Categorieën
Advies

Advies 2019-12

Gegronde klacht over datamanipulatie in diverse publicaties en in delen van een proefschrift. Het fingeren en falsificeren van data kwalificeert als schending van de wetenschappelijke integriteit. Wetenschapsbeoefenaren en anderen moeten erop kunnen vertrouwen dat alle gegevens die Verzoeker heeft gepresenteerd als gevonden gegevens ook daadwerkelijk gevonden zijn. Dat vertrouwen is echter geschaad.

Advies van het LOWI van 1 april 2019 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 5 juli 2018 en betreffende het (aanvankelijk) oordeel van het College van Bestuur van Wageningen University van 29 mei 2018, naar aanleiding van een klacht van 2 maart 2018 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .

1. Het verzoek

Op 5 juli 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van Wageningen University (verder: het Bestuur) over het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur van 29 mei 2018 (verder: oordeel) naar aanleiding van een klacht van … (verder: Betrokkene 1), … (verder: Betrokkene 2) en … (verder: Betrokkene 3. Samen verder: Betrokkenen), ingediend bij het Bestuur op 2 maart 2018 (verder: klacht).

De klacht

De klacht is gericht tegen Verzoeker en betreft 4 publicaties van Verzoeker met anderen (waarvan eenmaal met Betrokkene 3 en eenmaal met Betrokkene 2) en de hoofdstukken 2 tot en met 5 van het proefschrift van Verzoeker, bestaande uit eveneens publicaties (waarvan hoofdstuk 3 met Betrokkene 3 en hoofdstuk 5 met Betrokkene 1).

In de klacht hebben Betrokkenen aangevoerd dat Verzoeker op vier verschillende manieren opzettelijk data heeft gemanipuleerd. Het gaat om het bijstellen van waarden van specifieke datapunten om de statistische verhouding te versterken, het fabriceren van data wanneer in bronbestanden gegevens ontbraken, het selectief verwijderen van datapunten die de statistische verhouding, c.q. de wenselijke resultaten verzwakken en het opzettelijk niet systematisch selecteren van waarden. Over hoofdstuk 4 van het proefschrift van Verzoeker heeft Betrokkene 1 aanvullend nog gemeld dat citaties zijn vertekend en gefabriceerd.

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van Wageningen University (verder: CWI) heeft op 17 mei 2018 advies uitgebracht over de klacht.

Betrokkenen zijn onafhankelijk van elkaar gehoord. Verzoeker heeft schriftelijk gereageerd op de klacht en is afzonderlijk gehoord. Drie coauteurs, niet zijnde Betrokkenen, van de betrokken publicaties zijn door de CWI op de hoogte gebracht van de klacht. De coauteur van hoofdstuk 4 van het proefschrift en de coauteurs van twee andere publicaties hebben de kwaliteit van de data die in de publicaties zijn gebruikt geanalyseerd. Deze analyses zijn meegewogen door de CWI.

Ten aanzien van hoofdstuk 2 en 3 van het proefschrift van Verzoeker heeft de CWI, samengevat, als volgt overwogen. Op basis van wat Betrokkenen hebben voorgelegd en de verklaringen van Verzoeker kan worden vastgesteld dat Verzoeker de zorgvuldigheid die in de wetenschap betracht moet worden heeft geschonden door het manipuleren van data. Het databestand bestaat uit een gemanipuleerde gegevensset. Voor zover sprake is van invoegen van niet bestaande data, interpolatie van data en toevoegen van data uit andere bronnen, is dit niet door Verzoeker vastgelegd en evenmin gerapporteerd aan coauteurs en gemotiveerd in de publicaties. De wijze waarop dit is gebeurd gaat aanzienlijk verder dan questionable research practice. Het verschil tussen waarden uit de bronbestanden en waarden die zijn ingevoerd in het databestand voor hoofdstuk 2 en 3 is zo groot, dat sprake is van structureel fabriceren c.q. verzinnen van gegevens en van het vervalsen van gegevens en/of heimelijk verwerpen van verkregen onderzoeksresultaten.

Ten aanzien van hoofdstuk 4 van het proefschrift van Verzoeker heeft de CWI, samengevat, als volgt overwogen. Op basis van wat Betrokkenen hebben voorgelegd en de verklaringen van Verzoeker kan worden vastgesteld dat Verzoeker de zorgvuldigheid die in de wetenschap betracht moet worden heeft geschonden door het manipuleren van data. Verzoeker heeft voor de ondersteuning van zijn analyse citaten gebruikt, daarbij de indruk wekkend dat deze letterlijk uit de historische bronnen komen. Tenminste een aantal van de citaten is niet te herleiden tot de bronnen dan wel suggereert bevindingen die zelfs tegenstrijdig zijn aan het oorspronkelijke bronmateriaal. Er is structureel gemanipuleerd met kwantitatieve data. Waar geen data beschikbaar waren, zijn data verzonnen. Dit is vastgesteld aan de hand van een Excelbestand met de extensie original clean, aangetroffen op de externe harde schijf van Verzoeker die in Wageningen is gevonden.

Ten aanzien van hoofdstuk 5 van het proefschrift van Verzoeker heeft de CWI, samengevat, als volgt overwogen. Op basis van wat Betrokkenen hebben voorgelegd en de verklaringen van Verzoeker kan worden vastgesteld dat data zijn gemanipuleerd. Voor een deel is dit hoofdstuk gebaseerd op hetzelfde databestand als gebruikt in de hoofdstukken 2 en 3.

De datamanipulatie is toe te wijzen aan Verzoeker

Ten aanzien van de vier andere publicaties die deel uitmaken van de klacht heeft de CWI geconcludeerd dat tweemaal geen sprake is geweest van schending van de wetenschappelijke integriteit door Verzoeker en dat tweemaal niet kan worden vastgesteld of Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Ten aanzien van die laatste twee publicaties heeft de betrokken coauteur gemeld verder onderzoek te willen doen.
Ten aanzien van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van het proefschrift van Verzoeker heeft de CWI geconcludeerd dat Verzoeker kwalitatieve en kwantitatieve data heeft gefabriceerd en vervalst en ten aanzien van hoofdstuk 5 dat Verzoeker dit hoofdstuk heeft gebaseerd op gegevens waarvan hij wist dat ze gefabriceerd en vervalst waren. Verzoeker heeft hiermee de wetenschappelijke integriteit ernstig geschonden, aldus de CWI. De CWI heeft geadviseerd om de klacht over datamanipulatie en het fabriceren van citaten gegrond te verklaren.

Het oordeel

Het Bestuur heeft conform dit advies van de CWI zijn oordeel vastgesteld.

Het verzoek

Verzoeker is het niet eens met het oordeel van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het standpunt van Verzoeker is verkort weergegeven in onderdeel 3.

2. De procedure

Op 13 september 2018 zijn Verzoeker, het Bestuur en Betrokkenen ervan op de hoogte gesteld dat het LOWI heeft besloten het verzoek in behandeling te nemen. Het Bestuur en Betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.

Het verweerschrift van het Bestuur is op 16 oktober 2018 bij het LOWI ingediend. Het verweerschrift van Betrokkenen is op 13 oktober 2018 bij het LOWI ingediend.

Het LOWI heeft de verweerschriften van het Bestuur en Betrokkene op 30 oktober 2018 aan Verzoeker gezonden. Op 27 november 2018 heeft Verzoeker gereageerd, na daartoe desgevraagd uitstel te hebben gekregen. Het LOWI heeft dit stuk van Verzoeker op 6 december 2018 voor een laatste reactie aan het Bestuur en Betrokkenen gezonden. Het Bestuur heeft op 20 december 2018 gereageerd en Betrokkenen op 19 december 2018.

Het LOWI heeft besloten de zaak op de stukken te behandelen en dit aan partijen medegedeeld op 24 januari 2019. Tevens is aan partijen medegedeeld dat het LOWI wegens omstandigheden genoodzaakt is om de adviestermijn te verlengen tot uiterlijk 30 mei 2019.

3. Standpunten van partijen

3.1 Het standpunt van Verzoeker

Het standpunt van Verzoeker zoals verwoord in zijn verzoekschrift luidt, samengevat, als volgt.

