Advies van het LOWI van 11 januari 2018 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 23 augustus 2017 betreffende het voorlopige besluit van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam, inzake een klacht van 8 december 2016 wegens vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .
1. Het verzoek
Op 23 augustus 2017 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om middels een advies aan het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam] een herbeoordeling te geven van het voorlopige besluit van het Bestuur van 28 juli 2017 (verder: besluit), naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend op 8 december 2016 (verder: klacht).
De klacht
De klacht is gericht tegen … (verder: Belanghebbende). De klacht betreft door Belanghebbende geformuleerde onjuiste bijschriften bij door Verzoeker ter beschikking gestelde afbeeldingen in het leerboek … (verder: boek) van …, Belanghebbende en … uit 2010.
Verzoeker heeft zijn klacht over de bijschriften in het boek voor het eerst ingediend op 11 mei 2015. Dat was bij het College van Bestuur van de Vrije Universiteit, dat de klacht op 3 november 2015 ongegrond heeft verklaard. Vervolgens heeft Verzoeker zich tot het LOWI gewend, dat zijn verzoek op 30 juni 2016 gegrond heeft verklaard. Het LOWI heeft het College van Bestuur van de Vrije Universiteit geadviseerd om Belanghebbende te vragen de uitgever te verzoeken om waar mogelijk zorg te dragen voor een erratum in de beschikbare versies van het boek en na te gaan of het toevoegen van een erratum in de tekst van het e-book mogelijk is.
Daarna heeft het College van Bestuur van de Vrije Universiteit in september 2016 laten weten dat het heeft geconstateerd dat Belanghebbende niet in dienst is (geweest) bij de Vrije Universiteit, dat het College van Bestuur niet bevoegd was om een besluit te nemen op de klacht en dat dit besluit is ingetrokken. Naar aanleiding daarvan heeft het LOWI zijn advies van 30 juni 2016, betreffende het ingetrokken besluit, eveneens ingetrokken.
Vervolgens heeft Verzoeker zijn klacht over de bijschriften in het boek op 8 december 2016 voor de tweede maal ingediend, maar nu bij het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (verder: het Bestuur).
Verzoeker heeft aangevoerd dat Belanghebbende in het boek afbeeldingen heeft opgenomen die hem door Verzoeker zijn aangereikt, maar daarbij bijschriften heeft geformuleerd die in strijd zijn met de informatie die Verzoeker over die afbeeldingen had gegeven.
Volgens Verzoeker heeft Belanghebbende de bijschriften zó verwoord, dat ze passen bij de lopende tekst (die Belanghebbende had overgenomen uit de vorige editie van het boek) en bij de opvattingen van Belanghebbende over de behandeling van … . De bijschriften staan echter haaks op de opvattingen van Verzoeker, die Belanghebbende kent. Belanghebbende moet hebben geweten dat de bijschriften niet klopten, onder meer vanwege de informatie in de e-mail waarmee de afbeeldingen zijn verstuurd, de namen van de bestanden met de afbeeldingen, omdat Verzoeker de afbeeldingen eerder gebruikte bij posterpresentaties op congressen en omdat Verzoeker schriftelijk kritiek heeft gegeven op het boek in het eindstadium van het manuscript. De lezer van het boek wordt op het verkeerde been gezet, de bijschriften wekken de indruk dat Verzoeker een behandelwijze voorstaat die hij juist afwijst.
Belanghebbende heeft Verzoeker in 2010 excuses aangeboden. Hij zou de bijschriften laten aanpassen in een nieuwe druk, die niet zo lang op zich zou laten wachten. Verzoeker heeft Belanghebbende laten weten dat hij diens excuses zou accepteren als hij de opleidingen in … zou informeren en een erratum zou laten toevoegen aan de nog niet verkochte boeken. Belanghebbende meldde vervolgens dat hij meende dat het boek niet werd gebruikt in …, waarop Verzoeker hem berichtte dat dit wel het geval was. Daarna heeft Belanghebbende niet meer gereageerd op berichten van Verzoeker.
Verzoeker zou een besluit tot het bijvoegen van een erratum het minste vinden in deze kwestie. Dat is na 6 jaar nog steeds niet gebeurd en genoeg reden om de excuses van Belanghebbende niet te serieus te nemen. Er zijn diverse andere versies van het boek aangeboden, zoals een e-book en printing on demand zonder correctie van de bijschriften.
Voorafgaand aan de hoorzitting door de Subcommissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit van Amsterdam (verder: SubCWI) van 22 maart 2017, heeft Belanghebbende laten weten dat de uitgever het boek verkoopt met een erratum. Hij heeft de uitgever op 6 februari 2017 gevraagd om dit te doen. Het erratum bevat de eerder door Verzoeker voorgestelde tekst voor de bijschriften.
Verzoeker heeft hierover opgemerkt dat weliswaar na jaren iets is recht gezet, maar dat geen recht is gedaan aan een onacceptabele gang van zaken met nadelige gevolgen voor veel kopers van het boek en voor Verzoeker. Een nieuw probleem is dat de hoofdtekst van het boek nu haaks staat op de gecorrigeerde bijschriften, maar dat komt voor rekening van Belanghebbende en maakt geen onderdeel uit van de klacht. Verzoeker heeft aangegeven tevreden te zijn met de tekst van het erratum, maar de handelwijze van Belanghebbende kan volgens hem niet worden afgedaan als ‘enige onzorgvuldigheid’.
Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit
De SubCWI heeft op 10 juli 2017 advies uitgebracht over de klacht. Dit advies is op 14 juli 2017 overgenomen door de CWI.
De SubCWI heeft de klacht getoetst aan de principes van Zorgvuldigheid en Betrouwbaarheid, zoals neergelegd in de uitwerkingen 1.6 (precisie en nuance), 1.7 (onderlinge relaties) en 2.5 (kennisoverdracht) van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening.
Met betrekking tot de uitwerkingen 1.6 en 1.7 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening heeft de SubCWI overwogen dat wetenschappelijke activiteiten met zorgvuldigheid dienen te worden verricht. Uit de omstandigheid dat Belanghebbende excuses heeft aangeboden, heeft aangegeven dat de bijschriften in een nieuwe druk zouden worden gecorrigeerd en heeft laten weten dat de uitgever thans het boek verkoopt met een erratum met de tekst zoals voorgesteld door Verzoeker, heeft de SubCWI afgeleid dat van opzet geen sprake hoeft te zijn.
Uit de uitwerkingen 1.6 en 1.7 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening vloeit volgens de SubCWI ook voort dat eventuele fouten zo snel mogelijk en adequaat worden gecorrigeerd.
Dit veronderstelt dat voldoende inspanningen worden verricht. Hoewel Belanghebbende in 2010 excuses heeft aangeboden, heeft hij Verzoeker pas in 2017 bericht dat de uitgever het boek verkoopt met een erratum met de tekst die in 2010 door Verzoeker is voorgesteld. Dat een correctie van de bijschriften niet eerder mogelijk was omdat er geen nieuwe oplage van het boek was, vormt op zichzelf geen rechtvaardiging voor het tijdsverloop na de collegiale waarschuwing.
Op dit vlak mag een actieve houding worden verwacht. Bovendien wist Belanghebbende dat alle afnemers van de huidige druk niet de juiste bijschriften zouden zien, terwijl de nieuwe druk op zich liet wachten.
Met betrekking tot de uitwerking 2.5 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening heeft de SubCWI overwogen dat Verzoeker en Belanghebbende van opvatting verschillen over de behandelwijze van … en de mate van … bij … . In de tekst die betrekking heeft op …, heeft Belanghebbende expliciet aangegeven dat er langere tijd discussie wordt gevoerd over dit onderwerp.
Hieruit blijkt dat Belanghebbende bij de informatieoverdracht in het onderwijs niet een selectieve weergave van de beschikbare kennis heeft gegeven. De SubCWI heeft ook in aanmerking genomen dat Verzoeker heeft aangegeven tevreden te zijn met de teksten en het erratumblad.
Uitsluitend en voor zover de uitgever thans het boek in alle beschikbare versies daadwerkelijk met het desbetreffende erratumblad verkoopt en Belanghebbende daarmee de fout corrigeert, heeft de SubCWI geconcludeerd dat Belanghebbende weliswaar niet heeft gehandeld overeenkomstig de uitwerkingen 1.6 en 1.7 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, maar dat dit niet kwalificeert als een schending van de wetenschappelijke integriteit.
Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, bijvoorbeeld verder gaan dan het maken van enkele fouten en slordigheden of het niet bijstellen van de handelwijze na ernstige en gefundeerde kritiek. Daarvan is geen sprake. Van een opzettelijke fout is niet gebleken. Bij het uitblijven van een nieuwe druk had het op de weg van Belanghebbende gelegen om alsnog actie te ondernemen. Dat hij dit pas na lange tijd heeft gedaan, is niet in lijn met gewenst gedrag. Het is echter niet zo dat Belanghebbende kritiek op de bijschriften heeft genegeerd of zijn handelwijze niet heeft bijgesteld.
De SubCWI heeft geadviseerd om uitsluitend en voor zover de uitgever thans het boek in alle beschikbare versies daadwerkelijk met het desbetreffende erratumblad verkoopt en Belanghebbende daarmee de fout corrigeert (overeenkomstig zijn bericht aan de SubCWI van 4 mei 2017), de klacht ongegrond te verklaren. Onder dezelfde voorwaarde heeft de SubCWI geadviseerd om geen nadere stappen te ondernemen jegens Belanghebbende.
De CWI heeft dit advies van de SubCWI overgenomen en het Bestuur conform geadviseerd.
Het besluit
In het besluit heeft het Bestuur het advies van de (Sub)CWI overgenomen.
Het verzoek
Verzoeker is het niet eens met het besluit van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het standpunt van Verzoeker is verkort weergegeven in onderdeel 3.
2. De procedure
Op 7 september 2017 zijn Verzoeker, het Bestuur en Belanghebbende ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.
Het verweerschrift van het Bestuur is op 21 september 2017 bij het LOWI ingediend en Belanghebbende heeft op 1 oktober 2017 gereageerd. Het LOWI heeft deze reacties van het Bestuur en Belanghebbende op 4 oktober 2017 aan Verzoeker gezonden. Op 14 oktober 2017 heeft Verzoeker gereageerd. Dit stuk van Verzoeker is op 18 oktober 2017 door het LOWI aan het Bestuur en aan Belanghebbende gezonden. Het Bestuur heeft op 2 november 2017 gereageerd en Belanghebbende op 31 oktober 2017.
Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken te behandelen en dit aan partijen medegedeeld op 4 december 2017.
3. Standpunten van partijen
3.1 Het standpunt van Verzoeker
Het standpunt van Verzoeker zoals verwoord in zijn verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.
Verzoeker is niet tevreden over de hoofdtekst, hoewel zijn klacht daar niet over gaat. Door het erratum staan de hoofdtekst en de gecorrigeerde bijschriften haaks op elkaar, wat verwarrend is voor de lezer. Het valt te betreuren dat Belanghebbende daar geen consequenties aan verbindt. Verder betreft de discussie tussen voor- en tegenstanders van … vooral een strijd tussen belangenpolitiek en wetenschap/ethiek.
De SubCWI heeft nauwelijks aandacht besteed aan hoe de fout is ontstaan. Belanghebbende heeft zelf aangegeven dat hij de bijschriften uitsluitend heeft gebaseerd op wat hij op de afbeeldingen heeft waargenomen en heeft alle aangereikte informatie genegeerd.
Afbeeldingen zodanig beschrijven dat ze bij de hoofdtekst passen en de beschikbare correcte informatie daarover negeren zou Verzoeker bij een student als fraude aanmerken. Volgens Verzoeker is er, anders dan de SubCWI stelt, meer aan de hand dan enkele fouten en slordigheden. Verder is de handelwijze van Belanghebbende niet bijgesteld na ernstige kritiek.
De SubCWI heeft aangegeven dat het excuus van Belanghebbende voor hem spreekt, maar diens gedrag erna maakt duidelijk dat het excuus niet gemeend was. Pogingen om de zaak recht te zetten zijn uitgebleven, totdat opnieuw een klacht werd ingediend. De SubCWI heeft een erratum hangende de procedure als afdoende bestempeld.
Het maakt kennelijk geen verschil dat Belanghebbende vanuit een dwangpositie handelde. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat Belanghebbende het erratum had toegevoegd als Verzoeker niet opnieuw een klacht had ingediend. Het besluit doet daarom geen recht aan de onwil van Belanghebbende om, ondanks een advies van het LOWI in 2016, de zaak recht te zetten. De context van de kwestie wijst op opzet.
3.2 Het standpunt van het Bestuur
Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.
Uit het advies van de (Sub)CWI blijkt dat zij alle relevante feiten en omstandigheden bij haar onderzoek heeft betrokken. Schending van de normen die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, leidt niet per definitie tot schending van de wetenschappelijke integriteit. Er kan, zoals hier, sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van de wetenschappelijke integriteit.
Verzoeker heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat hij thans tevreden is met de teksten en dat de tekst van het erratum identiek is aan de eerder door hem aan Belanghebbende voorgestelde tekst voor de bijschriften. Verzoeker heeft aangegeven dat de zaak met het erratum is gecorrigeerd en dat daarmee het probleem is opgelost. Volgens Verzoeker wekt de hoofdtekst een verkeerde suggestie, maar hij heeft ter zitting aangegeven dat dit geen onderdeel uitmaakt van de klacht nu de hoofdtekst voor rekening van Belanghebbende komt.
Voor het overige heeft het Bestuur volstaan met een verwijzing naar het advies van de (Sub)CWI. Het Bestuur is van mening dat deze het onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid heeft verricht en de bevindingen en overwegingen deugdelijk heeft gemotiveerd.
3.3 Het standpunt van Belanghebbende
Het standpunt van Belanghebbende zoals verwoord in zijn reactie luidt, samengevat, als volgt.
Belanghebbende heeft in de eerdere procedure bij het LOWI verweer gevoerd en heeft aan de toenmalige stukken niets toe te voegen. In 2010 heeft Belanghebbende met de redacteur mondeling afgesproken dat de correctie zou worden aangebracht bij de eerstvolgende oplage.
De ervaring was dat de auteurs meestal binnen één tot twee jaar werd gevraagd of zij nog wijzigingen voor een nieuwe oplage hadden, maar kennelijk zijn bij deze editie geen nieuwe oplagen nodig geweest. In december 2016/januari 2017 zijn er gesprekken gevoerd over een geheel nieuwe editie. Daarbij werd duidelijk dat er geen nieuwe oplagen meer komen. Belanghebbende heeft daarop gevraagd om een erratum op te nemen in de resterende boeken.
3.4 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur en Belanghebbende
Verzoeker heeft naar aanleiding van de verweerschriften, samengevat, als volgt gereageerd.
3.4.1 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur
Het erratum heeft voor Verzoeker slechts een deel van het probleem opgelost. Het ontstaan van de fout en de afhandeling ervan, maakt ook deel uit van de klacht.
3.4.2 Reactie Verzoeker op het standpunt van Belanghebbende
In zijn advies van 30 juni 2016 heeft het LOWI overwogen dat niet valt uit te sluiten dat sprake was van een interpretatiefout. Daar is Verzoeker het niet mee eens, nu Belanghebbende zich niet heeft beklaagd over onduidelijkheden in de aangeleverde informatie en uit niets blijkt dat hij aandacht heeft besteed aan die informatie. Belanghebbende had een reden voor zijn handelswijze, op deze manier kon hij de hoofdtekst uit de vorige editie ongewijzigd overnemen. Nu het erratum de juiste bijschriften bevat, staan de hoofdtekst en de bijschriften diametraal tegenover elkaar.
Verzoeker vraagt het LOWI zijn eerdere advies nog eens tegen het licht te houden, ook omdat Belanghebbende er al eerder blijk van heeft gegeven het niet zo nauw te nemen met de waarheid.
Belanghebbende had het LOWI advies van 30 juni 2016 ter harte kunnen nemen en de uitgever vragen een erratum toe te voegen. Dat is niet gebeurd. Ook in zijn verweer d.d. 20 februari 2017 in de huidige klachtprocedure heeft Belanghebbende niets gemeld over het toevoegen van een erratum. Pas op 4 mei 2017 heeft Belanghebbende hierover bericht. Het inleggen van een erratum heeft plaatsgevonden 10 maanden nadat Belanghebbende wist wat hem redelijkerwijs te doen stond. Er is niets wat erop wijst dat Belanghebbende dit ook had gedaan als Verzoeker niet opnieuw een klacht had ingediend. Belanghebbende heeft Verzoeker noch persoonlijk noch via de uitgever op de hoogte gesteld van het erratum, hetgeen er ook op wijst dat hij een ander doel had dan het rechtzetten van een fout.
3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Belanghebbende
Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4 hebben het Bestuur en Belanghebbende eveneens een laatste reactie gegeven. Die luidt, samengevat, als volgt.
3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur
Met ‘teksten en het erratumblad’ worden de hoofdtekst en het erratumblad bedoeld. Tijdens de hoorzitting heeft Verzoeker aangegeven dat de omstandigheid dat de (beweerdelijk verkeerde) hoofdtekst nu een verkeerde suggestie zou wekken bij de afbeeldingen (met het erratum dat betrekking heeft op de bijschriften van de afbeeldingen) voor rekening komt van Belanghebbende en dat dit geen onderdeel uitmaakt van de klacht. Ten aanzien van hetgeen Verzoeker voor het overige in zijn laatste reactie naar voren heeft gebracht, ziet het Bestuur af van een reactie.
3.5.2 Laatste reactie van Belanghebbende
Belanghebbende heeft laten weten geen reactie te hebben op de laatste reactie van Verzoeker.
4. Overwegingen van het LOWI
4.1 Algemeen
Het LOWI adviseert besturen van bij het LOWI aangesloten instellingen over door hen genomen (voorlopige) besluiten inzake schending van wetenschappelijke integriteit na een (ontvankelijk) verzoek hierover bij het LOWI. Het LOWI baseert zijn oordeel over schending van wetenschappelijke integriteit primair – doch niet uitsluitend – op de normen van wetenschappelijke integriteit die zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, herzien in 2012 en 2014 (VSNU).
Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl. Schending van deze normen leidt niet per definitie tot schending van wetenschappelijke integriteit. Er kan sprake zijn van (verwijtbaar) onzorgvuldig handelen zonder dat sprake is van schending van wetenschappelijke integriteit.
Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Deze dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum. Het LOWI is uitgerust noch bevoegd om als arbiter op te treden in wetenschappelijke controversen.
4.2 Toepasselijke regelingen
De SubCWI heeft de klacht van Verzoeker beoordeeld aan de hand van uitwerkingen 1.6, 1.7 en 2.5 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening en onder toepassing van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit.
4.3 Beoordeling van het verzoek aan het LOWI
Reikwijdte toetsing door het LOWI
Wat er verder zij van de stelling dat de hoofdtekst van het boek niet past bij de inmiddels gecorrigeerde bijschriften, het LOWI zal zich niet buigen over deze tekst. De oorspronkelijke klacht zoals voorgelegd aan het Bestuur betreft de bijschriften bij de afbeeldingen. Verder blijkt uit het verslag van de hoorzitting dat Verzoeker over de gestelde onjuistheid van de hoofdtekst heeft gemeld dat deze geen onderdeel uitmaakt van zijn klacht.
Evenmin zal het LOWI zich buigen over de door Verzoeker aangehaalde discussie tussen voor-en tegenstanders van … . Dit is immers een kwestie van het wetenschappelijk debat.
Opzettelijke fouten door Belanghebbende? Voldoende inspanningen door Belanghebbende?
Dat Belanghebbende onjuiste bijschriften heeft geformuleerd bij de afbeeldingen, staat vast. Eveneens staat vast dat Belanghebbende daar vanaf 2010 meermalen op is gewezen en dat hij dat pas in 2017 heeft gecorrigeerd. De vraag die nu voorligt, is of het gedrag van Belanghebbende moet worden gekwalificeerd als het (verwijtbaar) niet naleven van normen uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening dan wel als het schenden van de wetenschappelijke integriteit.
Ten eerste is van belang of Belanghebbende verder is gegaan dan het maken van fouten bij het formuleren van de bijschriften. Het standpunt van Verzoeker is dat Belanghebbende opzettelijk onjuiste bijschriften heeft opgenomen.
Het LOWI volgt Verzoeker niet, maar kan zich vinden in de overwegingen van de SubCWI over de gestelde opzet bij Belanghebbende. Hetgeen Verzoeker in dit verband heeft aangevoerd, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat Belanghebbende de fouten met opzet heeft gemaakt. Hoe de onjuiste bijschriften precies zijn ontstaan, per ongeluk dan wel moedwillig, is zeven jaar nadien en op basis van de beschikbare informatie niet goed te reconstrueren. Van de SubCWI kan niet worden verwacht dat zij daar bindende uitspraken over doet. Het verwijt van Verzoeker dat de SubCWI te weinig aandacht heeft besteed aan het ontstaan van de fouten, is niet terecht.
Het LOWI ziet ook geen aanleiding om terug te komen op zijn eerdere overweging in het (ingetrokken) advies van 30 juni 2016, dat niet valt uit te sluiten dat sprake was van een interpretatiefout.
Ten tweede is van belang of Belanghebbende genoeg heeft gedaan om de door Verzoeker gemelde fouten te herstellen. Het standpunt van Verzoeker is dat dit niet het geval is.
Aan Verzoeker kan worden toegegeven dat de excuses van Belanghebbende, die uit 2010 dateren en in de jaren daarna geen concreet vervolg hebben gekregen, twijfelachtig zijn. De SubCWI heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat een nieuwe oplage van het boek niet aan de orde was, op zichzelf geen rechtvaardiging vormt voor het tijdverloop na de collegiale waarschuwing.
Het LOWI kan zich verder ook vinden in de overweging van de SubCWI dat van Belanghebbende een actieve houding mocht worden verwacht, omdat uit de uitwerkingen 1.6 en 1.7 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening voortvloeit dat eventuele fouten zo snel mogelijk en adequaat worden gecorrigeerd. Het is evident dat Belanghebbende hierbij is tekort geschoten.
Anders dan de SubCWI, neemt het LOWI niet alleen het tijdverloop na de collegiale waarschuwing in aanmerking, maar ook de omstandigheid dat Verzoeker twéé klachten heeft moeten indienen voordat Belanghebbende enige stappen zette.
Daarbij is tevens het LOWI-advies van 30 juni 2016 van belang. Ten behoeve van dat advies heeft het LOWI navraag gedaan bij de uitgever van het boek. Deze heeft op 14 juni 2016 informatie gegeven over de verschillende beschikbare versies van het boek én laten weten dat er gezien de leeftijd van het boek, de beperkte verkopen, en in aanmerking genomen dat de coauteur … is overleden, geen bijdruk van het boek in de planning stond. Er was dus al langer duidelijk dat er geen nieuwe oplage meer zou komen. Het valt dan ook niet goed in te zien waarom, zoals Belanghebbende thans stelt, pas in december 2016/januari 2017 duidelijk zou zijn geworden dat er geen nieuwe oplage zou komen.
Mede op basis van de informatie van de uitgever heeft het LOWI in zijn advies van 30 juni 2016 overwogen: “Naar aanleiding van het standpunt van Verzoeker dat Belanghebbende in gebreke is gebleven om de geconstateerde fout(en) te herstellen, heeft het LOWI enig nader onderzoek gedaan door de website bol.com te raadplegen en naar aanleiding daarvan nadere informatie op te vragen bij de uitgever.
Gebleken is dat er inderdaad geen nieuwe druk is uitgekomen van de hardcover versie van het boek en dat dit ook niet in de planning staat. Dit valt Belanghebbende niet aan te rekenen, zoals ook de CWI heeft overwogen. Echter, eveneens is gebleken dat er ook verschillende andere versies van het boek dan de hardcover versie worden aangeboden, te weten een paperback versie (of studenteneditie) en een e-book en dat het boek verkrijgbaar is via printing-on-demand. (…) Verzoeker heeft Belanghebbende (meermalen) gewezen op de foutieve onderschriften en heeft verschillende voorstellen tot correctie gedaan. Belanghebbende heeft volstaan met het aanbod om een en ander in een volgende druk van het boek te corrigeren en heeft verder niet gereageerd op de voorstellen van Verzoeker.
De mogelijkheid om een erratum toe te (laten) voegen aan de hardcover versie van het boek, zoals ook voorgesteld door Verzoeker, heeft Belanghebbende niet benut. Dat had echter wel voor de hand gelegen, gelet op het uitblijven van een nieuwe druk van deze hardcover versie. Bovendien is er nog een (beperkte) oplage van de paperback versie voorradig, zodat het toevoegen van een erratum aan deze paperback versie een realistische mogelijkheid is.
Tot slot had Belanghebbende kunnen nagaan of een erratum in de tekst van het e-book mogelijk was. Belanghebbende heeft geen van deze opties benut. Het LOWI is van oordeel dat Belanghebbende hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat Belanghebbende geen enkele inspanning heeft verricht om zijn fout(en) te herstellen, terwijl daarvoor meerdere mogelijkheden bestonden, duidt op onwil. (…)”
Het LOWI overwoog in juni 2016 al dat het (niet) handelen van Belanghebbende onzorgvuldig was en op onwil duidde. Dit gold eens te meer ten tijde van het indienen van de tweede klacht, zes maanden later.
Kwalificatie van het gedrag van Belanghebbende, in termen van wetenschappelijke integriteit
Het LOWI kan zich vinden in de overwegingen en de beoordeling van de SubCWI. Het gedrag van Belanghebbende voldoet niet aan de zorgvuldigheid zoals neergelegd in de uitwerkingen 1.6 en 1.7 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Echter, het constateren van een schending van de normen uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening leidt niet per definitie eveneens tot het oordeel dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden. Kort gezegd is ook de ernst van de (gevolgen van de) normschending van belang.
In casu kan niet worden geoordeeld dat Belanghebbende verder is gegaan dan het maken van fouten. De reden daarvoor is dat niet is gebleken dat Belanghebbende met de foutieve bijschriften bewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Evenmin kan worden geoordeeld dat Belanghebbende zijn handelswijze, na gefundeerde kritiek, niet heeft bijgesteld. De reden daarvoor is dat Belanghebbende de foutieve bijschriften uiteindelijk wel heeft gecorrigeerd.
Wél moet worden gezegd dat Belanghebbende dit veel te laat heeft gedaan, feitelijk pas nadat hij daartoe door opeenvolgende klachten van Verzoeker min of meer werd gedwongen. In deze zaak heeft het LOWI eerder al overwogen dat het onzorgvuldig was en op onwil duidde dat Belanghebbende geen enkele inspanning verrichtte om zijn fout(en) te herstellen, terwijl daarvoor meerdere mogelijkheden bestonden. Deze overweging geldt, doordat Belanghebbende opnieuw geruime tijd heeft laten verstrijken en het heeft laten aankomen op een tweede klacht van Verzoeker, des te meer.
Belanghebbende heeft verwijtbaar onzorgvuldig gehandeld. De gevolgen van zijn handelen zijn echter niet van dien aard of van zodanig belang, dat ze de kwalificatie schending van de wetenschappelijke integriteit rechtvaardigen. Om die reden kan het verzoek van Verzoeker niet gegrond worden verklaard.
5. Oordeel en advies van het LOWI
Het LOWI is van oordeel dat het verzoek ongegrond is en adviseert het Bestuur om het besluit ongewijzigd over te nemen als definitief besluit.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris