de conclusie dat door de rector en decaan normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden, zonder nader onderzocht te hebben of dit onzorgvuldig bestuurlijk handelen tevens wetenschappelijk onzorgvuldige, ondeskundige of vooringenomen of anderszins met de normen van wetenschappelijkheid strijdige beoordelingen van het manuscript van het proefschrift van klager tot gevolg heeft gehad. Naar het oordeel van het LOWI is dit laatste niet het geval.

5. Advies

Het LOWI adviseert het CvB het oordeel van de CWI inzake de klacht van klager jegens de rector en decaan te bevestigen, voor zover het een oordeel over bestuurlijke onzorgvuldigheid inhoudt. Voor zover de klacht betrekking heeft op schending van wetenschappelijke integriteit adviseert het LOWI om dit deel van het advies van de CWI te heroverwegen en daarbij rekening te houden met het onderscheid tussen normen van bestuurlijke zorgvuldigheid (in bestuursrechtelijke zin, zoals bijvoorbeeld het beginsel van hoor en wederhoor) en normen van wetenschappelijke zorgvuldigheid, die krachtens de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening niet als identiek mogen worden beschouwd.

Indien het CvB met de CWI van mening is dat bestuurlijke onzorgvuldigheid op zich zelf tevens schending van wetenschappelijke integriteit oplevert, zouden daar logischerwijs meer consequenties aan dienen te worden verbonden dan waarvan thans in het aanvankelijke oordeel sprake is.

Het LOWI adviseert het oordeel van de CWI dat de klacht van klager jegens de hoogleraren …. en …. inzake schending van wetenschappelijke integriteit ongegrond dient te worden verklaard, te bevestigen.

Meer in het algemeen adviseert het LOWI, naar aanleiding van de klacht van klager, niet uitsluitend te letten op het aanbrengen van wijzigingen in het promotiereglement van de , maar vooral er op
toe te zien dat de samenstelling van promotie(kern)commissies en het toezicht op de werkwijze van deze commissies geen taken zijn die gedelegeerd kunnen aan administratieve medewerkers, maar dat deze taken immer tot de primaire verantwoordelijkheid gerekend dienen te worden van de daarvoor wetenschappelijk aangestelde decanen en andere hoogleraren.

Amsterdam, 2009

Namens het LOWI

Prof.dr.mr. C.J.M. Schuyt