Besluit van het LOWI van 2 oktober 2018 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 1 augustus 2018 en betreffende een e-mail namens de Rector Magnificus van Tilburg University van 3 juli 2018, naar aanleiding van een klacht van 27 juni 2018 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .
1. Het verzoek
Op 1 augustus 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van Tilburg University (verder: het Bestuur) over een e-mail namens de Rector Magnificus van 3 juli 2018, naar aanleiding van een klacht van 27 juni 2018 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .
De klacht
De klacht is gericht tegen … (verder: Betrokkene) en betreft een e-mail van Betrokkene van 18 juli 2014.
In de e-mail heeft Betrokkene gemeld dat hij niet meer zal antwoorden op berichten van Verzoeker, vastgesteld dat Verzoeker hem bedreigt in de uitoefening van zijn functie en Verzoeker te verstaan gegeven dat hij rechtsmaatregelen tegen hem zal treffen indien Verzoeker overgaat tot het openbaar maken van een zwarte lijst met de naam van Betrokkene.
In zijn klacht heeft Verzoeker, kort samengevat, aangevoerd dat de e-mail van Betrokkene in strijd is met de regels van wetenschappelijke integriteit.
Het advies van de CWI
De CWI heeft geen advies uitgebracht over de klacht.
In een e-mail van 3 juli 2018 aan Verzoeker heeft het secretariaat van de CWI namens de Rector Magnificus en het Bestuur onder meer laten weten dat geen sprake is van enige strijd met de wetenschappelijke integriteit, dat volkomen onduidelijk is waarop Verzoekers aanhoudende aantijgingen zien, dat het Bestuur volledig achter de reactie van Betrokkene staat en dat nieuwe berichten van Verzoeker niet worden beantwoord.
Verzoeker heeft in een e-mail van 9 juli 2018 onder meer gemeld dat hij zich tot het LOWI zal wenden en dat hij de namen van de leden van de CWI wil weten.
Het oordeel
Ten behoeve van de beoordeling van het verzoek kwalificeert het LOWI de e-mail van 3 juli 2018 als een (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur, inhoudende de kennelijke ongegrondverklaring van de klacht van Verzoeker.
Het verzoek
Verzoeker is het niet eens met de gang van zaken en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het verzoekschrift van 6 pagina’s bestaat uit een inleiding en 18 randnummers. Aan het verzoek zijn 4 bijlagen toegevoegd.
Verzoeker heeft het LOWI gevraagd te adviseren om zijn klacht alsnog gegrond te verklaren.
Verder heeft Verzoeker verwoord wat het LOWI moet doen om te voorkomen dat Verzoeker zal stellen dat sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling. In dat verband wil Verzoeker onder meer dat het LOWI afstand neemt van de e-mail van Betrokkene en Betrokkene daarop aanspreekt. Als het LOWI dit voorstel afwijst, zal Verzoeker betogen dat sprake is van belangenverstrengeling. Verzoeker heeft gemeld dat hij niet uitsluit dat er gronden zijn om te betogen dat één of meer leden van het LOWI zich moeten verschonen. Verzoeker heeft gesteld dat de adjunct-secretaris van het LOWI zich moet verschonen.
Het verzoekschrift bevat diverse verzoeken aan het LOWI. Verzoeker heeft onder meer gevraagd om door hem gewenste stukken op te vragen en Verzoeker daarvan in het bezit te stellen, om door hem gestelde vragen te (laten) beantwoorden, om door hem gewenste acties te (laten) ondernemen en om helderheid te (laten) verschaffen over diverse door hem geformuleerde punten.
2. De procedure
Op 9 juli 2018 is aan Verzoeker de ontvangst van zijn verzoek bevestigd en zijn het Bestuur en Betrokkene op de hoogte gebracht van het verzoek. Het verzoek is door het LOWI besproken in de eerstvolgende vergadering van 12 september 2018 en nadien nader besproken. Het LOWI heeft besloten dat het verzoek niet voor (verdere) behandeling in aanmerking komt. Dit besluit wordt hieronder toegelicht.
3. Beoordeling van het verzoek
Het onderhavige verzoek met dossiernummer 2018-15 is niet het enige verzoek dat Verzoeker aan het LOWI heeft voorgelegd. In de periode mei tot en met augustus 2018 heeft Verzoeker nog vier andere verzoeken ingediend (dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13 en 2018-14), alsmede een klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI (klacht over het LOWI 2018, nr. 2).
Het komt een enkele keer voor dat een en dezelfde Verzoeker meer verzoeken indient bij het LOWI, maar een aantal van vijf verzoeken met bovendien een klacht kent geen precedent, behalve Verzoeker zelf. In een eerdere periode (2013/2014) heeft Verzoeker een aantal van zeven verzoeken ingediend, alsmede een klacht over de toenmalige ambtelijk secretaris van het LOWI.
Deze veelheid aan verzoeken door Verzoeker, hun onderlinge samenhang en de inhoud ervan doet de vraag rijzen of het gebruik dat Verzoeker maakt van de bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen, in overeenstemming is met het doel waarvoor de procedure bij het LOWI in het leven is geroepen.
De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen
Het Reglement LOWI 2018 regelt de bevoegdheid om het LOWI te verzoeken om advies te geven. Die bevoegdheid komt toe aan degene die in een klachtprocedure naar aanleiding van een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit Klager of Beklaagde is geweest. Het advies van het LOWI is niet gericht aan de Verzoeker, maar aan het betrokken Bestuur en betreft het (aanvankelijk) oordeel van dit Bestuur over de vermoede schending van wetenschappelijke integriteit. De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen is gegeven met het oog op het algemene belang van een integere wetenschapsbeoefening.
Misbruik van bevoegdheid: relevante bepalingen
Bevoegdheden kunnen worden misbruikt. Dat kan leiden tot schade aan individuele belangen of aan algemene belangen. Er zijn verschillende mogelijkheden om misbruik van bevoegdheid tegen te gaan. In dit verband zijn de volgende (wettelijke) bepalingen van belang.
Artikel 3:13 BW luidt:
- Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
- Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
- Uit de aard van een bevoegdheid kan voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.
Uit deze bepaling volgt dat een bevoegdheid niet kan worden ingeroepen wanneer ze wordt misbruikt. Het gebruik van de term “onder meer” geeft aan dat de gegeven opsomming van drie vormen van misbruik van bevoegdheid in artikel 3:13 BW niet uitputtend is. Verder is niet bepaald wat de consequenties van misbruik van bevoegdheid zijn. In diverse (rechterlijke) uitspraken over misbruik van bevoegdheid komen drie mogelijke consequenties voor: een veroordeling in de (proces)kosten, het niet-ontvankelijk verklaren van het verzoek, of het in het ongelijk stellen van de verzoeker.
Artikel 3:15 BW luidt:
De artikelen 11-14 vinden buiten het vermogensrecht toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ABRS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129) volgt dat niet alleen in het civiele recht, maar ook in het bestuursrecht ruimte is voor het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid én dat dit oordeel consequenties heeft voor de behandeling van een zaak. De aard van de klachtrechtelijke rechtsbetrekking, waarvan de verzoekprocedure bij het LOWI deel is, verzet zich niet tegen de toepassing van artikel 3:13 BW.
Artikel 8, eerste lid onder a, van het Reglement LOWI 2018 luidt:
Het LOWI is niet verplicht het Verzoek in behandeling te nemen of de behandeling van een Verzoek verder voort te zetten indien het Verzoek kennelijk ongegrond is.
Uit deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 3:13 BW, volgt dat het LOWI kan besluiten om een verzoek niet of niet verder in behandeling te nemen wanneer het van oordeel is dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Het LOWI kan reeds bij ontvangst van het verzoekschrift tot dit oordeel komen, of op een later moment in de procedure. Het besluit om een verzoek (verder) buiten behandeling te laten, doet de procedure eindigen zonder dat het LOWI een advies geeft.
Misbruik van bevoegdheid: terughoudend met kwalificatie
Onder omstandigheden kan een verzoek bij het LOWI dus worden gekwalificeerd als misbruik van bevoegdheid. Het LOWI gaat hier zeer terughoudend mee om. De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen dient het belang van een integere wetenschapsbeoefening en het bestaan van deze laagdrempelige bevoegdheid is een groot goed. Voor het beperken van de bevoegdheid moeten daarom zwaarwichtige gronden aanwezig zijn, omdat de betrokken Verzoeker in feite de toegang tot een onafhankelijke adviserende instantie wordt ontzegd.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in dit verband overwogen “dat zwaarwichtige gronden onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verleend, dat het gebruik van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.”
Bij een verzoek bij het LOWI zijn niet alleen de belangen van de Verzoeker relevant. Ook moet worden meegewogen dat een integriteitsprocedure een stigmatiserend karakter heeft en zeer belastend kan zijn voor de betrokken wetenschapper. Gebruik van het klachtrecht dat niet te goeder trouw is, moet derhalve worden tegengegaan. Dat is niet alleen omwille van de individuele betrokken wetenschapper. Het is óók van groot belang dat de wetenschappelijke gemeenschap en de maatschappij vertrouwen kunnen hebben in integriteitsprocedures. Dat vertrouwen wordt geschaad als het LOWI zich laat lenen voor verzoekprocedures die manipulatief of malicieus zijn.
Misbruik van bevoegdheid: gedragspatroon Verzoeker
Zoals hierboven al is vermeld, heeft Verzoeker in een eerdere periode zeven verzoeken ingediend bij het LOWI, alsmede een klacht over de toenmalige ambtelijk secretaris van het LOWI. Thans heeft Verzoeker vijf verzoeken ingediend bij het LOWI (dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15), alsmede een klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI (klacht over het LOWI 2018, nr. 2). Een dergelijke veelheid aan verzoeken en klachten door één persoon komt alleen voor bij Verzoeker.
Verzoeker toont een gedragspatroon met een sneeuwbaleffect: Verzoeker dient een klacht in over persoon of instantie X, waarna de behandeling van die klacht door persoon of instantie Y regelmatig leidt tot een nieuwe klacht van Verzoeker, maar dan over persoon of instantie Y, enzovoorts. De verschillende verzoeken bij het LOWI en de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI vloeien voort uit dit patroon.
Het LOWI is een organisatie van vrijwilligers en wordt ondersteund door een kleine staf. De (personele) capaciteit van het LOWI blijft achter bij de capaciteit van een bestuursorgaan of van een reguliere bezwaar-, beroeps- of klachtinstantie. Voor het behandelen van Verzoekers extensieve verzoeken en zijn daaropvolgende diverse tussentijdse berichten is een menskracht nodig die bij het LOWI niet beschikbaar is. Verzoeker legt met zijn veelheid aan verzoeken een zodanig groot beslag op de beperkte capaciteit van het LOWI dat de zorgvuldige behandeling van de verzoeken van anderen in gevaar komt.
De proceshouding van Verzoeker verergert dit. Wanneer procedurele instructies worden gegeven om een en ander zo veel mogelijk in goede banen te leiden, houdt Verzoeker zich daar niet aan en leidt het geven van deze instructies tot het indienen van een klacht door Verzoeker.
Het voorgaande betekent dat sprake is van onevenredigheid tussen het belang dat zou kunnen worden gediend met de behandeling van Verzoekers verzoeken en de structurele grote belasting die dit oplevert voor de betrokken LOWI-leden (zie ook ABRS 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2478). In samenhang met hetgeen hieronder verder wordt overwogen, leidt dit tot de conclusie van misbruik van bevoegdheid door Verzoeker.
Misbruik van bevoegdheid: doel van de verzoeken
Uit de stukken in de verschillende verzoeken is gebleken dat Verzoeker in binnen- en buitenland diverse personen en instanties benadert teneinde iets van hen gedaan te krijgen. Regelmatig heeft dit betrekking op een bepaalde wetenschappelijke publicatie, die volgens Verzoeker frauduleus is en zou moeten worden teruggetrokken. Verzoeker probeert dit op verschillende manieren te bewerkstelligen.
Uit de stukken komt het beeld naar voren dat het indienen van klachten over diverse wetenschappers één van die manieren is. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat geen van de wetenschappers die door Verzoeker zijn betrokken in de zaken met de dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15 (co)auteur is van de publicatie of betrokken was bij de totstandkoming van de publicatie.
In het verzoek met dossiernummer 2018-13 en in het verzoek met dossiernummer 2018-14 heeft Verzoeker het (anonieme) commentaar over de publicatie overgelegd, zijn bezwaren tegen de publicatie uitgebreid verwoord en gemeld dat dit integraal onderdeel vormt van zijn verzoeken.
Ook in andere verzoeken (bijvoorbeeld het verzoek met dossiernummer 2018-12) stelt Verzoeker de publicatie aan de orde. Ook heeft Verzoeker een aantal keren laten weten dat een ‘minnelijke schikking’ mogelijk is, maar pas wanneer de publicatie is teruggetrokken en geheel is voldaan aan de voorstellen die Verzoeker hierover heeft voorgelegd.
Verzoeker gebruikt de bevoegdheid om een verzoek in te dienen om zijn bezwaren tegen de publicatie onder de aandacht te brengen en deze publicatie in te laten trekken. Dat is een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.
Los van de gerichtheid op de publicatie bevatten de verzoekschriften, zo ook het onderhavige, verschillende vragen en voorstellen aan het LOWI die de kaders van de verzoekprocedure te buiten gaan.
Zo probeert Verzoeker om via het LOWI de beschikking te krijgen over informatie of stukken die hem eerder door anderen zijn geweigerd, vraagt Verzoeker het LOWI om onderzoek te doen naar onderwerpen die geen (rechtstreeks) verband houden met het onderwerp van de klacht en waartoe het LOWI niet bevoegd is, stelt Verzoeker het LOWI voor om door hem gewenste acties te ondernemen ten aanzien van door hem aangewezen personen, et cetera.
Ook op deze manier gebruikt Verzoeker de bevoegdheid om een verzoek in te dienen voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.
Daarnaast dient het indienen van verzoeken kennelijk nog een ander oogmerk. Wanneer Verzoeker niet of naar zijn smaak onvoldoende wordt tegemoet gekomen of wanneer hij meent dat hij onheus wordt bejegend, reageert hij regelmatig met het starten van een klachtprocedure tegen de betrokken persoon. Andere reacties van Verzoeker komen ook voor, bijvoorbeeld het voortdurend blijven contacteren van de persoon in kwestie, het dreigen met het openbaar maken van een zogenaamde zwarte lijst met daarop de gegevens van de persoon in kwestie of het erop aandringen dat de persoon in kwestie wordt ontheven uit zijn functie.
Ook heeft Verzoeker geprobeerd gebruik te maken van andersoortige (interne) klachtprocedures, die niet voor hem openstaan. Deze verschillende reacties hebben met elkaar gemeen dat de ander ermee kan worden geschaad. Verzoeker gaat hierin zo ver, dat hem te verstaan wordt gegeven dat rechtsmiddelen tegen hem (moeten) worden ingezet.
Het LOWI kan niet anders dan concluderen dat Verzoeker de bevoegdheid om een verzoek in te dienen gebruikt als pressiemiddel. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.
Verzoek met dossiernummer 2018-15
Voor het verzoek met dossiernummer 2018-15 wordt ter illustratie nog op het volgende gewezen.
Ook het verzoek met dossiernummer 2018-15 geeft, in de marge, blijk van Verzoekers gerichtheid op de wetenschappelijke publicatie waarvan hij de intrekking wil bereiken. De disclaimer onder het onderhavige verzoekschrift verwijst hiernaar, alsmede naar de ruwe data die Verzoeker wenst te verkrijgen. In het bijzonder relevant is echter het onderstaande.
De klacht is kennelijk ongegrond. Het is overduidelijk dat de e-mail van Betrokkene niet kan worden aangemerkt als wetenschapsbeoefening en dus ook niet kan worden getoetst aan de regels van wetenschappelijke integriteit. Gelet op de evidentie van deze conclusie in samenhang met het ontbreken van een inhoudelijk onderbouwd betoog in het verzoekschrift om anders te oordelen, kan het LOWI niet anders dan concluderen dat het verzoek niet is gedaan met het oog op het algemene belang van een integere wetenschapsbeoefening. Verzoeker gebruikt de bevoegdheid om een verzoek in te dienen voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend.
Het verzoekschrift bevat verschillende vragen en voorstellen aan het LOWI die de kaders van de verzoekprocedure te buiten gaan. Verzoeker wil onder meer dat het LOWI door hem gewenste informatie verzamelt of stukken opvraagt en Verzoeker daarvan in het bezit stelt, dat het LOWI het verzoek in behandeling neemt om helderheid te verschaffen over uiteenlopende door Verzoeker geformuleerde punten, dat het LOWI een aantal door Verzoeker geformuleerde opdrachten aan instellingen opneemt in het LOWI-jaarverslag en dat het LOWI Tilburg University erop wijst dat altijd gewerkt moet worden volgens door Verzoeker van toepassing geachte regels.
Daarnaast gebruikt Verzoeker het verzoekschrift om onderdelen van het Reglement LOWI 2018 ter discussie te stellen. Ook hiervoor is de verzoekprocedure bij het LOWI niet bedoeld.
Het verzoekschrift toont een bijzondere gerichtheid op de persoon of personen die verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de e-mail van 3 juli 2018. Deze e-mail is niet met naam ondertekend. Verzoeker schrijft de e-mail toe aan de CWI en probeert om via zijn verzoek aan het LOWI de namen van de leden van de CWI te achterhalen. Deze namen zijn niet bekend bij Verzoeker en worden door de instelling ook niet aan hem bekend gemaakt.
Zo is het bericht van Verzoeker van 9 juli 2018, waarin hij onder meer heeft gevraagd om per omgaand de naam te melden van degene(n) die zijn klacht heeft (hebben) onderzocht, niet beantwoord. Thans wil Verzoeker via zijn verzoek aan het LOWI een lijst krijgen met de namen van de leden van de CWI in de periode van zijn klacht. Daarbij is Verzoeker speciaal geïnteresseerd in degene(n) die zou (zouden) kunnen hebben gefunctioneerd als voorzitter van de CWI (verder: veronderstelde voorzitter).
Ten aanzien van de veronderstelde voorzitter is het volgende van belang. De e-mail van 3 juli 2018 bevat onder meer het verzoek om medewerkers van Tilburg University niet meer te benaderen en de melding dat nieuwe berichten van Verzoeker niet worden beantwoord.
In weerwil hiervan heeft Verzoeker op 8 juli 2018 de Vertrouwenspersoon Ongewenst Gedrag van Tilburg University benaderd. Volgens Verzoeker heeft de Vertrouwenspersoon hem geantwoord. Dat is voor Verzoeker reden om te concluderen dat de veronderstelde voorzitter van de CWI heeft gelogen in de e-mail van 3 juli 2018. Verzoeker heeft bij het LOWI aangevoerd dat deze persoon daarom moet aftreden als voorzitter. Daarnaast bevat het verzoekschrift verwijzingen naar andere functies van een van de veronderstelde voorzitters. Verzoeker suggereert dat diens positie in die functies kwetsbaar is, vanwege Verzoekers stelling dat is gelogen.
Bovenstaand beschreven gebruik van de bevoegdheid om een verzoek in te dienen, is niet in overeenstemming met het doel waarvoor deze in het leven is geroepen.
Uit de stukken valt verder het volgende op te maken. Kort samengevat heeft Verzoeker geprobeerd om via Betrokkene gedaan te krijgen dat hij de beschikking kreeg over door hem gewenste ruwe data. Betrokkene is Verzoeker niet tegemoet gekomen. Uit de stukken blijkt dat Verzoeker Betrokkene is blijven contacteren en heeft gedreigd met het plaatsen van de naam van Betrokkene op een ‘openbare zwarte lijst’. Dit aanhoudend blijven contacteren en dreigen met een ‘openbare zwarte lijst’ zijn voorbeelden van reacties die de ander kunnen schaden en die vaker voorkomen bij Verzoeker.
Het starten van (klacht)procedures maakt eveneens deel uit van dit patroon. Zo’n vier jaar na de afwijzende e-mail van Betrokkene heeft Verzoeker een klacht ingediend over Betrokkene. Na de afwijzende reactie daarop door het Bestuur heeft Verzoeker zich met zijn klacht gewend tot de Vertrouwenspersoon Ongewenst Gedrag. Verzoeker weet dat de mogelijkheid om te klagen bij de Vertrouwenspersoon Ongewenst Gedrag niet voor hem open staat, omdat hij eerder bij een andere universitaire instelling vergeefs heeft geprobeerd om een dergelijke klacht in te dienen.
Het bovenstaande is een uitvloeisel van het eerdergenoemde gedragspatroon met een sneeuwbaleffect en het gebruik van de procedure als pressiemiddel. De verzoekprocedure bij het LOWI is hiervoor niet bedoeld.
Conclusie
Uit artikel 3:13 BW en uit de daarop gebaseerde rechtspraak volgt dat er verschillende vormen van misbruik van bevoegdheid mogelijk zijn. De verzoeken met dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15, alsmede de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI moeten, in onderlinge samenhang en ook op zichzelf bezien, worden gekwalificeerd als misbruik van bevoegdheid.
De veelheid aan verzoeken leidt tot onevenredigheid tussen het belang dat zou kunnen worden gediend met de behandeling ervan en de grote structurele belasting die dit oplevert voor de betrokken LOWI-leden. Verder is gebleken dat de verzoeken zijn ingediend met een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend.
Gelet op het bovenstaande wordt het onderhavige verzoek met het dossiernummer 2018-15 niet (verder) in behandeling genomen. Hetzelfde geldt overigens voor de verzoeken met de dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13 en 2018-14, alsmede voor de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI. Verzoeker en de bij die andere verzoeken betrokken Besturen worden hierover separaat bericht.
4. Besluit van het LOWI
Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt niet (verder) in behandeling genomen.
Het LOWI zal eventuele toekomstige verzoeken en klachten van Verzoeker beoordelen met inachtneming van artikel 3:13 BW.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris