Besluit van het LOWI van 2 maart 2016 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 20 januari 2016 betreffende het voorlopige besluit van het … Bestuur van …, inzake een klacht van 20 januari 2015 wegens een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit door … .
1. Het verzoek
Op 20 januari 2016 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het … Bestuur van … (verder: het Bestuur) een herbeoordeling te geven van het voorlopige besluit van het Bestuur van 7 december 2015 (verder: besluit). Het Bestuur is tot dit besluit gekomen naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 20 januari 2015 (verder: klacht).
De klacht
De klacht betreft een vermoede schending van de wetenschappelijke integriteit door … (verder: Belanghebbende). In de klachtonderdelen 1, 2 en 4 tot en met 6 heeft Verzoeker, kort samengevat, aangevoerd dat een eerder advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van … (verder: CWI) om een eerdere klacht van Verzoeker over Belanghebbende ongegrond te verklaren, onjuist was. In klachtonderdeel 3 heeft Verzoeker, kort samengevat, onder meer aangevoerd dat in een essay van Belanghebbende sprake is van letterlijke tekstovernames zonder bronvermelding, citaten zonder aanhalingstekens en plagiaat en verder dat het essay een dubbelpublicatie is.
Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit
De CWI heeft op 25 november 2015 advies uitgebracht over de klacht. De CWI heeft, kort samengevat, overwogen dat de klachtonderdelen 1, 2 en 4 tot en met 6 in essentie een herhaling of een aanvulling vormen op de eerdere klacht van Verzoeker. Nu niet is gebleken van nova, dienen deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Over klachtonderdeel 3 heeft de CWI, kort samengevat, overwogen dat dit klachtonderdeel weliswaar ontvankelijk, maar ongegrond is en dat niet is gebleken van een schending van de wetenschappelijke integriteit.
De CWI heeft het Bestuur geadviseerd om klachtonderdelen 1, 2 en 4 tot en met 6 niet-ontvankelijk te verklaren en klachtonderdeel 3 ongegrond te verklaren.
Het besluit
In het besluit heeft het Bestuur conform dit advies van de CWI klachtonderdelen 1, 2 en 4 tot en met 6 niet-ontvankelijk verklaard en klachtonderdeel 3 ongegrond verklaard.
Het verzoek
Verzoeker is het niet eens met het besluit van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Verzoeker heeft zowel gronden aangevoerd die zien op de niet-ontvankelijkverklaring van de klacht als gronden die zien op de ongegrondverklaring van de klacht.
2. De procedure
Het verzoekschrift is op 20 januari 2016 bij het LOWI ingediend, tenminste één dag ná de uiterste indieningsdatum. Dit heeft de vraag doen rijzen of het verzoek voor behandeling in aanmerking kon komen. Verzoeker is gewezen op de geconstateerde termijnoverschrijding en in de gelegenheid gesteld om de reden voor de termijnoverschrijding nader toe te lichten. Verzoeker heeft deze toelichting bij e mailbericht van 11 februari 2016 gegeven.
3. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek
Indieningstermijn
Voordat het LOWI een verzoek inhoudelijk kan behandelen, moet eerst worden beoordeeld of is voldaan aan de indieningseisen zoals neergelegd in artikel 7 van het Reglement LOWI. Eén van deze eisen is dat een verzoekschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dagtekening van het (voorlopig) besluit. Deze eis is neergelegd in artikel 7.3 van het Reglement LOWI. Om te bepalen of het verzoekschrift tijdig is ingediend, zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Het verzoekschrift is gedateerd op (maandag) 18 januari 2016. Uit de sticker van PostNL op de envelop blijkt dat het verzoekschrift aangetekend is verstuurd op (dinsdag) 19 januari 2016, om 16.43 uur. Het verzoekschrift is vervolgens ontvangen op (woensdag) 20 januari 2016, om 8.12 uur.
De dagtekening van het besluit waarop het verzoek betrekking heeft, is (maandag) 7 december 2015. Op grond van het Reglement LOWI had het verzoekschrift op (zondag) 17 januari 2016 moeten zijn ontvangen. Artikel 1 van de Algemene termijnenwet bepaalt echter dat een wettelijke termijn die op een zondag eindigt, wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
De termijn uit het Reglement LOWI is weliswaar geen wettelijke termijn, maar het LOWI past de Algemene termijnenwet naar analogie toe. Wanneer wordt uitgegaan van een dagtekening van het besluit van (maandag) 7 december 2015, had het verzoekschrift derhalve op uiterlijk (maandag) 18 januari 2016 moeten zijn ontvangen. Het verzoekschrift voldoet derhalve niet aan de indieningsvereisten doordat het buiten de gestelde termijn is ingediend.
Het LOWI heeft ambtshalve geconstateerd dat de begeleidende brief bij het besluit is gedateerd op (woensdag) 9 december 2015. Deze brief bevat een rechtsmiddelenverwijzing op grond waarvan Verzoeker kon menen dat de indieningstermijn pas zou ingaan op (woensdag) 9 december 2015. Gelet hierop is het LOWI uitgegaan van een dagtekening van het besluit van (woensdag) 9 december 2015. Uitgaande van deze dagtekening had het verzoekschrift op uiterlijk (dinsdag) 19 januari 2016 moeten zijn ontvangen.
In plaats daarvan is het verzoekschrift op (woensdag) 20 januari 2016 ontvangen. Ook wanneer wordt uitgegaan van een dagtekening van het besluit van (woensdag) 9 december 2015, voldoet het verzoekschrift niet aan de indieningsvereisten doordat het buiten de gestelde termijn is ingediend.
Reden voor de termijnoverschrijding
Het LOWI hanteert hetzelfde uitganspunt als in reguliere bestuursrechtelijke procedures: een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Verzoeker in verzuim is geweest. In dat geval wordt de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht.
Omwille van de rechtszekerheid wordt de beoordeling of de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht, zoveel mogelijk conform vaste (bestuurs)rechtspraak gedaan. Ten behoeve van de beoordeling van de (on)verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, is Verzoeker in de gelegenheid gesteld om de reden voor de te late indiening toe te lichten.
Verzoeker heeft in dit verband aangevoerd het verzoekschrift wegens ernstige ziekte niet zelf te hebben verzonden en ervan te zijn uitgegaan dat de verzending op 18 januari 2016 zou gebeuren. Gelet op de gezondheidssituatie heeft Verzoeker ook zo snel als kon worden verwacht gehandeld. Verzoeker is op 17 december 2015 en op 7 januari 2016 opgenomen geweest in het ziekenhuis en zit nog in de herstelfase van een aantal zware operaties.
De bijwerkingen van de medicijnen die Verzoeker in het ziekenhuis kreeg, zijn van dien aard dat Verzoeker een aantal dagen volledig van de wereld is, 10 dagen de handen niet kan gebruiken en een week of twee niet naar buiten kan om naar het postkantoor te gaan. Vanwege de geheimhoudingsplicht was het niet mogelijk om een ander het verzoekschrift te laten schrijven. Verzoeker heeft aangeboden om medische bewijsstukken te overleggen.
Termijnoverschrijding verschoonbaar?
Allereerst zij opgemerkt dat, ook naar vaste (bestuurs)rechtspraak, eventuele fouten van of vertraging door een hulppersoon voor rekening moeten komen van Verzoeker. Verzoeker heeft een hulppersoon ingeschakeld om het verzoekschrift te verzenden. Dit is kennelijk een dag later gebeurd dan de dag waarvan Verzoeker uitging. Dit vormt echter geen reden om te concluderen tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
Verder overweegt het LOWI als volgt.
De twee door Verzoeker gestelde ziekenhuisopnames en daaruit voortvloeiende fysieke beperkingen worden door het LOWI aannemelijk geacht, mede omdat Verzoeker bij een eerdere gelegenheid al kenbaar heeft gemaakt aan het LOWI (ernstig) ziek te zijn en ziekenhuisopnames te verwachten. Gelet op de door Verzoeker geschetste omstandigheden is het op zichzelf niet onbegrijpelijk dat niet alle aandacht en energie is uitgegaan naar het besluit en de naar aanleiding daarvan te ondernemen stappen.
Desalniettemin vormt (ernstige) ziekte of een ziekenhuisopname naar vaste (bestuurs)rechtspraak op zichzelf geen reden om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De constatering dat Verzoeker (ernstig) is gehinderd in het normale functioneren, is eveneens onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Voor een dergelijk oordeel is nodig dat Verzoeker gedurende de gehele indieningstermijn van zes weken zodanig ziek is geweest dat hij in het geheel niet in staat was om zelf zijn belangen te behartigen of deze te laten behartigen.
Ten aanzien van het behartigen van Verzoekers belangen door Verzoeker zelf, wijst het LOWI op de periode tussen de ontvangst van het besluit op 10 december 2015 en de eerste ziekenhuisopname op 17 december 2015. In deze periode had Verzoeker vrij eenvoudig zelf een pro forma verzoekschrift kunnen indienen, bestaande uit een afschrift van het CWI-advies en het bestreden besluit alsmede een korte aanduiding van Verzoekers bezwaren tegen dit besluit. Op die manier had Verzoeker zonder veel inspanning zelf de termijn kunnen sauveren.
Daarnaast blijkt uit de toelichting van Verzoeker, dat deze na een ziekenhuisopname een “aantal dagen volledig van de wereld” was en 10 dagen de handen niet kon gebruiken. Ook dat betekent dat geen sprake was van een situatie waarin Verzoeker gedurende de volledige indieningstermijn geheel buiten staat was om zelf een verzoekschrift in te dienen, desnoods op nader aan te voeren gronden.
In de periode vóór de eerste ziekenhuisopname en gedurende een deel van de periode tussen de eerste en de tweede ziekenhuisopname, mocht redelijkerwijs worden verwacht dat Verzoeker in staat was om datgene te doen wat minimaal nodig is om een (pro forma) verzoekschrift in te dienen. Dat de mogelijkheid bestaat om een ingediend verzoekschrift verder aan te vullen, is Verzoeker overigens bekend uit één van de vorige procedures bij het LOWI.
Bovendien geldt dat Verzoeker tenminste in staat is geweest om zijn belangen te laten behartigen door een derde, door zich te laten bijstaan dan wel zich door een gemachtigde te laten vertegenwoordigen. De ziekenhuisopnames waren niet onverwacht, maar voorzienbaar. Ook het nemen van een besluit door het Bestuur was voorzienbaar, nu Verzoeker hierom middels het indienen van een klacht had verzocht.
Verzoeker had ervoor kunnen kiezen om zich in de periode van de ziekenhuisopnames te laten bijstaan of te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Deze mogelijkheid is neergelegd in artikel 3, vijfde lid, van de Werkwijze LOWI waarin is bepaald dat partijen zich kunnen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Net zoals Verzoeker een hulppersoon heeft ingeschakeld om het verzoekschrift te verzenden, had Verzoeker ook een hulppersoon kunnen inschakelen om het verzoekschrift te formuleren. Anders dan Verzoeker stelt, staat de geheimhoudingsplicht hieraan niet in de weg. Verzoeker heeft meerdere procedures gevoerd bij het LOWI en wordt geacht bekend te zijn met het Reglement LOWI en de Werkwijze LOWI.
Nu uit de toelichting van Verzoeker blijkt dat er geen sprake was van een situatie waarin Verzoeker wegens ziekte niet in staat was om kennis te nemen van het voorlopig besluit en gedurende de volledige indieningstermijn ook geheel buiten staat was om zelf een verzoekschrift in te dienen, desnoods op nader aan te voeren gronden, en evenmin in staat was om zich te laten bijstaan dan wel door een gemachtigde te laten vertegenwoordigen, is er geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
Het bovenstaande leidt ertoe dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Besluit van het LOWI
Het verzoekschrift is buiten de daartoe gestelde termijn ingediend en het LOWI is van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Dat betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Het LOWI komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek en zal om deze reden ook geen inhoudelijk advies geven aan het Bestuur over het te nemen definitieve besluit.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris