Besluit van het LOWI van 12 juli 2018 ten aanzien van het verzoek van …, ingediend bij het LOWI op 29 mei 2018 en betreffende een rapport van 31 mei 2013, geschreven door een emeritus hoogleraar van de Vrije Universiteit.
1. Het verzoek
Op 29 mei 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een rapport van mei 2013, getiteld … (verder: rapport), te toetsen aan de beginselen van professionele wetenschapsbeoefening.
Verzoeker meent dat de auteur van het rapport, … (verder: Belanghebbende), zich niet heeft gehouden aan de regels van wetenschappelijke integriteit. Kort samengevat meent Verzoeker dat Belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan vervalsing van en machinaties bij de weergave van gegevens en dat sprake is van misleiding, manipulatie en intimidatie. Volgens Verzoeker heeft Belanghebbende geen wederhoor toegepast, niet voldaan aan de vergewisplicht en niet voldaan aan het beginsel van fair play.
Verzoeker heeft gesteld dat hij na het uitkomen van het rapport de Vrije Universiteit (verder: VU) heeft benaderd om zijn beklag te doen. Verzoeker heeft naar eigen zeggen tweemaal gesproken met medewerkers van de VU, eenmaal in 2013 en eenmaal in 2016. Dat laatste gesprek was met de Vertrouwenspersoon Wetenschappelijke Integriteit (verder: Vertrouwenspersoon). Verzoeker zou te kennen zijn gegeven dat Belanghebbende op persoonlijke titel opereerde en dat een klacht niet in behandeling zou worden genomen door het College van Bestuur van de VU (verder: Bestuur).
Verzoeker heeft, toen hij hoorde van de behandeling van een andere klacht over een rapport van Belanghebbende, onlangs opnieuw contact gehad met de Vertrouwenspersoon, maar met hetzelfde resultaat als in 2016. Ook heeft Verzoeker contact opgenomen met de persoon die een andere klacht over Belanghebbende heeft ingediend (verder: andere Verzoeker en ander verzoek). Uit e-mailcontact met het LOWI leidt Verzoeker nu af dat het LOWI bereid is om zijn klacht over het rapport in behandeling te nemen (verder: verzoek).
Het verzoek aan het LOWI
Op 13 april 2018 heeft Verzoeker zich tot het LOWI gewend en gemeld dat hij had vernomen dat het LOWI een ander verzoek betreffende Belanghebbende in behandeling heeft genomen. Verzoeker heeft gemeld dat hijzelf eerder had afgezien van het indienen van een klacht bij de VU. Verzoeker heeft het LOWI gevraagd of er een andere route was, buiten de VU om, om een onderzoek naar Belanghebbende in behandeling te nemen.
Op 16 april 2018 heeft het LOWI Verzoeker laten weten dat het LOWI alleen verzoeken in behandeling neemt die voldoen aan de voorwaarden zoals neergelegd in artikel 7 van het Reglement LOWI (2018) en dat een andere route, zoals door Verzoeker gesuggereerd, niet is toegestaan. Ook heeft het LOWI gemeld geen uitspraken te doen over de vraag of een ander verzoek bij het LOWI aanhangig is (geweest).
Op 17 april 2018 heeft Verzoeker het LOWI laten weten dat als het andere verzoek in behandeling is genomen, hij ook een verzoek wil indienen bij het LOWI. Verzoeker zou het andere verzoek uitgebreid hebben besproken met de andere Verzoeker. Verzoeker is van mening dat in beide verzoeken sprake is van dezelfde omstandigheden. Verzoeker is van mening dat het LOWI zich hoort te buigen over het rapport. Verzoeker heeft aangekondigd een verzoek in te dienen bij het LOWI.
Op 26 april 2018 heeft het LOWI Verzoeker laten weten kennis te hebben genomen van de aankondiging en gemeld dat Verzoeker de vereisten voor het indienen van een verzoek aantreft op de website.
Op 29 mei 2018 heeft Verzoeker een verzoek ingediend, vergezeld van 32 bijlagen.
Op 4 juni 2018 heeft het LOWI Verzoeker laten weten dat het de vraag is of het verzoek in behandeling kan worden genomen. Een van de voorwaarden voor het indienen van een ontvankelijk verzoek is dat er een formeel Oordeel is van het betrokken Bestuur. Bij het verzoekschrift zoals dat is ingediend, is geen Oordeel van het Bestuur overgelegd. Evenmin is overgelegd een schriftelijke weigering van het Bestuur om een Oordeel vast te stellen. Het LOWI heeft Verzoeker laten weten dat het in zo’n geval niet bevoegd is om een verzoek in behandeling te nemen.
Op 4 juni 2018 heeft Verzoeker gesteld dat hem eerder niet is gevraagd naar een formeel Oordeel en dat hij uit het mailcontact had begrepen dat het in behandeling nemen van het andere verzoek één op één ook gold voor zijn verzoek. Het gaat om dezelfde Belanghebbende en dezelfde omstandigheden. Verzoeker meent dat hierover geen discussie kan zijn. Ook heeft Verzoeker nog een e-mailwisseling met de Vertrouwenspersoon overgelegd, van 5 december 2016 en van 13 april 2018.
2. Beoordeling van het verzoek
Bevoegdheid van het LOWI en ontvankelijkheid van het verzoek
Op 21 maart 2018 is het Reglement LOWI 2018 in werking getreden. Dit Reglement is van toepassing op een verzoek dat is ingediend op of na die datum. Het verzoek van Verzoeker is ingediend op 29 mei 2018. Voordat het LOWI dit verzoek inhoudelijk kan behandelen, moet eerst worden beoordeeld of is voldaan aan de indieningseisen uit het Reglement LOWI 2018. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van het verzoekschrift, plus bijlagen, van 29 mei 2018.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Reglement LOWI 2018 is het LOWI bevoegd om het Bestuur te adviseren over een (aanvankelijk) Oordeel inzake een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit. In artikel 7 van het Reglement LOWI 2018 zijn de eisen neergelegd waaraan een verzoek aan het LOWI moet voldoen. Artikel 7, tweede lid, van het Reglement LOWI 2018 bepaalt dat het verzoek moet gaan over een Oordeel van het Bestuur. In de definitiebepalingen van artikel 1 van het Reglement LOWI 2018 is neergelegd dat onder Oordeel mede wordt verstaan de schriftelijke weigering van het Bestuur om een Oordeel vast te stellen.
Als een verzoek niet voldoet aan de ontvankelijkheidseis van artikel 7, tweede lid, van het Reglement LOWI 2018, wordt geen gelegenheid geboden om dit verzuim te herstellen en wordt het verzoek niet in behandeling genomen.
Het LOWI kan het verzoek dus alleen in behandeling nemen wanneer het Bestuur een Oordeel heeft vastgesteld over een klacht van Verzoeker, of schriftelijk heeft geweigerd een Oordeel vast te stellen over een klacht van Verzoeker.
Oordeel of schriftelijke weigering van het Bestuur?
Verzoeker heeft op 29 mei 2018 geen afschrift van een Oordeel van het Bestuur overgelegd. Er is niet gebleken dat het Bestuur op enig moment heeft geoordeeld over een klacht van Verzoeker. Dat is ook feitelijk onmogelijk, aangezien Verzoeker geen klacht heeft ingediend bij het Bestuur. Dit blijkt uit zijn e-mail van 13 april 2018.
Evenmin is gebleken dat het Bestuur schriftelijk heeft geweigerd om een Oordeel vast te stellen. Het gesprek dat Verzoeker in 2013 zegt te hebben gehad met een medewerker van de VU kan niet worden opgevat als een schriftelijke weigering door of namens het Bestuur. Hetzelfde geldt voor het gesprek in 2016 met de Vertrouwenspersoon en voor de e-mails van de Vertrouwenspersoon uit 2016 en 2018. Géén van de stukken die Verzoeker aan het LOWI heeft toegestuurd, biedt concrete aanknopingspunten om een schriftelijke weigering door of namens het Bestuur aan te kunnen nemen.
Anders dan Verzoeker stelt, kan uit het e-mailcontact met het LOWI niet worden afgeleid dat het LOWI bereid is om zijn verzoek in behandeling te nemen. Verzoeker is uitdrukkelijk gewezen op de indieningsvereisten die gelden voor een verzoek. Dat Verzoeker heel wel begrijpt dat het LOWI een verzoek alleen behandelt als voorafgaand daaraan het Bestuur een Oordeel heeft vastgesteld, blijkt uit zijn e-mail van 13 april 2018 aan de Vertrouwenspersoon en zijn voorstel van 13 april 2018 aan het LOWI. Het LOWI heeft Verzoeker er in de e-mail van 16 april 2018 expliciet op gewezen dat een “andere route” niet is toegestaan. De wijze waarop Verzoeker dit contact met het LOWI in zijn e-mail van 16 april 2018 aan de Vertrouwenspersoon heeft weergegeven, is niet correct.
Het beroep van Verzoeker op een ander verzoek bij het LOWI wordt niet gehonoreerd. Het LOWI heeft Verzoeker op 16 april 2018 laten weten geen uitspraken te doen over de vraag of een verzoek bij het LOWI aanhangig is. Kennelijk heeft Verzoeker daarna overleg gehad met een andere Verzoeker, hetgeen in strijd is met de geheimhoudingsplicht zoals neergelegd in artikel 4, van het Reglement LOWI 2018.
Conclusie
Verzoeker heeft geen afschrift van een Oordeel van het Bestuur overgelegd, noch stukken waaruit redelijkerwijs kan worden opgemaakt dat het Bestuur schriftelijk heeft geweigerd om een Oordeel vast te stellen. Bij deze stand van zaken en gelet op het Reglement LOWI 2018, kan het LOWI het verzoek niet in behandeling nemen.
3. Besluit van het LOWI
Het verzoekschrift is ingediend, zonder dat het Bestuur een Oordeel heeft genomen naar aanleiding van een bij hem ingediende klacht. Het verzoek wordt niet in behandeling genomen.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris