naar aanleiding van het verzoek van:
1. [Verzoeker]
over het aanvankelijk oordeel van
2. het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam
Procesverloop
Op 13 september 2018 heeft [Betrokkene 1] een klacht ingediend bij het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het Bestuur) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door Verzoeker.
Het Bestuur heeft de klacht ter beoordeling doorgestuurd naar de Commissie Wetenschappelijke Integriteit VU-VUmc (hierna: CWI).
De CWI heeft de klacht van Betrokkene op separate hoorzittingen behandeld en heeft het Bestuur op 5 december 2019 geadviseerd de klacht gegrond te verklaren.
Bij aanvankelijk oordeel van 19 december 2019 heeft het Bestuur dit CWI-advies overgenomen, de klacht gegrond verklaard en twee maatregelen tegen Verzoeker getroffen.
Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel, door middel van een pro forma verzoekschrift dat op 29 januari 2020 door het LOWI is ontvangen.
Verzoeker heeft de gronden van zijn verzoek aangevuld nadat hij daartoe door het LOWI in de gelegenheid was gesteld.
Het LOWI heeft in de vergadering van 18 maart 2020 besloten het verzoek in behandeling te nemen.
Betrokkene 1 heeft te kennen gegeven dat hij aan de LOWI-procedure wenst deel te nemen. [Betrokkene 2] heeft te kennen gegeven dat hij ook als Betrokkene wenst deel te nemen aan de procedure bij het LOWI.
Het Bestuur, Betrokkene 1 en Betrokkene 2 hebben elk een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben op elkaars verweerschriften gereageerd.
Het Bestuur en Betrokkenen 1 en 2 hebben elk een laatste reactie gegeven.
Ter completering van het dossier heeft het LOWI alle stukken opgevraagd die aan het CWI-advies ten grondslag liggen.
Het LOWI heeft in zijn vergadering van 1 september 2020 besloten dat het zich voldoende geïnformeerd acht en dat het de zaak op de stukken zal behandelen. Partijen zijn van dit besluit om geen hoorzitting te houden op de hoogte gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1. Verzoeker is hoogleraar […] aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is corresponding author van een artikel dat in een wetenschappelijk tijdschrift is gepubliceerd. Betrokkene 2 is de eerste auteur van dit artikel. Naast Betrokkene 2 en Verzoeker zijn er nog meer coauteurs van het artikel. Deze hebben er echter voor gekozen om niet deel te nemen aan de LOWI-procedure.
2. Er zijn verschillende versies van het artikel ter publicatie aan het tijdschrift aangeboden. Nadat het tijdschrift had geweigerd om de eerste aangeleverde versie te publiceren, is het artikel ingrijpend gewijzigd en opnieuw ter publicatie aangeboden. Deze tweede versie is wél geaccepteerd en is vervolgens gepubliceerd in het tijdschrift.
De klacht
3. Betrokkene 1 klaagt dat Verzoeker hem ten onrechte heeft geschrapt als
coauteur van het artikel. Hij voert verschillende argumenten aan ter onderbouwing van zijn stelling dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de eerste versie van het artikel die ter publicatie is aangeboden.
Aanvankelijk oordeel
4. Betrokkene 1 wordt met het aanvankelijk oordeel in het gelijk gesteld. Het Bestuur oordeelt onder verwijzing naar het CWI-advies dat Verzoeker als corresponding author verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld. Aan Verzoeker is door het Bestuur een sanctie opgelegd. Het Bestuur heeft hem ook opgedragen het artikel terug te trekken.
Verzoek
5. Verzoeker is het niet eens met het aanvankelijk oordeel. Volgens hem komt Betrokkene 1 die sinds 2013 niet langer zijn collega is geen auteurschap toe, omdat hij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het artikel zoals dat uiteindelijk is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift en evenmin aan de eerste ter publicatie aangeboden versie van het artikel. Verzoeker betoogt ook dat de CWI buiten haar bevoegdheid is getreden met haar oordeel dat Verzoeker Betrokkene 1 in de gelegenheid had moeten stellen om als auteur bij te dragen aan het artikel zoals dat uiteindelijk is gepubliceerd. Volgens Verzoeker had de CWI dit niet mogen overwegen, omdat Betrokkene 1 dit punt niet heeft aangevoerd in zijn verzoek. Betrokkene 2 sluit zich aan bij het standpunt van Verzoeker dat Betrokkene 1 geen auteurschap toekomt.
Toetsingskader LOWI
6. Het LOWI adviseert het Bestuur van een bij het LOWI aangesloten instelling over een door het Bestuur vastgesteld (aanvankelijk) oordeel over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit. Het LOWI adviseert niet uit eigener beweging, maar slechts naar aanleiding van een daartoe strekkend ontvankelijk verzoek.
7. Indien het LOWI een ontvankelijk verzoek in behandeling heeft genomen, toetst het aan de hand van het verzoek, de overgelegde stukken en de eventuele hoorzitting of het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur voldoet aan de daaraan vanuit het oogpunt van zorgvuldige klachtbehandeling te stellen eisen en of het aanvankelijk oordeel in overeenstemming is met de normen voor wetenschappelijke integriteit. Hierbij betrekt het LOWI de klachtenregeling van de desbetreffende instelling. De normen van wetenschappelijke integriteit zijn neergelegd in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit die op 1 oktober 2018 in werking is getreden. Dan wel, indien de onderzoeksactiviteiten waarop het verzoek ziet zijn gestart vóór 1 oktober 2018, in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004, laatstelijk herzien in 2014.
8. Het oordeel dat een of meer normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden, leidt niet per definitie ook tot het oordeel dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden.
9. Het LOWI is niet bevoegd om te oordelen over strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of civielrechtelijke kwesties noch over wetenschappelijke controversen. Bij het laatste is sprake van een interpretatieverschil c.q. een verschil van mening over een wetenschappelijk oordeel. Wetenschappelijke controversen dienen te worden bediscussieerd en beslecht in het daartoe geëigende forum.
Auteurschap in de gedragscode en LOWI-jurisprudentie
10. Vast staat dat de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (2014) de geldende gedragscode is in deze zaak. Uitwerking 1.4 van die gedragscode luidt:
“Auteurschap wordt erkend. In het vakgebied gebruikelijke regels worden daarbij nageleefd.”
11. Zoals het LOWI eerder heeft overwogen in LOWI-advies 2018-02 (www.lowi.nl) houdt dit in dat in wetenschappelijke publicaties eerlijk en fair de substantiële (wetenschappelijke) bijdragen van anderen worden erkend en herkenbaar tot uitdrukking worden gebracht. Wanneer iemand een wezenlijke (wetenschappelijke) bijdrage heeft geleverd aan de publicatie behoort hij (mits hij daarvoor toestemming verleent) in die publicatie als coauteur te worden genoemd. Met het leveren van een wezenlijke bijdrage aan een publicatie wordt niet alleen gedoeld op het schrijven van tekstdelen of het kritisch herzien van tekstdelen, maar ook op het concipiëren en ontwerpen van een onderzoeksproject, het delen en interpreteren van onderzoeksresultaten of onderzoeksgegevens en het vertalen daarvan in figuren en tabellen, en het doen en uitwerken van experimenten. Het gaat, kortom, om het verrichten van substantiële wetenschappelijke inspanningen ten behoeve van de totstandkoming van een publicatie.
Beoordeling LOWI
Beschikbaarheid van het deskundigenadvies
12. De advocaat van Verzoeker stelt in zijn reactie op de verweerschriften dat hij niet beschikt over het deskundigenadvies en dat hij niet in de gelegenheid is geweest te verifiëren of dat advies deugdelijk is. Het LOWI kan uit het dossier niet met zekerheid opmaken of het deskundigenadvies ten tijde van de CWI-procedure met partijen is gedeeld en of partijen in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren. Duidelijk is wel dat partijen middels het CWI-advies in ieder geval op de hoogte zijn gesteld van de identiteit van de deskundige.
Hoewel de Klachtenregeling Wetenschappelijke integriteit VU-VUmc niet voorschrijft dat een deskundigenadvies met partijen moet worden gedeeld en dat partijen in de gelegenheid moeten worden gesteld om op het advies te reageren, vereist een zorgvuldige klachtbehandeling dit naar het oordeel van het LOWI wel, in ieder geval wanneer de CWI haar oordeel mede op het deskundigenadvies wil baseren. Het LOWI zal het Bestuur daarom adviseren om na te gaan of Verzoeker ten tijde van de CWI-procedure in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het deskundigenadvies en, indien blijkt dat dit niet het geval is, de werkwijze en de Klachtenregeling op dit punt aan te passen met het oog op de behandeling van toekomstige klachten. Zoals ook in het procesverloop staat beschreven, heeft het LOWI het gehele CWI-dossier opgevraagd. Het deskundigenadvies van 23 mei 2019 maakt onderdeel uit van deze stukken en is met Verzoeker gedeeld. Het LOWI heeft dit deskundigenadvies beoordeeld en ziet geen aanleiding om aan de deugdelijkheid van het advies te twijfelen. Het LOWI zal het deskundigenadvies daarom mede betrekken bij de beoordeling van het verzoek.
Peilmoment auteurschap en bevoegdheid CWI
13. Vast staat dat Betrokkene 1 geen bijdrage heeft geleverd aan de aanpassingen aan de tweede versie van het artikel nadat de eerste versie door het tijdschrift werd geweigerd. Volgens Verzoeker leidt dit tot de conclusie dat Betrokkene 1 geen recht heeft op auteurschap. Het LOWI volgt Verzoeker niet in dit betoog. Verzoeker miskent hiermee immers dat Betrokkene 1 tegen zijn eigen wil niet in de gelegenheid is gesteld om een bijdrage te leveren aan de aanpassingen ten behoeve van het uiteindelijke artikel. Het peilmoment voor het auteurschap van Betrokkene 1 is niet de indiening of publicatie van de tweede en aangepaste versie van het artikel, maar het moment waarop de eerste versie van het artikel bij het tijdschrift werd aangeleverd. Indien Betrokkene 1 op dat moment en met betrekking tot die eerste versie recht had op auteurschap, mag het enkele uitblijven van zijn betrokkenheid bij de tweede en gepubliceerde versie van het artikel door Verzoeker niet als argument worden gebruikt dat Betrokkene 1 geen auteurschap zou toekomen.
14. Betrokkene 1 klaagt dat hij ten onrechte is geschrapt als coauteur. Deze klacht omvat naar het oordeel van het LOWI ook de mate waarin hij door Verzoeker zou zijn weerhouden om invulling te geven aan het auteurschap dat hij claimt. Het LOWI volgt Verzoeker daarom niet in zijn betoog dat de CWI buiten haar bevoegdheid is getreden met haar overweging dat Verzoeker Betrokkene 1 in de gelegenheid had moeten stellen om als auteur bij te dragen aan het artikel zoals dat uiteindelijk is gepubliceerd.
Auteurschap Betrokkene 1
15. De kernvraag in deze zaak is of Betrokkene 1 op het peilmoment auteurschap toekomt op basis van de eerste versie van het artikel dat ter publicatie aan het tijdschrift is aangeboden. Het LOWI is op basis van hetgeen partijen hebben aangevoerd en na bestudering van het complete dossier van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Hierbij betrekt het LOWI de volgende aspecten die in onderlinge samenhang moeten worden bezien.
15.1. Betrokkene 1 heeft het manuscript beoordeeld en becommentarieerd. Volgens de deskundige is dit een serieuze bijdrage. Het LOWI onderschrijft dit en overweegt dat uit de opmerkingen over onder meer gebruikte literatuur en statistiek blijkt dat Betrokkene 1 een volwaardig lid was van de groep coauteurs die het artikel heeft geschreven. Ook betrekt het LOWI bij zijn oordeel dat Betrokkene 1 in een proefschrift-hoofdstuk van een van de overige coauteurs wél als coauteur is opgevoerd, terwijl dat hoofdstuk identiek is aan de eerste versie van het artikel zoals het ter publicatie bij het tijdschrift is aangeboden en waarover Betrokkene 1 auteurschap claimt.
Verder komt uit het dossier naar voren dat Betrokkene 1 een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de analyse en interpretatie van de onderzoeksgegevens. Hij heeft de zogenoemde [naam methode] die afkomstig is van een [buitenlands] bedrijf zodanig verder uitgewerkt en beschreven dat deze ook daadwerkelijk kon worden gebruikt in de onderzoekspraktijk, zoals het onderzoek in deze zaak. Dat Betrokkene 1 de methode alleen zou hebben beschreven en dat de eer voor de methode vooral toekomt aan het bedrijf zoals Verzoeker stelt, is naar het oordeel van het LOWI te kort door de bocht. In de verdere uitwerking van de methode is voor Betrokkene 1 veel werk gaan zitten.
Tot slot betrekt het LOWI bij zijn oordeel dat Betrokkene 1 de analyse heeft voorgedaan aan één van de overige coauteurs (een masterstudent) die hem hiervoor blijkens het CWI-dossier ook de erkenning en waardering geeft.
16. Betrokkene 1 had op het peilmoment en op basis van de eerste versie van het artikel dus recht op auteurschap. Verzoeker heeft Betrokkene 1 niet in de gelegenheid gesteld om als auteur bij te dragen aan de tweede versie van het artikel. De wezenlijke bijdragen van Betrokkene 1 aan de eerste versie van het artikel (in ieder geval ten aanzien van methode en analyse) komen desondanks in vergelijkbare mate terug in de tweede versie van het artikel.
Gelet op het voorgaande is het LOWI van oordeel dat de CWI terecht heeft overwogen dat Betrokkene 1 in zijn auteurschap had moeten worden erkend. Het had op de weg van Verzoeker als corresponding author gelegen om het tijdschrift, dat een maximumaantal auteurs hanteert, te verzoeken om meer auteurs dan het maximumaantal toe te staan. Uit het dossier blijkt dat dergelijke verzoeken bij het tijdschrift kunnen worden gedaan, mits gemotiveerd. Verzoeker heeft niet geprobeerd om Betrokkene 1 langs deze weg in zijn auteurschap te erkennen. Dat Betrokkene 1 niet in zijn auteurschap is erkend en dat daarmee uitwerking 1.4 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (2014) is geschonden, rekent het Bestuur Verzoeker aan. Verzoeker heeft deze toerekening en de kwalificatie van deze schending als verwijtbaar onzorgvuldig niet betwist. Het LOWI zal zich hier verder dan ook niet over uitlaten.
Conclusie
17. Het Bestuur is onder verwijzing naar het CWI-advies terecht tot de conclusie gekomen dat uitwerking 1.4 van de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (2014) is geschonden. Het advies van het LOWI staat op de volgende pagina.
ADVIES
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:
I. verklaart het verzoek van [Verzoeker] ongegrond;
II. adviseert het Bestuur het aanvankelijk oordeel ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel;
III. adviseert het Bestuur om met Verzoeker en Betrokkene 1 in overleg te treden op welke wijze alsnog vorm kan worden gegeven aan het auteurschap van Betrokkene 1;
IV. adviseert het Bestuur om na te gaan of Verzoeker ten tijde van de CWI-procedure in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het deskundigenadvies en, indien blijkt dat dit niet het geval is, de werkwijze en de Klachtenregeling op dit punt aan te passen met het oog op de behandeling van toekomstige klachten.
Aldus vastgesteld op 7 oktober 2020 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.