Ten aanzien van hoofdstuk 5

Er is geen sprake van bewuste of opzettelijke manipulatie in hoofdstuk 5. Dat blijkt volgens Verzoeker uit de volgende drie omstandigheden. De onderzoeksvragen voor hoofdstuk 5 verschillen zeer van de onderzoeksvragen voor de andere hoofdstukken, zodat de voor hoofdstuk 5 gebruikte vervuilde data niet zijn gemanipuleerd met het oog op dit hoofdstuk 5. Verder vormen de voor hoofdstuk 5 gebruikte vervuilde data minder dan 1% van de totale dataset voor dit hoofdstuk. Tot slot heeft Verzoeker gesteld dat als de vervuilde data worden vervangen door de originele correcte data, de belangrijkste resultaten en conclusies van hoofdstuk 5 vrijwel ongewijzigd blijven.

Verzoeker heeft dit als volgt nader toegelicht. De datamanipulatie voor hoofdstukken 2 en 3 vond plaats in 2013/2014, terwijl met hoofdstuk 5 werd gestart in 2016. Slechts ongeveer 20% van de data voor hoofdstuk 5 werd verzameld door Verzoeker en van diens data bestond minder dan 5% uit vervuild materiaal. Vervuilde data vormden minder dan 1% van de totale dataset en individuele datapunten uit hoofdstukken 2 en 3 zijn niet als zodanig gebruikt in hoofdstuk 5, zodat de impact van de vervuilde data op de resultaten van hoofdstuk 5 volgens Verzoeker gering was. Verder heeft Verzoeker uiteengezet waarom volgens hem blijkt dat na het vervangen van de vervuilde data door de originele data toch de resultaten en conclusies van hoofdstuk 5 vrijwel ongewijzigd blijven.

Ten aanzien van hoofdstuk 4

Verzoeker heeft toegegeven dat hij drie citaten heeft aangepast, maar niet dat hij kwantitatieve data heeft gemanipuleerd voor hoofdstuk 4. De CWI heeft dit ten onrechte opgenomen in haar advies. Verzoeker is niet gevraagd naar manipulatie van kwantitatieve data en dit was geen onderdeel van de klacht. Volgens Verzoeker is er ook onvoldoende bewijs van manipulatie van kwantitatieve data.

Verzoeker heeft dit laatste als volgt nader toegelicht. Betrokkenen hebben twee verschillende Excelbestanden overgelegd en daaruit geconcludeerd dat de waarden in de finale dataset zijn verzonnen. Het bestaan van twee verschillende Excelsheets is volgens Verzoeker geen bewijs van datamanipulatie. De kwantitatieve data voor hoofdstuk 4 komen meer uit tekstbronnen dan uit statistische tabellen. Het verzamelen van deze data is een zeer arbeidsintensieve taak, enkele van de gebruikte boeken zijn 1000 pagina’s dik. Om te kunnen stellen dat een waarde uit de dataset al dan niet bestaat in de originele bronnen, moet men de volledige documenten doornemen. Het bestand original clean, dat door Betrokkenen is overgelegd, zou heel goed een vroegere versie kunnen zijn van de finale dataset en een reflectie kunnen zijn van het proces van het invoeren van data in een eerder stadium. Verzoeker bestrijdt dat de data uit het bestand …, die niet voorkomen in het bestand original clean, zijn verzonnen.

Verder heeft Verzoeker opgemerkt dat er weliswaar bewijs is dat 3 citaten tekstueel zijn aangepast, maar dat hij bestrijdt dat dit opzettelijk was en dat het gebeurde om de indruk te wekken van een historisch fenomeen dat in werkelijkheid niet bestond. Verzoeker heeft dit gedaan uit onervarenheid en slordigheid. Verzoeker heeft de CWI voorzien van een lijst van meer dan 150 citaten die de conclusies van hoofdstuk 4 valideren, maar de CWI heeft dit genegeerd. Verzoeker heeft in andere publicaties veel citaten gebruikt. Geen enkel ander citaat is aangepast.

Ten aanzien van de kwalificatie van het handelen van Verzoeker

Hoewel Verzoeker toegeeft dat hij enkele data in hoofdstuk 2 en 3 heeft aangepast en 3 citaten in hoofdstuk 4, heeft hij bezwaar tegen de geconcludeerde ernst van de schending van de wetenschappelijke integriteit en de veronderstelde opzet. Verzoeker heeft daarvoor drie redenen.

Verzoeker heeft nooit geprobeerd om resultaten te checken en daarna terug te gaan naar de spreadsheets om datapunten opnieuw aan te passen. Dat zou een aanwijzing zijn voor opzet. De redenen om de waarden aan te passen waren cognitieve bias en te veel vertrouwen van Verzoeker in zijn vermogen om de kwaliteit van het historische bronnenmateriaal te beoordelen.

Verder wordt de toevoeging “ernstige” aan het oordeel “schending van de wetenschappelijke integriteit” volgens Verzoeker niet gerechtvaardigd door het bewijs.

Tot slot kan men volgens Verzoeker, als de statistische verbanden voor de hoofdstukken 2 en 3 ongewijzigd blijven (zoals Verzoeker zelf voor hoofdstuk 5 heeft vastgesteld), de datamanipulatie niet als ernstig en opzettelijk kwalificeren. Het percentage gemanipuleerde data in hoofdstukken 2 en 3 ligt tussen de 5 en 10 %. Het aanpassen van de datapunten was niet bedoeld om te misleiden.

Het materiaal waarop Verzoeker vertrouwde was van bijzonder slechte kwaliteit, was meer dan 100 jaar oud en bevatte vele inconsistenties. Dergelijke omstandigheden vergen afwegingen bij het invoeren van data. Het is niet vastgesteld dat de manipulatie voldoende was om statistische uitkomsten in de relevante hoofdstukken significant te veranderen.

Ten aanzien van de harde schijf

Verzoeker heeft geen toegang gekregen tot zijn externe harde schijf. Dit heeft hem ernstig gehinderd in zijn verdediging tegen de beschuldigingen. Op de harde schijf heeft Verzoeker de meeste databestanden voor zijn proefschrift opgeslagen. Verzoeker kon de harde schijf niet vinden toen hij op 1 maart 2018 in Wageningen was. Achteraf denkt Verzoeker dat Betrokkenen de harde schijf hebben geconfisqueerd, om bewijs te vinden voor hun klacht.

3.2 Het standpunt van het Bestuur

Het standpunt van het Bestuur zoals verwoord in het verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Het Bestuur stelt vast dat er geen discussie is over het oordeel van een ernstige schending van de wetenschappelijke integriteit bij de totstandkoming van hoofdstukken 2 en 3.

Ten aanzien van hoofdstuk 5

Verzoeker heeft dit hoofdstuk gebaseerd op data waarvan hij wist dat ze waren gefabriceerd en gefalsificeerd. Dat is als zodanig een schending van de wetenschappelijke integriteit. Het is niet relevant of de data zijn gemanipuleerd met het oog op de hypothese van een ander hoofdstuk, of dat de vervuilde data minder dan 1% van de gehele dataset voor hoofdstuk 5 zijn, of dat de belangrijkste resultaten en conclusies ongewijzigd zouden blijven als de vervuilde data zouden worden vervangen. Overigens is het betoog van Verzoeker dat de resultaten ongewijzigd zouden blijven niet volgens wetenschappelijke standaarden onderbouwd.

Ten aanzien van hoofdstuk 4

Er is helaas sprake van een fout in het CWI-rapport in de weergave van het standpunt van Verzoeker. Verzoeker heeft niet toegegeven dat hij data heeft gemanipuleerd ten behoeve van hoofdstuk 4. De conclusie van de CWI hierover was alleen gebaseerd op bewijs afkomstig van Betrokkenen. De conclusie verandert echter niet.

Verzoeker is voorafgaand aan zijn hoorzitting geïnformeerd over de verdenking van fraude met kwantitatieve data in hoofdstuk 4. In de initiële klacht hebben Betrokkenen de CWI gevraagd om onderzoek te doen en gemeld dat zij meenden dat Verzoeker kwantitatieve data had gemanipuleerd ten behoeve van twee hoofdstukken van zijn proefschrift en dat zij vermoedden dat dit voor meer van zijn werk gold. In een aanvulling op de klacht heeft Betrokkene 1 naar voren gebracht dat Verzoeker kwantitatieve data had gemanipuleerd ten behoeve van hoofdstuk 4. Hiervoor zijn bewijsstukken aangeleverd, waaronder een kopie van het originele bronmateriaal. Dit is, samen met de rest van het dossier, door de CWI gedeeld met Verzoeker.

Ten aanzien van de kwalificatie van het handelen van Verzoeker

Verzoeker heeft datamanipulatie voor de hoofdstukken 2 en 3 toegegeven. In zijn schriftelijke verklaring van 30 maart 2018 aan de CWI meldde Verzoeker dat een bovenmatig vertrouwen in zijn werkhypothese ertoe leidde dat hij datapunten voorspelde wanneer deze ontbraken. De drie argumenten die Verzoeker nu aan het LOWI heeft opgegeven om zijn betoog te onderbouwen, zijn niet relevant. De wijze waarop Verzoeker is omgegaan met kwantitatieve en kwalitatieve data kan niet enkel worden aangemerkt als sloppy science. Het toevoegen van het adjectief “ernstige” aan het oordeel “schending van de wetenschappelijke integriteit” is terecht.

Ten aanzien van de harde schijf

De harde schijf is gevonden door een collega van Betrokkenen na de initiële klacht over Verzoeker. Dit is onder de aandacht gebracht van Betrokkenen, die de CWI hebben geïnformeerd. Tijdens de hoorzitting heeft de CWI Verzoeker, die claimde dat er geen dataset bestond met alleen de originele data, geconfronteerd met het feit dat zijn harde schijf was gevonden. Verzoeker heeft op geen enkel moment verzocht om toegang te krijgen tot de harde schijf. Een dergelijk verzoek zou onmiddellijk ingewilligd zijn. Er is geen aanwijzing dat Verzoeker is gehinderd in zijn verdediging.

3.3 Het standpunt van Betrokkenen

Het standpunt van Betrokkenen zoals verwoord in hun gezamenlijke verweerschrift luidt, samengevat, als volgt.

Ten aanzien van hoofdstuk 5

De omstandigheid dat de hypothese bij hoofdstuk 5 anders was dan de hypothese bij hoofdstuk 2, ten behoeve waarvan Verzoeker de data manipuleerde, rechtvaardigt niet het gebruik van data waarmee is geknoeid.

De omstandigheid dat minder dan 1% van de data is vervuild, rechtvaardigt niet het gebruik van data die de integriteitstoets niet kunnen doorstaan. Geen enkele dataset waarvan bekend is dat ermee is geknoeid, kan worden gebruikt voor een publicatie. Aangezien verder de 1% vervalste data is geconcentreerd in dat deel van de dataset waarop het onderzoek van hoofdstuk 5 juist was gericht, is het aannemelijk dat de impact op de resultaten groter is dan het kleine percentage suggereert. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat aanzienlijk meer dan 1% van de data is gefalsificeerd.

De claim van Verzoeker, dat de belangrijkste resultaten en conclusies van hoofdstuk 5 vrijwel ongewijzigd blijven als de vervuilde data worden vervangen door de originele correcte data, is oncontroleerbaar en Betrokkenen hebben geen vertrouwen in Verzoekers replicatie van het onderzoek. Maar zelfs als een replicatie achteraf vergelijkbare resultaten oplevert als in hoofdstuk 5 zijn opgenomen, neemt dat niet weg dat Verzoeker wist dat hij door hem vervalste data heeft gebruikt.

Ten aanzien van hoofdstuk 4

Het verwijt van manipulatie van kwantitatieve data maakte deel uit van het dossier. Daarop konden alle partijen commentaar leveren. Ook de onderbouwing van het verwijt van manipulatie van kwantitatieve data (twee Excelbestanden en een pdf-bestand met originele gefotografeerde data) was deel van het dossier. Verzoeker had genoeg tijd en gelegenheid om de gevonden discrepanties te verklaren, maar dat heeft hij niet gedaan.

Het bewijs van datamanipulatie voor hoofdstuk 4 is minder uitdrukkelijk uitgewerkt dan het bewijs van datamanipulatie voor hoofdstukken 2 en 3, maar dat neemt niet weg dat er solide bewijs is dat Verzoekers finale dataset inconsistent is met de originele foto’s ten aanzien van een groot deel van de datapunten die Verzoeker heeft gebruikt voor zijn analyse in hoofdstuk 4. Deze inconsistenties zijn zeer vergelijkbaar met de inconsistenties die zijn ontdekt in de hoofdstukken 2 en 3.

Betrokkenen wijzen erop dat Verzoeker nergens in zijn verzoekschrift refereert naar originele bronnen, of zijn keuzes uitlegt en hoe deze keuzes konden leiden tot een finale dataset die geheel inconsistent lijkt met de statistische tabellen in de originele bronnen. In plaats daarvan suggereert Verzoeker dat fraude alleen zou kunnen worden vastgesteld door een volledige replicatie van zijn onderzoek. Het is echter de verantwoordelijkheid van Verzoeker om zijn onderzoek transparant te maken. Als de data niet eenvoudig kunnen worden gevonden in de originele bronnen, dan had dit in de publicatie gedetailleerd moeten worden toegelicht.

In aanvulling op wat zij in de klachtprocedure hebben overgelegd, hebben Betrokkenen in hun verweerschrift elk afzonderlijk datapunt voor de variabelen A en B besproken. Betrokkenen hebben de originele archivale bronnen vergeleken met Verzoekers werkbestand en finale dataset. Ten aanzien van de variabele A hebben Betrokkenen geconstateerd dat sprake is van een groot aantal ongefundeerde datapunten en inconsistenties tussen de finale dataset en de archivale bronnen. Ten aanzien van de variabele B hebben Betrokkenen geconstateerd dat sprake is van inconsistente methodes van rapporteren. Volgens Betrokkenen lijken de aanpassingen te zijn gericht op het versterken van de beweerde bivariate relatie tussen B en A. Dit zijn de variabelen die een centrale rol spelen in de claim uit hoofdstuk 4, namelijk dat abnormale regenval leidde tot verhoogde aantallen vermogensdelicten. Betrokkenen hebben het effect van de misrepresentatie van data nader toegelicht door uiteen te zetten dat hun replicatie met de correcte data de omvang van de datapunten van Verzoeker reduceert van 12 naar 6, terwijl de bivariate correlatie geheel verdwijnt.

De drie citaten uit hoofdstuk 4 onderbouwen voldoende dat Verzoeker gericht en bewust manipuleerde. Betrokkenen hebben een van de citaten nader toegelicht. De vervormingen van de tekst hebben de betekenis van de tekst gewijzigd. De wijzigingen zijn niet willekeurig, maar dienen de centrale these van Verzoeker. De omstandigheid dat specifieke stukken uit het citaat zijn veranderd en dat alle veranderingen Verzoekers centrale bewering ondersteunen, maken duidelijk dat geen sprake is van slordig of gedachteloos gebruik van citaten, maar van systematische en opzettelijke fraude om Verzoekers argumenten te ondersteunen.

Naar aanleiding van het verzoekschrift hebben Betrokkenen nog een willekeurig vierde en vijfde citaat geselecteerd en geprobeerd om deze citaten op te sporen in de originele foto’s van de bron, waarnaar is verwezen in het proefschrift. Betrokkenen hebben in die bron geen enkele zin gevonden die zelfs maar in de buurt kwam van de inhoud zoals door Verzoeker weergeven in de twee citaten.

Ten aanzien van de kwalificatie van het handelen van Verzoeker

Verzoeker heeft zijn dataset aangemaakt in Excel. Met een bepaalde techniek is het makkelijk om valse datapunten in te voeren die passen in de gewenste relatie en om bestaande datapunten die er niet in passen te veranderen. Zo kon Verzoeker zijn statistische resultaten in de gewenste richting sturen, zelfs voordat hij met behulp van de software een multivariate analyse deed. Verder heeft Betrokkene 3 drie verschillende versies van hun gezamenlijke dataset achterhaald (oktober 2014, april 2015 en februari 2016). In elk van deze versies is veel datamanipulatie aangetroffen. Daarbij gaat het, anders dan Verzoeker stelt, niet om alleen de eerste periode van zijn onderzoek.

Cognitieve bias, bovenmatig vertrouwen in de hypothese en onvermogen om te gaan met complexe historische datasets, zijn geen excuus. Niet alleen mochten van Verzoeker basale onderzoekvaardigheden worden verwacht, hij is vanaf de start van zijn promotieonderzoek voldoende ondersteund in het leren omgaan met historische data. Onder meer heeft Verzoeker deelgenomen aan een trainingsprogramma en aan cursussen, mede over wetenschappelijke integriteit, en uitleg gekregen over de praktijk van archiefonderzoek. Verder heeft Verzoeker nagelaten om te reageren op aanwijzingen dat er een ernstig probleem was met zijn data. Zoals hij ook zelf heeft verklaard tegenover de CWI, hebben collega’s hem gewezen op onregelmatigheden. Verzoeker heeft echter degenen die het rechtstreeks aanging, begeleiders en coauteurs, niet benaderd. In plaats daarvan heeft hij pas toegegeven te hebben gefraudeerd toen hij door Betrokkene 1 werd geconfronteerd met wat Betrokkene 3 had ontdekt.

Over de ernst van de schending van de wetenschappelijke integriteit, hebben Betrokkenen opgemerkt dat de fraude wijdverspreid was en direct relevant was voor de belangrijkste argumenten in Verzoekers proefschrift.

Een volledige replicatie is volgens Betrokkenen niet nodig voor het bewijs van fraude. De grote schaal van de datamanipulatie en het sterke, eenzijdige effect ervan op de bivariate correlatie tussen de belangrijkste onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele, stellen buiten twijfel dat Verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan fabricatie.

Ten aanzien van de harde schijf

Binnen de vakgroep waarvan Verzoeker deel uitmaakte is het sinds 2014 verplicht om twee kopieën van onderzoeksdata te maken en deze te bewaren op twee verschillende plekken. Verder wist niemand behalve Verzoeker waar de harde schijf was. In de maanden voorafgaand aan de klacht heeft Betrokkene 1 Verzoeker meermalen gevraagd om zijn onderzoeksdata te overleggen. Verzoeker beloofde steeds om dit te doen, maar liet dat na. Toen op 1 januari 2018 Verzoekers kamer werd ontruimd heeft een promovendus de achtergelaten bezittingen van Verzoeker, waaronder de harde schijf, opgeborgen. De verwachting was dat Verzoeker zijn bezittingen zou komen ophalen. Kennelijk heeft Verzoeker op 1 maart 2018 gezocht naar de harde schijf, maar hij heeft geen navraag gedaan bij zijn vroegere collega’s. Toen de promovendus later hoorde over de klacht, herinnerde hij zich de harde schijf en gaf deze aan Betrokkene 1. Verzoeker heeft tijdens de klachtprocedure niet gevraagd om toegang te krijgen tot de harde schijf.

3.4 Reactie Verzoeker op het standpunt van het Bestuur en Betrokkenen

Verzoeker heeft naar aanleiding van de verweerschriften, samengevat, als volgt gereageerd.

Verzoeker wijst de beschuldigingen af

Verzoeker heeft gemeld dat hij niet toegeeft en nooit heeft toegegeven dat sprake is van een ernstige schending van wetenschappelijke integriteit.

Verzoeker heeft benadrukt dat het verzamelen en invoeren van de data extreem gecompliceerd was. De gebruikte en hier relevante archivale bronnen (statistische tabellen en bestuurlijke rapportages) boden een enorme hoeveelheid informatie en data en waren soms incompleet of tegenstrijdig. In deze context moet men volgens Verzoeker aannames doen en besluiten welke waarden wel en niet worden gebruikt voor de analyse. Het was praktisch onmogelijk om dat alles toe te lichten in een appendix. Vergeleken met ander … onderzoek was het onderzoek van Verzoeker bijzonder. Of de aannames en keuzes van Verzoeker correct waren, kan onderwerp zijn van wetenschappelijk debat, maar het was geen wetenschappelijk wangedrag.

Dat er enkele fouten zitten in de datasets, valt te verwachten na het handmatig invoeren van 60.000 individuele datapunten. Verzoeker had geen reden om te vermoeden dat sprake was van verkeerd omgaan met data, zoals ook blijkt uit zijn bereidheid om zijn data met anderen te delen. Verzoeker heeft niet opzettelijk data gemanipuleerd met als doel om te misleiden of statistische resultaten te produceren waar geen resultaten zijn. Er is niet bewezen dat Verzoekers afwegingen de statistische resultaten in hoofdstukken 2 tot en met 4 hebben gewijzigd en Verzoeker heeft bewezen dat zijn afwegingen de resultaten van hoofdstuk 5 niet significant hebben gewijzigd.

Betrokkenen hebben hun beschuldigingen gebaseerd op een vergelijking tussen de datapunten in de datasets op de harde schijf en tabellen uit het materiaal dat Verzoeker had gefotografeerd en op de harde schijf opgeslagen. Dat betekent dat zij zich hebben gebaseerd op een gelimiteerde deelverzameling. Soms voerde Verzoeker data in direct vanaf de archivale bron. Zelfs als Verzoeker al het gebruikte archiefmateriaal had gefotografeerd, dan zouden Betrokkenen niet in staat zijn geweest om alle documenten te lezen tijdens de duur van de klachtprocedure. Individuele datapunten staan verspreid in de tekst van de bestuurlijke rapportages, bestaande uit 45.000 pagina’s. Betrokkenen hebben alleen waarden gebruikt uit de makkelijk te lezen tabellen. Ook hebben Betrokkenen een ondeugdelijke methode gebruikt om hun beschuldiging te onderbouwen.

Kortom, er is geen bewijs dat de gebruikte data de resultaten in de hoofdstukken 2 tot en met 4 hebben gewijzigd en Verzoeker heeft bewezen dat de resultaten in hoofdstuk 5 geheel kunnen worden gerepliceerd. Dat bewijs heeft Verzoeker niet kunnen leveren voor de hoofdstukken 2 tot en met 4, omdat Betrokkenen hebben geweigerd om Verzoeker de harde schijf terug te geven.

Ten aanzien van hoofdstuk 5

Bewijs dat Verzoeker heeft overgelegd is door de CWI genegeerd. Verzoeker is erin geslaagd om hoofdstuk 5 te repliceren, ook wanneer hij strikt de data volgt die in de relevante tabellen staan. Betrokkenen hebben Verzoekers replicatie ten onrechte ongefundeerd genoemd. Verzoeker heeft dezelfde methode gebruikt als in zijn proefschrift. De volledige bestanden zijn thans beschikbaar, Verzoeker kon het ondersteunende materiaal niet eerder overleggen dan nu.

Ten aanzien van de verklaringen van Verzoeker

De verklaringen die Verzoeker in de klachtprocedure heeft afgelegd, worden verdraaid. Het Bestuur heeft toegegeven dat er een fout zit in het CWI-advies, maar dit is niet de enige fout. Het is niet waar dat Verzoeker de beschuldigingen heeft toegegeven. Het oordeel van het Bestuur is beïnvloed door de wijze waarop Betrokkenen Verzoeker en zijn werk hebben neergezet. Verzoeker heeft eerder nooit klachten gehad over zijn manier van werken.

Ten aanzien van de harde schijf

Betrokkenen hadden Verzoeker de harde schijf moeten toesturen, zeker nadat hij door zijn verzoek aan het LOWI duidelijk heeft gemaakt dat hij dat wilde. Verzoeker heeft wel degelijk navraag gedaan naar zijn harde schijf. Verzoeker heeft Betrokkenen niet rechtstreeks gevraagd om de harde schijf, omdat hij ervan uitging dat Betrokkene 1 hem de harde schijf zou toesturen na het verzamelen van de informatie die hij nodig had voor de klacht en omdat Betrokkene 1 hem had opgedragen om geen contact te zoeken gedurende de klachtprocedure. Ook het Bestuur heeft niets gedaan om de harde schijf te retourneren.

Tot slot

Verzoekers schriftelijke verklaring naar aanleiding van de beschuldigingen is tot stand gekomen onder grote druk, terwijl Verzoeker er mentaal niet goed aan toe was. Verzoeker heeft zonder nadenken de beschuldigingen van Betrokkene 1 geaccepteerd. In de loop van de procedure heeft Verzoeker, om verschillende redenen, een andere houding aangenomen ten opzichte van de beschuldigingen. Verzoeker hoopt dat hij duidelijk heeft gemaakt dat er geen bewijs is. Verzoeker acht het Bestuur partijdig en de beweegredenen van Betrokken twijfelachtig.

3.5 Laatste reactie van het Bestuur en Betrokkenen

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker, zoals beschreven in 3.4 hebben het Bestuur en Betrokkenen eveneens een laatste reactie gegeven. Die luidt, samengevat, als volgt.

3.5.1 Laatste reactie van het Bestuur

Naar aanleiding van de laatste reactie van Verzoeker heeft het Bestuur de CWI gevraagd of er reden is om anders naar de zaak te kijken. De CWI heeft gemotiveerd laten weten dat het advies en het oordeel ongewijzigd blijven.

Het Bestuur is ervan overtuigd dat Verzoeker correct is behandeld. Het feitenonderzoek door de CWI is aangevangen met het horen van Verzoeker en Betrokkenen. Betrokkenen hebben een grote hoeveel data en bewijs overgelegd, er is geen twijfel aan de schending van de wetenschappelijke integriteit. Het CWI-onderzoek was grondig. Gelet op het bewijs is het weinig overtuigend dat Verzoeker thans, in zijn laatste reactie, de schriftelijke en mondelinge verklaringen intrekt die hij eerder tegenover de CWI heeft gedaan.

Het Bestuur verwerpt de klacht van Verzoeker dat hij is geschaad in zijn verdediging. Het geldende beleid met betrekking tot datamanagement brengt met zich mee dat de eigendom van de harde schijf niet berust bij Verzoeker, maar bij de universiteit. Uiteraard kan Verzoeker een kopie krijgen van de data op de harde schijf, wanneer daarom wordt verzocht.

Het betoog van Verzoeker mist feitelijke onderbouwing. Het staat vast dat … bronnenmateriaal is gemanipuleerd. Het toevoegen of veranderen van waarden in tabellen is absoluut onacceptabel. Wanneer data worden toegevoegd of weggelaten, dient dit verklaard te worden. Verzoeker weet dit en kan zich niet verschuilen achter de bijzondere aard van het proces van dataverzameling.

3.5.2 Laatste reactie van Betrokkenen

Er is niets ongewoons aan het onderzoek van Verzoeker, hij overdrijft de complexiteit. De uitleg die Verzoeker nu aan het LOWI heeft gegeven staat ook nergens in zijn publicaties. Verder heeft Betrokkene 3 de meerderheid van de datapunten voor hoofdstuk 3 verzameld. Betrokkene 3 trof maar zelden aan dat bronnen ambigue waren.

Een volledige replicatie van het onderzoek van Verzoeker is niet nodig voor het bewijs van ernstige schending van de wetenschappelijke integriteit. De methode die Betrokkenen hebben gebruikt om deze schending inzichtelijk te maken, is daarvoor geschikt en is overigens door Verzoeker zelf gebruikt in de hoofdstukken 2, 3 en 4.

Door zijn verdediging te baseren op zijn eigen replicatie van hoofdstuk 5 ontwijkt Verzoeker de daadwerkelijke beschuldiging, namelijk dat vervuilde data zijn gebruikt. Verzoeker heeft ook niet uitgelegd op welke manier hij dit hoofdstuk heeft gerepliceerd.

Verzoeker heeft niet gereageerd op de beschuldigingen van onvindbare datapunten en citaten. Zelfs als zijn data zouden zijn geconfisqueerd, dan nog zijn de gevonden ernstige onregelmatigheden onbetwist gebleven. De aanvankelijke beschuldigingen waren niet gebaseerd op informatie van de harde schijf, maar op gescande microfilms van de originele bestuurlijke rapportages. Hardware blijft eigendom van de onderzoeksgroep, hetzelfde geldt voor de data op de harde schijf. Verzoeker heeft verzoeken om de data te overleggen herhaaldelijk genegeerd.

Verzoeker heeft zijn data niet gedeeld met anderen. Navraag door Betrokkenen bij de persoon naar wie Verzoeker heeft verwezen, leert dat deze niet de dataset van Verzoeker heeft gekregen maar alleen de relevante archivale foto’s, die toch al publiek beschikbaar zijn.

Verzoeker heeft aangevoerd dat Betrokkene 1 hem onder druk heeft gezet en heeft een incomplete mailwisseling met hem overgelegd. Betrokkenen hebben de volledige mailwisseling overgelegd en erop gewezen dat deze is geëindigd op 15 maart 2018. Verzoekers schriftelijke en mondelinge bekentenis dateren van lang na het contact met Betrokkene 1. Betrokkene 1 deed navraag naar hoofdstuk 4 omdat Verzoeker daarover vaag bleef, nadat hij op 28 februari 2018 had toegegeven dat hij data had gemanipuleerd voor de hoofdstukken 2 en 3. Betrokkene 1 heeft aangekondigd dat hij onderzoek zou doen naar de hoofdstukken 4 en 5 en gemeld dat hij bewijs had gevonden voor het manipuleren van citaten in hoofdstuk 4. Inderdaad is er een boze ondertoon in twee van de e-mails aan Verzoeker, maar dat is begrijpelijk. Betrokkene 1 heeft zelfs geprobeerd om Verzoeker enigszins te helpen door een telefoongesprek te arrangeren met zijn meest bevriende collega.

4. Overwegingen van het LOWI

4.1 Algemeen

Na een ontvankelijk verzoek hiertoe, adviseert het LOWI het Bestuur van een bij het LOWI aangesloten instelling over een door het Bestuur vastgesteld (aanvankelijk) oordeel naar aanleiding van een klacht over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit.

Het LOWI baseert zijn oordeel over de vermoede schending van wetenschappelijke integriteit primair, maar niet uitsluitend, op de normen van wetenschappelijke integriteit die hetzij zijn af te leiden uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 (laatstelijk herzien in 2014), hetzij uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (in werking getreden op 1 oktober 2018). Zie voor het beoordelingskader verder www.lowi.nl.

Het oordeel dat een of meer normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden, leidt niet per definitie ook tot het oordeel dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden.

Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Wetenschappelijke controversen dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum.

4.2 Toepasselijke regelingen

Op de beoordeling van de klacht is de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit Wageningen University & Research (verder: Klachtenregeling) van toepassing. Op de beoordeling van het verzoek is het Reglement LOWI 2018 van toepassing.

Verder is het volgende relevant. Op 1 oktober 2018 is de nieuwe Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit in werking getreden. Deze Gedragscode vervangt de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Op grond van de overgangsbepalingen in paragraaf 1.5 van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit is op de onderhavige casus nog de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van toepassing.

4.3 Ten aanzien van de opstelling van Verzoeker tijdens de procedure

De opstelling van Verzoeker, in de zin van de door hem gekozen lijn van verdediging tegen de beschuldigingen, is bij het LOWI op een aantal onderdelen anders dan eerder in de klachtprocedure bij de CWI. In het bijzonder gaat het om het alsnog betwisten van beschuldigingen en om het thans uiten van de klacht dat Verzoeker in de CWI-procedure zou zijn gehinderd in zijn verdediging.

Een gewijzigde opstelling tijdens de procedure kan niet zonder meer doel treffen. Daarvoor is het volgende van belang. Op grond van artikel 13, eerste lid, van het Reglement LOWI toetst het LOWI of het oordeel van het Bestuur voldoet aan de daaraan uit het oogpunt van zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen. Het advies van de CWI is onder meer gebaseerd op argumenten en informatie die door Verzoeker in de klachtprocedure naar voren zijn gebracht. Argumenten of informatie die Verzoeker om hem moverende reden voor zich heeft gehouden, zijn in dit oordeel niet meegewogen. Verzoekers keuze van opstelling tijdens de procedure komt in beginsel voor zijn rekening en risico. Het innemen van een gewijzigde opstelling, in de zin van het intrekken van eerdere verklaringen of het alsnog aanvoeren van eerder niet genoemde argumenten, kan derhalve niet zonder meer leiden tot het oordeel dat de eerdere klachtbehandeling door de CWI niet voldoet aan de zorgvuldigheidseisen.

Verzoeker verwerpt de beschuldigingen

Verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet toegeeft en ook nooit heeft toegegeven dat hij een ernstige schending van de wetenschappelijke integriteit heeft begaan. Onder meer heeft Verzoeker gesteld dat de eerder door hem afgelegde verklaringen zijn verdraaid. Voor zover Verzoeker heeft bedoeld dat zijn bekennende verklaringen tegenover de CWI buiten beschouwing moeten worden gelaten, treft deze gewijzigde opstelling geen doel. Het LOWI overweegt daartoe als volgt.

Verzoeker heeft de CWI een schriftelijke verklaring (d.d. 30 maart 2018) doen toekomen, waarin hij onder meer het volgende heeft geschreven. “Through this process, I came to realize that my preliminary qualitative analysis and the strong evidence from previous research biased me towards believing that the effect was also true for the … I was studying. I apparently became increasingly skeptical and doubtful towards individual observations that did not fit my hypotheses and did not support the expected statistical relationships. Thus, as I now understand, there was a systematic error in my ability to judge and reflect on the primary archival documents. In certain occasions, I might have discredited information that did not support my hypotheses, for example, by occasionally dropping data points. While in others, I might have selectively focused on information that favored those hypotheses, for example, where the sources (i.e. …) reported two different data points. (…) Besides the above, my overconfidence in the working hypotheses went so far as to make me overestimate my ability to predict data points when they were missing. Thus, in some instances, I entered an expected value for some of the data-points that were missing from the primary sources. (…)”

Uit zijn schriftelijke verklaring blijkt aldus afdoende dat Verzoeker inderdaad op verschillende manieren data heeft gemanipuleerd. Verzoeker heeft nu gesteld dat deze verklaring onder druk tot stand is gekomen. Uit niets blijkt echter dat Verzoeker in een zodanig hevige gemoedstoestand verkeerde toen hij deze verklaring op schrift stelde, dat aan die verklaring geen betekenis kan worden gehecht. De door Betrokkene 1 overgelegde volledige e-mailwisseling is ook niet van dien aard dat Verzoeker zich daardoor genoodzaakt kon voelen om een ten onrechte bekennende verklaring af te leggen. Het LOWI gaat dan ook uit van de juistheid van Verzoekers bekennende verklaring aan de CWI. Het LOWI wijst nog op de omstandigheid dat Verzoeker en Betrokkene 1 niet in persoon contact hadden met elkaar en dat dit contact overigens is geëindigd twee weken vóór de schriftelijke verklaring van Verzoeker.

Verzoekers schriftelijke verklaring van 30 maart 2018 was en is derhalve bruikbaar voor het bewijs van datamanipulatie.

Ter hoorzitting van 5 april 2018 heeft Verzoeker ook een mondelinge verklaring afgelegd over de vermoede datamanipulatie. In het verslag van die hoorzitting valt onder meer te lezen dat Verzoeker in aanvulling op zijn verklaring van 30 maart 2018 heeft gemeld dat hij het deels eens is met de beschuldigingen en dat hij toegeeft dat data zijn gemanipuleerd op de vier manieren zoals beschreven in de klacht. Blijkens het verslag heeft Verzoeker benadrukt dat de datamanipulatie niet opzettelijk was en dat hij werd gedreven door zijn verwachtingen en onervarenheid. Bij het invoeren van data veranderde Verzoeker datapunten wanneer deze niet pasten bij zijn verwachtingen en Verzoeker heeft toegegeven dat hij wellicht data heeft ingevoerd waar die er niet waren, zonder dit te melden. In jaren waarin data ontbraken of onduidelijk waren, voorspelde Verzoeker datapunten. Ook blijkt uit het verslag dat Verzoeker ermee heeft ingestemd dat, zoals gemeld in de klacht, 5 tot 10% van de data gemanipuleerd kan zijn. Verzoeker heeft benadrukt dat hij data heeft gefalsificeerd, maar geen resultaten heeft verzonnen. Uit het verslag volgt verder dat Verzoeker datamanipulatie heeft toegegeven ten aanzien van hoofdstuk 2 en 3 en dat Verzoeker ten aanzien van hoofdstuk 5 niet de data van Betrokkene 1 heeft gemanipuleerd, maar wel Verzoekers data uit hoofdstuk 3 heeft gebruikt en dat het waarschijnlijk is dat besmette data zijn gebruikt. Ten aanzien van hoofdstuk 4 heeft Verzoeker citaten veranderd.

Uit zijn mondelinge verklaring blijkt aldus afdoende dat Verzoeker inderdaad op verschillende manieren data heeft gemanipuleerd. Uit niets blijkt dat Verzoeker in een zodanig hevige gemoedstoestand verkeerde toen hij zijn mondelinge verklaring aflegde, dat aan die verklaring geen betekenis kan worden gehecht. Verzoeker heeft verder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de weergave van zijn verklaringen in het verslag onjuist of verdraaid is. Het LOWI gaat dan ook uit van de juistheid van dit verslag. Het LOWI wijst nog op de omstandigheid dat Verzoeker afzonderlijk van Betrokkenen is gehoord en dat Verzoeker voldoende gelegenheid heeft gekregen om het concept-verslag van de hoorzitting te corrigeren op feitelijke onjuistheden.

Verzoekers mondelinge verklaring was en is derhalve bruikbaar voor het bewijs van datamanipulatie. De constatering dat de CWI deze verklaring ten aanzien van hoofdstuk 4 niet correct heeft weergegeven in haar advies, omdat Verzoeker blijkens het verslag alleen de manipulatie van kwalitatieve data in hoofdstuk 4 mondeling heeft erkend, doet aan het voorgaande niet af.

De bekennende verklaringen van Verzoeker zijn door de CWI terecht gebruikt voor het bewijs van datamanipulatie in de hoofdstukken 2 en 3, (kwalitatieve) datamanipulatie in hoofdstuk 4 en het hergebruik van de voor hoofdstukken 2 en 3 gemanipuleerde dataset in hoofdstuk 5. Ook het LOWI gaat uit van deze bekennende verklaringen.

Verzoeker is gehinderd in zijn verdediging

Verzoeker heeft bij het LOWI gesteld dat hij is gehinderd in zijn verdediging doordat hij geen toegang had tot de harde schijf waaruit Betrokkenen en de CWI informatie hebben verkregen over de gedragingen van Verzoeker. Voor zover Verzoeker heeft betoogd dat hij hierdoor onvoldoende kans heeft gehad om de beschuldigingen jegens hem te weerleggen, treft deze gewijzigde opstelling tijdens de procedure geen doel. Het LOWI overweegt daartoe als volgt.

Anders dan Bestuur en Betrokkenen acht het LOWI niet van belang dat de eigendom van de harde schijf niet bij Verzoeker berust. Wel van belang is de constatering dat Verzoeker op geen enkel moment in de klachtprocedure heeft gevraagd om toegang te krijgen tot de harde schijf. Tijdens die procedure was het duidelijk voor Verzoeker dat informatie van de harde schijf was gebruikt door Betrokkenen om hun klacht te onderbouwen en door de CWI zou worden meegewogen om tot haar oordeel te komen. Verzoeker heeft voldoende gelegenheid gehad om toegang tot die harde schijf te vragen, maar heeft dit niet gedaan; niet aan Betrokkenen en niet aan de CWI. Uit het dossier komt naar voren dat Verzoekers lijn van verdediging in de klachtprocedure ook niet zozeer was gericht op het betwisten van de verweten gedragingen, maar meer op het nader verklaren van zijn gedragingen dan wel op het doen kwalificeren van zijn gedragingen als questionable research practice, in plaats van als een schending van de wetenschappelijke integriteit.

Nu Verzoeker niet heeft gevraagd om toegang te krijgen tot de harde schijf, hetgeen hem zou zijn toegestaan, kan de CWI niet worden verweten dat zij informatie van de harde schijf heeft gebruikt om tot haar oordeel te komen. Voor zover Verzoeker daarnaast heeft bedoeld te betogen dat de informatie die van de harde schijf is gehaald niet zou kloppen dan wel niet goed zou zijn geïnterpreteerd door de CWI, treft dit geen doel. Hetgeen Verzoeker thans heeft aangevoerd is, in samenhang met de gemotiveerde weerlegging daarvan door Betrokkenen, onvoldoende voor een dergelijke conclusie. Het LOWI acht tevens van belang dat Verzoeker de bestanden op de harde schijf zelf heeft aangemaakt. Voor zover Verzoeker heeft gesteld dat hij de harde schijf nodig zou hebben (gehad) om ten aanzien van de hoofdstukken 2 en 3 te bewijzen dat de gebruikte data de conclusies niet (significant) hebben beïnvloed, volgt het LOWI hem evenmin. Zoals onder 4.4 nader wordt overwogen is voor het vaststellen van datamanipulatie niet relevant of en in hoeverre de betreffende data de uiteindelijke uitkomsten van het onderzoek hebben beïnvloed.

Het beroep van Verzoeker op het verdedigingsbeginsel is te laat, want pas tijdens de procedure bij het LOWI, gedaan. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de informatie van de harde schijf niet bruikbaar was voor het bewijs van datamanipulatie door Verzoeker of dat de informatie onjuist is geïnterpreteerd.

4.4 Ten aanzien van de verweten gedragingen

Meer dan hij eerder in de klachtprocedure heeft gedaan, is Verzoeker bij het LOWI inhoudelijk ingegaan op het door Betrokkenen overgelegde bewijs voor datamanipulatie. Kort samengevat is het standpunt van Verzoeker thans dat er onvoldoende bewijs is voor datamanipulatie. Ook heeft Verzoeker gesteld dat hij niet opzettelijk of met het oogmerk van misleiding heeft gehandeld, dat niet is bewezen dat de uitkomsten in de hoofdstukken 2, 3 en 4 (significant) zijn beïnvloed en dat hij zelf heeft bewezen dat de uitkomsten in hoofdstuk 5 niet (significant) zijn beïnvloed.

Zowel Betrokkenen als het Bestuur (via de CWI) zijn inhoudelijk ingegaan op hetgeen Verzoeker in dit verband naar voren heeft gebracht.

Omschrijving verweten gedragingen in de Klachtenregeling

Het verwijt van datamanipulatie brengt mee dat mogelijk de principes van betrouwbaarheid en controleerbaarheid uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening in het geding zijn. Zoals hiervoor onder 4.1 is overwogen, leidt het oordeel dat een of meerdere normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden, niet per definitie ook tot het oordeel dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden. Echter, voor een aantal schendingen van normen van wetenschappelijke integriteit is anders bepaald. In Bijlage 1 van de toepasselijke Klachtenregeling is, voor zover hier relevant, opgenomen dat onder schending van de wetenschappelijke integriteit in ieder geval wordt verstaan: fingeren en falsificeren. Dat betekent dat het oordeel dat Verzoeker gegevens heeft gefingeerd en/of gefalsificeerd per definitie óók inhoudt het oordeel dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

De begrippen fingeren en falsificeren zijn nader toegelicht in Bijlage 1 van de Klachtenregeling. Fingeren is het invoeren van fictieve gegevens, het fabriceren of verzinnen van gegevens die worden gepresenteerd als werkelijk verkregen bevindingen van onderzoek. Hiermee wordt, aldus Bijlage 1 van de Klachtenregeling, het hart van de wetenschap – de waarheidsvinding – geraakt. Falsificeren is omschreven als het vervalsen van gegevens en/of het heimelijk verwerpen van verkregen onderzoeksresultaten. Vermeld staat verder dat voor de onderzoeker onwelgevallige gegevens nooit mogen worden aangepast aan de verwachtingen of de theoretische uitkomsten en dat het weglaten van gegevens slechts mag geschieden op aantoonbaar goede gronden.

Ter beoordeling ligt nu voor of Verzoeker voldoende heeft aangevoerd voor twijfel aan de juistheid van de (feitelijke) bevindingen van de CWI. Het LOWI beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.

Ten aanzien van hoofdstuk 2 en 3

Voor de hoofdstukken 2 en 3 heeft de CWI haar oordeel gebaseerd op de bewijsvoering door Betrokkenen en de bekennende verklaringen van Verzoeker. Ook het LOWI is van oordeel dat er voldoende grond is voor de vaststelling dat Verzoeker de data voor de hoofdstukken 2 en 3 heeft gemanipuleerd op de wijzen zoals door Betrokkenen aangegeven. Hetgeen Verzoeker thans heeft aangevoerd kan niet tot een andere conclusie leiden.

Verzoekers standpunt, dat vanwege de complexe aard van de dataverzameling keuzes moesten worden gemaakt en aannames gedaan, is gemotiveerd betwist door Betrokkenen. Verder is niet aannemelijk geworden dat het praktisch niet mogelijk was om de gesteld noodzakelijke keuzes te motiveren, hetgeen ook in strijd is met de regels in het betreffende vakgebied en met wat hierover in Bijlage 1 van de Klachtenregeling is opgenomen. Tot slot volgt het LOWI Verzoeker niet in zijn stelling dat slechts sprake is van (enkele) begrijpelijke fouten bij het invoeren van 60.000 datapunten. Betrokkenen hebben voldoende overtuigend aangetoond dat het aanpassen van de gegevens wel degelijk de conclusies van Verzoeker diende, zoals overigens ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van Verzoeker van 30 maart 2018. Met de CWI is het LOWI van oordeel dat sprake is van structureel fabriceren c.q. verzinnen en vervalsen van gegevens.

Ten aanzien van hoofdstuk 4

Verzoeker heeft allereerst gesteld dat het verwijt van manipuleren van kwantitatieve data geen onderdeel was van de klacht en dat hij hier (door de CWI) ook niet naar is gevraagd. Deze stelling van Verzoeker mist feitelijke grondslag, zo blijkt uit het dossier. Het verwijt van kwantitatieve datamanipulatie is opgenomen in de (aanvulling op de) klacht en de bewijsstukken die Betrokkenen hebben overgelegd ter onderbouwing van dit verwijt, zijn door de CWI gedeeld met Verzoeker. Verzoeker was derhalve ook van deze beschuldiging op de hoogte en had voldoende gelegenheid om deze, indien mogelijk, te weerleggen. Verzoeker heeft er echter voor gekozen om niet in te gaan op dit onderdeel van de klacht. Dat komt voor zijn rekening en risico en vormt geen grond voor het oordeel dat de klachtbehandeling door de CWI onzorgvuldig is geweest.

Voor zover Verzoeker thans alsnog heeft betwist dat hij ook kwantitatieve data voor hoofdstuk 4 heeft gemanipuleerd, volgt het LOWI hem niet. Vastgesteld is dat Verzoekers finale dataset inconsistent is met de originele foto’s ten aanzien van een groot deel van de door Verzoeker gebruikte datapunten. Verzoekers alternatieve verklaring voor de gevonden verschillen in de bestanden is, mede vanwege het gebrek aan onderbouwing en gelet op de uitgebreide nadere toelichting door Betrokkenen, onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen van de CWI. In aanvulling op wat reeds in de klachtprocedure is overgelegd, hebben Betrokkenen meer concreet ten aanzien van de datapunten voor de variabelen A en B de dataset van Verzoeker vergeleken met de originele archivale bronnen. Daaruit is een groot aantal ongefundeerde datapunten en inconsistenties gebleken, vergelijkbaar met de inconsistenties die in de data voor de hoofdstukken 2 en 3 zijn aangetroffen. Verzoekers reactie, dat Betrokkenen zich hebben gebaseerd op een beperkte deelverzameling, doet hieraan niet af. Hetzelfde geldt voor Verzoekers mededeling dat hij soms data direct vanaf de archivale bron invoerde. Voorts is het, anders dan Verzoeker stelt, niet zo dat datamanipulatie alleen kan worden vastgesteld door een onderzoek volledig te repliceren.

Ten aanzien van de vastgestelde manipulatie van kwalitatieve data heeft Verzoeker aangevoerd dat het aanpassen van de citaten niet is gebeurd om te misleiden. Zoals hierna verder wordt overwogen, is dit niet relevant. Overigens is het ook niet aannemelijk. Uit de nadere toelichting van Betrokkenen ten aanzien van een van de citaten is gebleken dat het citaat zodanig is aangepast dat de betekenis van de tekst is veranderd. Voldoende vast staat dat de veranderingen niet willekeurig zijn of slordigheden betreffen, maar de these van Verzoeker dienen. De stelling van Verzoeker dat hij geen enkel ander citaat heeft aangepast, hetgeen ten aanzien van hoofdstuk 4 gemotiveerd is betwist door Betrokkenen, doet niets af aan de bevindingen van de CWI.

Ten aanzien van hoofdstuk 5

Met het Bestuur en Betrokkenen is het LOWI van oordeel dat het niet relevant is of de datamanipulatie heeft plaatsgevonden ten behoeve van een ander hoofdstuk, of de gemanipuleerde data al dan niet slechts een klein deel zijn van de totale dataset en of de resultaten in hoofdstuk 5 (vrijwel) ongewijzigd zouden blijven als de gemanipuleerde data zouden worden vervangen, wat daarvan verder ook zij. Vast staat dat Verzoeker ten behoeve van hoofdstuk 5 data heeft gebruikt waarvan hij wist dat hij ze had gemanipuleerd. Het gebruik van gefingeerde en/of gefalsificeerde data valt onder schending van de wetenschappelijke integriteit zoals omschreven in Bijlage 1 bij de Klachtenregeling. De precieze omvang van de vervuilde data, noch de exacte invloed ervan op de uitkomsten is van doorslaggevend belang.

Geen opzettelijke manipulatie, geen oogmerk van misleiding, geen (significante) invloed op de uitkomsten

Noch voor fingeren, noch voor falsificeren is in Bijlage 1 van de Klachtenregeling nader bepaald dat hiervan pas sprake is als de gedraging opzettelijk is verricht en/of met het oogmerk van misleiding.
Dat betekent dat Verzoekers verweer dat geen sprake is van opzettelijke manipulatie en Verzoeker ook niet het oogmerk van misleiding had, geen doel kan treffen. Voor de goede orde merkt het LOWI op dat het LOWI dit verweer ook niet aannemelijk acht. Het LOWI wijst daartoe op het aantal aangetroffen onregelmatigheden, het systematische karakter ervan en de omstandigheid dat de onregelmatigheden, zoals Betrokkenen hebben toegelicht, dienend waren aan de conclusies van Verzoeker. De onregelmatigheden gaan verder dan redelijkerwijs te verwachten fouten of dan questionable research practice. Voor zover het bronnenmateriaal Verzoeker noopte tot het doen van aannames of het maken van keuzes, hetgeen niet is komen vast te staan, had Verzoeker dit inzichtelijk dienen te maken. Dat is echter niet gebeurd.

Noch voor fingeren noch voor falsificeren is in Bijlage 1 van de Klachtenregeling nader bepaald dat hiervan pas sprake is als daardoor de uitkomsten van het onderzoek (significant) zijn gewijzigd.

Dat betekent dat Verzoekers verweer dat niet is aangetoond dat de resultaten in de hoofdstukken 2, 3 en 4 (significant) zijn beïnvloed en dat Verzoeker zelf heeft aangetoond dat de resultaten in hoofdstuk 5 niet (significant) zijn beïnvloed, wat daarvan verder ook zij, geen doel kan treffen. Zoals in Bijlage 1 van de Klachtenregeling is opgemerkt is het hart van de wetenschap waarheidsvinding. Wetenschapsbeoefenaren, en anderen, moeten erop kunnen vertrouwen dat alle gegevens die Verzoeker heeft gepresenteerd als gevonden gegevens ook daadwerkelijk gevonden zijn. Dat vertrouwen is echter geschaad.

Ten aanzien van de (nadere) kwalificatie van het handelen van Verzoeker

Verzoeker heeft bezwaar tegen de kwalificatie “ernstige schending van de wetenschappelijke integriteit”. Verzoeker heeft in dit verband gesteld dat het bewijs tekortschiet, dat opzet bij hem ontbreekt, dat hij (goede) redenen had voor het aanpassen van de data (anders dan misleiding) en dat de aanpassingen niet van dien aard waren dat de uitkomsten van het onderzoek (significant) zijn beïnvloed.

Hierboven is reeds vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de vormen van manipulatie van data in de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5, zoals door Betrokkenen in de klacht verwoord. Eveneens is vastgesteld dat het niet aannemelijk is dat Verzoeker een en ander niet opzettelijk heeft gedaan, los van de omstandigheid dat opzet of het oogmerk van misleiding ook niet hoeft te worden aangetoond om fingeren of falsificeren vast te stellen. Voorts maken de redenen die Verzoeker heeft opgegeven voor het aanpassen van de data zijn handelen niet minder onjuist. Hetzelfde geldt voor Verzoekers stelling dat de uitkomsten van de verschillende hoofdstukken niet (significant) zouden zijn beïnvloed. Zelfs als zou vast staan dat bij gebruik van de correcte data exact dezelfde uitkomsten zouden worden verkregen, dan neemt dat niet weg dat Verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan fingeren en falsificeren van gegevens, zoals bedoeld in Bijlage 1 van de Klachtenregeling.

Inbreuken op de normen uit de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening laten zich naar de mate van hun ernst kwalificeren. Niet iedere inbreuk houdt per definitie een schending van de wetenschappelijke integriteit in. Een minder ernstig geachte schending van een norm van wetenschappelijke integriteit kan leiden tot het oordeel “onzorgvuldig” of “verwijtbaar onzorgvuldig”. Voor een dergelijk milder oordeel is hier echter geen grond. Uit Bijlage 1 bij de Klachtenregeling volgt dat het oordeel dat Verzoeker data heeft gefingeerd en gefalsificeerd, zonder meer leidt tot het oordeel dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Dat is ook terecht, omdat dergelijk gedrag het vertrouwen in de wetenschap aantast en het vertrouwen tussen wetenschappers onderling.

Voor de kwalificatie “ernstige schending van de wetenschappelijke integriteit” is echter geen grond. De zwaarst mogelijke kwalificatie die de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening en de Klachtenregeling kennen is “schending van de wetenschappelijke integriteit”. Geen van beide regelingen biedt de mogelijkheid van het toevoegen van adjectieven, zoals “ernstige”. Ook de nieuwe Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 kent voor de ernstigste gevallen van niet-naleven van normen alleen de kwalificatie “schending van wetenschappelijke integriteit”, zonder de optie van nadere adjectieven.

Voor zover het verzoek van Verzoeker betrekking heeft op het toevoegen van het adjectief “ernstige”, wordt hij daarin dus gevolgd. Het LOWI adviseert het Bestuur om als oordeel vast te stellen dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Wanneer het Bestuur dat nodig acht, kan eventueel nader worden uiteengezet wat de ernst en omvang van de manipulatie van data is.

5. Oordeel en advies van het LOWI

Het LOWI is van oordeel dat het verzoek gegrond is, uitsluitend voor zover het is gericht op de toevoeging van het adjectief “ernstige” aan het oordeel “schending van de wetenschappelijke integriteit”. Voor het overige is het verzoek ongegrond.
Het LOWI adviseert het Bestuur om zijn aanvankelijk oordeel in die zin te wijzigen dat het definitieve oordeel luidt dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

Prof. mr. R. Fernhout, Voorzitter

mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris