Besluit van het LOWI van 2 oktober 2018 ten aanzien van het verzoek van …, bij het LOWI ingediend op 26 juni 2018 en betreffende het (aanvankelijk) oordeel van het College van Bestuur van de Universiteit Leiden van 5 juni 2018, naar aanleiding van een klacht van 14 april 2018 over een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit door … .
1. Het verzoek
Op 26 juni 2018 heeft … (verder: Verzoeker) aan het LOWI verzocht om een advies te geven aan het College van Bestuur van de Universiteit Leiden (verder: het Bestuur) over het (aanvankelijk) oordeel van het Bestuur van 5 juni 2018 (verder: oordeel) naar aanleiding van een klacht van Verzoeker, ingediend bij het Bestuur op 14 april 2018 (verder: klacht).
De klacht
De klacht is gericht tegen … (verder: Betrokkene). In de klacht heeft Verzoeker, kort samengevat, aangevoerd dat Betrokkene wangedrag van collega’s van … (verder: Commissie) heeft toegelaten, dat Betrokkene twee relevante nevenfuncties niet heeft vermeld op de website van de Universiteit Leiden en dat Betrokkene een e-mail heeft gestuurd aan verschillende personen met een review van een artikel van Verzoeker en daarin heeft aangegeven dat het artikel ‘…’ bevat en gepubliceerd is in een ‘…’.
Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI)
De CWI van de Universiteit Leiden heeft op 28 mei 2018 advies uitgebracht over de klacht.
De CWI heeft erop gewezen dat een klacht niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien deze geen betrekking heeft op een schending van de wetenschappelijke integriteit.
De CWI heeft overwogen dat Verzoeker zich tot de Commissie heeft gewend met een melding van fraude bij een bepaalde wetenschappelijke publicatie en dat uit de stukken kan worden afgeleid dat Verzoeker het niet eens is met de conclusie van de Commissie dat geen sprake is van fraude. Uit de regels van wetenschappelijke integriteit vloeit niet voort dat Betrokkene door zijn toetreding tot het bestuur van de Commissie opnieuw onderzoek moet laten uitvoeren naar de betreffende publicatie.
Verder is de klacht over het melden van de nevenwerkzaamheden feitelijk onjuist. Betrokkene heeft de nevenwerkzaamheden tijdig gemeld, maar de website was op dit punt nog niet geactualiseerd. Tot slot kan de e-mail van Betrokkene niet worden aangemerkt als een wetenschappelijke review van het artikel van Verzoeker. Er is sprake van louter persoonlijke opvattingen.
De CWI heeft het Bestuur geadviseerd om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel
Het Bestuur heeft conform dit advies van de CWI zijn oordeel vastgesteld.
Het verzoek
Verzoeker is het niet eens met het oordeel van het Bestuur en heeft het LOWI verzocht hierover een advies te geven. Het verzoekschrift van 23 pagina’s bestaat uit een inleiding, 78 randnummers en diverse opmerkingen. Aan het verzoek zijn in totaal 15 bijlagen toegevoegd.
Verzoeker heeft verwoord welke bezwaren hij heeft tegen de samenstelling van de CWI, waarom hij meent dat de termijn voor niet-ontvankelijkverklaring van de klacht is overschreden en waarom de klacht volgens hem gegrond had moeten worden verklaard.
Verzoeker heeft aan het verzoek een stuk toegevoegd van de hand van diverse auteurs (verder: commentaar) over een wetenschappelijke publicatie die volgens Verzoeker frauduleus is en zou moeten worden teruggetrokken (verder: publicatie). De namen van de auteurs van het commentaar zijn niet vermeld, omdat juridische maatregelen jegens hen zouden zijn aangekondigd. Verzoeker heeft het commentaar in tienvoud toegevoegd aan het verzoek.
Volgens Verzoeker had de CWI het commentaar over de publicatie moeten betrekken bij de beoordeling van de klacht over Betrokkene en heeft de CWI ten onrechte overwogen dat de Commissie onderzoek heeft gedaan naar de publicatie. Verzoeker heeft de Commissie meermalen benaderd over de publicatie, maar de Commissie heeft zijn herhaalde verzoeken niet ingewilligd. Verzoeker is uitgebreid ingegaan op zijn communicatie aan de Commissie, op zijn mening over (betrokkenen bij) de Commissie en op diverse klachten die hij bij verschillende instanties over verschillende personen heeft ingediend.
Verzoeker heeft laten weten dat alle leden van het LOWI ervoor moeten waken dat Verzoeker kan gaan betogen dat sprake is van belangenverstrengeling. De kortste klap is volgens Verzoeker dat alle leden van het LOWI een verklaring afleggen dat zij volledig meewerken met Verzoeker, om ervoor te zorgen dat de publicatie zo snel mogelijk wordt teruggetrokken.
Ook heeft Verzoeker gemeld dat een ‘minnelijke schikking’ altijd mogelijk is, maar pas wanneer de publicatie is teruggetrokken en geheel volgens de voorstellen in het commentaar dat door Verzoeker is overgelegd.
Verder bevat het verzoekschrift diverse verzoeken aan het LOWI. Verzoeker heeft gevraagd om onderzoek te (laten) doen naar door hem aangedragen onderwerpen, om door hem gewenste stukken op te vragen en Verzoeker daarvan in het bezit te stellen, om door hem gewenste acties (jegens personen) te (laten) ondernemen, om door hem gewenste adviezen te geven en om door hem gestelde vragen te (laten) beantwoorden.
2. De procedure
Op 3 juli 2018 is aan Verzoeker de ontvangst van zijn verzoek bevestigd en zijn het Bestuur en Betrokkene op de hoogte gebracht van het verzoek. Het verzoek is door het LOWI besproken in de eerstvolgende vergadering van 12 september 2018 en nadien nader besproken. Het LOWI heeft besloten dat het verzoek niet voor (verdere) behandeling in aanmerking komt. Dit besluit wordt hieronder toegelicht.
3. Beoordeling van het verzoek
Het onderhavige verzoek met dossiernummer 2018-13 is niet het enige verzoek dat Verzoeker aan het LOWI heeft voorgelegd. In de periode mei tot en met augustus 2018 heeft Verzoeker nog vier andere verzoeken ingediend (dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-14 en 2018-15), alsmede een klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI (klacht over het LOWI 2018, nr. 2).
Het komt een enkele keer voor dat een en dezelfde Verzoeker meer verzoeken indient bij het LOWI, maar een aantal van vijf verzoeken met bovendien een klacht kent geen precedent, behalve Verzoeker zelf. In een eerdere periode (2013/2014) heeft Verzoeker een aantal van zeven verzoeken ingediend, alsmede een klacht over de toenmalige ambtelijk secretaris van het LOWI.
Deze veelheid aan verzoeken door Verzoeker, hun onderlinge samenhang en de inhoud ervan doet de vraag rijzen of het gebruik dat Verzoeker maakt van de bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen, in overeenstemming is met het doel waarvoor de procedure bij het LOWI in het leven is geroepen.
De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen
Het Reglement LOWI 2018 regelt de bevoegdheid om het LOWI te verzoeken om advies te geven. Die bevoegdheid komt toe aan degene die in een klachtprocedure naar aanleiding van een vermoede schending van wetenschappelijke integriteit Klager of Beklaagde is geweest. Het advies van het LOWI is niet gericht aan de Verzoeker, maar aan het betrokken Bestuur en betreft het (aanvankelijk) oordeel van dit Bestuur over de vermoede schending van wetenschappelijke integriteit. De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen is gegeven met het oog op het algemene belang van een integere wetenschapsbeoefening.
Misbruik van bevoegdheid: relevante bepalingen
Bevoegdheden kunnen worden misbruikt. Dat kan leiden tot schade aan individuele belangen of aan algemene belangen. Er zijn verschillende mogelijkheden om misbruik van bevoegdheid tegen te gaan. In dit verband zijn de volgende (wettelijke) bepalingen van belang.
Artikel 3:13 BW luidt:
- Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
- Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
- Uit de aard van een bevoegdheid kan voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.
Uit deze bepaling volgt dat een bevoegdheid niet kan worden ingeroepen wanneer ze wordt misbruikt. Het gebruik van de term “onder meer” geeft aan dat de gegeven opsomming van drie vormen van misbruik van bevoegdheid in artikel 3:13 BW niet uitputtend is. Verder is niet bepaald wat de consequenties van misbruik van bevoegdheid zijn. In diverse (rechterlijke) uitspraken over misbruik van bevoegdheid komen drie mogelijke consequenties voor: een veroordeling in de (proces)kosten, het niet-ontvankelijk verklaren van het verzoek, of het in het ongelijk stellen van de verzoeker.
Artikel 3:15 BW luidt:
De artikelen 11-14 vinden buiten het vermogensrecht toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ABRS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129) volgt dat niet alleen in het civiele recht, maar ook in het bestuursrecht ruimte is voor het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid én dat dit oordeel consequenties heeft voor de behandeling van een zaak. De aard van de klachtrechtelijke rechtsbetrekking, waarvan de verzoekprocedure bij het LOWI deel is, verzet zich niet tegen de toepassing van artikel 3:13 BW.
Artikel 8, eerste lid onder a, van het Reglement LOWI 2018 luidt:
Het LOWI is niet verplicht het Verzoek in behandeling te nemen of de behandeling van een Verzoek verder voort te zetten indien het Verzoek kennelijk ongegrond is.
Uit deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 3:13 BW, volgt dat het LOWI kan besluiten om een verzoek niet of niet verder in behandeling te nemen wanneer het van oordeel is dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Het LOWI kan reeds bij ontvangst van het verzoekschrift tot dit oordeel komen, of op een later moment in de procedure. Het besluit om een verzoek (verder) buiten behandeling te laten, doet de procedure eindigen zonder dat het LOWI een advies geeft.
Misbruik van bevoegdheid: terughoudend met kwalificatie
Onder omstandigheden kan een verzoek bij het LOWI dus worden gekwalificeerd als misbruik van bevoegdheid. Het LOWI gaat hier zeer terughoudend mee om. De bevoegdheid om het LOWI om advies te vragen dient het belang van een integere wetenschapsbeoefening en het bestaan van deze laagdrempelige bevoegdheid is een groot goed. Voor het beperken van de bevoegdheid moeten daarom zwaarwichtige gronden aanwezig zijn, omdat de betrokken Verzoeker in feite de toegang tot een onafhankelijke adviserende instantie wordt ontzegd. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in dit verband overwogen “dat zwaarwichtige gronden onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verleend, dat het gebruik van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.”
Bij een verzoek bij het LOWI zijn niet alleen de belangen van de Verzoeker relevant. Ook moet worden meegewogen dat een integriteitsprocedure een stigmatiserend karakter heeft en zeer belastend kan zijn voor de betrokken wetenschapper. Gebruik van het klachtrecht dat niet te goeder trouw is, moet derhalve worden tegengegaan. Dat is niet alleen omwille van de individuele betrokken wetenschapper. Het is óók van groot belang dat de wetenschappelijke gemeenschap en de maatschappij vertrouwen kunnen hebben in integriteitsprocedures. Dat vertrouwen wordt geschaad als het LOWI zich laat lenen voor verzoekprocedures die manipulatief of malicieus zijn.
Misbruik van bevoegdheid: gedragspatroon Verzoeker
Zoals hierboven al is vermeld, heeft Verzoeker in een eerdere periode zeven verzoeken ingediend bij het LOWI, alsmede een klacht over de toenmalige ambtelijk secretaris van het LOWI. Thans heeft Verzoeker vijf verzoeken ingediend bij het LOWI (dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15), alsmede een klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI (klacht over het LOWI 2018, nr. 2). Een dergelijke veelheid aan verzoeken en klachten door één persoon komt alleen voor bij Verzoeker.
Verzoeker toont een gedragspatroon met een sneeuwbaleffect: Verzoeker dient een klacht in over persoon of instantie X, waarna de behandeling van die klacht door persoon of instantie Y regelmatig leidt tot een nieuwe klacht van Verzoeker, maar dan over persoon of instantie Y, enzovoorts. De verschillende verzoeken bij het LOWI en de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI vloeien voort uit dit patroon.
Het LOWI is een organisatie van vrijwilligers en wordt ondersteund door een kleine staf. De (personele) capaciteit van het LOWI blijft achter bij de capaciteit van een bestuursorgaan of van een reguliere bezwaar-, beroeps- of klachtinstantie. Voor het behandelen van Verzoekers extensieve verzoeken en zijn daaropvolgende diverse tussentijdse berichten is een menskracht nodig die bij het LOWI niet beschikbaar is.
Verzoeker legt met zijn veelheid aan verzoeken een zodanig groot beslag op de beperkte capaciteit van het LOWI dat de zorgvuldige behandeling van de verzoeken van anderen in gevaar komt. De proceshouding van Verzoeker verergert dit. Wanneer procedurele instructies worden gegeven om een en ander zo veel mogelijk in goede banen te leiden, houdt Verzoeker zich daar niet aan en leidt het geven van deze instructies tot het indienen van een klacht door Verzoeker.
Het voorgaande betekent dat sprake is van onevenredigheid tussen het belang dat zou kunnen worden gediend met de behandeling van Verzoekers verzoeken en de structurele grote belasting die dit oplevert voor de betrokken LOWI-leden (zie ook ABRS 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2478). In samenhang met hetgeen hieronder verder wordt overwogen, leidt dit tot de conclusie van misbruik van bevoegdheid door Verzoeker.
Misbruik van bevoegdheid: doel van de verzoeken
Uit de stukken in de verschillende verzoeken is gebleken dat Verzoeker in binnen- en buitenland diverse personen en instanties benadert teneinde iets van hen gedaan te krijgen. Regelmatig heeft dit betrekking op de hierboven genoemde publicatie, die volgens Verzoeker zou moeten worden teruggetrokken. Verzoeker probeert dit op verschillende manieren te bewerkstelligen. Uit de stukken komt het beeld naar voren dat het indienen van klachten over diverse wetenschappers één van die manieren is. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat geen van de wetenschappers die door Verzoeker zijn betrokken in de zaken met de dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15 (co)auteur is van de publicatie of betrokken was bij de totstandkoming van de publicatie.
In het onderhavige verzoek met dossiernummer 2018-13 en in het verzoek met dossiernummer 2018-14 heeft Verzoeker het (anonieme) commentaar over de publicatie overgelegd, zijn bezwaren tegen de publicatie uitgebreid verwoord en gemeld dat dit integraal onderdeel vormt van zijn verzoeken. Ook in andere verzoeken (bijvoorbeeld het verzoek met dossiernummer 2018-12) stelt Verzoeker de publicatie aan de orde. Ook heeft Verzoeker in een aantal verzoekschriften, waaronder het onderhavige verzoekschrift, laten weten dat een ‘minnelijke schikking’ mogelijk is, maar pas wanneer de publicatie is teruggetrokken en geheel is voldaan aan de voorstellen die Verzoeker hierover heeft voorgelegd.
Verzoeker gebruikt de bevoegdheid om een verzoek in te dienen om zijn bezwaren tegen de publicatie onder de aandacht te brengen en deze publicatie in te laten trekken. Dat is een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.
Los van de gerichtheid op de publicatie, bevatten de verzoekschriften en nadere stukken verschillende vragen en voorstellen aan het LOWI die de kaders van de verzoekprocedure te buiten gaan. Zo probeert Verzoeker om via het LOWI de beschikking te krijgen over informatie of stukken die hem eerder door anderen zijn geweigerd, vraagt Verzoeker het LOWI om onderzoek te doen naar onderwerpen die geen (rechtstreeks) verband houden met het onderwerp van de klacht en waartoe het LOWI niet bevoegd is, stelt Verzoeker het LOWI voor om door hem gewenste acties te ondernemen ten aanzien van door hem aangewezen personen, et cetera. Ook op deze manier gebruikt Verzoeker de bevoegdheid om een verzoek in te dienen voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.
Daarnaast dient het indienen van verzoeken kennelijk nog een ander oogmerk. Wanneer Verzoeker niet of naar zijn smaak onvoldoende wordt tegemoet gekomen of wanneer hij meent dat hij onheus wordt bejegend, reageert hij regelmatig met het starten van een klachtprocedure tegen de betrokken persoon. Andere reacties van Verzoeker komen ook voor, bijvoorbeeld het voortdurend blijven contacteren van de persoon in kwestie, het dreigen met het openbaar maken van een zogenaamde zwarte lijst met daarop de gegevens van de persoon in kwestie of het erop aandringen dat de persoon in kwestie wordt ontheven uit zijn functie.
Ook heeft Verzoeker geprobeerd gebruik te maken van andersoortige (interne) klachtprocedures, die niet voor hem openstaan. Deze verschillende reacties hebben met elkaar gemeen dat de ander ermee kan worden geschaad. Verzoeker gaat hierin zo ver, dat hem te verstaan wordt gegeven dat rechtsmiddelen tegen hem (moeten) worden ingezet. Het LOWI kan niet anders dan concluderen dat Verzoeker de bevoegdheid om een verzoek in te dienen gebruikt als pressiemiddel. Dat levert misbruik van bevoegdheid op.
Verzoek met dossiernummer 2018-13
Voor het verzoek met dossiernummer 2018-13, dat verband houdt met het verzoek met dossiernummer 2018-14, wordt ter illustratie nog op het volgende gewezen.
Betrokkene is geen (co)auteur van de publicatie en hij was niet betrokken bij de totstandkoming van de publicatie. Toch is het verzoek voor een groot deel gericht op de publicatie. Verzoeker heeft het commentaar over de publicatie in tienvoud voorgelegd aan het LOWI en is uitvoerig ingegaan op zijn bezwaren tegen de publicatie en op zijn inspanningen om via diverse personen en organisaties, waaronder de Commissie, de publicatie teruggetrokken te krijgen.
Ook heeft Verzoeker een aantal, al dan niet gepubliceerde, artikelen over de publicatie aan het verzoek toegevoegd en correspondentie over de publicatie met onder meer de uitgever overgelegd. Verzoeker gebruikt de bevoegdheid om een verzoek in te dienen om zijn bezwaren tegen de publicatie onder de aandacht te brengen en deze publicatie in te laten trekken.
Dat blijkt ook uit de mededeling in het verzoekschrift dat een ‘minnelijke schikking’ mogelijk is, maar pas wanneer de publicatie is teruggetrokken, en geheel volgens de voorstellen in het commentaar op de publicatie.
Daarnaast heeft Verzoeker de leden van het LOWI gewaarschuwd om ervoor te waken dat hij kan gaan betogen dat sprake is van belangenverstrengeling, in aansluiting waarop hij heeft voorgesteld dat alle leden van het LOWI verklaren dat zij volledig met Verzoeker zullen meewerken, om ervoor te zorgen dat de publicatie zo snel mogelijk wordt teruggetrokken.
Uit de stukken valt verder het volgende op te maken. Betrokkene is in … lid geworden van het bestuur van de Commissie en Verzoeker heeft hem vervolgens meermalen benaderd. Verzoeker heeft geprobeerd om van Betrokkene gedaan te krijgen dat de Commissie alsnog tegemoet komt aan Verzoekers herhaalde verzoeken aan de Commissie. Kort samengevat wil Verzoeker dat de Commissie één van de aangesloten uitgevers bestraft voor diens weigering om te voldoen aan de herhaalde verzoeken van Verzoeker aan deze uitgever. De verzoeken betreffen (het intrekken van) de gewraakte publicatie. Betrokkene is Verzoeker niet tegemoet gekomen.
Vervolgens heeft Verzoeker meerdere klachten ingediend over Betrokkene, de Vertrouwenspersoon en uiteindelijk ook over de Rector Magnificus (Betrokkene in het verzoek met dossiernummer 2018-14, verder: Betrokkene 2018-14). Dit is een uitvloeisel van het eerdergenoemde gedragspatroon met een sneeuwbaleffect en het gebruik van de procedure als pressiemiddel.
Op 7 november 2017 heeft Verzoeker de Vertrouwenspersoon benaderd en hem onder meer gevraagd om Betrokkene ertoe te bewegen met Verzoeker samen te werken, om ervoor te zorgen dat de publicatie wordt teruggetrokken. De Vertrouwenspersoon is Verzoeker niet tegemoet gekomen en is gestopt met reageren op e-mails van Verzoeker.
Vervolgens heeft Verzoeker op 3 december 2017 een klacht ingediend over het functioneren van de Vertrouwenspersoon. Het Bestuur, bij monde van Betrokkene 2018-14, heeft Verzoeker op 11 december 2017 laten weten dat de mogelijkheid om een dergelijke klacht in te dienen niet voor hem open staat.
Daarna heeft het Bestuur geconstateerd dat Verzoeker verschillende e-mails met beschuldigingen aan het adres van de Vertrouwenspersoon en Betrokkene heeft verstuurd, en wel aan een steeds grotere groep derden. Het Bestuur, bij monde van Betrokkene 2018-14, heeft Verzoeker op 13 december 2017 gesommeerd om zijn correspondentie alleen aan het Bestuur te sturen. Verzoeker vat dit op als een dreigbrief van Betrokkene 2018-14.
Daarna heeft Verzoeker op 19 december 2017 opnieuw een klacht ingediend over de Vertrouwenspersoon, ditmaal op basis van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit. Op 15 januari 2018 heeft de CWI deze klacht niet-ontvankelijk verklaard, omdat de klacht geen betrekking heeft op een schending van wetenschappelijke integriteit.
Thans dringt Verzoeker er bij het LOWI op aan om ook een oordeel te geven over dit advies van de CWI van 15 januari 2018. Verzoeker heeft in dat verband verschillende stukken overgelegd, die hij als bijlage wenst toe te voegen aan het onderhavige verzoek met dossiernummer 2018-13 en aan het verzoek met dossiernummer 2018-14.
Over Betrokkene heeft Verzoeker eerst een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag van de Universiteit Leiden, op basis van de Klachtenregeling Ongewenst Gedrag. Deze Klachtencommissie heeft Verzoeker op 5 december 2017 laten weten dat de mogelijkheid om een dergelijke klacht in te dienen niet voor hem open staat. Op 14 december 2017 heeft Verzoeker gevraagd om heroverweging van dit oordeel, hetgeen op 19 december 2017 is geweigerd.
Daarna heeft Verzoeker op 14 april 2018 opnieuw een klacht ingediend over Betrokkene, ditmaal op basis van de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit.
Tot slot heeft Verzoeker op 28 april 2018 nog een klacht ingediend over Betrokkene 2018-14, die Verzoeker verantwoordelijk acht voor de afhandeling van zijn klachten over Betrokkene en de Vertrouwenspersoon.
Zowel in de klacht over de Vertrouwenspersoon, als in de klacht over Betrokkene, als in de klacht over Betrokkene 2018-14 is vermeld dat een ‘minnelijke schikking’ mogelijk is, maar pas wanneer de publicatie is teruggetrokken, en geheel volgens de voorstellen in het commentaar op de publicatie. In de beide verzoeken aan het LOWI (met dossiernummers 2018-13 en 2018-14) die het resultaat zijn van deze drie klachten, heeft Verzoeker eveneens vermeld dat een minnelijke schikking mogelijk is, maar pas wanneer de publicatie is teruggetrokken, en geheel volgens de voorstellen in het commentaar op de publicatie.
Tot slot acht het LOWI nog het volgende van belang. Naast de gerichtheid op de publicatie, bevat het verzoekschrift diverse voorstellen aan het LOWI die de kaders van de verzoekprocedure te buiten gaan. Verzoeker wil dat onderzoek wordt gedaan doen naar diverse door hem aangedragen onderwerpen, dat het LOWI door hem gewenste informatie verzamelt of stukken opvraagt en Verzoeker daarvan in het bezit stelt, dat door hem gewenste adviezen worden gegeven, dat door hem gestelde vragen worden beantwoord en dat het LOWI verschillende door Verzoeker aangedragen onderwerpen opneemt in zijn jaarverslag. Ook op deze manier wordt de bevoegdheid om een verzoek in te dienen gebruikt met een ander doel dan waarvoor zij is verleend.
In dat verband wordt nog gewezen op het volgende.
In de verschillende verzoeken aan het LOWI is een gerichtheid te zien op personen (in binnen- en buitenland) die anders hebben gehandeld dan door Verzoeker gewenst. Daarbij gaat het onder meer om personen die betrokken waren bij de afhandeling van klachten van Verzoeker of personen waarvan Verzoeker denkt dat zij mogelijk betrokken waren bij de afhandeling van zijn klachten. Verzoeker heeft het LOWI in verschillende verzoekschriften gevraagd om maatregelen te (laten) nemen jegens deze personen. Het gaat om maatregelen die de betreffende personen kunnen schaden.
In het verzoek met het dossiernummer 2018-13 heeft Verzoeker het LOWI bijvoorbeeld gevraagd of het hem wil informeren over eventuele negatieve oordelen over CWI-adviezen waarbij de voorzitter van de in zaak 2018-13 adviserende CWI was betrokken. Verder heeft Verzoeker het LOWI gevraagd om het Bestuur te adviseren om het CWI-lidmaatschap van Betrokkene onmiddellijk te beëindigen en om ervoor te zorgen dat Betrokkene nooit meer kan worden benoemd in een dergelijke functie. Over een aantal andere leden van de CWI heeft Verzoeker het LOWI gevraagd om te (laten) onderzoeken of zij wel voldoen aan de benoemingsvereisten. Ook dit gebruik van de bevoegdheid om een verzoek in te dienen, is niet in overeenstemming met het doel waarvoor de bevoegdheid in het leven is geroepen.
Conclusie
Uit artikel 3:13 BW en uit de daarop gebaseerde rechtspraak volgt dat er verschillende vormen van misbruik van bevoegdheid mogelijk zijn. De verzoeken met dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-13, 2018-14 en 2018-15, alsmede de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI moeten, in onderlinge samenhang en ook op zichzelf bezien, worden gekwalificeerd als misbruik van bevoegdheid.
De veelheid aan verzoeken leidt tot onevenredigheid tussen het belang dat zou kunnen worden gediend met de behandeling ervan en de grote structurele belasting die dit oplevert voor de betrokken LOWI-leden. Verder is gebleken dat de verzoeken zijn ingediend met een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is verleend.
Gelet op het bovenstaande wordt het onderhavige verzoek met het dossiernummer 2018-13 niet (verder) in behandeling genomen. Hetzelfde geldt overigens voor de verzoeken met de dossiernummers 2018-11, 2018-12, 2018-14 en 2018-15, alsmede voor de klacht over de adjunct-secretaris van het LOWI. Verzoeker en de bij die andere verzoeken betrokken Besturen worden hierover separaat bericht.
4. Besluit van het LOWI
Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt niet (verder) in behandeling genomen.
Het LOWI zal eventuele toekomstige verzoeken en klachten van Verzoeker beoordelen met inachtneming van artikel 3:13 BW.
Prof. mr. dr. R. Fernhout, Voorzitter
mr. H.M.L. Frons, Ambtelijk Secretaris