Categorieën
Advies

Advies 2016-14

Advies van het LOWI van 17 november 2016 ten aanzien van het verzoek van …, … en …, bij het LOWI ingediend op 27 januari 2016 betreffende het voorlopige besluit van … Bestuur van …, inzake een klacht van 11 april 2014 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … en …

1. Het verzoek

Op 27 januari 2016 hebben …, … en … (verder: Verzoekers) bij brief van 26 januari 2016 aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorlopige besluit van het Bestuur van 18 december 2015. Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoekers, ingediend bij het Bestuur op 11 april 2014 (verder: klacht).

Op 6 juni 2014 en 11 augustus 2014, had het Bestuur naar aanleiding van deze klacht twee voorlopige besluiten genomen. Kort samengevat luidden deze besluiten dat de klachtonderdelen 1 tot en met 3 en 6 tot en met 14 niet ontvankelijk zijn en dat de klachtonderdelen 4 en 5 ontvankelijk, maar ongegrond zijn.

Naar aanleiding van deze besluiten hebben Verzoekers op 8 juli 2014 en 18 september 2014 een verzoek tot advisering ingediend bij het LOWI. Het LOWI heeft het Bestuur op 5 maart 2015 geadviseerd om de besluiten te herzien en daarbij, kort samengevat, overwogen dat de motivering het niet-ontvankelijk verklaren van de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14 niet kan dragen. Het LOWI heeft het Bestuur geadviseerd om de ontvankelijkheid van deze klachtonderdelen opnieuw te beoordelen (LOWI-advies 2015-03).

Naar aanleiding van dit LOWI-advies heeft het Bestuur op 18 december 2015 een nieuw voorlopig besluit genomen (verder: besluit) over de klacht van 11 april 2014. Dit besluit is het onderwerp van het huidige advies.

De klacht

De klacht betreft twee rapporten met de titel: … . Het eerste rapport (verder: Rapport 1) is gedateerd … 2011. Het tweede rapport dateert van (bijna) een jaar later, namelijk … 2012.

De auteur van Rapport 1 is … (verder: Belanghebbende 1), de auteurs van Rapport 2 zijn Belanghebbende 1 en … (verder: Belanghebbende 2).

Volgens Verzoekers zijn beide rapporten in strijd met verschillende principes uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening tot stand gekomen. De veertien klachtonderdelen houden, kort samengevat, het volgende in.

Het oorspronkelijke klachtonderdeel 1 (over de rechtspersoon waaronder Rapport 1 tot stand is gekomen) is in de huidige procedure niet gehandhaafd.

Klachtonderdeel 2 luidt dat in Rapport 1 de opdrachtgevers niet zijn vermeld en dat er onduidelijkheid is over de publicatie van het rapport.

Klachtonderdeel 3 luidt dat niet valt in te zien dat de tijd zou hebben ontbroken om Rapport 1 te laten toetsen door derden nu dit rapport is opgesteld in een periode van twee jaar.

Klachtonderdeel 4 luidt dat Rapport 1 een welhaast niet ter zake doende literatuurlijst bevat, die niet of onvoldoende is gebruikt.

Klachtonderdeel 5 luidt dat Rapport 1 is opgesteld op grond van een te klein aantal, veelal levende, bronnen met een economisch belang bij de uitkomsten, terwijl schriftelijke bronnen, waaronder bedrijfseconomische gegevens, ontbreken.

Klachtonderdeel 6 luidt dat de keuze van methoden en criteria (bijna) volledig is afgestemd op het commerciële belang van de opdrachtgevers bij … . Klachtonderdeel 7 luidt dat de uitkomsten ten onrechte zijn gepresenteerd als “harde getallen”, zonder benoeming van marges of onzekerheden.

Klachtonderdeel 8 luidt dat het via Rapport 2 deels erkennen van de door [externe bureaus] geconstateerde fouten in Rapport 1 de ernst van deze fouten niet wegneemt.

Klachtonderdeel 9 luidt dat het meetellen van … en het achterwege laten van onderzoek naar de werkelijke kosten en (vermoede) vermogensaanwas van … ernstige fouten oplevert.

Klachtonderdeel 10 luidt dat Belanghebbende 1 in een interview in … van … 2012 een eenzijdige voorstelling van de stand van zaken heeft gegeven en zich heeft vereenzelvigd met de opdrachtgevers.

Klachtonderdeel 11 luidt dat Rapport 2, gelet op de kritiek op Rapport 1, met te weinig zorgvuldigheid tot stand is gekomen en ernstige fouten bevat.

Klachtonderdeel 12 luidt dat ook ten aanzien van Rapport 2 sprake is geweest van slordig en onvolkomen onderzoek en dat onvoldoende rekenschap is gegeven van alternatieven en rivaliserende meningen.

Klachtonderdeel 13 luidt dat – om zoveel mogelijk in de buurt te komen van de eerste conclusies – in Rapport 2 belangrijke cijfers zijn aangepast, zonder dit expliciet te benoemen.

Klachtonderdeel 14 luidt dat in plaats van extra zorgvuldigheid te betrachten, de onderzoekers in Rapport 2 juist verdergaande conclusies hebben getrokken door een vergelijking te presenteren met [een ander systeem], terwijl de literatuurlijst geen document bevat dat ziet op dit systeem.

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Na het advies van het LOWI van 5 maart 2015 heeft de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … (verder: CWI) op verzoek van het Bestuur de klacht opnieuw in behandeling genomen. De CWI heeft de klachtonderdelen 2, 3 en 6 tot en met 14 alsnog ontvankelijk verklaard en inhoudelijk beoordeeld.

De CWI heeft opgemerkt dat de indeling van de klachtbrief impliceert dat klachtonderdelen 1 tot en met 9 zien op Rapport 1, klachtonderdeel 10 op het artikel in … en klachtonderdelen 10 tot en met 14 op Rapport 2. Naast de door Verzoekers gewraakte Rapporten 1 en 2, heeft de CWI zich eveneens gebogen over een latere versie van Rapport 1 van … 2012 (verder: Rapport 1A).

Er heeft een uitgebreide stukkenwisseling plaatsgevonden en er zijn gescheiden hoorzittingen gehouden. Ook heeft de CWI een analyse van … van … 2014 (verder: …analyse) in het onderzoek betrokken. De …analyse betreft de verschillen (in uitkomsten) tussen Rapport 2 en een rapport van … van … 2014, getiteld … (verder: Rapport X) en is door de CWI gebruikt als bron om deze verschillen te analyseren.

Tot slot heeft de CWI drie externe deskundigen geraadpleegd, die anoniem wensten te blijven. De namen van de deskundigen zijn bekend bij de CWI en in de procedure bij het LOWI door het Bestuur eveneens bekend gemaakt aan het LOWI.

De CWI heeft overwogen dat Rapport 1 een conceptversie is, die door Belanghebbenden is gedeeld met de [begeleidingscommissie] van het onderzoek en buiten hun wil naar buiten is gebracht. Het delen van een conceptversie moet mogelijk zijn om feedback te verkrijgen. Indien er hiaten worden gevonden en die hiaten in een volgende versie worden verbeterd, kan er geen sprake zijn van schending van de wetenschappelijke integriteit.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 heeft de CWI als volgt overwogen.

In Rapport 1 en 2 worden de opdrachtgevers niet expliciet genoemd. Dit is slordige rapportage en doet geen recht aan de artikelen 5.3 en 5.5 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. De CWI heeft echter geen reden om aan te nemen dat het niet noemen van de opdrachtgevers bewust is gebeurd en is daarom van oordeel dat de beladen kwalificatie schending van de wetenschappelijke integriteit niet van toepassing is.

Nadat Rapport 1 een jaar na toezending aan de opdrachtgevers was gelekt, heeft … Rapport 2 (en Rapport 1A) gepubliceerd. Het is de vraag of het niet eerder publiceren van de gegevens in strijd is met artikel 5.4 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Dat is alleen het geval, indien de onderzoeker niet de vrijheid had de resultaten te publiceren. Daarvoor zijn echter geen aanwijzingen gevonden in het contract met de opdrachtgever. Dat Belanghebbenden de gevonden resultaten op een andere manier wilden publiceren dan als een separaat onderzoek, is hun goed recht.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3 heeft de CWI als volgt overwogen.

Hoewel het ontbreken van een peer review niet per definitie strijd met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening oplevert, is het voor organisaties die zelf rapporten publiceren aanbevelenswaardig om een eigen borgingssysteem te hebben. Het was niet de bedoeling om Rapport 1 als separaat rapport te publiceren, zodat geen review heeft plaatsgevonden. Rapport 1A was evenmin gereviewd en de bedoeling was om in een later stadium een substantiële verbeterslag te maken.

Rapport 2, uitgebracht na deze verbeterslag, was intern gereviewd en extern beoordeeld. Het besluit om Rapport 1A te publiceren, is genomen door de leidinggevende. Dit besluit was onvoldoende zorgvuldig en mogelijk ingegeven door het onverwacht openbaar worden van Rapport 1 en vanwege de … gevoelde tijdsdruk. Voor een schending van de wetenschappelijke integriteit, dient de handelswijze verder te gaan dan fouten en slordigheden en dient deze het niet willen erkennen of corrigeren na ernstige en gefundeerde kritiek te betreffen.

Aangezien er tegelijk met het publiceren van Rapport 1A óók is besloten zo snel mogelijk een geactualiseerde versie van het rapport uit te brengen en Belanghebbenden hun handelswijze hebben bijgesteld door Rapport 2 te laten reviewen, is er geen sprake van schending van de wetenschappelijke integriteit. Rapport 1 is buiten de wil van Belanghebbenden naar buiten gebracht en het is de vraag of zij hierop hadden moeten reageren, aangezien het een nog niet volledige beschrijving van het onderzoek betrof. Dat het om een voorlopig en onvoldragen rapport ging, was duidelijk bij de formele besluitvorming. Het was daarom niet nodig om publiekelijk afstand te nemen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 4 heeft de CWI als volgt overwogen.

Onder verwijzing naar de adviezen van deskundigen 1 en 2, heeft de CWI overwogen dat een verschil van mening over de volledigheid van de literatuurlijst een wetenschappelijke controverse betreft over de doelstelling en relevantie van verschillende schriftelijke bronnen van het onderzoek.

Ten aanzien van klachtonderdeel 5 heeft de CWI als volgt overwogen.

Volgens deskundige 1 lag gebruik van levende bronnen uit de kring van direct belanghebbenden voor de hand en deskundige 3 heeft bevestigd dat de bronnen voldoende representatief zijn. De CWI heeft geen aanwijzingen gevonden dat Belanghebbenden met opzet bepaalde schriftelijke bronnen niet hebben gebruikt. Het meningsverschil over de bronnen hoort thuis in het wetenschappelijk debat. In Rapport 1 is de onzekerheid in gebruikte inputgegevens voldoende in algemene termen aangegeven en in Rapport 2 verder uitgewerkt. Deskundige 1 heeft gemeld dat het onvermijdelijk is om aannames en schattingen te maken en deskundige 3 heeft aangegeven dat waar informatie van relevante bronnen niet beschikbaar is, Belanghebbenden duidelijk hebben gemaakt welke aannames zijn gedaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel 6 heeft de CWI als volgt overwogen.

Selectie van een onderzoeksmethode moet transparant zijn en bevat een keuzemoment. Deskundige 3 heeft opgemerkt dat de onderzoeksmethoden voor een studie naar … juist gekozen zijn, maar voor de discussie over … waarschijnlijk niet juist zijn. Die discussie kan pas worden gevoerd als alle alternatieven op een vergelijkbare manier zijn onderzocht, hetgeen duidelijker had kunnen worden beschreven in de Rapporten 1 en 2.

De CWI heeft geen aanwijzingen gevonden dat de methoden met opzet zijn gekozen om tot een bepaald doel te komen, sterker nog, de richting van het onderzoek is diverse malen gewijzigd. De CWI is van oordeel dat het bij opdrachtonderzoek legitiem is om stapsgewijs in overleg met de opdrachtgever te zoeken naar een vraagstelling die aansluit bij de kennisbehoefte van de opdrachtgever. Bij de formulering van de onderzoeksvraag zijn geen methodische fouten gemaakt.

Ten aanzien van klachtonderdeel 7 heeft de CWI als volgt overwogen.

In Rapport 1 worden onderzoeksresultaten gegeven die marges bevatten vanwege de onzekerheid in inputgegevens. De conclusie bevat resultaten zonder de bijbehorende marge. Dit valt onder onzorgvuldigheden bij het verrichten van onderzoek. De onzekerheden zijn in een volgende versie, verschenen vóór het indienen van de klacht, wel toegevoegd. In Rapport 2 valt te lezen dat Belanghebbenden hun formulering hebben bijgesteld, mede op basis van ontvangen kritiek. De CWI heeft geen aanleiding om te denken dat het om herhaald gedrag gaat.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 8, 9, 11 en 13 heeft de CWI als volgt overwogen.

Fouten kunnen dusdanig ernstig zijn, dat deze opgemerkt zouden moeten worden zodat het niet-opmerken aanleiding geeft te spreken van onzorgvuldigheid en mogelijk misleiding. Deskundige 3 heeft opgemerkt dat een aantal fouten in Rapport 1 helder moet zijn geweest en niet te verklaren valt doordat het om een voortgangsrapportage gaat. De CWI heeft geconstateerd dat Rapport 1 was bedoeld voor interne rapportage en dat dit rapport door Belanghebbenden is verstrekt aan de opdrachtgever.

Het is onzorgvuldig dat Rapport 1A is uitgebracht zonder de onzorgvuldigheden te corrigeren, maar er is pas sprake van wangedrag wanneer de onderzoeker verder gaat dan fouten en slordigheden en zijn handelwijze niet bijstelt na ernstige en gefundeerde kritiek. Daarvan is geen sprake. Bovendien is het besluit om Rapport 1A te publiceren genomen door de leidinggevende, niet door Belanghebbenden. Belanghebbenden hebben de onvolkomenheden, waar dat in hun ogen terecht was, gecorrigeerd in Rapport 2. De resultaten in Rapport 2 zijn voorzien van gemaakte aannames en marges. Klachten over de interpretatie van resultaten met deze aannames en marges vallen binnen de wetenschappelijke discussie.

Ten aanzien van klachtonderdeel 10 heeft de CWI als volgt overwogen.

Het artikel in … heeft een aantoonbaar ander beeld geschapen van het onderzoek dan Belanghebbende 1 bedoelde en hij heeft dit ook aan de journalist laten weten. De CWI is van oordeel dat Belanghebbende 1 voldoende actie heeft ondernomen om het beeld te corrigeren. Het kan hem niet worden aangerekend dat de journalist niet alle aspecten van zijn reactie heeft meegenomen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 12 heeft de CWI als volgt overwogen.

Belanghebbenden zijn in Rapport 2 transparant ingegaan op rivaliserende meningen en contra-indicaties (van [externe bureaus ]). Wellicht is dit niet in de mate gebeurd die Verzoekers graag hadden gezien, maar deze discussie hoort plaats te vinden in het wetenschappelijk forum.

Ten aanzien van klachtonderdeel 14 heeft de CWI als volgt overwogen.

Belanghebbenden hebben geen vergelijking met andere systemen, zoals [het andere systeem …], gemaakt. De discussie over de breedte van de onderzoeksvraag, valt binnen de wetenschappelijke discussie.

Het oordeel van de CWI is dat er beslissingen zijn genomen die achteraf onverstandig waren. De onvoldragenheden in het gelekte Rapport 1 zijn in het officiële Rapport 1A onvoldoende verbeterd. De smalle aanpak van de Rapporten 1 en 1A is weliswaar begrijpelijk, maar had duidelijker aangegeven kunnen worden.

Belanghebbende 1 heeft duidelijk en vóór publicatie afstand genomen van de door de journalist gekozen insteek voor het artikel. Veel opmerkingen betreffen technische onvolkomenheden en onzorgvuldigheden en kunnen worden gerangschikt onder de term “onvoldoende zorgvuldige wetenschapsbeoefening”.

Belanghebbenden hadden hierop attenter moeten zijn, maar bij verwijtbare onzorgvuldigheden is pas sprake van schending van de wetenschappelijke integriteit wanneer de onderzoeker verder gaat dan fouten en slordigheden en zijn handelswijze niet bijstelt na ernstige en gefundeerde kritiek. Daarvan is geen sprake.

Belanghebbenden zijn zich bewust van onvolkomenheden, er is geen sprake van herhaling, en de onvolkomenheden zijn gecorrigeerd waar Belanghebbenden dat terecht achtten. Dat dit niet is gebeurd in de mate zoals in de klacht aangegeven, is onderwerp voor wetenschappelijke discussie. Voor derden was voldoende duidelijk dat Rapport 1 voorlopig en onvoldragen was. De klachtonderdelen 2 tot en met 14 zijn ongegrond wat betreft mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit.

Het besluit

In het besluit heeft het Bestuur conform dit advies van de CWI de klachtonderdelen 2 tot en met 14 ongegrond verklaard. Ten aanzien van klachtonderdeel 1 heeft het Bestuur conform het advies van het LOWI van 5 maart 2015 een definitief besluit genomen inhoudende dat dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is.

Het verzoek

Verzoekers zijn het niet eens met het besluit van het Bestuur en hebben het LOWI verzocht hierover een advies te geven. In onderdeel 3 is het standpunt van Verzoekers verkort weergegeven.

2. De procedure

Op 10 februari 2016 zijn Verzoekers, het Bestuur en Belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.

De verweerschriften van het Bestuur en Belanghebbenden zijn op 23 maart 2016 bij het LOWI ingediend. Het LOWI heeft deze verweerschriften en de bijbehorende stukken op 12 april 2016 per post aan Verzoekers gezonden. Op 20 mei 2016 hebben Verzoekers, na daartoe desgevraagd uitstel te hebben gekregen, op de verweren gereageerd.

Het LOWI heeft de reactie van Verzoekers op de verweerschriften op 23 mei 2016 aan het Bestuur en aan Belanghebbenden gezonden. Het Bestuur en Belanghebbenden hebben op 6 juni 2016 gereageerd.

In zijn vergadering van 11 mei 2016 heeft het LOWI besloten een hoorzitting te houden. Op verzoek van Belanghebbenden is besloten om Verzoekers en Belanghebbenden buiten elkaars aanwezigheid te horen. Op 12 mei 2016 zijn partijen uitgenodigd voor deze hoorzitting om hun standpunt mondeling toe te lichten.

Op 5 oktober 2016 hebben de gescheiden hoorzittingen plaatsgevonden. Bij de eerste hoorzitting was … als vertegenwoordiger van … aanwezig, bijgestaan door … . Namens het Bestuur was … als vertegenwoordiger aanwezig, bijgestaan door … . In de tweede hoorzitting zijn Belanghebbenden gehoord in aanwezigheid van de vertegenwoordiger van het Bestuur, …, en de gemachtigde van het Bestuur en Belanghebbenden.

Betrokkenen zijn gewezen op de geheimhoudingsplicht, hebben hun standpunt nader toegelicht en hebben vragen van het LOWI beantwoord. Alleen de gemachtigde van Bestuur en Belanghebbenden heeft voor beide hoorzittingen een pleitnotitie overgelegd. Die pleitnotities zijn gevoegd bij de verslagen van de hoorzittingen. De verslagen van de gescheiden hoorzittingen zijn op 24 oktober 2016 aan betrokkenen gezonden. … heeft op 7 november 2016 gereageerd op het verslag van de hoorzitting met Belanghebbenden. Belanghebbenden hebben op 9 november 2016 gereageerd op het verslag van de hoorzitting met … . De verslagen van de hoorzittingen en de wederzijdse reacties daarop zijn aan dit advies gehecht.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoekers

Het standpunt van Verzoekers zoals verwoord in hun verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.

Kort samengevat kunnen Verzoekers zich niet verenigen met het oordeel van het Bestuur dat ten aanzien van Rapport 1 geen sprake is geweest van schending van de wetenschappelijke integriteit en zijn Verzoekers van mening dat het Bestuur geen of onvoldoende onderzoek heeft ingesteld naar de klachtonderdelen die zien op Rapport 2. Volgens Verzoekers zijn bijna alle klachtonderdelen helemaal niet of slechts marginaal onderzocht.

Verzoekers hebben verwezen naar hun reactie (van 2 oktober 2015) op het nadere verweerschrift van Belanghebbenden (van 13 juli 2015). Verzoekers hebben in dat stuk van 2 oktober 2015 met rode arcering aangegeven welke klachtonderdelen volgens hen niet of onvoldoende zijn onderzocht dan wel ten onrechte niet als elementen van niet-integere wetenschapsbeoefening zijn aangemerkt, en met oranje arcering aangegeven welke klachtonderdelen volgens hen aanwijzingen vormen voor niet-integer handelen en niet genoegzaam bij de beoordeling zijn betrokken. Verzoekers vragen het LOWI om een oordeel over alle rode en oranje gearceerde elementen uit dit stuk van 2 oktober 2015.

Daarnaast hebben Verzoekers het verzoek als volgt onderbouwd.

Wetenschappelijke controverse vs schending van de wetenschappelijke integriteit

De stelling van het Bestuur, dat schending van de wetenschappelijke integriteit in beginsel niet aan de orde is wanneer een onderzoeker in een later rapport eerder gemaakte fouten heeft hersteld, is, mede gelet op het algemene karakter, onjuist. Er zijn gedragingen denkbaar, die zodanig ernstig zijn dat deze op zichzelf kunnen kwalificeren als een schending van de wetenschappelijke integriteit, die niet meer goed te praten is, ook niet als erop is teruggekomen. Het zal afhangen van de omstandigheden van het geval.

Verder gaat de stelling in casu ook niet op, omdat Belanghebbenden bij het opstellen en uitbrengen van Rapport 2 nu juist hun gedragingen hebben gecontinueerd. Het Bestuur heeft erkend dat bij Rapport 1(A) is gehandeld vanuit de gevoelde … tijdsdruk, maar dat was bij Rapport 2 niet anders. Nadat Belanghebbende 1 had aangegeven niet op korte termijn een verbeterde rapportage te kunnen uitbrengen, hebben zijn leidinggevende, … en de opdrachtgevers zodanige druk uitgevoerd dat hij alsnog heeft “geleverd”. Deskundige 3 heeft terecht aangegeven dat de fouten bekend moeten zijn geweest en dat de opzet van het onderzoek waarschijnlijk onvoldoende was voor een zorgvuldige discussie omtrent … .

Belanghebbenden wisten dat de …analyse in Rapport 1 onvoldoende basis had en dat dit rapport niet voldeed aan de eisen ten aanzien van bronnengebruik en verantwoording en dat Rapport 2 het enige rapport was dat de opdrachtgevers en … zouden gebruiken om … te onderbouwen. Belanghebbende 1 heeft aangegeven eigenlijk geen tijd te hebben om een zorgvuldig onderzoek voor Rapport 2 uit te voeren en heeft een medewerker van … de uitgangspunten van dit rapport laten formuleren en vlak voor publicatie nog wijzigingen laten doorvoeren, terwijl … niet de opdrachtgever was. Belanghebbende 1 heeft actief de pers gezocht om het maatschappelijke debat, ten gunste van zijn opdrachtgevers, te beïnvloeden. De onzorgvuldige conclusies uit Rapport 1 zijn in Rapport 2 zelfs uitgebreid met een vergelijking tussen … in het [andere] systeem …, zonder deze vergelijking te baseren op verifieerbare bronnen.

Ook Rapport 2 is niet gebaseerd op verifieerbare bronnen en is op … 2012 uitgebracht, terwijl Belanghebbende 1 [drie dagen eerder] nog schreef dat dit onmogelijk was. Door te volharden in deze gedragingen, is het voordeel van de twijfel dat een wetenschapper bij fouten zou mogen hebben een gepasseerd station. Belanghebbenden hebben wetenschappelijke principes ondergeschikt gemaakt aan andere overwegingen.

Onvoldoende onderzoek door CWI en Bestuur

De CWI en het Bestuur hebben niet het onderzoek ingesteld dat past bij de ernst van de klachten. Er is steeds benadrukt dat bijna geen enkele passage uit de rapporten is verantwoord met een voetnoot of andere bronvermelding. Dat punt is onbesproken gelaten.

Het Bestuur blijkt geen kennis te hebben genomen van het onderzoeksdossier en heeft niet vastgesteld op grond van welke informatie de rapporten zijn opgesteld. De marginale oordelen van de deskundigen maken dit niet anders.

Ook hebben Belanghebbenden zeer voor de hand liggende literatuur niet gevonden of gebruikt en is bij de klachtbeoordeling volstaan met het verweer van Belanghebbende 1 dat deze literatuur minder relevant zou zijn. Hiermee miskent het Bestuur dat stap 1 bij onderzoek is om literatuur te zoeken en te vinden, terwijl Belanghebbende 1 niet heeft gezocht of gevonden.

Ook is niet aangegeven waarom bijvoorbeeld het …systeem irrelevant zou zijn voor de Rapporten 1 en 2. Dit klemt te meer nu de superioriteit van dat systeem zozeer waarneembaar is, dat dit niet onbesproken mag blijven. Als het nut en de aanwezigheid van die informatie zo voor de hand ligt en de onderzoeker er bewust voor kiest om deze informatie niet te zoeken, niet te noemen en niet te gebruiken, is dit zozeer een schending van de wetenschappelijke principes dat het niet kan worden afgedaan met de stelling dat het ‘slechts’ zou gaan om onzorgvuldige wetenschap.

Integriteit van het individu vs institutioneel kader/klimaat

Verzoekers menen dat het handelen van Belanghebbenden verband houdt met de cultuur van het instituut. Daarmee komt de vraag naar de wetenschappelijke integriteit van het instituut of zelfs … in beeld. Deze vraag wordt volgens Verzoekers prangender vanwege de gang van zaken rond de beoordeling van de klachten: de CWI heeft eerst geweigerd een behoorlijk onderzoek uit te voeren en daarna gesuggereerd een behoorlijk onderzoek uit te voeren, maar dat heeft er niet toe geleid dat de onderste steen boven is gekomen. Bovendien heeft het Bestuur geen institutionele waarborgen geformuleerd om toekomstige schendingen van de wetenschappelijke integriteit te voorkomen.

Verzoekers vragen het LOWI om dit bredere verband te betrekken in de advisering. Ondanks de instelling van een [begeleidingscommissie] en de betrokkenheid van een leidinggevende, werden de onderhavige schendingen niet voorkomen. Sterker nog, deze hebben plaatsgevonden mede door de samenstelling van de [begeleidingscommissie] en de gedragingen van de leidinggevende.

Conclusie

Verzoekers vragen het LOWI een onderzoek in te stellen naar de door hen beschreven schendingen van de wetenschappelijke integriteit en daarbij kennis te nemen van het primaire dossier van Belanghebbenden en zelfstandig vast te stellen op basis van welke e-mails, gegevens en gesprekken Rapport 1 en 2 precies zijn opgesteld. Verder vragen Verzoekers een zodanig advies op te stellen dat … gepaste maatregelen jegens Belanghebbenden kan treffen en maatregelen zal (moeten) treffen om de wetenschappelijke integriteit van … vanaf heden te waarborgen.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Verzoekers hebben geen motivering gegeven van hun algemeen geformuleerde klacht, maar verwezen naar een met arceringen gemarkeerde kopie van hun stuk van 2 oktober 2015. Een nadere toelichting hierop ontbreekt, zodat het verzoek voor zover het de gearceerde punten betreft onvoldoende is gesubstantieerd. Voor zover het verzoek wel is toegelicht, is het verweer als volgt.

Klachten voldoende onderzocht en genoegzaam bij de beoordeling betrokken

De CWI heeft een correcte samenvatting gegeven van de klachten en in haar advies uiteen gezet waarop het advies is gebaseerd. Alle klachtonderdelen van Verzoekers zijn aan de orde gekomen bij de beoordeling in de paragrafen 4 en 5 van het advies. Dat de CWI tot een ander oordeel is gekomen dan Verzoekers hadden gewild, betekent niet dat hun klachten onvoldoende zijn onderzocht. Het Bestuur is er met recht van uit gegaan dat de CWI alle relevante standpunten en stellingen heeft onderzocht en meegewogen en er waren geen redenen om het deugdelijk gemotiveerde advies van de CWI niet over te nemen.

Herstel van fouten zou onderzoekers niet vrijwaren

De gewraakte overweging van de CWI is een in de wetenschap algemeen gehanteerd uitgangspunt ter beoordeling van vraagstukken over schending van de wetenschappelijke integriteit (zie ook K. Schuyt, “Tussen fout en fraude”, 2014, p. 150-158), waarbij per geval wordt beoordeeld of de bijzondere omstandigheden aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. De CWI heeft haar oordeel gebaseerd op de context van de bijzondere omstandigheden en gemotiveerd aangegeven waarom er geen reden was om van het uitgangspunt af te wijken.

Fouten Rapport 1 zouden zijn herhaald met Rapport 2

Verzoekers doen ten onrechte voorkomen of ook Rapport 2 onder (te) hoge tijdsdruk zou zijn “geleverd”. Ten aanzien van Rapport 2 is echter niet vastgesteld dat de onvolkomenheden uit Rapport 1(A) na ernstige en gefundeerde kritiek zijn herhaald. Waar Belanghebbenden de kritiek terecht hebben geoordeeld en het geen onderwerp van wetenschappelijk debat betrof, hebben zij de onvolkomenheden uit het Rapport 1(A) gecorrigeerd.

Er zou sprake zijn van bewust en aanhoudend handelen in strijd met principes

De (onjuiste) omstandigheden die Verzoekers in dit verband hebben genoemd, kunnen deze conclusie niet dragen.

De (keuze van de) bronnen is niet in strijd met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. De rapporten bevatten een beschrijving van het …systeem en zijn niet geschreven of gericht op een maatschappelijk of … standpunt over het …systeem. Belanghebbende 1 heeft weliswaar aangegeven de tijd voor het afronden van Rapport 2 te krap te vinden, maar heeft niet aangegeven dat dit krappe tijdsbestek ertoe zou leiden dat het rapport niet aan de eisen zou voldoen.

Niet is vastgesteld dat Belanghebbenden een medewerker van … de uitgangspunten van Rapport 2 hebben laten formuleren en wijzigingen hebben laten doorvoeren in de tekst. Niet is vastgesteld dat Belanghebbenden de inhoud van Rapport 2 hebben aangepast aan de wens om … . Niet is vastgesteld dat Belanghebbenden actief de pers hebben gezocht om het maatschappelijke debat ten gunste van de opdrachtgever te beïnvloeden.

Rapport 1 is niet in Rapport 2 uitgebreid met een vergelijking tussen … en [een ander systeem], maar in beide rapporten gaan Belanghebbenden naar aanleiding van [het andere systeem] in op de vraag of een “apart ….systeem… zin heeft”. Belanghebbenden hebben verantwoord dat in beide rapporten de gegevens van het [andere systeem] zijn ontleend aan de website van Y, gesprekken en 2 rapporten van …studies.

Er is derhalve geen grondslag voor de conclusie van Verzoekers dat Belanghebbenden de wetenschappelijke principes ondergeschikt hebben gemaakt aan andere belangen.

Voetnoten en bronvermelding

De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening stelt niet als eis dat er altijd voetnoten en bronvermelding moeten zijn. Nu het om een contractonderzoek ging waarbij de relevante informatie feitelijk van aard was en ontleend moest worden aan levende bronnen, lag een uitgebreide bronvermelding niet voor de hand. Belanghebbenden hebben kunnen volstaan met een deugdelijke documentatie van de bronnen en hebben overeenkomstig principe 5 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening verantwoording afgelegd over de gebruikte literatuur en levende bronnen.

Literatuuronderzoek

Belanghebbenden hebben de door hen relevant geachte geraadpleegde literatuur vermeld in de rapporten en gemotiveerd waarom … bronnen niet zijn meegenomen, met name vanwege de tot …systeem beperkte onderzoeksvraag. De deskundigen hebben de beperkte beschikbaarheid van bronnen bevestigd, en zij hebben bevestigd dat de geraadpleegde bronnen voldoende representatief zijn.

Klacht uitgebreid naar [het instituut en de instelling]

Door het onderzoeksinstituut … en [de instelling] voor het eerst als beklaagde op te voeren, breiden Verzoekers de oorspronkelijke klacht, waarin alleen Belanghebbenden zijn genoemd, uit naar nieuwe beklaagden. Dit is in strijd met de Klachtenregeling en het LOWI-Reglement. Het instituut en [de instelling] zijn geen Belanghebbenden in deze procedure en het LOWI wordt verzocht het verzoek voor zover dat het instituut en [de instelling] betreft, buiten beoordeling te laten.

Subsidiair is opgemerkt dat [de instelling] en de instituten wetenschappelijke integriteit hoog in het vaandel hebben staan en de van hen te verwachten zorg en inspanningen besteden, teneinde deze te waarborgen. Er is geen sprake van praktijken of structuren die schending van de wetenschappelijke integriteit zouden stimuleren.

Overigens is besloten om maatregelen te nemen ter verbetering van het waarborgen van de kwaliteit in het hele proces van contractvorming tot en met oplevering van het resultaat van het contractonderzoek en de contacten met de pers. Deze maatregelen zijn gedeeltelijk al doorgevoerd en naar aanleiding van het CWI-advies zijn aanvullende acties ondernomen, zoals blijkt uit de verklaring van … van 15 maart 2016.

Schending geheimhoudingsplicht

Uit berichtgeving in … op … en … 2016, is gebleken dat een journalist beschikt over stukken uit de klachtprocedure en over het advies van de CWI. Die stukken zijn hem niet verstrekt door de CWI of door Belanghebbenden. In een interview van deze journalist met de gemachtigde van Verzoekers van … 2016, heeft deze de beschuldigingen van Verzoekers publiekelijk gemaakt, kennelijk met geen ander doel dan te schaden. De gemachtigde heeft ook de citaten van de journalist uit het artikel van … 2016, door de journalist ontleend aan de gelekte stukken, als juist bevestigd.

De aantijgingen waren door de CWI al als ongegrond verworpen en door ze desondanks te herhalen, is sprake van verwijtbaar onzorgvuldig handelen door Verzoekers via de gemachtigde. Gemachtigde moet hebben geweten dat de door de journalist geciteerde stukken onrechtmatig waren gelekt en heeft de citaten tot zijn eigen uitspraken gemaakt door de juistheid te bevestigen.

Volgens het Bestuur heeft gemachtigde hiermee de geheimhoudingsplicht op grond van de Klachtenregeling en van het LOWI-Reglement geschonden, terwijl het doel van deze geheimhoudingsplicht is om onderzoekers te beschermen tegen onzorgvuldige beschadiging van hun eer en goede naam. Er is evident sprake van publiekelijk uiten van beschuldigingen van schending van de wetenschappelijke integriteit, terwijl deze beschuldigingen niet zijn bevestigd door de beoordelende instantie. De CWI heeft de klachten ongegrond verklaard en het verzoek aan het LOWI is de dag voor het interview ingediend.

Het persbericht van [de instelling] van … 2016 is uitgebracht naar aanleiding van het bericht in … van … 2016 en diende om Belanghebbenden en [de instelling] te beschermen met een zo neutraal mogelijk geformuleerd weerwoord op de aantijgingen.

Het Bestuur verzoekt het LOWI om een oordeel te geven over de vraag of de uitlatingen van gemachtigde als zegsman van Verzoekers in het interview in … van … 2016 een schending zijn van de geheimhoudingsplicht van artikel 2 Klachtenregeling en artikel 10 van het LOWI-Reglement .

3.3 Het standpunt van Belanghebbenden

Het standpunt van Belanghebbenden zoals verwoord in hun verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Framing door Verzoekers

Verzoekers spreken voortdurend over voor- en tegenstanders van … en koppelen de rapporten en de Belanghebbenden consequent aan de kant van de tegenstanders. Daarmee zetten Verzoekers het onderzoek en de rapporten van Belanghebbenden weg als onderdeel van de maatschappelijke discussie tussen voor- en tegenstanders van … . Verzoekers hebben er zelf commercieel en ideëel belang bij dat … blijft bestaan. Belanghebbenden zijn tegen hun wil in het centrum van de discussie beland.

Het kan Belanghebbenden niet worden aangerekend dat Rapport 1, zonder dat Belanghebbenden dat wisten, door … is gebruikt om te onderbouwen dat …, op basis van een berekening die niet in Rapport 1 staat. Rapporten 1 en 2 geven een … systeembeschrijving van het …systeem in termen van kosten en prestaties en beide rapporten beschrijven de onderzoeksvraag en -doelstelling.

Achteraf gezien had er meer adequaat gereageerd kunnen worden op het oneigenlijk gebruik van Rapport 1. Het besluit om niet te reageren, was van de leidinggevenden van Belanghebbenden, waarbij niet alle omstandigheden voldoende zijn betrokken. Er zijn maatregelen genomen om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Uit het verslag van … blijkt overigens dat de … zich wel degelijk bewust waren van de onzekerheden in de getallen in Rapport 1. Hun was kennelijk duidelijk dat de uitlatingen van … niet direct ontleend konden zijn aan Rapport 1.

Verzoekers stellen ten onrechte dat er door niet te reageren in de publieke opinie een onjuiste strekking aan Rapport 1 is toegekend. Rapport 1 is geen rapport gericht tegen het …systeem en die indruk is ook niet ontstaan bij … of het grote publiek.

Dat neemt niet weg dat Belanghebbenden niet volledig in overeenstemming met de gedragsregels hebben gehandeld door het niet expliciet vermelden van de opdrachtgevers in Rapporten 1 en 2 en het publiceren zonder review van Rapport 1A (met hiaten) als gevolg van een besluit van de leidinggevende, echter met het gelijktijdige besluit een geactualiseerd Rapport 2 uit te brengen.

Verder had de aandacht voor het beschrijven van wat was uitgesloten duidelijker gekund, maar dit hoort thuis in de wetenschappelijke discussie en tot slot is het niet vermelden van marges onzekerheden in de conclusie van Rapport 1(A) hersteld in Rapport 2. Voor schending van de wetenschappelijke integriteit is meer nodig dan verwijtbare onzorgvuldigheden.

Ter aanvulling op het eerdere verweerschrift van 13 juli 2015 hebben Belanghebbenden voorts het volgende aangevoerd.

Onafhankelijkheid onderzoekers

In het kader van een SWOT-analyse voor het gehele XX-project, met als doel het verrijken van de wetenschappelijke kennis over …, is vastgesteld dat het bestaande …systeem een bedreiging is voor het doel van het XX-project. Dit is immers een reeds geaccepteerd systeem en zou daarom mogelijk een belemmering kunnen zijn voor de acceptatie van een neutrale/objectieve analyse van de …systemen. Deze SWOT-analyse is niet bedoeld om aan te geven dat het ..systeem een bedreiging zou zijn voor een door Verzoekers gesuggereerd standpunt tegen … .

Vastlegging opdracht

Het …onderzoek is een onderdeel van het XX-project, waarvoor op … 2009 een contract is afgesloten. Er is geen afzonderlijke opdrachtovereenkomst voor het …onderzoek. De onderzoeksvraag is wel vastgelegd in meerdere documenten. De formulering van de opdracht en onderzoeksvraag is een onderdeel van het totale voortgangsproces van het XX-project. In het verweerschrift van 13 juli 2015 is de controleerbaarheid en onafhankelijkheid ten aanzien van de onderzoeksvraag uitvoerig verantwoord en is de wordingsgang van de Rapporten 1 en 2 uiteengezet. Verzoekers stellen zonder bewijs dat de opzet en methode van de rapporten bijna volledig is bepaald door de opdrachtgevers.

Bronnen

Verzoekers miskennen dat er voor de onderzoeksvraag maar zeer beperkte literatuur en bronnen aanwezig waren. Dit is bevestigd door de deskundigen. De door Verzoekers genoemde … literatuur is niet relevant voor een onderzoek naar het …systeem. Dit is bevestigd door de deskundigen. Het aantal betrokken partijen in het …systeem is beperkt. Er was geen aanleiding om te veronderstellen dat … informatie zou kunnen geven die Belanghebbenden niet al van … hadden ontvangen. Alleen op een ondergeschikt punt van … bleek er een kleine afwijking te zijn. Dit heeft de uitkomsten van het onderzoek nauwelijks beïnvloed.

Ten tijde van Rapport 1 bestonden er geen rivaliserende standpunten met betrekking tot een … beschrijving van het …systeem. Naar aanleiding van Rapport 1 heeft met name de achterban van Verzoekers deze kenbaar gemaakt. In Rapport 2 zijn deze rivaliserende standpunten volledig opgenomen en van een reactie voorzien. Verzoekers stellen ten onrechte dat rivaliserende standpunten bewust buiten beschouwing zijn gelaten.

Interviews … en …

Verzoekers stellen zonder bewijs dat Belanghebbenden de publiciteit hebben gezocht om de publieke opinie ten gunste van de opdrachtgevers te beïnvloeden.

De insteek van Belanghebbende 1 bij het interview op … 2012 met … was niet om een interview te hebben over uitsluitend … of een vergelijking met [het andere systeem]. De uitlatingen van … waren Belanghebbenden ten tijde van het interview niet bekend. Dat het interview is geplaatst in een artikel over voor- en tegenstanders van … was vooraf ook niet bekend en Belanghebbenden hebben … laten weten dat zij geen tegenstanders zijn.

Het besluit om contact op te nemen met … was ingegeven doordat uit het artikel in … mogelijk de indruk zou kunnen ontstaan dat Belanghebbenden tegenstanders waren van …, hetgeen niet het geval is. Ten tijde van het stuk in … hadden Belanghebbenden de nieuwere cijfers met betrekking tot … wel in bezit, maar nog niet doorgerekend. Het verschil in …, plus een beter …, verklaren de verschillen tussen ongeveer … en … in Rapport 1(A) en de uitlating in het …artikel van … 2012 enerzijds en Rapport 2 anderzijds.

Invloed opdrachtgevers en … op Rapport 2

Verzoekers stellen zonder bewijs dat de opdrachtgevers en … invloed hebben gehad op de inhoud van Rapport 2.

De tijdsdruk is niet ten koste gegaan van de kwaliteit van Rapport 2. Belanghebbende 1 heeft op de invulling van zijn agenda gewezen en toen aan de tijdsplanning werd vastgehouden, hebben Belanghebbenden hun agenda’s verder leeggemaakt en al hun tijd besteed aan de afronding van het rapport.

Overleg met derden over relevante informatie en eventuele aanpassingen, maakte onderdeel uit van het proces van externe review. Er is contact geweest met diverse betrokken partijen, die, zoals gebruikelijk in een stakeholderdialoog, kritische opmerkingen hebben gemaakt en suggesties gedaan. Deze zijn nooit klakkeloos overgenomen door Belanghebbenden, maar zij hebben telkens eigen keuzes gemaakt. Er is contact geweest met … over de optie om in de beschrijving van … ook een maatschappelijk perspectief op te nemen en Belanghebbenden hebben dit als een relevante toevoeging beoordeeld en naar eigen inzicht uitgewerkt. De suggesties van Verzoekers over de invloed van derden op de inhoud van Rapport 2 zijn onjuist en de stukken waarnaar Verzoekers verwijzen onderbouwen deze suggesties niet.

Informatie [over ander systeem]

… heeft zich voor … met betrekking tot [het andere systeem] gebaseerd op gegevens, rechtstreeks van Y ontvangen. De uitlatingen van … zijn niet ontleend aan Rapport 1, dat deze informatie niet bevat.

Uitbreiding rapport met vergelijking [ander systeem]

Rapporten 1 en 2 bevatten een paragraaf ‘…’, waarin is aangegeven dat Y een [ander systeem]… heeft opgebouwd zodat de vraag relevant is geworden of een apart ….systeeem zin zou hebben. De gegevens die Belanghebbenden in deze paragraaf hebben gebruikt, zijn ontleend aan de website van Y, persoonlijke gesprekken en 2 rapporten van kostenstudies. Belanghebbenden hebben niet in de rapporten zelf, maar wel daarna verantwoord waar zij deze gegevens aan hebben ontleend.

Geen voor de hand liggende onderwerpen buiten beschouwing gelaten

In het verweerschrift van 13 juli 2015 hebben Belanghebbenden al uitgebreid gemotiveerd waarom de door Verzoekers genoemde onderwerpen niet relevant zijn voor een onderzoek naar een … beschrijving van het …systeem, dan wel een onderwerp van wetenschappelijk debat zijn. In aanvulling daarop merken Belanghebbenden nog op dat de uitbreiding van … tot … buiten de scope van de onderzoeksvraag ligt en een systeemwijziging zou betekenen en dat de door hen gekozen … een onderwerp is dat hoort tot het wetenschappelijke debat.

Geen commercieel doel ten behoeve van opdrachtgevers

De stelling van Verzoekers dat de rapporten vooral een commercieel doel hebben is niet gefundeerd. Het doel van de rapporten is een … te geven voor het bestaande systeem. De rapporten zijn geen systeemvergelijking.

Wetenschappelijke principes niet ondergeschikt gemaakt aan andere doelen

De stelling van Verzoekers dat Belanghebbenden wetenschappelijke principes ondergeschikt hebben gemaakt aan andere belangen, is niet met bewijs onderbouwd.

Het onderzoek is in volledige onafhankelijkheid uitgevoerd, alle aangereikte informatie is getoetst op wetenschappelijke relevantie, het onderzoek is niet in een bepaalde richting gestuurd ten gunste van een standpunt en in de interviews zijn de uitkomsten genoemd met de onzekerheidsmarges.

De leidinggevende heeft tweemaal een beslissing genomen die achteraf gezien anders had gemoeten, maar dit kan Belanghebbenden niet worden aangerekend en de beslissingen zijn ook geen schending van de wetenschappelijke integriteit. Er is geen sprake van dat Belanghebbenden hun oren hebben laten hangen naar … en … .

Schending geheimhoudingsplicht door Verzoekers

Onder verwijzing naar het verweerschrift van het Bestuur, stellen ook Belanghebbenden zich op het standpunt dat Verzoekers via hun gemachtigde de geheimhoudingsplicht die op grond van de Klachtenregeling en het LOWI-Reglement geldt, hebben geschonden. Met de uitlatingen van gemachtigde in het interview van … 2016 in …, hebben Verzoekers hun (door de CWI ongegrond verklaarde) verwijten van schendingen van de wetenschappelijke integriteit publiek gemaakt en de onthullingen van de journalist over de inhoud van de gelekte stukken als correct aangeduid.

Belanghebbenden zijn hierdoor geschaad in hun eer en goede naam. Het beeld dat door Verzoekers publiekelijk is geschapen, schaadt Belanghebbenden in hun onderzoeksactiviteiten en bij het verwerven van nieuwe opdrachten en subsidies. Het doel van de geheimhoudingsplicht is om onderzoekers te beschermen zolang er geen definitief besluit is genomen waarin klachten gegrond zijn verklaard. Dit belang is met het interview evident geschonden. Belanghebbenden verzoeken het LOWI hierover te oordelen.

3.4 Reactie Verzoekers op het standpunt van het Bestuur en Belanghebbenden

Verzoekers hebben naar aanleiding van de verweerschriften, samengevat, als volgt gereageerd.

Naar aanleiding van de conclusies die zij uit de verweerschriften trekken, hebben 2 van de 3 Verzoekers, namelijk … en …, besloten om hun verzoek in te trekken. … (verder: Verzoeker) handhaaft het verzoek omdat Verzoeker uit het verweer van Belanghebbenden concludeert dat zij sterk onder druk stonden, zodat de integriteitsvraag ook het functioneren van het onderzoeksinstituut moet betreffen.

Verzoeker heeft opnieuw verwezen naar de eerder in de (klacht)procedure gewisselde stukken, herhaald dat deze stukken van toepassing zijn, gevraagd om integraal kennis te nemen van al deze stukken en opgemerkt dat via de arceringen zoveel mogelijk “behapbaar” is aangegeven op welke punten het Bestuur onvoldoende aan de klacht is tegemoet gekomen.

Uit de verklaring van … van 15 maart 2016 zou kunnen worden afgeleid dat het Bestuur in het kader van de wetenschappelijke integriteit erkent dat bij de Rapporten 1 en 2 op 13 verschillende elementen fouten zijn gemaakt. Verzoeker vraagt het LOWI om na te gaan of het Bestuur inderdaad een en ander erkent en als dit niet het geval is, om zelfstandig de verschillende elementen vast te stellen.

Verzoeker heeft verschillende passages uit de verweren geciteerd en ten aanzien daarvan gemeld dat hij zich afvraagt wat Bestuur en Belanghebbenden nu werkelijk bedoelen. Verzoeker kan zich niet verenigen met de weergave van de gang van zaken. Verzoeker is van mening dat de Rapporten 1 en 2 niet voldoen aan de meest elementaire eisen, bijvoorbeeld ten aanzien van literatuur, en dat sprake is geweest van doelbewust handelen, bijvoorbeeld ten aanzien van het buiten de scope van het onderzoek houden van … .

Het handelen van Belanghebbenden is zodanig bewust misleidend geweest dat het niet als slordig kan worden gekwalificeerd en … druk kan niet als verontschuldiging dienen. Volgens Verzoeker wilden diverse derden bepalen wat Belanghebbenden in de rapporten zouden concluderen en is door derden ook daadwerkelijk meegeschreven. Verzoeker acht desondanks Belanghebbenden zelf verantwoordelijk. Het is niet gebleken dat Belanghebbenden zich hebben verweerd tegen de … druk.

Verzoeker is van mening dat de rol van de leidinggevenden zou moeten worden beoordeeld. Verzoeker meent dat het niet zo kan zijn dat een wetenschapper zich in een integriteitsprocedure zou kunnen beroepen op aanwijzingen van de leidinggevende, waarna het handelen van de leidinggevende buiten beschouwing zou blijven.

Verzoeker heeft zijn vraag aan het LOWI om de door hem beschreven schendingen van de wetenschappelijke integriteit door Belanghebbenden en hun leidinggevenden te onderzoeken, kennis te nemen van het primaire dossier van Belanghebbenden en vast te stellen op basis van welke mails, gegevens en gesprekken Rapporten 1 en 2 precies zijn opgesteld, herhaald. Verzoeker heeft herhaald dat de eerder geformuleerde klachten ook op Rapport 2 zien.

3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Belanghebbenden

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4, hebben het Bestuur en Belanghebbenden eveneens een laatste reactie gegeven. Die luidt, samengevat, als volgt.

3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur

Naar aanleiding van het bericht dat twee van de drie oorspronkelijke Verzoekers hun verzoek niet hebben gehandhaafd, plaatst het Bestuur vraagtekens bij de motieven van de overgebleven Verzoeker om het verzoek te handhaven. Het Bestuur heeft zorg geuit over het gestelde oneigenlijke gebruik van de klachtprocedure, ten behoeve van commerciële en ideële doeleinden. Dit schaadt de persoonlijke belangen van wetenschappers en van de wetenschap in het algemeen.

Gezien de ernstige gevolgen die de schending van de vertrouwelijkheid kan hebben voor de wetenschap in het algemeen en voor de betrokken onderzoekers in het bijzonder, hecht het Bestuur grote waarde aan een oordeel van het LOWI over de vraag of (de gemachtigde van) Verzoeker de geheimhouding heeft geschonden.

Verder heeft het Bestuur aangevoerd dat in de procedure bij het LOWI geen mogelijkheid bestaat om de klacht over vermeende schending van wetenschappelijke integriteit uit te breiden naar een (rechts)persoon die niet al in klachtprocedure bij de CWI was betrokken. Het LOWI adviseert alleen over het voorgenomen besluit en heeft volgens het Bestuur niet de bevoegdheid om een beklaagde toe te voegen.

De verklaring van … van 15 maart 2016 is geen erkenning van de vermeende schending van de wetenschappelijke integriteit, maar zegt alleen dat de procedure bij de CWI aanleiding heeft gegeven om maatregelen te nemen tot verbetering van de bestaande procedures.

Het verzoek aan het LOWI om een nader onderzoek te doen naar het “doorleefd zijn van de schendingen”, dient te worden afgewezen omdat er geen grond is voor een dergelijk onderzoek, als deze mogelijkheid al zou bestaan.

3.5.2 Laatste reactie van Belanghebbenden

Naar aanleiding van het bericht dat twee van de drie oorspronkelijke Verzoekers hun verzoek niet hebben gehandhaafd, hebben Belanghebbenden opgemerkt dat het er kennelijk dus niet om ging om werkelijk een definitief oordeel te krijgen over de gestelde schendingen van de wetenschappelijke integriteit. Kennelijk was het doel ook om middels de klachten invloed uit te oefenen op het … debat over … . Dit oneigenlijke motief wordt volgens Belanghebbenden bevestigd door de intrekking van het verzoek door twee Verzoekers.

Zowel de onterechte klachten als de publicitaire uitlatingen daarover, hebben ernstige persoonlijke (… imagoschade) en wetenschappelijke gevolgen gehad voor Belanghebbenden. De klachtprocedure is misbruikt, dan wel ernstig oneigenlijk gebruikt, ten behoeve van het commerciële dan wel ideële belang van Verzoeker(s).

Anders dan Verzoeker stelt, ligt er in de verweerschriften geen erkenning van de gestelde schendingen van wetenschappelijke integriteit besloten. Belanghebbenden betwisten de niet-onderbouwde suggestie van Verzoeker dat de onderzoeksresultaten onjuist zouden zijn, net als de suggestie dat de verklaring van … van 15 maart 2016 een erkenning is van de vermeende schending van de wetenschappelijke integriteit. Verzoekers stellingen zijn al gemotiveerd weerlegd en missen een deugdelijke onderbouwing.

Belanghebbenden hebben onverminderd een groot belang bij een oordeel van het LOWI over de vraag of de vertrouwelijkheid door (de gemachtigde van) Verzoeker is geschonden.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).

Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.

4.2 Toepasselijke regelingen

De klacht is door het Bestuur beoordeeld onder toepassing van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … (verder: Klachtenregeling). Overeenkomstig de preambule bij de Klachtenregeling worden de principes van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (verder: Gedragscode) onderschreven en hebben deze te gelden als richtlijnen voor de universiteit.

4.3 Ten aanzien van de omvang van het geschil

Het oorspronkelijke klachtonderdeel 1 (over de rechtspersoon waaronder Rapport 1 tot stand is gekomen) is in de huidige procedure niet langer gehandhaafd en zal nu ook niet door het LOWI worden beoordeeld.

In de loop van de procedure hebben twee van de drie Verzoekers, namelijk … en … besloten hun verzoek in te trekken. … (verder: Verzoeker) handhaaft het verzoek omdat Verzoeker uit het verweer van Belanghebbenden concludeert dat zij sterk onder druk stonden, zodat de integriteitsvraag ook het functioneren van het onderzoeksinstituut moet betreffen.

In de onderhavige procedure bij het LOWI heeft Verzoeker de klacht uitgebreid door het onderzoeksinstituut en [de instelling] als nieuwe beklaagden op te voeren, terwijl in de oorspronkelijke klacht alleen Belanghebbenden als zodanig zijn aangemerkt. Op grond van artikel 8.1 van het LOWI-Reglement toetst het LOWI of het (voorgenomen) besluit van het Bestuur formeel en/of inhoudelijk op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

De CWI en het Bestuur hebben zich in de klachtprocedure niet kunnen uitspreken over (de klachten over) de nieuwe beklaagden. Zij maken dan ook geen deel uit van het (voorgenomen) besluit van het Bestuur zoals dat ter toetsing bij het LOWI voorligt. Op grond van de beginselen van een eerlijke procedure bij integriteitsklachten zal het LOWI deze uitbreiding van de klacht dan ook niet bij de beoordeling van het verzoek betrekken.

Verder is de door Verzoeker geuite algemene beschuldiging dat bijna alle klachtonderdelen helemaal niet of slechts marginaal onderzocht zijn, te vaag en te algemeen om in behandeling te worden genomen. Ook de verwijzing naar de rode en oranje gearceerde elementen in de reactie van 2 oktober 2015 is te weinig concreet om in behandeling te worden genomen. Dit onderdeel van het verzoek vormt in essentie een herhaling van hetgeen Verzoeker eerder al heeft aangevoerd bij de CWI.

De CWI heeft destijds alle klachtonderdelen van Verzoeker besproken en is tot een gemotiveerd oordeel gekomen dat deze ongegrond zijn. Verzoeker heeft niet met redenen onderbouwd waarom hij de overwegingen, zoals weergegeven in het advies van de CWI, niet juist acht.

Het LOWI zal daarom alleen ingaan op die onderdelen uit het verzoek die wel van een, zij het summiere, onderbouwing zijn voorzien.

4.4 Ten aanzien van het onderzoek door CWI en Bestuur

In het eerdere LOWI-advies in deze zaak van 5 maart 2015 (2015-03) over de besluiten van het Bestuur van 6 juni 2014 en 11 augustus 2014, heeft het LOWI het Bestuur geadviseerd om de besluiten te herzien.

Het LOWI overwoog, kort samengevat, dat de motivering het niet-ontvankelijk verklaren van de klachtonderdelen 2 en 3 en 6 tot en met 14 niet kan dragen. Het LOWI heeft het Bestuur geadviseerd om de ontvankelijkheid van deze klachtonderdelen opnieuw te beoordelen.

Na het advies van 5 maart 2015 heeft de CWI op verzoek van het Bestuur de klacht opnieuw in behandeling genomen. De CWI heeft de klachtonderdelen 2, 3 en 6 tot en met 14 alsnog ontvankelijk verklaard en inhoudelijk beoordeeld. Het LOWI dient nu te beoordelen of het nadere onderzoek van de CWI voldoende zorgvuldig is geweest. Bij die beoordeling is het volgende van belang.

Totstandkoming van het advies

De CWI heeft de wijze van totstandkoming van het advies nader toegelicht en heeft inzichtelijk gemaakt op welke wijze het onderzoek is verricht. Uit de beoordeling blijkt dat niet alleen Rapport 1 maar ook Rapport 2 aan de klachtonderdelen 2 tot en met 9 is getoetst. Naast de door Verzoeker gewraakte Rapporten 1 en 2 heeft de CWI zich eveneens gebogen over een latere versie van Rapport 1: Rapport 1A.

Er heeft een uitgebreide stukkenwisseling plaatsgevonden en er zijn gescheiden hoorzittingen gehouden met de mogelijkheid van wederzijdse reactie op de verslagen. Aanvullend heeft de CWI de leidinggevende van Belanghebbende 1 vragen gesteld over de precieze wijze van de totstandkoming van het interview in … . Ook heeft de CWI een analyse van … in het onderzoek betrokken. De …analyse betreft de verschillen (in uitkomsten) tussen Rapport 2 en een rapport X en is door de CWI gebruikt als bron om deze verschillen te analyseren. Daarnaast heeft de CWI aan drie externe deskundigen specifieke vragen gesteld.

De CWI heeft een onpartijdig en uitgebreid onderzoek verricht. De aanwezigheid van de voor dat onderzoek benodigde deskundigheid was geborgd door de raadpleging van verschillende externe experts. Het LOWI is dan ook van oordeel dat het onderzoek van de CWI zorgvuldig is geweest. Dat betekent dat in beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van dit onderzoek. Dat wordt alleen anders indien hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd, kan leiden tot gerede twijfel aan de objectiviteit van het onderzoek.

Gerede twijfel aan de objectiviteit van het onderzoek van de CWI?

In dit verband heeft Verzoeker benadrukt dat zo goed als geen enkele passage van de Rapporten 1(A) en 2 is verantwoord met een voetnoot of een anderszins concrete bronvermelding. Met de CWI is het LOWI van oordeel dat, nu het ging om een feitelijke beschrijving van het …systeem, de relevante informatie voornamelijk feitelijk van aard was en deze grotendeels ontleend moest worden aan levende bronnen. Belanghebbenden hebben kunnen volstaan met een verantwoording over de gebruikte literatuur en levende bronnen.

Belanghebbenden hebben de geraadpleegde literatuur vermeld en gemotiveerd aangegeven waarom … bronnen niet zijn meegenomen, met name gezien de tot een beschrijving van het …systeem beperkte onderzoeksvraag. Ook volgens deskundige 1 lag het gebruik van levende bronnen voor de hand en deskundige 3 heeft bevestigd dat de geraadpleegde bronnen voldoende representatief zijn. Verzoeker heeft de oordelen van de deskundigen niet onderbouwd weersproken. Ook heeft hij niet onderbouwd aangegeven waaruit zou blijken dat Belanghebbende 1 onvoldoende naar literatuur zou hebben gezocht. Van een bewust niet gebruiken van bepaalde bronnen is niet gebleken.

Het LOWI is dan ook van oordeel dat overeenkomstig uitwerking 3.1 van de Gedragscode de verwijzing naar de geraadpleegde bronnen voldoende is gedocumenteerd. De vraag of de geraadpleegde bronnen ook de conclusies kunnen dragen, hoort thuis in het wetenschappelijk debat. Het LOWI is – zoals onder 4.1 al overwogen – geen arbiter in wetenschappelijke conflicten.

Hetgeen Verzoeker heeft aangedragen, biedt dan ook geen aanknopingspunten voor gerede twijfel aan de zorgvuldigheid van het onderzoek van de CWI. Het LOWI zal in het navolgende ervan uitgaan dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

4.5 Wetenschappelijke controverse vs schending van de wetenschappelijke integriteit

Ten aanzien van de onderdelen van het verzoek waarbij wel een onderbouwing is gegeven, oordeelt het LOWI als volgt.

Herstel van fouten zou Belanghebbenden niet vrijwaren

De overweging van de CWI dat schending van de wetenschappelijke integriteit in beginsel niet aan de orde is wanneer een onderzoeker in een later rapport eerder gemaakte fouten heeft hersteld, is volgens Verzoeker, gelet op het algemene karakter ervan, niet juist.

Het LOWI stelt voorop dat het hier gaat om een algemeen aanvaard uitgangspunt dat ook conform het landelijk model is opgenomen in bijlage 1 bij de Klachtenregeling over voorbeelden van schendingen van wetenschappelijke integriteit. Het gaat evenwel om een uitgangspunt en dus zal telkens van geval tot geval beoordeeld moeten worden of bijzondere omstandigheden aanleiding geven van dit standpunt af te wijken.

Fouten Rapport 1 zijn met Rapport 2 herhaald

Volgens Verzoeker gaat het uitgangspunt in casu niet op, omdat Belanghebbenden bij het opstellen en uitbrengen van Rapport 2 nu juist hun gedragingen hebben gecontinueerd. Het Bestuur heeft erkend dat bij Rapport 1(A) is gehandeld vanuit de gevoelde … tijdsdruk, maar dat was volgens Verzoeker bij Rapport 2 niet anders.

Nadat Belanghebbende 1 had aangegeven niet op korte termijn een verbeterde rapportage te kunnen uitbrengen, hebben zijn leidinggevende, … en de opdrachtgevers zodanige druk uitgevoerd dat hij alsnog heeft “geleverd”. Deskundige 3 heeft terecht aangegeven dat de fouten bekend moeten zijn geweest en dat de opzet van het onderzoek waarschijnlijk onvoldoende was voor een zorgvuldige discussie omtrent …, aldus Verzoeker.

Het LOWI oordeelt ten aanzien hiervan als volgt. Deskundige 3 heeft opgemerkt dat een aantal fouten in Rapport 1 helder moet zijn geweest en niet te verklaren valt doordat het om een interne voortgangsrapportage gaat. Het was dan ook onzorgvuldig Rapport 1 in deze vorm aan de opdrachtgevers te presenteren en vervolgens – nadat Rapport 1 “gelekt“ was – Rapport 1A uit te brengen zonder deze fouten te corrigeren. Dat de beslissing daartoe is genomen door de leidinggevende, ontslaat Belanghebbende 1 niet van zijn eigen verantwoordelijkheid.

De Rapporten 1 en 1A bevatten dezelfde fouten die Belanghebbende 1 had moeten opmerken en corrigeren. In zoverre heeft Belanghebbende 1 onzorgvuldig gehandeld. Van schending van de wetenschappelijke integriteit is evenwel geen sprake omdat Belanghebbenden de onvolkomenheden van Rapport 1 (en Rapport 1A), waar dat in hun ogen terecht was, vervolgens wel hebben gecorrigeerd in Rapport 2.

De resultaten in Rapport 2 zijn voorzien van aannames en marges. Klachten over de interpretatie van de resultaten met deze aannames en marges, vallen binnen de wetenschappelijke discussie en derhalve buiten de bevoegdheid van het LOWI.

Bewust en aanhoudend handelen in strijd met de principes van wetenschappelijke integriteit

Volgens Verzoeker wist Belanghebbende 1 dat de kostenanalyse in Rapport 1 onvoldoende basis had en dat dit rapport niet voldeed aan de eisen ten aanzien van bronnengebruik en verantwoording en dat Rapport 2 het enige rapport was dat de opdrachtgevers en … zouden gebruiken om … te onderbouwen. Belanghebbende 1 heeft aangegeven eigenlijk geen tijd te hebben om een zorgvuldig onderzoek voor Rapport 2 uit te voeren en heeft een medewerker van … de uitgangspunten van dit rapport laten formuleren en vlak voor publicatie nog wijzigingen laten doorvoeren, terwijl … niet de opdrachtgever was, aldus Verzoeker.

Het LOWI oordeelt ten aanzien hiervan als volgt. Zoals boven aangegeven acht het LOWI het onzorgvuldig van Belanghebbende 1 dat de fouten, onder andere wat betreft de …analyse, niet in de Rapporten 1 en 1A zijn gecorrigeerd. Wat betreft (de keuze van) de bronnen is onder 4.4 aangegeven dat naar het oordeel van het LOWI gehandeld is in overeenstemming met uitwerking 3.1 van de Gedragscode.

Nog afgezien van het feit dat Verzoeker niet heeft onderbouwd waaruit zou blijken dat (alleen) Rapport 2 door opdrachtgevers en … zou worden gebruikt om … te onderbouwen, beoogden de rapporten slechts een beschrijving van het …systeem te geven en zijn zij niet geschreven om een maatschappelijk of … standpunt over … te onderbouwen.

Het valt Belanghebbende 1 daarom aan te rekenen dat hij niet heeft gereageerd op het oneigenlijk gebruik van Rapport 1 in die zin dat … het rapport gebruikte om te onderbouwen dat … is op basis van … die niet in het rapport staan. In zoverre is – zoals Belanghebbenden ook erkennen – sprake van onzorgvuldig handelen. Hier wreekt zich mede dat in strijd met principe 5 van de Gedragscode de opdrachtgevers en externe financiers van het onderzoek niet zijn genoemd en de onafhankelijkheid van de onderzoekers ten opzichte van de opdrachtgevers niet is benadrukt.

Nu dit in zowel de Rapporten 1 en 1A als in Rapport 2 niet is gebeurd, is sprake van verwijtbare onzorgvuldigheid. Niet is gebleken dat de opdrachtgevers bewust niet zijn genoemd. De zware kwalificatie ‘schending van de wetenschappelijke integriteit’ is dan ook niet van toepassing.

Het LOWI heeft tot zijn tevredenheid kennisgenomen van het feit dat maatregelen zijn genomen om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen.

Van onzorgvuldig onderzoek voor Rapport 2 door Belanghebbenden vanwege verondersteld tijdsgebrek aan de kant van Belanghebbende 1 is niet gebleken. Van een daadwerkelijke invloed van de opdrachtgevers en … op de inhoud van het rapport die van dien aard is geweest dat Belanghebbenden daardoor anders hebben gehandeld dan zij als verantwoorde wetenschappers zouden hebben moeten doen, is niets gebleken. Niettemin ware het beter geweest om, in overeenstemming met uitwerking 5.3 van de Gedragscode, de verhouding tussen Belanghebbenden en de opdrachtgevers in bijvoorbeeld een colofon duidelijk te maken.

Terzijde merkt het LOWI op dat aan de tot systeembeschrijving van het …systeem beperkte doelstelling van het onderzoek afbreuk is gedaan door in zowel Rapport 1 als Rapport 2 een paragraaf ‘…’ op te nemen, waarin ook kort het [andere systeem] staat beschreven. Zoals Deskundige 3 heeft opgemerkt, was de opzet van het onderzoek onvoldoende voor een zorgvuldige discussie omtrent … . Door de paragraaf ‘…’ kon gemakkelijk de indruk ontstaan dat sprake was van een systeemvergelijking terwijl Belanghebbenden de discussie alleen hebben bedoeld als opmaat voor een eventueel toekomstige systeemvergelijking.

Bovendien is niet in de rapporten zelf, maar pas daarna verantwoord waaraan de gegevens over het [andere systeem] zijn ontleend. Zoals Belanghebbenden erkennen, gaat het hier om te vermijden slordigheden. Het LOWI is van oordeel dat er geen sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit. Mogelijk is wel sprake van slordige wetenschap. De beoordeling daarvan behoort evenwel tot het terrein van de wetenschap zelf, niet tot de taken van het LOWI.

Het actief zoeken van de pers

Volgens Verzoeker heeft Belanghebbende 1 actief de pers gezocht om het maatschappelijk debat, ten gunste van zijn opdrachtgevers, te beïnvloeden.

Belanghebbende 1 heeft aangegeven dat Verzoeker zonder bewijs stelt dat hij de publiciteit heeft gezocht om de publieke opinie ten gunste van zijn opdrachtgevers te beïnvloeden. Volgens Belanghebbende 1 heeft zijn leidinggevende hem op … 2012 geadviseerd een interview te geven aan een journalist van … . Dit interview vond plaats op … 2012.

Belanghebbende 1 stelt niet te hebben geweten dat de journalist twee personen heeft geïnterviewd: hem en gemachtigde van Verzoeker, waarbij de journalist Belanghebbende 1 als tegenstander van … heeft opgevoerd en gemachtigde van Verzoeker als voorstander. Hij kwam er pas achter toen hij op … 2012 de concepttekst kreeg voorgelegd.

Op … 2012 heeft hij … laten weten geen tegenstander te zijn en dat hij geen stelling heeft ingenomen in het debat tussen voor- en tegenstanders, maar juist een neutrale beschrijving van het …systeem heeft gepresenteerd. Niettemin is Belanghebbende 1 wel als tegenstander opgevoerd in het artikel in … van … 2012. Vervolgens is besloten om contact op te nemen met … om de verkeerde indruk weg te nemen. Het …artikel is gepubliceerd op … 2012.

Het LOWI heeft geen gronden kunnen vinden om aan de weergave van de gang van zaken door Belanghebbende 1 te twijfelen. Van een schending van principe 4 van de Gedragscode inzake de onpartijdigheid van een wetenschapsbeoefenaar is dan ook geen sprake.

Het LOWI heeft met instemming kennis genomen van de maatregelen die inmiddels door [de instelling] zijn getroffen inzake omgang met de pers.

Conclusie

Het LOWI onderschrijft de overweging van de CWI dat schending van de wetenschappelijke integriteit in beginsel niet aan de orde is wanneer een onderzoeker in een later rapport eerder gemaakte fouten heeft hersteld.

Gezien het aantal fouten in Rapport 1 was het onzorgvuldig van Belanghebbende 1 Rapport 1 in deze vorm aan de opdrachtgevers te presenteren. Het was eveneens onzorgvuldig Rapport 1A uit te brengen zonder dezelfde fouten te corrigeren. Niettemin is er geen sprake van schending van de wetenschappelijke integriteit omdat Belanghebbenden de onvolkomenheden van de Rapporten 1 en 1A in Rapport 2 hebben gecorrigeerd.

Het valt Belanghebbende 1 aan te rekenen dat hij niet heeft gereageerd op het oneigenlijk gebruik van Rapport 1. In zoverre is – zoals Belanghebbenden ook erkennen – sprake van onzorgvuldig handelen. Dat zowel in de Rapporten 1 en 1A als in Rapport 2 de opdrachtgevers en externe financiers niet zijn genoemd, acht het LOWI een verwijtbare onzorgvuldigheid.

Van het actief zoeken door Belanghebbende 1 van de pers teneinde het maatschappelijk debat te beïnvloeden, is niet gebleken.

4.6 Ten aanzien van schending van de geheimhoudingsplicht

In zijn verweerschrift heeft het Bestuur aangegeven dat uit berichtgeving in … op … en … 2016 is gebleken dat een journalist beschikt over stukken uit de klachtprocedure en over het advies van de CWI. Die stukken zijn hem niet verstrekt door het Bestuur, de CWI of door Belanghebbenden. In een interview van deze journalist met de gemachtigde van Verzoeker van … 2016, heeft deze de beschuldigingen van Verzoeker(s) publiekelijk gemaakt, kennelijk met geen ander doel dan te schaden.

De gemachtigde heeft ook de citaten van de journalist uit het artikel van … 2016, door de journalist ontleend aan de gelekte stukken, als juist bevestigd. De aantijgingen waren door de CWI al als ongegrond verworpen en door ze desondanks te herhalen, is sprake van verwijtbaar onzorgvuldig handelen door Verzoeker via de gemachtigde.

Volgens het Bestuur heeft gemachtigde hiermee de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 2 Klachtenregeling en artikel 10 LOWI-Reglement geschonden, terwijl het doel van deze geheimhoudingsplicht is om onderzoekers te beschermen tegen onzorgvuldige beschadiging van hun eer en goede naam.

Het persbericht van [de instelling] van … 2016 is uitgebracht naar aanleiding van het bericht in … van … 2016 en diende om Belanghebbenden en [de instelling] te beschermen met een zo neutraal mogelijk geformuleerd weerwoord op de aantijgingen in dat bericht.

Belanghebbenden hebben zich bij het verweer van het Bestuur aangesloten.

Tijdens de hoorzitting van 5 oktober 2016 heeft de gemachtigde van Verzoeker gesteld dat hij door … is benaderd op de dag nadat de universiteit het persbericht heeft uitgebracht. Hij heeft niets over de inhoud van de zaak prijsgegeven en ook geen stukken gelekt, maar wel aangegeven dat het relaas dat door … naar buiten is gebracht voor hem herkenbaar was. Hij stelt dat het hem vrij staat om aan te geven dat het Bestuur heeft geoordeeld dat er sprake is van onzorgvuldige wetenschap. De gemachtigde vindt dat geen schending van de geheimhoudingsplicht. Ook heeft hij in het interview met … de door Verzoeker(s) aangespannen procedure bij het LOWI genoemd.

Het LOWI oordeelt ten aanzien hiervan als volgt

Op … 2016 verscheen in … het artikel ‘…’. Op dezelfde dag heeft [de instelling] een persbericht uitgebracht naar aanleiding van dit artikel. Op [de volgende dag] 2016 publiceerde … een interview met de gemachtigde van Verzoeker: ‘…’. In dit interview noemt de gemachtigde de reconstructie ‘…’ en geeft hij aan dat het oordeel van de CWI (rapporten op onderdelen onzorgvuldig, maar geen schending van wetenschappelijk integriteit) voor Verzoeker(s) reden is om in beroep te gaan bij het LOWI.

De geheimhoudingsplicht gedurende de gehele procedure is een groot goed. Een vroegtijdig in openbaarheid gebrachte beschuldiging van schending van wetenschappelijke integriteit, terwijl er nog geen definitief oordeel is geveld, kan aan onderzoekers veel schade toebrengen en een zorgvuldige behandeling van de klacht dan wel het verzoek in de weg staan. Daarom is het in het belang van alle partijen om vertrouwelijkheid in acht te nemen en geen vermoedens, beweringen en beschuldigingen naar buiten te brengen.

Het LOWI heeft een zelfstandig belang om de integriteit van zijn Reglement en de geheimhoudingsplicht te handhaven. Op 26 januari 2016 heeft de gemachtigde van Verzoekers zijn verzoek bij het LOWI ingediend. In ieder geval vanaf dat moment was hij, op dezelfde voet als Verzoeker(s), geheimhouding verschuldigd. Met het interview zoals gepubliceerd in … van [… dagen later] en op de website van van gemachtigde, heeft hij deze geheimhoudingsplicht geschonden door zich voor commentaar beschikbaar te stellen.

Voor zover gemachtigde heeft bedoeld te willen stellen dat [de instelling] zelf de geheimhoudingsplicht zou hebben overtreden door op [op de dag van het verschijnen van het artikel] een persbericht uit te brengen zodat de geheimhoudingsplicht niet meer zou gelden voor hem en Verzoeker(s), volgt het LOWI hem daarin niet. Het persbericht is immers uitgebracht op een moment waarop [de instelling] nog geen weet had of kon hebben van het verzoek bij het LOWI.

Nog afgezien daarvan getuigt het persbericht van goed werkgeverschap door een weerwoord te geven op de aantijgingen van schending van wetenschappelijke integriteit, die door de CWI ongegrond waren bevonden, en de citatie uit de gelekte stukken van de CWI-procedure in het … artikel van … 2016. In het persbericht is op neutrale wijze bericht over de inhoud van het CWI-advies en Belanghebbenden zijn niet bij naam genoemd.

5. Oordeel en advies van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat het verzoek van 26 januari 2016 ongegrond is en adviseert het Bestuur om zijn voorlopig besluit van 18 december 2015 tot ongegrondverklaring van de klachtonderdelen 2 t/m 14 en niet-ontvankelijkheid van klachtonderdeel 1 over te nemen als definitief besluit. Het LOWI tekent daarbij wel aan het niet noemen van opdrachtgevers en externe financiers in de rapporten (klachtonderdeel 2) niet slechts slordige rapportage is, maar verwijtbare onzorgvuldigheid.

Het LOWI is van oordeel dat de gemachtigde van Verzoekers de op hem rustende geheimhoudingsplicht van artikel 10 LOWI-Reglement heeft geschonden.

Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris