Advies van het LOWI van 14 juli 2016 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 7 december 2015 betreffende het voorlopige besluit van het … Bestuur van …, inzake een klacht van 5 augustus 2015 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .
1. Het verzoek
Op 9 december 2015 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorlopige besluit van het Bestuur van 28 oktober 2015 (verder: besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 5 augustus 2015 (verder: klacht).
De klacht
De klacht betreft een brief aan … over …, gepubliceerd in NRC van … en online (verder: open brief). In de open brief wordt … opgeroepen om af te zien van …, omdat de ondertekenaars menen dat er geen garantie is dat … . De open brief is ondertekend door … personen, waaronder de Algemeen directeur van A en de Algemeen directeur van B (verder: B).
De klacht is gericht tot … (verder: Belanghebbende). Belanghebbende is niet een van de ondertekenaars van de open brief. Volgens Verzoeker heeft Belanghebbende het initiatief voor de open brief genomen.
In de klacht heeft Verzoeker aangevoerd dat in de open brief bewust verkeerde informatie wordt gegeven. Verzoeker is ingegaan op verschillende onderdelen van de open brief en heeft uiteengezet waarom deze naar zijn mening onjuist zijn. De klacht bevat een uitgebreide analyse van de open brief en een gedetailleerde uitleg van Verzoekers standpunt. In de eindnoten bij de klacht heeft Verzoeker nog een extra toelichting gegeven.
Het standpunt van Verzoeker is dat de berichtgeving over … eenzijdig is en dat dit ook geldt voor de open brief. Als wetenschappers zich als vertegenwoordigers van hun professie in de media uitlaten hebben zij de verantwoordelijkheid om het publiek correct en volledig te informeren. Correspondentie met Belanghebbende en de directeur van B heeft niet geleid tot correctie.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat de open brief niet aan de wetenschappelijke vereisten voldoet en de volgende klachtonderdelen aangevoerd. Het waarheidsgehalte van de gebruikte informatie is niet gecontroleerd, contra-indicaties zijn weggelaten, er is sprake van belangenverstrengeling, de open brief is suggestief en tendentieus en de directie van B wil niet inhoudelijk reageren.
Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit
Op 25 augustus 2015 heeft de Ombudsman … het Bestuur geadviseerd om de klacht ontvankelijk te verklaren. De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … (verder: CWI) heeft vervolgens de klacht ontvankelijk geacht en is overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling ervan. De CWI heeft op 8 oktober 2015 advies uitgebracht.
De CWI heeft overwogen dat de open brief is opgesteld door A en B en dat uit een e-mail van 19 februari 2015 van Belanghebbende aan Verzoeker valt af te leiden dat de open brief van de hand van Belanghebbende is. Voorts heeft de CWI overwogen dat het stuk niet is geschreven onder de academische verantwoordelijkheid van [de Universiteit] (verder: Universiteit). De huidige aanstelling van Belanghebbende maakt dit niet anders. De CWI acht de klacht kennelijk ongegrond en heeft het Bestuur geadviseerd om de klacht ongegrond te verklaren.
Het besluit
In het besluit heeft het Bestuur conform dit advies van de CWI de klacht ongegrond verklaard.
Het verzoek
Verzoeker is het niet eens met het besluit van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Onder 3 wordt het standpunt van Verzoeker samengevat weergegeven.
2. De procedure
Op 21 januari 2016 zijn Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbende ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI in zijn vergadering van 13 januari 2016 heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 18 februari 2016 een verweerschrift in te dienen. Het LOWI heeft het verweerschrift van Belanghebbende op 16 februari 2016 ontvangen en het verweerschrift van het Bestuur op 18 februari 2016.
Het LOWI heeft de verweerschriften van het Bestuur en Belanghebbende op 22 februari 2016 aan Verzoeker gezonden. Op 3, 4 en 14 maart 2016 heeft Verzoeker gereageerd. De reactie van Verzoeker is op 24 maart 2016 door het LOWI aan het Bestuur en aan Belanghebbende gezonden. Het Bestuur heeft op 5 april 2016 gereageerd en Belanghebbende op 6 april 2016.
Op 14 maart 2016 heeft Verzoeker nog een ander verzoek ingediend bij het LOWI, waarin hij heeft aangegeven dat die zaak (bij een andere universiteit) verwant is aan de onderhavige zaak. Verzoeker heeft daarbij opgemerkt dat hij graag had gezien dat deze twee zaken door de twee betrokken universiteiten samen waren behandeld, maar dat dit in de praktijk niet mogelijk bleek. Verzoeker heeft het LOWI gevraagd of er een mogelijkheid bestaat dat het LOWI de zaken in samenhang beoordeelt.
Het LOWI heeft met Verzoeker geconstateerd dat de twee zaken aan elkaar verwant zijn – beide verzoeken van Verzoeker en daaraan voorafgaande klachten betreffen dezelfde open brief – en heeft daarom besloten om de beraadslaging over en de beoordeling van de beide verzoeken zoveel mogelijk in onderlinge samenhang te doen. Wel zijn de twee procedures formeel van elkaar gescheiden gebleven. De reden daarvoor is dat het gaat om twee uiteenlopende besluiten van twee verschillende Besturen met twee verschillende Belanghebbenden, zodat het LOWI (na de gelijktijdige beraadslaging over beide zaken) uiteindelijk ook twee adviezen dient uit te brengen.
Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbende zijn hiervan op 18 april 2016 op de hoogte gebracht. Het Bestuur en de Belanghebbende bij het verwante verzoek zijn eveneens geïnformeerd. Daarna is de beoordeling en advisering in het onderhavige, eerder ingediende, verzoek aangehouden totdat het verwante verzoek zich in hetzelfde stadium van de procedure bevond, teneinde de adviezen naar aanleiding van beide verzoeken gelijktijdig uit te brengen.
Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken af te doen.
3. Standpunten van partijen
3.1 Het standpunt van Verzoeker
Het standpunt van Verzoeker zoals verwoord in zijn verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.
Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht ten kantore van de Ombudsman …, heeft deze aan Verzoeker verteld dat er inderdaad sprake was van schending van de wetenschappelijke integriteit.
Belanghebbende werkte ten tijde van de open brief aan een proefschrift voor de Universiteit, dat eveneens gaat over de … situatie in… . De begeleiders … waren tevens collega’s bij B. Belanghebbende ontving steun van de hoogleraren van beide instituten, zoals blijkt uit de introductie van het proefschrift. … en … namen ook verantwoordelijkheid voor de open brief door hun naam eraan te verbinden. De activiteiten bij de Universiteit en bij B waren zodanig met elkaar verweven dat ze niet los gezien kunnen worden. Het Bestuur had daarom de Klachtenregeling niet naar de letter, maar naar de geest moeten toepassen.
Het LOWI wordt verzocht de klacht te beoordelen op basis van de eigen regels en inzichten, in plaats van op basis van de regelingen van de Universiteit.
3.2 Het standpunt van het Bestuur
Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.
In de van toepassing zijnde Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … (verder: Klachtenregeling) is beschreven dat de Klachtenregeling betrekking heeft op medewerkers van … . Volgens de definitie van artikel 1.4 is een medewerker degene die onderzoek (heeft) verricht, onderwijs geeft (of heeft gegeven) of maatschappelijke dienstverlening heeft verricht onder verantwoordelijkheid van de universiteit, al dan niet in het kader van een dienstverband met … .
De klacht heeft betrekking op een open brief, niet op een wetenschappelijke publicatie. Dat Belanghebbende kennelijk destijds de brief heeft opgesteld voor A en in dezelfde tijd promovendus was bij de Universiteit, maakt niet dat de brief daarmee een wetenschappelijke publicatie is die onder de academische verantwoordelijkheid van de Universiteit tot stand is gekomen.
3.3 Het standpunt van Belanghebbende
Het standpunt van Belanghebbende zoals verwoord in diens verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.
De open brief is een initiatief van A, ondertekend door de Algemeen directeur van A en mede ondertekend door de Algemeen directeur van B, een aantal hoogleraren, een aantal oud-politici, een schrijver en een journalist. De (mede)ondertekenaars hebben zich verenigd met de inhoud van de open brief en de verantwoordelijkheid ervoor aanvaard. Belanghebbende is geen ondertekenaar. De open brief kwam voort uit zorgen … over de verslechtering van de … situatie in… . De ontwikkelingen maakten dat … terughoudend zou moeten zijn bij … .
Het stijlmiddel van een open brief wordt doorgaans ingezet in kwesties waarin meningen kunnen verschillen of om een zaak te bepleiten. De open brief is geen wetenschappelijke publicatie en heeft ook niet als doel om wetenschap te bedrijven, maar is een pleidooi in de hoop een nog te nemen besluit door … te beïnvloeden. Een open brief hoeft niet te voldoen aan de eisen aan een wetenschappelijke publicatie en de aard van een open brief in een krant laat ook weinig wetenschappelijke nuanceringen toe.
B, waar Belanghebbende werkzaam was, is een onafhankelijk wetenschappelijk instituut en werkt samen met … van verschillende universiteiten. Dat maakt echter niet dat sprake was van een onlosmakelijke verwevenheid tussen activiteiten van Belanghebbende voor de Universiteit en voor B.
Nu Belanghebbende geen ondertekenaar is van de open brief, is niet relevant of Belanghebbende al dan niet heeft meegeschreven aan de tekst van de brief. De klacht van Verzoeker past in een inmiddels bekend patroon van meerdere klachten jegens verschillende personen. Als die klachten ongegrond worden verklaard, dan is de volgende stap van Verzoeker om de instantie die de klacht heeft behandeld te beschuldigen van onethisch gedrag. A, B en andere ondertekenaars hebben inmiddels honderden pagina’s aan correspondentie naar aanleiding van klachten van Verzoeker, die uitnodigingen tot dialoog stelselmatig heeft afgewezen.
3.4 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur en Belanghebbende
Verzoeker heeft naar aanleiding van de verweerschriften, samengevat, als volgt gereageerd.
Het is te gemakkelijk om te stellen dat de open brief geen wetenschappelijke publicatie is. Verwante voorbeelden hebben aantoonbaar geleid tot vervuiling van de wetenschap en beïnvloeding van de rechtspraak. Wetenschappers moeten ook professioneel verantwoord handelen bij de verspreiding van wetenschappelijke kennis in publieksmedia. De open brief houdt ogenschijnlijk een deskundigenadvies in, met een wetenschappelijke onderbouwing.
Belanghebbende heeft de tekst voor de open brief opgesteld en het ligt voor de hand dat het initiatief tot de open brief is genomen door Belanghebbende.
De open brief bevat een opsomming van stellingen en eindigt met conclusies die niet nader zijn onderbouwd en ook zijn verworpen in een tweetal gerechtelijke procedures. Openbaar bekende feiten over … illustreren dat de informatie in de open brief niet correct en misleidend is.
Belanghebbende zwakt in het verweerschrift de harde stellingen uit de open brief af. Een deskundigenrapport van … is juist positief over …, het struikelblok is gebrek aan kwaliteit … .
De persoonlijke aanval van Belanghebbende op Verzoeker is niet terecht. Het klopt niet dat Verzoeker stelselmatig uitnodigingen voor een dialoog heeft afgewezen. Verzoeker heeft een uitnodiging voor een gesprek geaccepteerd, maar Belanghebbende heeft deze afspraak uitgesteld en Verzoeker heeft daarna geen bericht meer ontvangen. Voorstellen van Verzoeker aan A, onder meer tot bemiddeling, zijn niet beantwoord. De Raad van Toezicht van A probeerde Verzoeker pootje te lichten en op de website van A staat een artikel over Verzoeker dat verschillende fouten en onjuistheden bevat.
Over het verweer van Belanghebbende dat sprake is van een welbekend patroon van het aanklagen van de ondertekenaars, heeft Verzoeker opgemerkt dat het effect van de bias blind spot iets sterker is bij intellectuelen en dat de klachtprocedure als interventie niet voor niets is uitgevonden. De klachtprocedure bij de Raad voor de Journalistiek tegen een van de medeondertekenaars heeft alleen indirect betrekking op de open brief, maar ging over een artikel in Vrij Nederland. Dat de mailcorrespondentie met A uitgebreid was, kwam omdat veel berichten bestonden uit feitelijke informatie.
Verzoeker houdt zich al twintig jaar bezig met het bestuderen van informatie over … . Wetenschappelijk verantwoorde informatie is een steeds kleinere rol gaan spelen in de berichtgeving en het debat, mede door de opkomst van internet en sociale media. Verder loopt de kwaliteit van onderzoekers en publicisten sterk uiteen en is de academische wereld gepolariseerd en soms gepolitiseerd. Zo is één van de bronnen waarnaar Belanghebbende verwijst, niet objectief te noemen. Voor iemand die goed thuis is in de literatuur, hoeft dit niet veel uit te maken. Door veel (primaire) bronnen te lezen, kom je achter eventuele omissies en fabulaties. Literatuur lezen is echter niet ieders hobby en dan ga je wel eens de mist in. Het is dan zaak om fouten te erkennen en je niet over te geven aan het backfire effect.
Deze reactie van Verzoeker is voorzien van 6 bijlagen. Op 4 maart 2016 heeft Verzoeker hieraan nog een 7e bijlage toegevoegd, ter illustratie van zijn standpunt dat de stellingen en conclusies in de open brief niet zijn onderbouwd. Op 14 maart 2016 heeft Verzoeker nog enkele correcties op zijn reactie van 3 maart 2016 gestuurd.
3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Belanghebbende
Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4, hebben het Bestuur en Belanghebbende eveneens een laatste reactie gegeven.
3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur
Bij brief van 5 april 2016 heeft het Bestuur laten weten niets toe te willen voegen aan het eerdere verweer.
3.5.2 Laatste reactie van Belanghebbende
Bij brief van 6 april 2016 heeft Belanghebbende laten weten noch ondertekenaar noch auteur van de open brief te zijn en aangevoerd dat de open brief niet is gepubliceerd onder de wetenschappelijke verantwoordelijkheid van de Universiteit. De open brief is een legitiem stijlmiddel voor een maatschappelijke organisatie als A en is niet bedoeld om wetenschap mee te bedrijven, maar in dit geval gericht op het beïnvloeden van een nog te nemen … besluit. Zowel de auteur, de ondertekenaars als Belanghebbende zijn overigens van mening dat … wel degelijk dient plaats te vinden.
Naast het beperkt aantal casus waarop Verzoeker is ingegaan, zijn er ook anderen die … . Verzoeker heeft duidelijk een andere visie op de … situatie in… en op de gezaghebbendendheid van sommige bronnen, maar hij wijkt hiermee sterk af van de consensus onder … .
Zowel B als A schuwen de dialoog en het debat niet en beide organisaties hebben Verzoeker een uitgebreide onderbouwing van hun standpunten gegeven. De dialoog kent echter wel begrenzingen als een partij consequent de persoonlijke integriteit van de andere partijen in twijfel trekt, hetgeen Verzoeker (nog) steeds doet. Verzoeker is ook niet ingegaan op de uitnodiging voor een gesprek met de Raad van Toezicht van A.
Belanghebbende gaat uit van de goede trouw van Verzoeker, maar wijst op een patroon waarbij Verzoeker keer op keer (integriteits)klachten indient tegen meerdere ondertekenaars van de open brief en tegen Belanghebbende. Verzoekers zware beschuldigingen zijn tot nu toe ongegrond verklaard door de bevoegde organen. Voor een illustratie van de conclusie dat persoonlijke aanvallen onderdeel lijken te zijn van het repertoire van Verzoeker, verwijst Belanghebbende naar p. 6 en 7 van diens reactie op het verweer.
4. Overwegingen van het LOWI
4.1 Algemeen
Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).
Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum van wetenschappelijke publicaties. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.
4.2 Toepasselijke regelingen
De klacht van Verzoeker is door het Bestuur beoordeeld onder toepassing van de destijds geldende Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit … (verder: Klachtenregeling).
Artikel 1.4 van deze Klachtenregeling luidt:
Medewerker: degene die onderzoek (heeft) verricht, onderwijs geeft (of heeft gegeven) of maatschappelijke dienstverlening heeft verricht onder verantwoordelijkheid van de universiteit, al dan niet in het kader van een dienstverband met de Universiteit.
Verder is de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van belang voor de beoordeling van het verzoek door het LOWI.
4.3 Opmerkingen vooraf
Is Belanghebbende terecht geadresseerd?
Aangezien Belanghebbende per mail van 19 februari 2015 vanuit B inhoudelijk heeft gereageerd op de kritiek die Verzoeker heeft geuit op de open brief, is de CWI ervan uitgegaan dat de open brief van de hand van Belanghebbende is. Uit de mail van 19 februari 2015 kan ook worden opgemaakt dat Belanghebbende in ieder geval heeft meegeschreven aan de open brief. Hetzelfde blijkt uit een brief van 13 maart 2015 van de Algemeen directeur van A aan Verzoeker, waarin Belanghebbende als medeauteur wordt aangeduid.
Het LOWI volgt Belanghebbende dan ook niet in zijn stelling in zijn laatste reactie dat hij niet de auteur is van de open brief, maar neemt als vaststaand aan dat Belanghebbende tenminste coauteur is van de open brief.
Dat betekent echter niet zonder meer dat het ook terecht is dat de klacht is gericht tegen Belanghebbende. Verzoeker heeft in dit verband een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid van wetenschappers, die zich als vertegenwoordigers van hun professie in de media uitlaten. Verzoeker kan hierin echter niet worden gevolgd. Belanghebbende was weliswaar betrokken bij het opstellen van de open brief, maar is geen ondertekenaar van de open brief en is ook niet naar buiten getreden als vertegenwoordiger van de wetenschap. Integendeel. Het is voor de lezers van de open brief in het geheel niet zichtbaar dat Belanghebbende bij de totstandkoming ervan betrokken was.
Nu Belanghebbende de open brief niet heeft ondertekend en zich verder ook op geen enkele wijze publiekelijk kenbaar heeft gemaakt als (co)auteur van de open brief, is twijfelachtig of Belanghebbende de aangewezen persoon is om gevraagd te worden om verantwoording af te leggen over de open brief. Het Bestuur is aan deze vraag voorbij gegaan en Belanghebbende heeft zich neergelegd bij het besluit van het Bestuur door zelf geen verzoek in te dienen bij het LOWI. Ook het LOWI zal derhalve voorbijgaan aan deze vraag. Overigens heeft Verzoeker eveneens een integriteitsklacht ingediend ten aanzien van in ieder geval één van de personen die de open brief wél heeft ondertekend en die wetenschapper is.
Gesteld oordeel Ombudsman …
Verzoeker heeft aangevoerd dat de Ombudsman … hem mondeling heeft medegedeeld dat er inderdaad sprake was van schending van de wetenschappelijke integriteit. Voor zover Verzoeker daarmee heeft bedoeld te stellen dat de Ombudsman de klacht gegrond achtte, heeft Verzoeker deze stelling niet onderbouwd. Reeds om die reden kan de stelling niet leiden tot een gegrondverklaring van het verzoek. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de Ombudsman … op grond van de Klachtenregeling slechts bevoegd is om een advies te geven over de ontvankelijkheid van een klacht. De beoordeling van de gegrondheid van de klacht wordt niet gedaan door de Ombudsman …, maar is een taak van de CWI.
Conclusie
Het LOWI zal bij de beoordeling van het verzoek uitgaan van betrokkenheid van Belanghebbende bij de totstandkoming van de open brief. Het gestelde oordeel van de Ombudsman … is daarbij niet van belang.
4.4 Reikwijdte van de Klachtenregeling
Het Bestuur heeft verwezen naar de Klachtenregeling en zich op het standpunt gesteld dat de open brief niet is geschreven onder de academische verantwoordelijkheid van de Universiteit en dat de huidige aanstelling van Belanghebbende dat niet anders maakt. In dit kader heeft Verzoeker aan het LOWI gevraagd om de Klachtenregeling buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van de zaak. Het LOWI wijst dit verzoek af en overweegt daartoe als volgt.
Verbindendheid en toepasselijkheid van de Klachtenregeling
Wanneer een Instelling zich aansluit bij het LOWI, beschikt deze over een Klachtenregeling (artikel 14.2 van het Reglement LOWI) die in overeenstemming is of wordt gebracht met het Reglement LOWI en de Werkwijze LOWI (artikel 14.8 Reglement LOWI). Dat betekent dat er in beginsel van wordt uitgegaan dat een Klachtenregeling van een Instelling conform de regelingen van het LOWI is. Wanneer een Bestuur van een Instelling een besluit neemt, gebeurt dat met toepassing van de Klachtenregeling van de betreffende Instelling. Gelet op het voorgaande, neemt ook het LOWI bij de beoordeling van dat besluit die Klachtenregeling tot uitgangspunt. Er zijn twee situaties waarin dat mogelijk anders kan zijn.
Een bepaling uit een Klachtenregeling kan eventueel onverbindend worden geacht, maar uitsluitend wanneer deze bepaling in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of met een algemeen rechtsbeginsel. Het is bij het opstellen van een Klachtenregeling aan het Bestuur van een Instelling om alle belangen die (mogelijk) betrokken zijn bij de Klachtenregeling tegen elkaar af te wegen en het is niet de taak van het LOWI om die belangenafweging over te doen en daarbij zijn eigen opvattingen over het gewicht van de verschillende belangen in de plaats te stellen van die van het Bestuur. Uit hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd, kan niet worden geconcludeerd dat de Klachtenregeling in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of met een algemeen rechtsbeginsel.
Dat betekent dat er geen grond is om de Klachtenregeling onverbindend te achten.
Een bepaling uit een Klachtenregeling kan eventueel buiten toepassing blijven, maar uitsluitend wanneer de toepassing van die bepaling in het concrete geval kennelijk onredelijke gevolgen heeft. Ook hier geldt dat het LOWI grote terughoudendheid heeft te betrachten en alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan concluderen dat een bepaling buiten toepassing moet blijven. De constatering dat de toepassing van een bepaling uit de Klachtenregeling nadelig uitpakt voor een Klager dan wel een Beklaagde, is onvoldoende om van onredelijke gevolgen te kunnen spreken. Uit hetgeen Verzoeker heeft aangevoerd, kan niet worden geconcludeerd dat anderszins sprake is van onredelijke gevolgen.
Dat betekent dat er geen grond is om de Klachtenregeling buiten toepassing te laten.
Toepassing van de Klachtenregeling, beperkte reikwijdte
Nu in de eerste plaats de universiteiten zelf verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen, implementeren en handhaven van integriteitsbeleid, is het aan hen te bepalen hoe ruim de reikwijdte van hun Klachtenregeling is. In een eerder advies van het LOWI stelde het LOWI al vast dat de Klachtenregeling van … in dit opzicht beperkt is gehouden. Het Bestuur … heeft ervoor gekozen om geen academische verantwoordelijkheid te willen dragen voor werk dat onder verantwoordelijkheid van een andere organisatie wordt verricht. Over de wenselijkheid en eventuele risico’s van een dergelijke keuze kan worden gediscussieerd, maar dat betekent niet dat de Klachtenregeling niet kan worden toegepast.
Het Bestuur heeft zijn besluit conform de Klachtenregeling genomen en thans dient ook het LOWI bij de beoordeling van dat besluit die Klachtenregeling tot uitgangspunt te nemen. Uit de Klachtenregeling kan worden afgeleid dat deze regeling uitsluitend van toepassing is op medewerkers van de Universiteit die werkzaamheden verrichten of hebben verricht onder verantwoordelijkheid van deze universiteit, al dan niet in het kader van een dienstverband. Het LOWI begrijpt het standpunt van het Bestuur aldus dat Belanghebbende de open brief destijds heeft opgesteld als medewerker van B en niet als (buiten)promovendus aan de Universiteit en dat de open brief om die reden niet valt onder de werking van de Klachtenregeling.
Het is duidelijk dat de open brief niet is (mee)geschreven binnen de kaders van de aanstelling van Belanghebbende aan de Universiteit, maar binnen de kaders van de aanstelling van Belanghebbende bij B en ten behoeve van de kennelijke initiatiefnemer A. Dat het proefschrift van Belanghebbende bij de Universiteit (ook) over de situatie in… gaat, maakt dit niet anders. Het Bestuur kan dan ook in zijn standpunt worden gevolgd. Het LOWI is van oordeel dat de open brief buiten de reikwijdte van de Klachtenregeling valt en derhalve niet door het Bestuur kan worden getoetst aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.
Dat betekent dat het verzoek reeds hierom ongegrond is. Het LOWI neemt daarbij tevens in aanmerking wat hieronder in onderdeel 4.5 wordt overwogen.
4.5 Is de open brief wetenschapsbeoefening?
Naast het bovenstaande, heeft het Bestuur zich eveneens op het standpunt gesteld dat de open brief geen wetenschappelijke publicatie is. Dat is ook het standpunt van Belanghebbende. Verzoeker vindt dat dit te gemakkelijk is, en heeft onder meer aangevoerd dat wetenschappers ook professioneel verantwoord moeten handelen bij de verspreiding van wetenschappelijke kennis in publieksmedia.
Het LOWI overweegt als volgt
Voordat kan worden beoordeeld of enig handelen van een wetenschapper al dan niet voldoet aan de regels van wetenschappelijke integriteit, moet eerst worden vastgesteld of dit handelen van de wetenschapper wel binnen de reikwijdte van die regels valt. Alleen als dit het geval is, kan vervolgens worden toegekomen aan een toetsing van het handelen van de wetenschapper aan die regels. Daarbij is de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening leidend. Deze is van toepassing op wetenschapsbeoefening, waaronder wordt verstaan wetenschappelijk onderwijs en onderzoek aan de universiteiten.
De vraag is dus of de hier aan de orde zijnde open brief, gepubliceerd in NRC en op de website van A, naar zijn aard en inhoud kan worden gelijkgesteld aan wetenschappelijk onderzoek (of onderwijs) aan de universiteit. Alleen dan is er reden en ruimte voor toetsing aan de principes uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.
Uit verschillende eerdere adviezen van het LOWI volgt de vaste LOWI-lijn dat onder omstandigheden ook “buitenuniversitaire activiteiten” kunnen vallen onder de werking van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Dat is het geval wanneer deze activiteiten kunnen worden aangemerkt als wetenschapsbeoefening (zie de LOWI-adviezen 2012-01, 2012-02, 2014-04, 2015-01 en 2015-07). Het enkele feit dat handelingen worden verricht door een wetenschapper is niet genoeg. Om te kunnen toetsen aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening is nodig dat het in het geding gebrachte handelen van de wetenschapper kan worden aangemerkt als wetenschapsbeoefening.
Gelet op het hetgeen hierboven onder 4.4 is overwogen, moet thans worden geconstateerd dat deze vaste lijn niet onverkort kan worden toegepast op activiteiten van deeltijdwetenschappers, maar dat dit afhangt van de gekozen reikwijdte van de specifieke Klachtenregeling (die per instelling kan verschillen) en de eventueel met de betrokken deeltijdwetenschapper in dit verband gemaakte afspraken.
Naast deze restrictie en los van de omstandigheid dat Belanghebbende de open brief niet heeft ondertekend, geldt dus dat voor een toets aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening tenminste nodig is dat de activiteit van de wetenschapper kan worden aangemerkt als wetenschapsbeoefening. Wanneer buitenuniversitaire werkzaamheden géén betrekking hebben op wetenschappelijk werk, kunnen ze niet als wetenschapsbeoefening worden gekwalificeerd.
De vraag die voorligt, is derhalve of deze open brief naar zijn aard en inhoud redelijkerwijs kan worden opgevat als wetenschapsbeoefening door middel van publicatie van (gesteld) wetenschappelijk onderzoek. Alleen als deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, zijn de principes uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van toepassing en kan in het kader van een klachtprocedure en een daarop volgend verzoek bij het LOWI worden beoordeeld of Belanghebbende zich heeft gehouden aan de regels van wetenschappelijke integriteit. Daarbij is het volgende relevant.
De hier aan de orde zijnde open brief is opgesteld naar aanleiding van zorgen over de … situatie in… en bevat een oproep aan … om af te zien van … . De open brief beschrijft hoe volgens de ondertekenaars de situatie … is, en de ondertekenaars proberen hiermee concrete besluitvorming … te beïnvloeden. Dit kan niet worden gelijkgesteld aan het formuleren van wetenschappelijke conclusies naar aanleiding van wetenschappelijk onderzoek.
Niets in deze open brief wijst erop (of pretendeert) dat er wetenschappelijk onderzoek is verricht: er is geen wetenschappelijke probleemstelling geformuleerd, er wordt niet verwezen naar eerdere wetenschappelijke onderzoeksresultaten en een wetenschappelijke publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift is duidelijk niet beoogd.
Er wordt geen onderzoeksproces beschreven en een methodologische onderbouwing ontbreekt. Ook voor het overige voldoet de hier aan de orde zijnde open brief niet aan de wezenlijke kenmerken van een wetenschappelijke publicatie of onderzoek: de open brief is niet gericht op het wetenschappelijk forum, noch gericht op een publiek van ontwikkelde leken met als doel wetenschappelijke vindingen onder de aandacht te brengen en uit niets blijkt dat de open brief is bedoeld om bij te dragen aan het verspreiden van wetenschappelijke kennis.
Veeleer is sprake van een publiek pleidooi ten behoeve van een bepaalde zaak. Van de lezer van deze open brief, gepubliceerd in een landelijke krant, kan redelijkerwijs worden verwacht dat hij beseft dat het niet gaat om een wetenschappelijke publicatie met de daarbij behorende wetenschappelijke nuanceringen, maar dat het gaat om een publicatie waarmee wordt getracht de mening van de ondertekenaars voor het voetlicht te brengen en daarover een publiek debat te voeren. Dat de open brief mede is ondertekend door enkele wetenschappers en dat de open brief in de online versie is voorzien van enkele noten, is onvoldoende om het stuk alsnog als wetenschapsbeoefening aan te merken.
Uiteraard kan worden gediscussieerd over de vraag of de in de open brief verwoorde opvatting van de ondertekenaars al dan niet juist is. Het geëigende platform voor die discussie is echter de krant waarin de open brief is gepubliceerd. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen. Dat geldt des te meer voor niet-wetenschappelijke meningsverschillen.
Naast wat onder 4.4 al is geoordeeld, is het LOWI van oordeel dat deze open brief niet kan worden gekwalificeerd als wetenschapsbeoefening. Dat betekent dat toetsing aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening niet aan de orde is. Ook om deze reden is het verzoek ongegrond.
Er is geen aanleiding om het Bestuur te adviseren om het besluit aan te passen.
5. Oordeel en advies van het LOWI
Het LOWI is van oordeel dat het verzoek ongegrond is en adviseert het Bestuur om het besluit ongewijzigd over te nemen als definitief besluit.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris