Besluit van het LOWI van 15 mei 2019 ten aanzien van het verzoek van …, gedateerd 9 april 2019 en ingediend bij het LOWI op 11 en 12 april 2019, betreffende het (aanvankelijk) oordeel van het College van Bestuur van Tilburg University van 27 februari 2019 naar aanleiding van een onderzoek naar de inhoud en totstandkoming van een op … 2018 verdedigd proefschrift.
1. Het verzoek
Naar aanleiding van een verzoek van het College van Bestuur (verder: het Bestuur) van 27 september 2018 daartoe, heeft de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van Tilburg University (verder: CWI) onderzoek gedaan naar de inhoud en totstandkoming van het proefschrift ‘…’ . De CWI heeft op 5 februari 2019 advies uitgebracht aan het Bestuur. In overeenstemming met dit advies heeft het Bestuur op 27 februari 2019 als aanvankelijk oordeel (verder: oordeel) vastgesteld dat de betreffende onderzoeker, zijn promotor en copromotor de wetenschappelijke integriteit hebben geschonden.
Op 9 april 2019 heeft … (verder: gemachtigde) namens de promotor, … (verder: Verzoeker), het LOWI een e-mail gestuurd met als bijlage een kopie van een verzoek om advies over het oordeel van het Bestuur. In deze e-mail heeft gemachtigde medegedeeld dat hij dit verzoek dezelfde dag (9 april 2019) zowel aangetekend als per Falk koerier aan het LOWI heeft verzonden.
2. Beoordeling van het verzoek
Ontvankelijkheid van het verzoek
Op 21 maart 2018 is het Reglement LOWI 2018 in werking getreden. Dit Reglement is van toepassing op een verzoek dat is ingediend op of na die datum.
Voordat het LOWI een verzoek inhoudelijk kan behandelen, moet eerst worden beoordeeld of is voldaan aan de indieningsvereisten van artikel 7 van het Reglement LOWI 2018.
De termijn voor het indienen van een verzoek bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag van de dagtekening van het oordeel van het Bestuur (artikel 7, derde lid, van het Reglement LOWI 2018).
Een verzoek is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn door het LOWI is ontvangen. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan alleen achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Verzoeker in verzuim is geweest (artikel 7, vierde lid, van het Reglement LOWI 2018).
Het verzoek wordt schriftelijk per gewone post ingediend. Indiening van een verzoek langs elektronische weg is niet mogelijk (artikel 7, vijfde lid, van het Reglement LOWI 2018).
De dagtekening van het oordeel van het Bestuur is 27 februari 2019. Het verzoek had derhalve op 9 april 2019 ontvangen moeten zijn. Het verzoek per aangetekende post is ontvangen op 11 april 2019 en per gewone post op 12 april 2019. Ontvangst van het verzoek per koerier heeft niet plaatsgevonden.
Verzoek om toelichting termijnoverschrijding
Per e-mail van 18 april 2019 heeft het LOWI de gemachtigde op de hoogte gesteld van de geconstateerde termijnoverschrijding en gewezen op artikel 7, vierde lid, van het Reglement LOWI 2018. Het LOWI heeft de gemachtigde de gelegenheid geboden om schriftelijk toe te lichten of en waarom volgens hem de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht. Het LOWI heeft de gemachtigde verzocht om deze toelichting uiterlijk 25 april 2019 aan het LOWI te verstrekken.
De gemachtigde heeft op 18 april 2019 in drie opeenvolgende e-mails als volgt gereageerd.
- Zes weken na 27 februari 2019 is 10 april 2019.
- Op basis van artikel 17 van het Reglement LOWI 2018 wordt de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) zoveel mogelijk naar analogie toegepast. Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een bezwaar of beroep dat binnen de termijn ter post bezorgd is en binnen een week na afloop van de termijn aankomt, tijdig ingediend. Het verzoek is op 9 april 2019 om 14:57 uur, ruim vóór het verstrijken van de termijn, ter aangetekende post bezorgd. Volgens het LOWI is het verzoek op 11 of 12 april 2019 ontvangen, zodat het verzoek naar analogie van artikel 6:9 van de Awb dus tijdig is ingediend.
- Het verzoek is op drie verschillende wijzen verzonden, waarvan er één tijdig bij het LOWI is binnengekomen, zodat in redelijkheid niet gesteld kan worden dat de verzoeker in verzuim is geweest om het verzoek tijdig in te dienen.
- Gelet op artikel 6:6, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 2:15 van de Awb, kan het LOWI een elektronisch ingediend verzoek slechts weigeren, als het de verzoeker daarna een redelijke termijn heeft gegund om het verzoek alsnog via de reguliere weg in te dienen. Volgens een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt dit zelfs als de betreffende organisatie de elektronische weg niet heeft opengesteld (ABRvS 29 augustus 2012, nr. 201112596/1/A1). Ook op basis van artikel 7, negende lid, van het Reglement LOWI 2018 moet bij indiening in strijd met artikel 7, vijfde lid, van het Reglement LOWI 2018 een termijn voor herstel geboden worden. De e-mail van het LOWI over een al dan niet verschoonbare termijnoverschrijding is derhalve prematuur.
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek
De dagtekening van het oordeel van het Bestuur is 27 februari 2019. Op grond van artikel 7, derde en vierde lid, van het Reglement LOWI 2018 had het verzoek door het LOWI ontvangen moeten zijn op 9 april 2019. De gemachtigde heeft gesteld dat de datum 10 april 2019 moet zijn, maar dat zou een indieningstermijn van zes weken plus één dag betekenen.
Volgens de gemachtigde is het verzoek op drie verschillende wijzen verzonden, waarvan er één tijdig bij het LOWI is binnengekomen.
Indiening van het verzoek per koerier, zoals door de gemachtigde in zijn e-mail van 9 april 2019 is aangekondigd, heeft niet plaatsgevonden.
De e-mail van 9 april 2019 kan niet, zoals de gemachtigde stelt, beschouwd worden als een gebrekkige indiening van een verzoek. De verwijzing naar de uitspraak van 29 augustus 2012 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State maakt dit niet anders.
Het LOWI heeft de elektronische weg voor het indienen van een verzoek niet opengesteld maar juist uitdrukkelijk uitgesloten. Er is dan geen sprake van indiening van een verzoek en evenmin van een gebrekkige indiening van het verzoek. Nu indiening langs de digitale weg is uitgesloten, hetgeen ook in het Reglement LOWI 2018 is bepaald en op de LOWI-website staat vermeld, is het LOWI niet verplicht nogmaals een hersteltermijn te bieden die uiteindelijk langer is dan de oorspronkelijke termijn die staat voor het indienen van een verzoek (College van Beroep voor het bedrijfsleven, 11 december 2018, ECLI:NL:CBB:2018:665).
Het LOWI heeft op 11 en 12 april 2019 het verzoek per aangetekende en gewone post ontvangen. Deze verzoeken zijn na de termijn van 9 april 2019 ingediend. De gemachtigde voert aan dat naar analogie van artikel 6:9 van de Awb het verzoek op basis van de verzendtheorie tijdig is ingediend omdat het binnen de termijn ter post is bezorgd en binnen een week daarna door het LOWI is ontvangen. Op grond van artikel 17 van het Reglement LOWI 2018 wordt de Awb alleen toegepast in gevallen waarin het Reglement LOWI niet voorziet. In het Reglement LOWI is de (tijdige) indiening van een verzoek al uitputtend geregeld, zodat op de analoge toepassing van artikel 6:9 van de Awb geen beroep kan worden gedaan.
Uit het voorgaande volgt dat indiening van het verzoek per koerier en langs elektronische weg niet heeft plaatsgevonden. De verzoeken die de gemachtigde per aangetekende en gewone post heeft ingediend, heeft het LOWI wel ontvangen. Echter, deze zijn na de termijn van 9 april 2019 ingediend en derhalve niet tijdig ingediend.
3. Besluit van het LOWI
Het verzoek is buiten de daartoe gestelde termijn ingediend, zonder dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Reglement LOWI 2018 neemt het LOWI het verzoek niet in behandeling. Dat betekent dat geen advies over het oordeel zal worden uitgebracht aan het Bestuur.
Prof. mr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. F.J.L. Roepnarain, Adjunct-Secretaris